Uitnemende roman met melo-dramatisch slot
De goedmoedige
spot van Axel en
Helena vd. Kraan
:arry van Bruggen: 'Geschapen om dominee te worden'
IUDAG 19 JANUARI 1979
TROUW/KWARTETH 15
door G. Kruis
cirtoon van Axel van der Kraan uit 1914
„Satirische machines" van Axel en
Helena van der Kraan In het Haags
Gemeentemuseum: sinds lange tijd
weer eens zich volop vermakende en
voluit lachende bezoekers In een mu
seum gezien. Want met de humor ln
de kunst ls het, vooral ln het nabije
verleden, nogal penibel gesteld ge
weest. Zodra er maar een zweempje
van een glimlach doorschemerde,
verloor die vorm van Kunst, waarin
dat zich openbaarde, ln de meeste
gevallen zijn grote K.
Niettegenstaande voorbeelden als Je
roen Bosch' „Goochelaar", vele wer
ken van Jan Steen, de (tragi-) kome
dies van Adriaen Brouwer, sommige
schilderijen van Frans Hals, verschil
lende achttlende-eeuwers en niet te
vergeten Hogarth en Daumler, werd
men steeds huiveriger voor de ver
beelding van de humor en de vrolijk
heid die daarvan het gevolg ls.
Wat er werkelijk aan humor ln de
kunst overbleef, was de satirische, de
hekelende, die een tijdsbeeld be
schouwt en bekritiseert.
Maar dat werd meer en meer een
aangelegenheid voor cartoonisten, de
grapplge-plaatjes-tekenaars. Want ln
de meestal uiterst serieuze, bijna als
heilig beschouwde kunst van de ne
gentiende eeuw was er geen plaats
voor humor.
Onze eeuw bracht daar enige veran
dering ln. Het werk van de belangrijk
ste cartoonisten kwam zelfs ln de
museums terecht. Daardoor ontstond
overigens ook direct weer een schei
dingslijn. Zo zei de beroemde teke
naar Saul Steinberg het eens: „Men
sen, die een tekening zien ln The New
Yorker, zullen automatisch denken
„dat ls leuk" omdat het een cartoon
is. Als ze er een zien ln een museum
denken ze „dat ls artistiek"...
Zodra iets ln een (kunst-)museum
komt, wordt het kunst.
Ernstig
der Kraan: „Cellist" 1976
Van der Kraan: .Johnny Woodhouse", 1972
Op een tentoonstelling dien Je daar
om zelfs de humor ernstig te benade
ren. Ondanks alle veranderingen, on
danks de pogingen van bijvoorbeeld
de eerste pop-kunstenaars het gewo
ne. vaak volkomen oninteressante
doen en laten van de mensen een rol
te laten spelen ln de kunst, ondanks
gekke happenings en wat er allemaal
nog meer te beleven valt; zodra dat
„officieel" gebracht wordt, verandert
er iets...
Dan gaat het publiek het allemaal
heel voorzichtig benaderen, zoekt fi
losofische en psychologische achter
gronden, onderzoekt nauwlettend,
wikt dus en weegt, maar komt er
zelden toe eens ln een hartelijk en
bevrijdend lachen uit te barsten.
In Den Haag heb ik dat eindelijk weer
eens mogen beleven. Waarmee lk ove
rigens helemaal niet wil suggereren
dat Je er met een soort Waldolala-
achtlge lolbroekerij wordt opge
scheept.
Axel en Helena van der Kraan nemen
het menselijk gedrag op de hak. Hun
aanpak is naar mijn gevoel meer vro
lijk-spottend, dan zoals wel eens
wordt beweerd, maatschappijkri
tisch. Daarvoor zijn de onderwerpen
te algemeen, Je zou haast zeggen te
onbelangrijk. In die zin dan, dat oor
log, derde wereld, mllleu-verontreinl-
glng, sociale misstanden e.d. niet aan
de orde komen.
Vondsten
Hoe ze 't ook uitwerken, ln statische
objecten, platte „beelden" of ln ro
buuste, vaak meer dan levensgrote
houtplastieken, alles draalt steeds
om de vondst, de idee.
