dragen bij eeuwfeest van Jnie School en Evangelie !eg het eenvoudig, nauwkeurig en snel i UH A Een moeizame driehoeksrelatie en gedenkboek dat tot bescheidenheid stemt Dr. Rijnsdorp: „Met vreugd naar school" fp© Üi Wetenschap en techniek door Rob Foppema JERDAG 20 JANUARI 1979 BINNENLAND TROUW/KWARTET 11 or Bert de Jong Stichting Unie „School en mgelie" viert vandaag in Domkerk en het Jaar- ïrscongres-centrum te echt haar eeuwfeest. Her- tot wordt hoe honderd jaar eden de plaatselijke comi- die de handtekeningen imelden voor een smeek- le aan koning Willem in i verenigden in de landelij- organisatie de Unie toool met den Bijbel." ieze smeekbede werd, zoals dat iemd werd. een beroep gedaan op geweten van de vorst om de reeds de Tweede Kamer aanvaarde »lwet. die zeer schadelijk was het christelijk onderwijs, niet zijn handtekening te bekrach- Unie werd opgericht met als eer- doel Jaarlijks een landelijke col- (de bekende unie-collecte) te niseren voor het christelijk on- rijs, waaraan toen wel alle eisen :n gesteld, maar niet door de werd bekostigd. ns het eeuwfeest vandaag wordt fdenkboek aangeboden met als „In het honderdste Jaar". Opval- in dit gedenkboek is, dat niet een zekere voldoening en triomf tostalgisch wordt teruggekeken het verleden. Uiteraard is er alle a tot dankbaar herdenken. Maar gedenkboek stemt tot beschei- ;id en zelfs verlegenheid. Want immers niet zo duidelijk meer oewel de medewerkers van het stelijk pedagogisch studiecen- i drs Jaap Hordijk en H. Stolk een richting öangeven, waarin t worden gezocht hoe het ver met het christelijk onderwijs ootste gevaar die bescheidenheid en verlegen- kom Je niet alleen door de bij en aan het boek van het eigen estants christelijke erf, maar al door de opstellen van de is katholieke mr C. E. Schelfhout an dr Steven C. Derksen, die als van het openbaar onderwijs zijn geeft op de christelijke school. ierksen verwijt het christelijk on- |hjs opportunisme en houdt het kge! beeld voor: „Terecht neemt ^het de bijzondere school kwalijk, ze het in een aantal gevallen il op het punt van de docenten «rat de leerlingen betreft met het titeitsprobleem niet zo nauw t genomen en zo de intenties van hristelijke school soms heeft ge- d aan een ordinair, hoewel zeer selijk machtsstreven." Dat op- unlsme is volgens dr Derksen een de grootste gevaren, die het stelijk onderwijs bedreigen. ichrijver uit het openbaar onder- herinnert er verder aan. dat de ïstants-christelijke school in een niet zo ver verleden de gang- kster was van een sterk nationa- »ch gericht en allerminst vredes- nd denken. Denk aan vereenzelvi- van God, Nederland en Oranje, was het „christendom op zijn Maar, schrijft dr Derksen, de van de scholen zijn op dit punt in gebreke gebleven. En juist lit het protestants-christelijk on- rtjs zijn de laatste Jaren initlatie- in meer positieve richting ont- leld. Dr Derksen ontkent het bestaans recht van de christelijke school niet. Maar voorwaarde is. dat de eigen christelijke identiteit duidelijk moet worden, zowel wat de bezetting als de programma's betreft. Hij schrijft: ..Aan een verwaterde christelijke school, waarvan een groot deel van de docenten en de ouders de doelstellin gen niet (meer) onderschrijft en waar in de programma's nauwelijks meer herkenbaar zijn, bestaat in de toe komst nog minder behoefte dan op dit ogenblik." Alleen praktisch Ook mr Schelfhout schrijft over het opportunisme van de bestuurders van de christelijke school. Men had de rooms-katholieke scholen nodig in de schoolstrijd. Maar de verhouding der christenen is pragmatisch ge bleven. Hun machtige organisaties hebben tot op de dag van vandaag nog nooit samen gesproken over de functie van het onderwijs en de zin van de onder wijsvrijheid. Mr Schelfhout schrijft: „Er is nooit een bondgenootschap van katholieken en protestanten ont staan juist inzake hun gemeenschap pelijk geloof." De Unie krijgt verder van de vroegere staatssecretaris van onderwijs het advies zich te distantiëren van het eigen