dragen bij eeuwfeest van
Jnie School en Evangelie
!eg het eenvoudig, nauwkeurig en snel
i
UH
A
Een moeizame
driehoeksrelatie
en gedenkboek dat tot bescheidenheid stemt
Dr. Rijnsdorp:
„Met vreugd
naar school"
fp©
Üi
Wetenschap en techniek
door Rob Foppema
JERDAG 20 JANUARI 1979
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
11
or Bert de Jong
Stichting Unie „School en
mgelie" viert vandaag in
Domkerk en het Jaar-
ïrscongres-centrum te
echt haar eeuwfeest. Her-
tot wordt hoe honderd jaar
eden de plaatselijke comi-
die de handtekeningen
imelden voor een smeek-
le aan koning Willem in
i verenigden in de landelij-
organisatie de Unie
toool met den Bijbel."
ieze smeekbede werd, zoals dat
iemd werd. een beroep gedaan op
geweten van de vorst om de reeds
de Tweede Kamer aanvaarde
»lwet. die zeer schadelijk was
het christelijk onderwijs, niet
zijn handtekening te bekrach-
Unie werd opgericht met als eer-
doel Jaarlijks een landelijke col-
(de bekende unie-collecte) te
niseren voor het christelijk on-
rijs, waaraan toen wel alle eisen
:n gesteld, maar niet door de
werd bekostigd.
ns het eeuwfeest vandaag wordt
fdenkboek aangeboden met als
„In het honderdste Jaar". Opval-
in dit gedenkboek is, dat niet
een zekere voldoening en triomf
tostalgisch wordt teruggekeken
het verleden. Uiteraard is er alle
a tot dankbaar herdenken. Maar
gedenkboek stemt tot beschei-
;id en zelfs verlegenheid. Want
immers niet zo duidelijk meer
oewel de medewerkers van het
stelijk pedagogisch studiecen-
i drs Jaap Hordijk en H. Stolk
een richting öangeven, waarin
t worden gezocht hoe het ver
met het christelijk onderwijs
ootste gevaar
die bescheidenheid en verlegen-
kom Je niet alleen door de bij
en aan het boek van het eigen
estants christelijke erf, maar
al door de opstellen van de
is katholieke mr C. E. Schelfhout
an dr Steven C. Derksen, die als
van het openbaar onderwijs zijn
geeft op de christelijke school.
ierksen verwijt het christelijk on-
|hjs opportunisme en houdt het
kge! beeld voor: „Terecht neemt
^het de bijzondere school kwalijk,
ze het in een aantal gevallen
il op het punt van de docenten
«rat de leerlingen betreft met het
titeitsprobleem niet zo nauw
t genomen en zo de intenties van
hristelijke school soms heeft ge-
d aan een ordinair, hoewel zeer
selijk machtsstreven." Dat op-
unlsme is volgens dr Derksen een
de grootste gevaren, die het
stelijk onderwijs bedreigen.
ichrijver uit het openbaar onder-
herinnert er verder aan. dat de
ïstants-christelijke school in een
niet zo ver verleden de gang-
kster was van een sterk nationa-
»ch gericht en allerminst vredes-
nd denken. Denk aan vereenzelvi-
van God, Nederland en Oranje,
was het „christendom op zijn
Maar, schrijft dr Derksen, de
van de scholen zijn op dit punt
in gebreke gebleven. En juist
lit het protestants-christelijk on-
rtjs zijn de laatste Jaren initlatie-
in meer positieve richting ont-
leld.
Dr Derksen ontkent het bestaans
recht van de christelijke school niet.
Maar voorwaarde is. dat de eigen
christelijke identiteit duidelijk moet
worden, zowel wat de bezetting als de
programma's betreft. Hij schrijft:
..Aan een verwaterde christelijke
school, waarvan een groot deel van de
docenten en de ouders de doelstellin
gen niet (meer) onderschrijft en waar
in de programma's nauwelijks meer
herkenbaar zijn, bestaat in de toe
komst nog minder behoefte dan op
dit ogenblik."