In een tijd, waarin de winkels vol
liggen met volkomen onnodige elek
trische keuken- en andere hulpen,
ontwikkelden Axel en Helena een bij
na twee meter lange „Eiertlkker", een
Van der Kraan: „Wassende vrouw", 1977
„Rugkrabber" of een „Handaanste
ker". Dat ls dan een omvangrijk,
moeilijk te omschrijven apparaat:
een op een plank gemonteerde hand
met „touW'-bedlenlng, die beleefd
een vuurtje aanbiedt
„Beeldende woordspelingen", er zijn
er nog meer. Zoals de „Koffiemolen",
een sierlijk molentje (zo een met wie
ken) dat door middel van een doorlo
pende as een ouderwetse wandkoffle-
molen aandrijft.
't Werk is zo verschillend, telkens zo
sprankelend anders, dat Je wel moet
opsommen om een Indruk te geven:
de „Familie aan het strand", vader,
moeder, kindje, radiootje, alles van
Linnen en, zoals dat met een wind
scherm gebeurt, keurig overeind ge
houden door scheerlijnen. „Kranten-
Jan", een lezer, helemaal gemaakt
van kranten. Johnny Woodhouse
(met geluid) één geworden met zijn
instrument, Willem Duys, achter zijn
tafel, met goudvis, dit keer zonder
geluld, 'n uitstekende gedachte...
Dan komt het latere werk, de machi
nale mensen, hele vreemde construc
ties, gedeeltelijk ln zware natu
ralistische vormen, die aangedreven
worden door duidelijk zichtbare, in
genieus uitgedachte machines, zoals
een cellist, een stempelmachlne, een
handtekeningenmachine, tegen het
raam tikkende vrouwtjes, alles werkt.
Ook de „Wassende vrouw", die zich
nog moet behelpen met een zinken
teiltje, maar die wel aangedreven^
„bewogen" wordt door de motor van
een wasmachine.
Inleider Kees Broos vergelijkt de ko
mische effecten ln het werk van de-
Van der Kraans met die in de films
van Buster Keaton: „de Jeugd kan er
om schateren maar boven de achttien
klinkt enig tandenknarsen mee."
Over Buster Keaton wil ik het hier nu
niet hebben, dat's een heel ander ter- -
rein. Maar de humor van Axel en
Helena van der Kraan is veel te goed
moedig om ook maar enig tanden
knarsen op te wekken. En leeftijd
heeft daar niets mee te maken.
En bovendien als Je goed kijkt, naar
de uitdrukking van zo'n slapende
vrouw, of van die omkijkende man,
als Je ziet hoe direct de houding en de
beweging van zo'n spinnende poes ls
weergegeven, ontdek je dat de bééld-
houwer Van der Kraan eigenlijk niet
eens al die vondsten en die ingenieu
ze machines nodig zou hebben...
van Doorne
oman van Douglas Day „De reis
de wolf" is beslist een aantrekke-
boeiende roman. Toen ik hem
St uitgelezen had, was ik ervan
tulgd zelfs een heel goede roman
Ben.
men moet de dag niet prijzen
de avond niet is gedaald en
man niet, zolang men de laatste
n lfcljde niet heeft gelezen. Het slot
het boek nu heeft mij teleurge-
wo L
ioofdfiguur is een Spanjaard, ene
UQptlén Rosales, die als jongen met
andere jongens en jonge man
jan zijn dorp in Andalusië als
Rol rilliger tegen de opstandeling
ICO was gaan vechten. Hij wist
01 i van politiek, hij was een een-
n Wig mens. Na Jaren vechten tegen
Dfcnse, Duitse en Italiaanse fascis-
rt" week hij na de débacle met de
rest van het republikeinse leger naar
Frankrijk uit. Zijn geliefd Andalusië,
zijn armelijk dorp en vooral ook zijn
„Novia" zijn lief vriendinnetje, waren
onbereikbaar geworden. In Frankrijk
gaat hij in het verzet tegen de Duit
sers, wordt onderscheiden en krijgt
een jaargeld. Hij heeft ook ln dat
vreemde land zijn bijnaam „el lobo",
de wolf, eer aangedaan.