verleden. „Niet om wortels los te laten, maar om een vervalsing te' ontgaan, die niet langer naar de toe komst moet worden overgedragen. Er is geen sprake van dat christenen in dit land voor hun school geteisterd zijn: ze hebben slechts hun noodzake lijke prijs betaald aan begerenswaar dige ontwikkelingen van recht en vrijheid. De geschiedenis van de schoolstrijd zou moeten worden her schreven." met vreugd Als die herschrijving nodig zou zijn, van het hoofdstuk van het gedenk- or J. G. A. Thijs Mr. C.E. Schelfhout ...geen geschiedvervalsing... Dr. C. Rijnsdorp ...structuren niet christelijk... boek van dr C. Rijnsdorp kan dat niet worden gezegd. De bijdrage van de nu 84-jarige auteur, die zich globaal tachtig van de honderd Uniejaren uit eigen waarneming herinnert, is uniek. Hij schrijft over zijn schooljaren van 1898 tot 1908 en laat scherpe momentopnamen zien van het Dells- haven van omstreeks de eeuwwisse ling. Duidelijk herinnert Rijnsdorp zich de geborgenheid van het christelijk on derwijs, dat hij mocht genieten. Toen hij acht of negen Jaar was moet hij in zijn dagboek hebben geschreven, dat hij „met vreugd naar school ging" Dat is dan ook de titel van Rijns dorps bijdrage. Zo ging het op de zondagsschool toe: ,Jk herinner me een kerstviering, ln de kerk. Mij is de totaalindruk bijgebleven vn het ont zettend rumoer, het bos van bewe gende, begerig uitgestoken handen naar de cadeautjes, de sinaasappelen en de kerstvertelling, waarnaar nie mand luisterde. Dit moet in 1904 ge weest zijn toen ik tien Jaar was." Rijnsdorp pleit niet voor herschrij ving van de geschiedenis, maar wel stelt hij: „Zonder ln een ander uiter ste te vervallen dient het onderwijs ln de vaderlandse geschiedenis van on christelijk chauvinisme te worden ge zuiverd." Volgens Rijnsdorp verschanste het protestants-christelijk denken zich in een Nederlands nationalisme met een calvinistisch stempel. Een nationalis tisch versmald christendom verloo chent zijn evangelische oorsprong. Er was, aldus Rijnsdorp in zijn kritische terugblik op het verleden, van meer versmalling sprake: de blinde vlek van het structurele onrecht op soci aal gebied. Maar er waren ook geweldige plus punten: de sluimerende dynamiek van de evangelische opdracht en de rijkgeschakeerde Joodse wijsheid te genover het schrale verlichtings denken. Toekomst In het gedenkboek wordt ook veel over de toekomst geschreven. Rijns- dorp maakt met deze zin een sprong naar de toekomst „Met de oude filo sofieën komen we niet verder. We staan voor het feit, dat we in Neder land een complex van christelijk ge heten organisaties bezitten, die ge schiedenis hebben gemaakt en de na tuurlijke drang vertonen tot zelfbe houd en zelf uitbreiding." De overge leverde christelijkheid in Nederland is in een dwangpositie gekomen. Over de christelijke organisaties merkt Rijnsdorp verder op, dat struc turen door christenen kunnen wor den gevormd, met christelijke bedoe lingen. Maar in zich zelf kan geen structuur ter wereld christelijk wor den genoemd. Het christelijke laat zich niet organiseren „Een christelij ke school of partij kan uit zich zelf nooit christelijk zijn, al heet het zo. indien ze niet gedragen wordt door christelijke persoonlijkheden." Een christelijke school is ook niet christelijk als er het vak godsdienst onderwijs wordt gegeven. Dit komt duidelijk naar voren in de artikelen, die handelen over de vraag hoe aan het christelijk onderwijs Inhoud moet worden gegeven. Het schoolleven als geheel, merkt dr Foeke H. Kuper op, moet Juist, wanneer het bijbels ge ïnspireerd is, een belangrijke steun zijn voor het godsdienstonderwijs. Prof. dr P. J. Roscam Abbing geeft een schets van hoe onze samenleving moet zijn. Zijn vraag ls hoe het chris telijk onderwijs aan de realisering daarvan kan meewerken. De maat schappelijke vragen met betrekking tot arm en rijk. zwart en wit, man en vrouw en oorlog en vrede moeten ln de school ter sprake komen. In de regel zal het wijs zijn een concrete noodsituatie of wantoestand