'olitiek leiderschap nieuwe stijl kan vandaag beginnen
Seorganiseerde christenen betekenen in Azië een bedreiging
ïtwoord op een recensie
MERDAG 13 JANUARI 1979
BINNENLAND
TROUW/KWARTET P6 -R23 -H15
Jezèlf geven voor de kansarmen
het vliegveld van New
Ihi ontmoet ik hem. Hij
door de douane heen-
glipt, om mij op te van-
n. Een Amerikaanse
ithodistisch missiona-
verantwoordelijk voor
rlstian Methodist Edu-
tion in India. Een land
n 650 miljoen inwoners.
Ier jaar komen er vijftien
Ijoen bij.
door J. Hulsman
J. Huisman is voorzitter van de
Protestants Christelijke Vakor
ganisatie (PCO). Als lid van een
CNV-delegatie maakte hij een
reis door Azië. Hij bezocht ook
enkele projecten van de Unie
„School en Evangelie," die haar
eeuwfeest viert. In bijgaand
verhaal vertelt Jan Hulsman
over het onderwijs door christe
nen in New Delhi.
heet dr. Donai Rugh.
zestiger, die samen
!t zijn vrouw op de chrls-
Ijke scholen in zijn land
rming en scholing pro-
ert aan te bieden aan
ideren en jong-volwas- Objectief?
nen.
met de „Union of Free Workers". Ik
ben moe, maar Rugh sleept mij ge
deeltelijk over mijn vermoeidheid
heen. De twijfel die ik had, toen de
Unie School en Evangelie van mijn
Azië-reis hoorde en vroeg of ik een
aantal projecten in India en Pakistan
wilde bezoeken, blijft desondanks
bestaan.
laid Rugh heeft geen grote idea-
wel goede ideeën. Hij werkt plan-
uit met zijn mensen om de kinde
voor te bereiden op hun taak
de burgers in hun samenleving te
ijn auto rijden we van het vlieg-
l naar zijn huis. Meteen begint hij
ellen over wat we zien en over
[hem beweegt. Ik versta hem nau-
ijks, enerzijds door het lawaai van
auto, anderzijds door mijn ver-
"leid.
i tocht naar Azië, met een CNV-
atie, is veertien dagen eerder
nen. Eerst gingen we naar Sri
ka voor een congres van het We-
jrakverbond van de Arbeid. Ver
lens trokken we door Thailand
Wie kan of mag er oordelen? Zeker
geen Nederlander, levend in een aan
genaam land, die een aantal weken
rondreist door de Derde Wereld. Wie
kan er tegen de ongelofelijke armoe
de, tegen het stinkende water, waarin
deze mensen zich wassen, tegen de
krotten waarin ze met velen leven?
Kun je een beetje objectief zijn? Die
twijfel werd in de afgelopen veertien
dagen niet weggenomen. Rugh ver
telde over de activiteiten van de me
thodisten. Op zichzelf werken in dit
land is voor hen onmogelijk. Verre
weg de meeste protestants-christelij
ke scholen werken samen in de Asso
ciation of Christian Schools in India.
De dienstverlening die de christelijke
school op haar wijze wil verrichten,
leidt tot een belangrijke plaats in de
verdere ontwikkeling op het gebied
van scholing en vorming in India.
„Komt de christelijke school dan niet
bedreigend over in India?", vraag ik
hem. Neen, luidt het antwoord, want
we zijn volksschool. Maar weinig leer
lingen zijn christenen. Ongeveer 95
procent van de leerlingen hebben een
andere religie. „Dat respecteren we
volledig. Wij proberen met vallen en
opstaan de zeer kansarmen een kans
te geven. Dat is christen-zijn." „What
we receive to give" dat accepteren
we.
Europese macht
Het woord „bedreigend" gebruikte ik
niet voor niets. In de gesprekken die
ik de afgelopen dagen heb gehad, was
dit woord blijven hangen. Wij hadden
gesproken met vertegenwoordigers
van vakbonden uit Thailand, de Phi-
llppijnen, Sri Lanka, Maleisië en met
een gevluchte Vietnamees. Als wij
vertelden dat we van het Christelijk
Nationaal Vakverbond uit Nederland
waren, zeiden ze: „Christen-zijn is ge
noeg". En verder: „Georganiseerde
christenen betekenen in Azië een be
dreiging; zij vertegenwoordigen de
christelijke macht uit Europa en
Noord-Amerika. Zij leggen hun geor
ganiseerde industriële wil aan Azië
op, dat is ongelooflijk bedreigend.