Hij trouwt met een Spaanse, krijgt
twee dochters die met Fransen trou
wen en op hun beurt kinderen krij
gen. Maar Rosales blijft zich een An-
daluz voelen. Hij is Innerlijk ver
scheurd.
Frans leren wil hij niet. Als hij dan na
een fel twistgesprek met zijn vrouw
zich zijn groot heimwee sterk bewust
wordt, loopt hij weg. Het dorp waarin
hij woont, ligt aan de voet van de
Pyreneeën. Onvoldoende gekleed,
met slechts weinig geld en zonder
papieren, trekt hij dit barre gebergte
over. Strikt genomen, nam hij wel
grote, maar niet het allergrootste risi
co: de algemene amnestie vrijwaard-
de hem voor gevangenschap.
De roman nu beschrijft de tocht vol
ontberingen en gevaren dwars door
de Spaanse hoogvlakte die in de win
ter met het noorden van Siberië te
vergelijken is. Tijdens die toch denkt
Rosales terug aan de burgeroorlog.
Op bijzonder suggestieve wijze wordt
over die burgeroorlog geschreven, of
zo u wilt, gedacht. Vooral de gevech
ten aan de oevers van de Ebro nemen
een grote plaats ln.
Rosales is een verbitterd mens. Waar
om moet hij alles verliezen: zijn meis
je. zijn dorp. zijn Andalusië? Voor
hem was de burgeroorlog een Spaan
se aangelegenheid, bijna een dorps
aangelegenheid. Wat hadden Russen,
Duitsers en Italianen daarmee te ma
ken? De halve wereld vocht ln Span
je. Er waren Belgische. Amerikaanse
en Nederlandse vrijwilligers. Waar
om? Rosales kan dat niet begrijpen.
Slachtoffer
In hem wordt de eenvoudige mens
getekend, die de achtergronden van
grote gebeurtenissen zelfs niet eens
vermoedt, maar die wel degelijk
slachtoffer wordt als hij aan de goe
de, maar helaas verkeerde, want ver
liezende zijde strijdt. Te zamen met
de landschapsbeschrijvingen en de
boeiende avonturen van Rosales
vormt dit voor mij het waardevolle
hart van het boek.
De Andaluz, die in een balorige bui
zonder papieren was weggegaan, be
seft zeer wel dat hij vermijden moet,
door politie of andere corpsen waar
aan het Franco-Spanje zo rijk was, te
worden aangehouden. Hij vertrouwt
niet op die amnestie. Hij merkt ook,
als hij bij de kust komt. dat Spanje ln
die vele Jaren veranderd is. Het doet
hem pijn. Ook als hij eindelijk in zijn
dorp komt, blijkt dit veranderd te
zijn, moderner, nieuwer. Het is het
oude verhaal over elke tocht naar het
verleden: een heftig heimwee wordt
beschaamd.
Dit nu zou het einde van de roman
kunnen zijn: een oude, inet littekens
overdekte wolf sterft roemloos en
wanhopig, vergiftigd door zijn hunke
ring.
Maar zo loopt de roman niet af. De
auteur heeft zijn hoofdfiguur een
meer dramatisch einde toebedacht.
Weliswaar niet een heldhaftige dood.
maar toch een dood die erop lijkt.
Ik vind dit een schoonheidsfout,
waardoor mijn waardering voor de
roman getemperd wordt. Toch is die
waardering groot.
Wat is het geval? Rosales heeft op
zijn barre tocht naar het zuiden ook
plaatsen bezocht waar hij gevochten
had. Op een van die plaatsen vindt
hij een bajonet. Hij neemt hem mee,
aan een touwtje om zijn nek hangend
onder zijn hemd. Dicht bij huis wordt
hij door een groepje jonge zigeuners
aangehouden die hem zijn leren wijn
kruik afnemen en het geld dat hij van
een jonge toerist had gekregen, om
dat hij die naar een oud slachtveld
had gevoerd en daarover had verteld.
Bij die gelegenheid had hij ook de
bajonet gevonden.