Alleen praktisch
Ook mr Schelfhout schrijft over het
opportunisme van de bestuurders
van de christelijke school. Men had
de rooms-katholieke scholen nodig in
de schoolstrijd. Maar de verhouding
der christenen is pragmatisch ge
bleven.
Hun machtige organisaties hebben
tot op de dag van vandaag nog nooit
samen gesproken over de functie van
het onderwijs en de zin van de onder
wijsvrijheid. Mr Schelfhout schrijft:
„Er is nooit een bondgenootschap
van katholieken en protestanten ont
staan juist inzake hun gemeenschap
pelijk geloof."
De Unie krijgt verder van de vroegere
staatssecretaris van onderwijs het
advies zich te distantiëren van het
eigen verleden. „Niet om wortels los
te laten, maar om een vervalsing te'
ontgaan, die niet langer naar de toe
komst moet worden overgedragen. Er
is geen sprake van dat christenen in
dit land voor hun school geteisterd
zijn: ze hebben slechts hun noodzake
lijke prijs betaald aan begerenswaar
dige ontwikkelingen van recht en
vrijheid. De geschiedenis van de
schoolstrijd zou moeten worden her
schreven."
met vreugd
Als die herschrijving nodig zou zijn,
van het hoofdstuk van het gedenk-
or J. G. A. Thijs
Mr. C.E. Schelfhout
...geen geschiedvervalsing...
Dr. C. Rijnsdorp
...structuren niet christelijk...
boek van dr C. Rijnsdorp kan dat niet
worden gezegd. De bijdrage van de
nu 84-jarige auteur, die zich globaal
tachtig van de honderd Uniejaren uit
eigen waarneming herinnert, is uniek.
Hij schrijft over zijn schooljaren van
1898 tot 1908 en laat scherpe
momentopnamen zien van het Dells-
haven van omstreeks de eeuwwisse
ling.
Duidelijk herinnert Rijnsdorp zich de
geborgenheid van het christelijk on
derwijs, dat hij mocht genieten. Toen
hij acht of negen Jaar was moet hij in
zijn dagboek hebben geschreven, dat
hij „met vreugd naar school ging"
Dat is dan ook de titel van Rijns
dorps bijdrage. Zo ging het op de
zondagsschool toe: ,Jk herinner me
een kerstviering, ln de kerk. Mij is de
totaalindruk bijgebleven vn het ont
zettend rumoer, het bos van bewe
gende, begerig uitgestoken handen
naar de cadeautjes, de sinaasappelen
en de kerstvertelling, waarnaar nie
mand luisterde. Dit moet in 1904 ge
weest zijn toen ik tien Jaar was."
Rijnsdorp pleit niet voor herschrij
ving van de geschiedenis, maar wel
stelt hij: „Zonder ln een ander uiter
ste te vervallen dient het onderwijs ln
de vaderlandse geschiedenis van on
christelijk chauvinisme te worden ge
zuiverd."
Volgens Rijnsdorp verschanste het
protestants-christelijk denken zich in
een Nederlands nationalisme met een
calvinistisch stempel. Een nationalis
tisch versmald christendom verloo
chent zijn evangelische oorsprong. Er
was, aldus Rijnsdorp in zijn kritische
terugblik op het verleden, van meer
versmalling sprake: de blinde vlek
van het structurele onrecht op soci
aal gebied.
Maar er waren ook geweldige plus
punten: de sluimerende dynamiek
van de evangelische opdracht en de
rijkgeschakeerde Joodse wijsheid te
genover het schrale verlichtings
denken.
Toekomst
In het gedenkboek wordt ook veel
over de toekomst geschreven. Rijns-
dorp maakt met deze zin een sprong
naar de toekomst „Met de oude filo
sofieën komen we niet verder. We
staan voor het feit, dat we in Neder
land een complex van christelijk ge
heten organisaties bezitten, die ge
schiedenis hebben gemaakt en de na
tuurlijke drang vertonen tot zelfbe
houd en zelf uitbreiding." De overge
leverde christelijkheid in Nederland
is in een dwangpositie gekomen.