Wij willen onszelf zijn en onze cultuur
behouden. Wij kunnen jullie hulp ge
I technische school: meisjes leren hier typen.
bruiken; christen-zijn Is geen pro
bleem, maar georganiseerde christe
nen zijn de machten van Europa en
Amerika."
Een vertegenwoordiger uit Thailand
zei het anders: „Ik ben geboren in
Thailand, mijn vader was Chinees,
mijn moeder een Vietnamese. Ze
stopten me in de gevangenis omdat
ze dachten dat ik een communist
was. Op dit moment geloven ze me: ik
ben ook christen en werk volledig
voor de Free Union Workers."
Laatst pakten ze me op. omdat zc
dachten dat ik betaald werd door hel
georganiseerde christendom in Euro
pa. Georganiseerd zijn is uitbuiting,
ontering van onze cultuur. Dat is in
Azië bedreigend." „What we receive
to give." Ik denk dat ik begrijp wat
het betekent. Zonder aEtnzien des per-
soons als christen in deze wereld
staan. Wat je ontvangen hebt, geef Je
aan de kansarmen. De spreuk van de
Unie slaat hier volledig op: Voor het
kind en christelijke onderwijs.
Financiële problemen
Het woord „bedreigend" snap Rugh.
Hij kent de situatie, hij kent de pro
blemen, hij werk al lang in Azië. Hij
vertelt over zijn plannen, de proble
men die hij ontmoet, en de grenzen
waarmee hij te maken heeft. Financi
eel zijn er grote problemen. De rege
ring vergoedt de salarissen van de
leraren tussen de 65 en 90 procent,
afhankelijk van de staat waarin de
school gevestigd is. In heel India
moeten de leerlingen de boeken zelf
betalen. De kansarmen in India heb
ben daar geen geld voor. Ook dat
bedrag moet op tafel komen.
Als Rugh het geld voor de leraren niet
kan betalen, neemt de staat de school
over. Daar heeft hij problemen mee.
Zie Je, zegt hij, er is verschil in wat Je
mensen leert.
De staatsscholen zijn voornamelijk
gebaseerd op het Hindoeïsme. Op
onze school trachten we in praktijk te
brengen je naaste lief te hebben als
jezelf. Het Hindoeïsme is veel sterker
gericht op verheffing van de persoon
zelf voor zijn Ood. Vooral op het
platteland, waar tachtig procent van
de bevolking leeft, wordt dit principe
op zeer orthodoxe wijze doorgevoerd.
Je naaste, je buurman, helpen is er
nauwelijks bij. De kasten mogen niet
worden doorbroken. Sociale wetten,
die de kansarmen moeten helpen,
hebben geen kans. „Wij willen laten
zien dat het ook in hun cultuur an
ders kan," zegt Rugh.
Arts-missionaris
We zijn inmiddels bij zijn huls in
Delhi, na een voor mijn begrip levens
gevaarlijke tocht, aangekomen. The
Methodist Home and Butler School
ligt vlak bij de oude ommuurde stad.
De ontmoet Rughs vrouw en andere
gasten, die tegen een kleine vergoe
ding in zijn huis logeren.
De meesten zijn Amerikaanse metho
disten, die als missionaris werkzaam
zijn en een kort bezoek aan Rugh
brengen. Aan tafel wordt veel gela
chen. Rugh kent veel anecdotes, kan
goed relativeren en geniet van de
mensen om hem heen.
Ook dr. Corbitt, een Amerikaanse
arts-missionaris, zit aan tafel. Hij
werkt op het hoofdkwartier in New
York en is coördinator voor de medi
Muziekles op de technische school in New Delhi. De sitar is een geliefd instrument.
sche zorg in Azië. Hij heeft Jaren in
Azië gewerkt als chirurg en als direc
teur van verscheidene ziekenhuisen.
Hij is groot en zwaar, en heeft „spre
kende" handen. Na het eten raken we
in gesprek.