Onduidelijk
Rosales werd getrapt en geslagen,
maar hij onthield het gezicht van de
zigeuner die hem had mishandeld.
Enkele uren later komt hij de berover
tegen en steekt hem neer. Rosales
ging daarna naar zijn dorp. Hij vond
het huls van Zijn zuster. Haar man en
zij ontdekten dat hij gewapend was
en dan vertelt Rosales dat hij er een
zigeuner mee heeft doodgestoken.
Waarom hij dat doet, wordt de lezer
niet duidelijk, het wordt althans niet
aannemelijk gemaakt. Toch is er wel
een verklaring voor. Rosales merkte^
dat hij voor zijn zwager niet welkom
was. Daarenboven was hij volstrekt'
gedesillusioneerd. Niets kon hem
meer schelen. HIJ verlaat het huls, en.
begrijpend dat zijn zwager hem zal
aangeven, gaat hij naar een ruïne en
laat een duidelijk spoor na. Hij ensce
neert zijn heldendood. Als de volgen
de morgen de ruïne omsingeld wordt
door enkele Guardias Civiles treedt
hij hen tegemoet en slingert zijn bajo
net naar hen. Ze schieten hem neer.
Dit slot is niet dramatisch, het Is
melo-dramatisch.
Douglas Day: „De reis van de wolf".
Oorspronkelijke titel: Journey of
the Wolf". Vertaald door Peter van
Dijk. Bij A. W. Bruna Zoon.
lltrecht/Antwerpen. 1978. Paperbak.
Aantal pagina's 191. Prijs
met haar wezen waarin voorrang
werd gegeven aan bespiegeling en
idee.
Want Carry van Bruggen was niet in
de eerste plaats roman- of verhalen
schrijfster, ze was vooral levensbe
schouwelijk filosofe: „Ik vind dat ik
eigenlijk geschapen ben om dominee
te worden; ik neem heel goed waai
hoe mijne natuur sterk ethisch-philo-
sophlsch is aangelegd; hoe ik trach
ten wil het algemeene aan te duiden".
Haar weliswaar moeizaam geschre
ven, maar belangrijke filosofische es
say „Prometheus" „Bijdrage tot het
begrip der ontwikkeling van het indi
vidualisme ln de litteratuur" (1919) is
te beschouwen als de samenvatting
van haar ideeën. Het boek geniet eni
ge faam omdat het grote invloed
heeft gehad op de jonge Ter Braak
en dus op de intellectuele houding
van Forum in de dertiger jaren.
„Prometheus", evenals „Heden-
daagsch Fetischlsme" (1925) werd in
de officiële filosofenwereld echter
weinig gewaardeerd. Deze studies
zijn dan ook zozeer de vrucht van een
creatieve geest en verhelderen in hel
beschouwelijke wat bij voorbeeld in
een roman als „Eva" in het verhalen
de te lezen staat.
Noodzakelijk
De figuur Carry van Bruggen is on
langs in een kwartaaldeeltje van „De
Engelbewaarder" door Jan Fontljn
en Dlny Schouten in haar veelzijdig
heid nog eens geïntroduceerd. Dat
zo'n introductie noodzakelijk was.
bewijst het boekje zelf. Het is opgezet
als beeld van leven en werk van de
schrijfster, voornamelijk met behulp
van (meestal ongepubliceerde of on
gebundelde) teksten.
Behalve „Carry van Bruggen over
zichzelf" het genoemde Interview,
onder meer en „Anderen over Car
ry van Bruggen", zijner hoofdstukjes
gewijd aan Carry van Bruggen en het
Jodendom, het onderwijs, Indië, de
literaire kritiek, de positie van de
vrouw, en de filosofie.
Opgegroeid in het kinderrijke, pro
vinciale gezin van rebbe Izak de
Haan. had Lientje de Haan een ruime
ervaring met antisemitische reacties.
Later, als Carry van Bruggen, ver
werkte zij deze achteruitzetting in
haar jeugd geregeld, in verhalen en
romans.