Over de christelijke organisaties
merkt Rijnsdorp verder op, dat struc
turen door christenen kunnen wor
den gevormd, met christelijke bedoe
lingen. Maar in zich zelf kan geen
structuur ter wereld christelijk wor
den genoemd. Het christelijke laat
zich niet organiseren „Een christelij
ke school of partij kan uit zich zelf
nooit christelijk zijn, al heet het zo.
indien ze niet gedragen wordt door
christelijke persoonlijkheden."
Een christelijke school is ook niet
christelijk als er het vak godsdienst
onderwijs wordt gegeven. Dit komt
duidelijk naar voren in de artikelen,
die handelen over de vraag hoe aan
het christelijk onderwijs Inhoud moet
worden gegeven. Het schoolleven als
geheel, merkt dr Foeke H. Kuper op,
moet Juist, wanneer het bijbels ge
ïnspireerd is, een belangrijke steun
zijn voor het godsdienstonderwijs.
Prof. dr P. J. Roscam Abbing geeft
een schets van hoe onze samenleving
moet zijn. Zijn vraag ls hoe het chris
telijk onderwijs aan de realisering
daarvan kan meewerken. De maat
schappelijke vragen met betrekking
tot arm en rijk. zwart en wit, man en
vrouw en oorlog en vrede moeten ln
de school ter sprake komen. In de
regel zal het wijs zijn een concrete
noodsituatie of wantoestand als aan
leiding te gebruiken
Prof. dr. PJ. Roscam Abbing
...school en maatschappij...
het middel doel ls geworden? Dreigt
de school niet te worden tot een selec
tie-apparaat dat de dommen en de
knappen technisch voorselecteert?
Dreigt ook de christelijke school bij
alle verleende vrijheid en financiële
gelijkstelling, meer dan we ons veelal
realiseren, gelijkgeschakeld te wor
den aan een prestatiemaatschappij,
aan de beoordelingen en waarde
ringsnormen van die maatschappij,
aan de illusie van het hebben boven
de kwaliteit van het zijn.?"
Dr. R. Ferwerda, rector van het Mar-
nix-college in Ede, gaat ook tegen
deze mentaliteit en gelijkschakeling
in. Hij noemt het een gevaar, dat men
op de christelijke scholen klakkeloos
de rijksleerplannen overneemt, dat
men louter wetenschappelijke ver
worvenheden wenst door te geven en
naar samenhang, achtergrond, doel
stellingen en consequenties daarvan
niet vraagt. Een schoolwerkplan kan
tegen dit gevaar in gaan.
Kerk en schmool
Prof. dr. G. van Leeuwen schrijft over
het gezing, school en kerk in hun
samenwerking op het terrein van de
christelijke opvoeding. Zijn conclusie
is: ,Er ls alle reden om van de school
uit om te zien naar de kerk en van de
kerk uit de school te (herontdek
ken." Prof. Van Leeuwen vraagt zich
af of de school niet te veel moet
capituleren voor de eisen van de sa
menleving. Is ze niet principieel
maatschappij bevestigend? Hij ver
volgt: „Dreigt de school niet een in
strument te zijn van onmpersoonlijk
weten, van technische kennis, waar in
Nog hoop
Dr. Steven C. Derksen
...geen verwaterde
christelijke school
Drs. Jaap Hordijk, medewerker van
het Christelijke pedagogisch studie
centrum schrijft, dat de "hoop nog
niet ls verloren, dat een vernieuwde
christelijke school kan worden ge
bouwd. het geheim ls, dat voor dit
christelijk onderwijs „keuzen" moe
ten worden gemaakt, die anderen
niet doen.
In het onderwijs moet men zich in de
eerste plaats afvragen hoe we tegen
elkaar en tegen kinderen aankijken.
Hoe gaan we met elkaar om? Het
leren moet altijd een functie hebben
in de relatie tot elkaar. Er is niet
direct een leerplan nodig, maar een
communicatieplan.
De tweede keus wordt bepaald door
de kijk op het leven, de maatschappij
en de wereld, waarin we leven. Hor
dijk heeft het over een „koninkrijk"
waarin niet de knapsten, de intellec
tuelen, de groten en de zelfverzeker
den voorop staan. Waar niet geldt,
dat bezit en kennis macht bete
kenen".