Hij vertelt over zijn werk. Over de
fouten die in zijn ogen gemaakt zijn
in het kader van het medisch ontwik
kelingswerk. „Nog niet zo lang gele
den maakten we schitterende plan
nen in Amerika. We zorgden ervoor,
dat de meeste mensen ingeënt wer
den, we vertelden hoe Je ziekten kon
voorkomen. Met speciale program
ma's vertelden we ze over de „oor
zaak en het gevolg".
Als je Je handen niet wast en je li
chaam niet schoonhoudt, krijg je een
ernstige vorm van diarree, die uitdro
ging tot gevolg heeft en de dood. In
het complex van problemen is het
ons niet gelukt om anderhalf biljoen
mensen huizen met stenen vloeren en
stenen wanden te geven. Schoon wa
ter hebben ze niet. Ze kunnen zich
nauwelijks wassen. Ze verdienen erg
weinig, ze zullen voortdurend de ziek
ten terugkrijgen." Oorzaak en gevolg.
Lage plaats
Een eerste klas in New Delhi. Slechts één van de vijf
kinderen loopt in India de gehele schoolcursus af.
Het is een geweldig moeilijk pro
bleem. In India loopt maar één op de
vijf kinderen de totale schoolcursus
af. De duur van het primaire en se
cundaire onderwijs is tien tot twaalf
Jaar. Vier van de vijf kinderen vallen
af; na het eerste Jaar al anderhalf van
de vijf. Oorzaken zijn: armoede, onge
motiveerd zijn, gebrek aan goed op
geleide leerkrachten.
De onderwijzer, de leraar, neemt in de
Indiase samenleving een lage plaats
op de sociale ladder in. Het salaris is
laag. Een geschoolde arbeider ver
dient vaak het dubbele. Vooral het
vinden van leraren technisch onder
wijs op de technische scholen kost
veel moeite. Ze verdienen op deze
scholen veel minder dan als goed
geschoold arbeider in de fabriek. We
spreken af, dat we een technische
school voor Jongens en meisjes bezoe
ken. Het totale budget van onderwijs
op de totale begroting van India is
laag. Rugh tracht de cijfers en per
centages te vinden. Het lukt gedeelte
lijk; defensie slokt éénderde van de
totale begroting op. Voor onderwijs
zijn deze cijfers niet te vinden. Wel is
er een verdeling in het onderwijs zelf.
De universiteit krijgt éénderde van
het totale budget, de „primary
school" slechts 27 procent. Rugh
vindt dit een schandaal. De afgestu
deerden op de universiteit trachten
vaak snel een baan in het buitenland
te vinden. Veel van hen zijn naar
Amerika, Canada en Engeland ge
gaan. Wij Investeren, zegt hij, op deze
wijze geld in rijke landen. Hier in
India zou veel meer geld geïnvesteerd
moeten worden in het primaire en
secundaire onderwijs. Daar liggen
onze grote behoeften.
De Jongens en meisjes, die met goede
scholing een redelijke baan zoeken,
hebben nauwelijks een kans. 81echts
één op de honderd komt aan de slag.
De anderen moeten meestal genoe
gen nemen met die banen waar scho
ling nauwelijks voor noodzakelijk
was. Op onze technische school pro
beren wij daar wat aan te doen.
mr. A. K. Koekkoek
iURG De bespreking van mijn proefschrift „Partijlei
en kabinetsformatie" in Trouw van 16 december 1978
it een aantal feitelijke onjuistheden. De recensent, Willem
edveld, geeft bovendien een verkeerd beeld van de gedach-
tang die aan mijn voorstellen betreffende het politiek
erschap in Nederland ten grondslag ligt. Hoewel het
ebruikelijk is dat een auteur reageert op een recensie, en
'it aanvankelijk ook niet van plan was, hebben enkele
men mij geadviseerd dat toch te doen om verkeerde
ikken weg te nemen.
land uit de vergelijking met andere
landen te trekken zijn. Hierbij heb ik
mij de vraag gesteld in hoeverre in
Nederland de belangrijke functies die
politieke partijen in het staatsleven
vervullen erkenning vinden.