als aan leiding te gebruiken Prof. dr. PJ. Roscam Abbing ...school en maatschappij... het middel doel ls geworden? Dreigt de school niet te worden tot een selec tie-apparaat dat de dommen en de knappen technisch voorselecteert? Dreigt ook de christelijke school bij alle verleende vrijheid en financiële gelijkstelling, meer dan we ons veelal realiseren, gelijkgeschakeld te wor den aan een prestatiemaatschappij, aan de beoordelingen en waarde ringsnormen van die maatschappij, aan de illusie van het hebben boven de kwaliteit van het zijn.?" Dr. R. Ferwerda, rector van het Mar- nix-college in Ede, gaat ook tegen deze mentaliteit en gelijkschakeling in. Hij noemt het een gevaar, dat men op de christelijke scholen klakkeloos de rijksleerplannen overneemt, dat men louter wetenschappelijke ver worvenheden wenst door te geven en naar samenhang, achtergrond, doel stellingen en consequenties daarvan niet vraagt. Een schoolwerkplan kan tegen dit gevaar in gaan. Kerk en schmool Prof. dr. G. van Leeuwen schrijft over het gezing, school en kerk in hun samenwerking op het terrein van de christelijke opvoeding. Zijn conclusie is: ,Er ls alle reden om van de school uit om te zien naar de kerk en van de kerk uit de school te (herontdek ken." Prof. Van Leeuwen vraagt zich af of de school niet te veel moet capituleren voor de eisen van de sa menleving. Is ze niet principieel maatschappij bevestigend? Hij ver volgt: „Dreigt de school niet een in strument te zijn van onmpersoonlijk weten, van technische kennis, waar in Nog hoop Dr. Steven C. Derksen ...geen verwaterde christelijke school Drs. Jaap Hordijk, medewerker van het Christelijke pedagogisch studie centrum schrijft, dat de "hoop nog niet ls verloren, dat een vernieuwde christelijke school kan worden ge bouwd. het geheim ls, dat voor dit christelijk onderwijs „keuzen" moe ten worden gemaakt, die anderen niet doen. In het onderwijs moet men zich in de eerste plaats afvragen hoe we tegen elkaar en tegen kinderen aankijken. Hoe gaan we met elkaar om? Het leren moet altijd een functie hebben in de relatie tot elkaar. Er is niet direct een leerplan nodig, maar een communicatieplan. De tweede keus wordt bepaald door de kijk op het leven, de maatschappij en de wereld, waarin we leven. Hor dijk heeft het over een „koninkrijk" waarin niet de knapsten, de intellec tuelen, de groten en de zelfverzeker den voorop staan. Waar niet geldt, dat bezit en kennis macht bete kenen". De derde keuze ls dan de pedagogi sche opdracht. Dat betekent, dat het accent wordt gelegd „Op een school gemeenschap Op erkenning en aan vaarding van elkaar. Op het aanleren van samenwerken en samen-doen." Dat ls het perspectief voor het chris telijk onderwijs, waarover, ondanks alles, ln het gedenkboek van de hon derdjarige Unie wordt geschreven. Gedenkboek Stichting Unie „School en Evangelie" 1879-1979 „In het hon derdste jaar". Uitgave J.H. Kok, Kampen prijs ƒ27,50. ag deze week weer eens flink wat ntijds spul in de nieuwsetalages ijk. Inspraak, stadsvernieuwing. ien, groeikernen en nog heel wat r zaken waarover onze (grootkm- zich het hoofd niet gebroken ben, ze werden duchtig aan de gesteld en dat terwijl de mees- geachte afgevaardigden op het gse Binnenhof er het zwijgen nog deden de inspraak was ditmaal eens prettigs te horen: die staat er niet lecht voor, menen twee onderzoe die hun licht opgestoken hebben iet terrein van de stadsvemleu- l Vooral dat woord „inspraak" ls aatste tientallen jaren flink op de gegaan; niemand zal bij het ho- ervan nu nog denken aan een eving' of „innerlijke stem", en die Ücenis heeft het woord toch eeu- gehad. Gebruikte de dichter Ger- Adraensz.Bredero het al niet in tin in een bekend geworden 'gees- (is geestelijk) liedeken'? In dat le gedicht verzucht Bredero tot (ik moderniseer de spelling' r> ..Och had ik kunnen horen/Uw raak eer ik viel/Zo zou ik nu uw nNiet dragen op mijn ziel Ook tadsvemieuwing is van deze mo- e tijden; ik kan me niet voorstel- iat iemand het woord ui de mond