De derde keuze ls dan de pedagogi
sche opdracht. Dat betekent, dat het
accent wordt gelegd „Op een school
gemeenschap Op erkenning en aan
vaarding van elkaar. Op het aanleren
van samenwerken en samen-doen."
Dat ls het perspectief voor het chris
telijk onderwijs, waarover, ondanks
alles, ln het gedenkboek van de hon
derdjarige Unie wordt geschreven.
Gedenkboek Stichting Unie „School
en Evangelie" 1879-1979 „In het hon
derdste jaar". Uitgave J.H. Kok,
Kampen prijs ƒ27,50.
ag deze week weer eens flink wat
ntijds spul in de nieuwsetalages
ijk. Inspraak, stadsvernieuwing.
ien, groeikernen en nog heel wat
r zaken waarover onze (grootkm-
zich het hoofd niet gebroken
ben, ze werden duchtig aan de
gesteld en dat terwijl de mees-
geachte afgevaardigden op het
gse Binnenhof er het zwijgen nog
deden
de inspraak was ditmaal eens
prettigs te horen: die staat er niet
lecht voor, menen twee onderzoe
die hun licht opgestoken hebben
iet terrein van de stadsvemleu-
l Vooral dat woord „inspraak" ls
aatste tientallen jaren flink op de
gegaan; niemand zal bij het ho-
ervan nu nog denken aan een
eving' of „innerlijke stem", en die
Ücenis heeft het woord toch eeu-
gehad. Gebruikte de dichter Ger-
Adraensz.Bredero het al niet in
tin in een bekend geworden 'gees-
(is geestelijk) liedeken'? In dat
le gedicht verzucht Bredero tot
(ik moderniseer de spelling'
r> ..Och had ik kunnen horen/Uw
raak eer ik viel/Zo zou ik nu uw
nNiet dragen op mijn ziel Ook
tadsvemieuwing is van deze mo-
e tijden; ik kan me niet voorstel-
iat iemand het woord ui de mond
toen heeft in het begin-zestien-
euwse Amsterdam, waarin Bre
dero heeft rondgelopen („geslenterd
en gedagdiefd", volgens de twintig-
ste-eeuwer Marsman).
Niet zo vol
Over de groeikernen (de plaatsen
waar volgens de overheid meer hui
zen met mensen erin mogen komen)
viel deze week te vernemen dat ze
vrijwel zeker minder vol zullen wor
den dan de voorspellers ons voor
speld hebbebn. Minister Beelaerts
van Blokland sprak het voor de radio
niet tegen, en daarbij onthaalde hij
het luisterend publiek ook nog even
op de gewichtige term „geconcen-
treerdenopvang" (het onderbrengen
van de mensen ln die groeiende plaat
sen, zal hij bedoeld hebben). Het kra
ken van huizen kwam deze week op
de proppen bij de voorgestelde maat
regelen tot bestrijding van de „leeg
stand" en daarmee heb ik opnieuw
een woordje te pakken dat akelige
modieuze Jargon-neigingen gaat ver
tonen. De inspraak was in een wat
modieus verband opnieuw present ln
het praatje, waarin oud-premier Ba
rend Biesheuvel deze week vertelde
over zijn werk als voorzitter van de
werkgroep die zich bezint over de
toekomstige status van de Neder
landse Antillen. Blesheuvel hoopt te
bevorderen, zei hij, dat aan de bevol
king in de West een „stukje inspraak"
gegeven wordt. Hoe groot of hoe klein
dat „stukje" volgens Blesheuvel
moet worden kregen we niet te horen;
het bleef even onduidelijk en onbe
paald als de andere stukken en stuk
jes die tegenwoordig zo veelvuldig
over de tong gaan. Misschien zou een
uitspraak daarover ook wel erg on
politiek geweest zijn en politiek
„boeit" Blesheuvel nog steeds, hij zei
het dinsdagavond zelf.