fens in te gaan op de beschou-
[van Breedveld, geef ik zeer in
:ort aan waarover mijn proef -
|ft gaat. Ik ben ertoe gekomen de
partijleiders te bestuderen
[ege het opvallende verschil in
van partijleiders in verschil-
landen. Zo is de Britse premier
s leider van zijn partij; als zoda-
fordt hij gekozen door zijn frac-
I het Lagerhuis. Een ander spre-
I verschil is dat in Nederland de
Jevoorzitters in de Tweede Ka-
te politieke leiders van hun par
izijn, in België spelen daarente-
Tle partijvoorzitters de eerste vi-
staan de fractievoorzitters
[op het tweede plan. De proble-
tk van de kabinetsformaties in
Mand was alleszins een reden
[studie toe te spitsen op de rol
tijleiders bij de kabinetsfor-
hoofdstukken heb ik de rol
rtijleiders bij de kabinetsfor-
1 in Engeland, West-Dultsland,
l en Nederland beschreven. Elk
uk schetst de hoofdlijnen van
reringsstelsel, de positie van
eiders, het verband tussen ver-
n kabinetsformatie (in
rre is een kabinet inzet van de
ngen?) en de gang van zaken
eigenlijke kabinetsformatie.
Ijfde hoofdstuk biedt een syste-
khe vergelijking van de resulta-
hn het onderzoek in de voor-
Se hoofdstukken
k zesde hoofdstuk ben ik kort
laan welke lessen voor Neder
Partijen
Mijn conclusie is dat in vergelijking
met andere landen de functie van
politieke partijen in Nederland on-'
dergewaardeerd wordt. Partijen leg
gen een band tussen kiezers en geko
zenen en tussen parlement en rege
ring. Partijen zijn ook in staat een
verband te leggen tussen verkiezin
gen en kabinetsformatie, namelijk
door een kabinet of een coalitie inzet
van de verkiezingen te maken. Het
verband tussen verkiezingen en kabi
netsformatie is in Nederland echter
nog weinig rechtstreeks. Wat de band
tussen regering en parlement betreft,
er kunnen tussen ministers en hun
geestverwanten in de Kamer allerlei
informele contacten bestaan maar
het is de vraag of die op beslissende
momenten voldoende zijn om een ka
binetscrisis te beheersen, en ids een
crisis onvermijdelijk is, duidelijk te
maken wie daarvoor verantwoorde
lijk is. Een voorbeeld is de crisis over
de grondpolitiek in maart 1977.
Contactcommissie
Mijn voorstellen beogen politieke
partijen beter in staat te stellen hun
•verantwoordelijke taken te vervullen.
Vergroting van de continuïteit in het
politieke leiderschap zou daartoe een
belangrijke bijdrage zijn. Vandaar
mijn voorstel dat een fractievoorzit
ter die minister wordt ook officieel
politiek leider van zijn partij blijft.
Als voorzitter van de contactcommis
sie waarin ministers, fractie en partij
bestuur vertegenwoordigd zijn, heeft
hij een middel om de partij in haar
geheel bijeen te houden. Premier Van
Agt zou bij wijze van spreken van
daag nog het initiatief kunnen nemen
aan zijn geestverwanten voor te stel
len zo'n contactcommissie te vormen.
Minister Wiegel zou hetzelfde kunnen
doen.
Een belangrijke hinderpaal voor ver
sterking van de band tussen regering
en parlementaire meerderheid blijft
de onverenigbaarheid tussen Kamer
lidmaatschap en ministerschap, die
slecht past in een parlementair stel
sel, dat nu eenmaal is aangelegd op
nauwe samenwerking tussen regering
en parlement.
Taak politiek leider
Puntsgewijze loop ik thans Breed-
velds beschouwing na. 1. Breedveld
stelt het voor alsof ik de problema
tiek van de kabinetsformatie de
onduidelijkheid vóór de verkiezingen
en het langdurige getouwtrek erna
wil oplossen door de rol van partijlei
ders te versterken. Dat is niet mijn
redenering. Uitgangspunt is de func
tie van partijen. Partijen kunnen hun
taken beter vervullen als de verschil
lende geledingen van de partij de
georganiseerde partij, de parlemen
taire fractie en de ministers met
behoud van ieders eigen verantwoor
delijkheid niet los van elkaar optre
den. In dit kader heeft de politiek
leider een taak.