toen heeft in het begin-zestien- euwse Amsterdam, waarin Bre dero heeft rondgelopen („geslenterd en gedagdiefd", volgens de twintig- ste-eeuwer Marsman). Niet zo vol Over de groeikernen (de plaatsen waar volgens de overheid meer hui zen met mensen erin mogen komen) viel deze week te vernemen dat ze vrijwel zeker minder vol zullen wor den dan de voorspellers ons voor speld hebbebn. Minister Beelaerts van Blokland sprak het voor de radio niet tegen, en daarbij onthaalde hij het luisterend publiek ook nog even op de gewichtige term „geconcen- treerdenopvang" (het onderbrengen van de mensen ln die groeiende plaat sen, zal hij bedoeld hebben). Het kra ken van huizen kwam deze week op de proppen bij de voorgestelde maat regelen tot bestrijding van de „leeg stand" en daarmee heb ik opnieuw een woordje te pakken dat akelige modieuze Jargon-neigingen gaat ver tonen. De inspraak was in een wat modieus verband opnieuw present ln het praatje, waarin oud-premier Ba rend Biesheuvel deze week vertelde over zijn werk als voorzitter van de werkgroep die zich bezint over de toekomstige status van de Neder landse Antillen. Blesheuvel hoopt te bevorderen, zei hij, dat aan de bevol king in de West een „stukje inspraak" gegeven wordt. Hoe groot of hoe klein dat „stukje" volgens Blesheuvel moet worden kregen we niet te horen; het bleef even onduidelijk en onbe paald als de andere stukken en stuk jes die tegenwoordig zo veelvuldig over de tong gaan. Misschien zou een uitspraak daarover ook wel erg on politiek geweest zijn en politiek „boeit" Blesheuvel nog steeds, hij zei het dinsdagavond zelf. Scharrelei Een ander eigentijds verschijnsel was deze week het (omstreden) scharrelei. al bekend in vele winkels maar in de woordenboeken die ik ken nog steeds ongenoemd. Het is nu wel doorge drongen in een officiële „algemene maatregel van bestuur", het „land- bouwkwaliteltsbeslult (sorry voor het lange woord, we hebben dat echt niet op de krant bedacht) scharreleieren", dat afgelopen donderdag van kracht werd. De woordenboeken zullen er nu ln hun volgende drukken wel niet meer omheen kunnen Volop eigentijds was helaas ook de verschrikkelijke uitspraak van het hier veelvuldig gebruikte Engelse woord „partner", waarbij de a net zo klinkt als ln de oer-Hollandse woor den „lach" en „dag". In vakbonds kringen hoor Je het woord zelden an ders uitspreken („sociale partners"), maar nu nam minister Albeda zondag in het publiek deze miserabele uit spraak over. Biesheuvel deed het ln zijn al vermelde radiogesprek heel wat beter: hij had het over de „part ners" in het koninkrijksoverleg en dat klonk heel wat meer zoals het hoort: gewoon Engels. De poging tot ver-Nederlandslng van de uitspraak van dat woord is even kwalijk als het binnensluipen (via de grens bij Nieu- weschans) van iets dat als „kuur oord" aangeduid wordt. Als we zoiets gewichtigs binnen onze grenzen wil len hebben zullen we er met bekwame spoed een goed woord voor moeten bedenken. Want „Kuhrort" ls Duits en laten we het asjeblieft Duits hou den. Dan weet je wat je hebt en waar het vandaan komt. De competentie Tenslotte: deze week was het nog stil op het Binnenhof, ik memoreerde dat al, maar volgende week zal de woor denstroom wel weer rijkelijk vloeien. Zo af en toe kan een blik in het verleden heilzaam zijn en Ik moge daarom besluiten met wat een Portu gees Journalist, Ramalho Ortigao, schreef toen hij ons land bezocht ter gelegenheid van de wereldtentoon stelling ln 1883. HIJ nam ook een kijkje op ons Binnenhof en hij con stateerde dat daar maar één ding belangrijk is: de competentie. „Geen IJdele woordenvloed vermag de Hol landse kiezer van deze enige zorg af te brengen", aldus de Portugees, vol gens wie het ln onze Kamer zo toe ging „Ieder zegt ,)wat hij te zeg gen heeft, eenvoudig, nauwkeurig en snel." Dus toch een goeie ouwe tijd? Wï Tussen wetenschap, techniek en samenleving bestaat een driehoeksverhouding die een niet-vrijblijvend ka rakter draagt. Dat is geen verpletterend nieuwe ge dachte, maar