Scharrelei
Een ander eigentijds verschijnsel was
deze week het (omstreden) scharrelei.
al bekend in vele winkels maar in de
woordenboeken die ik ken nog steeds
ongenoemd. Het is nu wel doorge
drongen in een officiële „algemene
maatregel van bestuur", het „land-
bouwkwaliteltsbeslult (sorry voor het
lange woord, we hebben dat echt niet
op de krant bedacht) scharreleieren",
dat afgelopen donderdag van kracht
werd. De woordenboeken zullen er nu
ln hun volgende drukken wel niet
meer omheen kunnen
Volop eigentijds was helaas ook de
verschrikkelijke uitspraak van het
hier veelvuldig gebruikte Engelse
woord „partner", waarbij de a net zo
klinkt als ln de oer-Hollandse woor
den „lach" en „dag". In vakbonds
kringen hoor Je het woord zelden an
ders uitspreken („sociale partners"),
maar nu nam minister Albeda zondag
in het publiek deze miserabele uit
spraak over. Biesheuvel deed het ln
zijn al vermelde radiogesprek heel
wat beter: hij had het over de „part
ners" in het koninkrijksoverleg en
dat klonk heel wat meer zoals het
hoort: gewoon Engels. De poging tot
ver-Nederlandslng van de uitspraak
van dat woord is even kwalijk als het
binnensluipen (via de grens bij Nieu-
weschans) van iets dat als „kuur
oord" aangeduid wordt. Als we zoiets
gewichtigs binnen onze grenzen wil
len hebben zullen we er met bekwame
spoed een goed woord voor moeten
bedenken. Want „Kuhrort" ls Duits
en laten we het asjeblieft Duits hou
den. Dan weet je wat je hebt en waar
het vandaan komt.
De competentie
Tenslotte: deze week was het nog stil
op het Binnenhof, ik memoreerde dat
al, maar volgende week zal de woor
denstroom wel weer rijkelijk vloeien.
Zo af en toe kan een blik in het
verleden heilzaam zijn en Ik moge
daarom besluiten met wat een Portu
gees Journalist, Ramalho Ortigao,
schreef toen hij ons land bezocht ter
gelegenheid van de wereldtentoon
stelling ln 1883. HIJ nam ook een
kijkje op ons Binnenhof en hij con
stateerde dat daar maar één ding
belangrijk is: de competentie. „Geen
IJdele woordenvloed vermag de Hol
landse kiezer van deze enige zorg af te
brengen", aldus de Portugees, vol
gens wie het ln onze Kamer zo toe
ging „Ieder zegt ,)wat hij te zeg
gen heeft, eenvoudig, nauwkeurig en
snel." Dus toch een goeie ouwe tijd?
Wï
Tussen wetenschap, techniek en samenleving bestaat
een driehoeksverhouding die een niet-vrijblijvend ka
rakter draagt. Dat is geen verpletterend nieuwe ge
dachte, maar het is wel mooi helder geformuleerd. Het
is het thema van de dubbele verj aarsredevoering die
vorige week gehouden werd voor en in de technische
hogeschool Delft (137). Omdat ook de redenaars een
paar bekende problemen mooi en helder formuleer
den, is het te waarderen dat de TH hun teksten in een
brochure heeft neergelegd.
De hogeschool heeft sinds een
Jaar een afzonderlijke vakgroep
Wetenschap, techniek en sa
menleving (WTS) teneinde de
maatschappelijke vorming van
de Delftse ingenieurs gericht te
bevorderen. Die maakt onder
deel uit van de onderafdeling
Wijsbegeerte en maatschappij
wetenschappen. En prof. Ir.
B.P.Th. Veltman vond het getui
gen van tolerantie „en mogelijk
ook van moed" om een buiten
staander als hemzelf bij de pre
sentatie te betrekken.
Als natuurkundige (signaalver
werking) bleek hij met het beeld
van de driehoeksverhouding
prima uit de voeten te kunnen.
Dat beeld moest, zei Veltman,
een zekere onbegrijpelijkheid
uitstralen. De natuurkundige
kijkt altijd uit naar de wissel
werking tussen telkens maar
twéé dingen, die beter ls te over
zien. „De ongrijpbaarheid ls van
het kaliber: A kan meer dan B,
B kan meer dan C en C kan meer
dan A; wie ls de natuurlijke
leider?"