Als onderwijzeres kreeg zij inzicht in
het onderwijssysteem en de onder
wijspolitiek, gebieden waarover zij
zich vervolgens bijzonder kritisch uit
liet. Toen zij met haar man, de jour
nalist Kees van Bruggen, naar Indië
vertrok, kwam zij terecht in de bene
pen Nederlands-Indische wereld,
waar zij al spoedig, mede door haar
journalistieke arbeid, een outsider
werd, gekleed als zij was in revolutio
naire. corset-loze Liberty-jurken.
Haar vrijgevochtenheid is overigens
haar leven lang een veelbesproken
element van haar gedrag geweest.
Sigarettenrokend, met wilde haren,
gaf zij, zittend op een tafeltje, in
latere Jaren lezingen. De literaire kri
tiek kreeg het van haar te verduren.
Wie van haar felle sympathie had
verwacht met de opkomende feminis
tische beweging, komt bedrogen uit.
Carry van Bruggen verdedigde haar
sekse-genoten niet a priori, zij mat
met de maat der redelijkheid en be
zat een behoorlijke dosis scepsis.
Elke vorm van dogmatisme en partij
strijd was haar vreemd. Zo moest zij
wel teleurgesteld zijn over de be
krompen reacties uit het officiële filo
sofische kamp op haar ..Prome
theus". Alleen bij de filosoof-dlchter
Dèr Mouw vonden haar ideeën een
gunstig onthaal, zoals blijkt uit een
aantal niet eerder gepubliceerde
brieven.
Jeugdherinneringen
Het Engelbewaarder-deeltje bevat
talloze boelende teksten en documen
ten. Zo is er een prachtlg-gevoelige
jeugdherinnering, naar aanleiding
van een bezoek aan het dorp van haar
Jeugd, met de oude. vervallen synago
ge. Er zijn heftige betogen, onder
meer een recensie op Henri Borel, een
reactie op een laffe persoonlijke aan
val in Indië, artikelen ln „De Amster-
damsche Dameskroniek" waarvan zij
redactrice was. Het boekje besluit
met de publicatie van enkele
columns.
Typerend ls de tekst waarmee zij
haar medewerking aan de Dameskro
niek beëindigde. In navolging van De
Génestet, die schreef .Verlos ons van
den Bombast Heer, Oeef ons natuur
en waarheid weer", zegt Carry van
Bruggen onder meer:
„Verlos ons van den oorlog Verlos
ons van den waan, dat anderen steeds
de schuld hebben en dat wij de uit
zondering op alle regels zijn Ver
los ons van het goedkoope ledealisme
Verlos ons van de larmoyante
journalistiek Verlos ons van de
Snobs Verlos ons van het filosofi
sche boerenbedrog Verlos de man
nen van den waan. dat het iets helpt
om Vrouwenkiesrecht te keeren en de
vrouwen dat het iets beteekent om
het te krijgen Verlos ons van de
mode-woorden." Zulke woorden heeft
Carry van Bruggen dan ook nooit
geschreven. Ze zal wel gauw weer
meer gelezen gaan worden, denk ik.
Mede dankzij dit uitstekende boekje.
Jan Fontljn Dlny Schouten. Carry
van Bruggen (1881-1932). De Engelbe
waarder, Amsterdam, 1978. 200 bis.
7.50
T. van Deel
/[«U heelemaal niet ontkennen dat
prachtig geobserveerde boeken
|\ziJn, volmaakt van compositie en
|®)mooi gestyleerd; maar voor
smaak ligt er achter dat alles
ig achtergrond van idee en
houwing. te weinig bespie-
inzicht, te weinig zelf-kennis
1oor te weinig menschen-ken-
i van Carry van Bruggen uit
Mge interview met haar dat be
ll is. uit 1915. Ze komt naar voren
leen bijzonder scherpzinnige
voortreffelijk formulerend
Pb geene moeite om me uit te
£en" en gedreven door een
f behoefte aan inzicht.
1 op dat ogenblik al heel wat
feven, onder meer „De Verlate-
pn roman uit het Joodse leven,
pn" (1913), „Het Joodje(1914)
t het opzienbarende „Een co-
vrouw" (1915). Stond haar
e werk sterk onder Invloed van
•htiger woordkunst en het na-
gaandeweg vond zij een
jsvorm die meer strookte