het is wel mooi helder geformuleerd. Het is het thema van de dubbele verj aarsredevoering die vorige week gehouden werd voor en in de technische hogeschool Delft (137). Omdat ook de redenaars een paar bekende problemen mooi en helder formuleer den, is het te waarderen dat de TH hun teksten in een brochure heeft neergelegd. De hogeschool heeft sinds een Jaar een afzonderlijke vakgroep Wetenschap, techniek en sa menleving (WTS) teneinde de maatschappelijke vorming van de Delftse ingenieurs gericht te bevorderen. Die maakt onder deel uit van de onderafdeling Wijsbegeerte en maatschappij wetenschappen. En prof. Ir. B.P.Th. Veltman vond het getui gen van tolerantie „en mogelijk ook van moed" om een buiten staander als hemzelf bij de pre sentatie te betrekken. Als natuurkundige (signaalver werking) bleek hij met het beeld van de driehoeksverhouding prima uit de voeten te kunnen. Dat beeld moest, zei Veltman, een zekere onbegrijpelijkheid uitstralen. De natuurkundige kijkt altijd uit naar de wissel werking tussen telkens maar twéé dingen, die beter ls te over zien. „De ongrijpbaarheid ls van het kaliber: A kan meer dan B, B kan meer dan C en C kan meer dan A; wie ls de natuurlijke leider?" De partners in de driehoek WT8 vertonen wat uiteenlopende doelstellingen, aldus Veltman. De wetenschap (waartoe hij ook de technologie rekent, de weten schap der technieken) streeft naar bevrediging van nieuwsgie righeid op hoog niveau (ex treem: een Nobelprijs). De tech niek, opgevat als industrie die produkten en diensten maakt, streeft naar het voortbestaan van de onderneming (extreem: zo veel mogelijk winst). En de samenleving streeft naar wel zijn (extreem: welvaart). ZIJ wil zich kunnen aanpassen aan ver anderende omstandigheden en heeft daartoe produkten van wetenschap en techniek nodig. Veltman: „Van oudsher ls de toelevering van wetenschap aan de samenleving geheel vrijblij vend geweest". De wetenschap voorzag ons van antwoorden op vragen die niet zo speciaal door de samenleving waren gesteld. Vrij (1610 veroorloven, door hun enorme afzetgebieden, grootschalig we tenschappelijk onderzoek te la ten verrichten. Dat gold zowel subtiele produktleverbeterin- gen als het veiligstellen van de afzetmarkten. „De relatie tussen wetenschap en techniek maakte een zeer snelle ontwikkeling door, omdat er gerichte vragen aan de weten schap gesteld werden. De we tenschapper uit nieuwsgierig heid liet zich deze ontwikkeling gemakkelijk aanleunen, daar de technische ontwikkeling hem toelevering verschafte van ui terst geraffineerde Instrumenta ria". „Deze snel gegroeldeJnten- sleve wisselwerking tussen we tenschap en techniek stelde de samenleving vrijwel geheel bui tenspel", constateert Veltman. Daaruit zijn tal van situaties ontstaan die onzinnig aandoen. Met middelen van de overheid ontwikkelde de wetenschap au tomatiseringsmoge lljkheden die grote bressen sloegen ln de vanuit prod uk tie en diensten te leveren arbeidsplaatsen. Dat er onvoldoende tijdige maatrege len zijn genomen om dit op te vangen, aldus Veltman, Illu streert dat het ontbroken heeft aan een krachtige directe terug melding vanuit de wetenschap naar de samenleving/overheid. En nu zijn techniek en weten schap ln Eif en toe stevig contact gekomen met maatschappelijke grenzen en beperkingen. De aanwezigheid van produktle- mlddelen wordt wèl als hinder lijk ervaren, de nieuwe produk ten niet altijd als verheffend. De wetenschap produceert ook ant woorden die de samenleving ei genlijk liever niet wil weten. En de totale kosten van vrije en vrijblijvende wetenschapsbeoe fening rijzen de pan uit en be dreigen andere collectieve voor zieningen. De samenleving onderhield dit gebeuren „als een bijdrage tot geestelijke verheffing, en ver trouwde de opleiding van haar kinderen aan de wetenschap toe". Respect .Mogelijk hebben de sobere levenswijze en de toegewijdheid van de wetenschapper van we leer er toe bijgedragen dat de samenleving een groot respect toonde voor de zelfstandigheid van