De partners in de driehoek WT8
vertonen wat uiteenlopende
doelstellingen, aldus Veltman.
De wetenschap (waartoe hij ook
de technologie rekent, de weten
schap der technieken) streeft
naar bevrediging van nieuwsgie
righeid op hoog niveau (ex
treem: een Nobelprijs). De tech
niek, opgevat als industrie die
produkten en diensten maakt,
streeft naar het voortbestaan
van de onderneming (extreem:
zo veel mogelijk winst). En de
samenleving streeft naar wel
zijn (extreem: welvaart). ZIJ wil
zich kunnen aanpassen aan ver
anderende omstandigheden en
heeft daartoe produkten van
wetenschap en techniek nodig.
Veltman: „Van oudsher ls de
toelevering van wetenschap aan
de samenleving geheel vrijblij
vend geweest". De wetenschap
voorzag ons van antwoorden op
vragen die niet zo speciaal door
de samenleving waren gesteld. Vrij (1610
veroorloven, door hun enorme
afzetgebieden, grootschalig we
tenschappelijk onderzoek te la
ten verrichten. Dat gold zowel
subtiele produktleverbeterin-
gen als het veiligstellen van de
afzetmarkten.
„De relatie tussen wetenschap
en techniek maakte een zeer
snelle ontwikkeling door, omdat
er gerichte vragen aan de weten
schap gesteld werden. De we
tenschapper uit nieuwsgierig
heid liet zich deze ontwikkeling
gemakkelijk aanleunen, daar de
technische ontwikkeling hem
toelevering verschafte van ui
terst geraffineerde Instrumenta
ria". „Deze snel gegroeldeJnten-
sleve wisselwerking tussen we
tenschap en techniek stelde de
samenleving vrijwel geheel bui
tenspel", constateert Veltman.
Daaruit zijn tal van situaties
ontstaan die onzinnig aandoen.
Met middelen van de overheid
ontwikkelde de wetenschap au
tomatiseringsmoge lljkheden
die grote bressen sloegen ln de
vanuit prod uk tie en diensten te
leveren arbeidsplaatsen. Dat er
onvoldoende tijdige maatrege
len zijn genomen om dit op te
vangen, aldus Veltman, Illu
streert dat het ontbroken heeft
aan een krachtige directe terug
melding vanuit de wetenschap
naar de samenleving/overheid.
En nu zijn techniek en weten
schap ln Eif en toe stevig contact
gekomen met maatschappelijke
grenzen en beperkingen. De
aanwezigheid van produktle-
mlddelen wordt wèl als hinder
lijk ervaren, de nieuwe produk
ten niet altijd als verheffend. De
wetenschap produceert ook ant
woorden die de samenleving ei
genlijk liever niet wil weten. En
de totale kosten van vrije en
vrijblijvende wetenschapsbeoe
fening rijzen de pan uit en be
dreigen andere collectieve voor
zieningen.
De samenleving onderhield dit
gebeuren „als een bijdrage tot
geestelijke verheffing, en ver
trouwde de opleiding van haar
kinderen aan de wetenschap
toe".
Respect
.Mogelijk hebben de sobere
levenswijze en de toegewijdheid
van de wetenschapper van we
leer er toe bijgedragen dat de
samenleving een groot respect
toonde voor de zelfstandigheid
van de wetenschapsbeoefe
ning". Maar, aldus Veltman, „ik
durf hier wel te zeggen dat de
soberheid er thans af ls, dat de
toegewijdheid heel menselijke
proporties heeft, en dat nieuws
gierigheid naar de oorsprong
des levens plaats heeft moeten
maken voor grote sprongen
voorwaarts naar een voortijdige
beëindiging van het leven".
De oorzaak van die ommekeer
ziet hij ln een kortsluiting tus
sen wetenschap en techniek.
Maar daartoe moet eerst de wis
selwerking tussen techniek en
samenleving even worden be
zien. (Men ziet hoe de natuur
kundige met een driehoeksver
houding omspringt.) Die wissel
werking. constateert Veltman,
ls voornamelijk bepaald door
aanbod vanuit de techniek,
meer dan door vraag vanuit de
samenleving: „er was eerst een
technische uitvinding, later
kwam de markt. De gloeilamp,
de auto. het vliegtuig, waren be
paald geen opdrachten vanuit
de samenleving. Dat het best
aardig ln elkaar greep, hing sa
men met de eigen doelstellingen
van de samenleving. De weg van
vernuftige merkwaardigheid tot
onmisbare aanwinst werd aan
zienlijk bevorderd door „het bij-
produkt arbeidsplaats". Men
bleef de hinderlijke aanwezig
heid van fabrieken en het opdui
ken van nieuwerwetse produk
ten verdraagzaam aanzien
„door de vraag naar werk, naar
produktlviteit, naar geldcircula
tie. naar welvaart".
Oorlog
Veltman geeft twee oorzaken
aan waardoor de technische
ontwikkeling Ln een stroomvers
nelling geraakte. „Oorlogvoe
rende naties beseften dat een
wetenschappelijke Inbreng in
de techniek het krijgsverloop
aanzienlijk kon beïnvloeden".
En verder bleek de voorziening
van grondstoffen, energie en te
lecommunicatie een wereldom
vattende zaak te zijn. Er ont
stonden multinationale onder
nemingen die het zich konden.
„Met het toenemen van de stu
dentenaantallen ls de beman
ning van de universiteiten ge
groeid. Een bemanning die tra
ditiegetrouw dezelfde vrijblij
vende ondeizoekrechten heeft
toebedeeld gekregen. Al te ge
makkelijk wordt de universitai
re vrijheid als een Individuele
ongebondenheid geïnterpre
teerd. Met als gevolg dat grote
sommen gelds zeer wetenschap
pelijk, maar zeer versnipperd
besteed worden. En dat het
techniek en samenleving veel
moeite kost om thans bruikbare
onderzoekresultaten bijeen te
sprokkelen".
..Het zal moeite kosten", waar
schuwt Veltman. „om de weten
schap als inspiratiebron voor de
samenleving een duidelijker
plaats te laten Innemen. De we
tenschap zal zelf de organisatie
graad daarvoor moeten opbren
gen". Hij koppelt dan terug naar
zijn Jarige TH. De samenleving
zal, aanmerkelijk meer dan
vroeger, gerichte vragen stellen
aan wetenschap en techniek.
„Onze afgestudeerden moeten
deze dialogen aankunnen. Daar
toe zullen zij bekend moeten
zijn met historische ontwikke
lingen, met economische en so
ciale perspectieven, en met de
verscheidenheid ln culturen. 8o-
clale vaardigheden zijn onont
beerlijk: men moet actiegroe
pen kunnen plaatsen en verwer
ken; men moet onderhande
lingsstrategieën beheersen".
Daartoe dus onder andere die
vakgroep W8T De decaan van
de onderafdeling, dr. A.H.C.M.
Walravens, schetst de voorge
schiedenis en de huidige stand
van zaken. De vakgroep, meldt
hij ln een knarsetandende voet
noot, ls dat WST nu beschikt
over anderhalve medewerker,
sinds kort een secretaresse, en
een paar mensen die er vrijwillig
tijd voor Inruimen. „De situatie
is dus dat enkelen er ln geslaagd
zijn, ln korte tijd een groot aan
tal activiteiten op gang te bren
gen ln de optimistische ver
wachting dat beleidsverant
woordelijke Instanties het mo
gelijk zouden maken, deze ver
der te ontwikkelen". Maar Wal
ravens ziet nauwelijks aanwij
zingen dat de vakgroep op korte
of middellange termijn verder
met personeel wordt Ingevuld.
„Zelfs het proces om ëén docent
ln deze vakgroep te krijgen, ver
loopt uiterst traag"
En zo waren de betogen op de
137ste verjaardag van de TH-
Delft aanmerkelijk helderder
dan het beleid. Maar zelfs dat ls
geen verpletterend nieuw ver
schijnsel.