de wetenschapsbeoefe ning". Maar, aldus Veltman, „ik durf hier wel te zeggen dat de soberheid er thans af ls, dat de toegewijdheid heel menselijke proporties heeft, en dat nieuws gierigheid naar de oorsprong des levens plaats heeft moeten maken voor grote sprongen voorwaarts naar een voortijdige beëindiging van het leven". De oorzaak van die ommekeer ziet hij ln een kortsluiting tus sen wetenschap en techniek. Maar daartoe moet eerst de wis selwerking tussen techniek en samenleving even worden be zien. (Men ziet hoe de natuur kundige met een driehoeksver houding omspringt.) Die wissel werking. constateert Veltman, ls voornamelijk bepaald door aanbod vanuit de techniek, meer dan door vraag vanuit de samenleving: „er was eerst een technische uitvinding, later kwam de markt. De gloeilamp, de auto. het vliegtuig, waren be paald geen opdrachten vanuit de samenleving. Dat het best aardig ln elkaar greep, hing sa men met de eigen doelstellingen van de samenleving. De weg van vernuftige merkwaardigheid tot onmisbare aanwinst werd aan zienlijk bevorderd door „het bij- produkt arbeidsplaats". Men bleef de hinderlijke aanwezig heid van fabrieken en het opdui ken van nieuwerwetse produk ten verdraagzaam aanzien „door de vraag naar werk, naar produktlviteit, naar geldcircula tie. naar welvaart". Oorlog Veltman geeft twee oorzaken aan waardoor de technische ontwikkeling Ln een stroomvers nelling geraakte. „Oorlogvoe rende naties beseften dat een wetenschappelijke Inbreng in de techniek het krijgsverloop aanzienlijk kon beïnvloeden". En verder bleek de voorziening van grondstoffen, energie en te lecommunicatie een wereldom vattende zaak te zijn. Er ont stonden multinationale onder nemingen die het zich konden. „Met het toenemen van de stu dentenaantallen ls de beman ning van de universiteiten ge groeid. Een bemanning die tra ditiegetrouw dezelfde vrijblij vende ondeizoekrechten heeft toebedeeld gekregen. Al te ge makkelijk wordt de universitai re vrijheid als een Individuele ongebondenheid geïnterpre teerd. Met als gevolg dat grote sommen gelds zeer wetenschap pelijk, maar zeer versnipperd besteed worden. En dat het techniek en samenleving veel moeite kost om thans bruikbare onderzoekresultaten bijeen te sprokkelen". ..Het zal moeite kosten", waar schuwt Veltman. „om de weten schap als inspiratiebron voor de samenleving een duidelijker plaats te laten Innemen. De we tenschap zal zelf de organisatie graad daarvoor moeten opbren gen". Hij koppelt dan terug naar zijn Jarige TH. De samenleving zal, aanmerkelijk meer dan vroeger, gerichte vragen stellen aan wetenschap en techniek. „Onze afgestudeerden moeten deze dialogen aankunnen. Daar toe zullen zij bekend moeten zijn met historische ontwikke lingen, met economische en so ciale perspectieven, en met de verscheidenheid ln culturen. 8o- clale vaardigheden zijn onont beerlijk: men moet actiegroe pen kunnen plaatsen en verwer ken; men moet onderhande lingsstrategieën beheersen". Daartoe dus onder andere die vakgroep W8T De decaan van de onderafdeling, dr. A.H.C.M. Walravens, schetst de voorge schiedenis en de huidige stand van zaken. De vakgroep, meldt hij ln een knarsetandende voet noot, ls dat WST nu beschikt over anderhalve medewerker, sinds kort een secretaresse, en een paar mensen die er vrijwillig tijd voor Inruimen. „De situatie is dus dat enkelen er ln geslaagd zijn, ln korte tijd een groot aan tal activiteiten op gang te bren gen ln de optimistische ver wachting dat beleidsverant woordelijke Instanties het mo gelijk zouden maken, deze ver der te ontwikkelen". Maar Wal ravens ziet nauwelijks aanwij zingen dat de vakgroep op korte of middellange termijn verder met personeel wordt Ingevuld. „Zelfs het proces om ëén docent ln deze vakgroep te krijgen, ver loopt uiterst traag" En zo waren de betogen op de 137ste verjaardag van de TH- Delft aanmerkelijk helderder dan het beleid. Maar zelfs dat ls geen verpletterend nieuw ver schijnsel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 11