Vóór de verkiezingen kunnen de con
tactcommissies van de regeringspar
tijen proberen een globaal akkoord te
sluiten, inhoudende dat de partners
de coalitie zullen voortzetten als zij te
zamen genomen minstens hun zetels
behouden. Het kabinet tot inzet van
de verkiezingen maken is dus geen
zaak van de minister-president/lijst
trekker alleen, zoals Biesheuvel in
1972 deed, of van één van de rege
ringspartijen. Alleen een intentiever
klaring van de regeringspartijen over
en weer kan de gewenste helderheid
brengen.
Verliezen de regeringspartijen, dan
ligt de situatie als vanouds: moeilijk.
Nergens In mijn boek is dan ook te
vinden dat een betere vormgeving
aan het partijlelderschap zonder
meer leidt tot korte kabinetsforma
ties, zoals Breedveld mij toedicht.
Ministers
2. De recensent meent dat ik bijna
jaloers naar andere landen kijk, om
dat daar de kabinetsformatie geen
probleem zou zijn. Dat is in de regel
juist wat Engeland betreft. In Duits
land staat na verkiezingen meestal
vrij snel vast welke partijen zullen
gaan regeren, maar voordat de
Bondsdag een nieuwe bondskanselier
kiest is er heel wat onderhandeld. In
België is de situatie echter veel duide
lijker dan in Nederland.
Dat de partijleider in de drie andere
landen een zwaardere rol spelen dan
in Nederland, zoals Breedveld mij
meent te begrijpen, ts slechts gedeel
telijk Juist. Het grote verschil met
Engeland en West-Dultsland is vooral
de continuïteit in het partij leider
schap doordat ministers een leidende
partijfunctie kunnen behouden. Pre
mier Callaghan is tevens leider van
de LabourpartiJ; bondskanselier
Schmidt is vlce-voorzitter van de
SPD en minister Genscher partij
voorzitter van de FDP. In België
daarentegen gaan partijvoorzitter
schap en ministerschap niet samen.
Niet het partij leiderschap op zichzelf
maar de leidende rol van ministers in
de partij vergemakkelijkt voor een
partij het dragen van regerings
verantwoordelijkheid.
3 Breedveld maakt het niet geringe
verwijt dat schrijver dezes „een reeks
eigenaardigheden van ons politiek
bestelhelaas over het hoofd heeft
gezien" Nu heb ik in het Nederlandse
hoofdstuk, dat zo'n 250 bladzijden
telt, ongetwijfeld een en ander over
het hoofd gezien, maar ik ben ook
heel wat eigenaardigheden tegenge
komen. In het slothoofdstuk zet ik ze
nog eens op een rijtje onder het mot
to „de gebreken van het dualisme".
De eigenaardigheden die Breedveld
noemt de theorie van het dualisme,
de onverenigbaarheid van kamerlid
maatschap en ministerschap, het
meerpartijenstelsel met de noodzaak
van coalitievorming, de zogenaamde
middenpositie van het CDA komen
alle aan de orde.
Breedveld noemt het „onzin" dat het
dualisme zoals het in de genoemde
onverenigbaarheid tot uitdrukking
komt, de ontwikkeling van een poli
tiek leiderschap zoals ik die voorsta
verhindert. Weliswaar kunnen de par
tijen nu al nader vorm geven aan het
politiek leiderschap, maar de moei
lijkheid blijft dat de onverenigbaar
heid scheiding teweegbrengt tussen
ministers en kamerleden, die na de
kabinetsformatie tot verschillende
clubs gaan behoren. Het onderlinge
contact blijft betrekkelijk informeel;
een geregelde, „natuurlijke" vorm
van overleg zoals wanneer ministers
kamerlid (en dus lid van de fractie)
■zijn, ontbreekt.
CDA
4. De recensent vindt dat met name
de centrumpositie van het CDA de
ontwikkeling van een politiek leider
schap onmogelijk maakt. „Het CDA
kan het zich eenvoudig niet veroorlo
ven voor de verkiezingen een duidelij
ke uitspraak te doen over de gewen
ste regeringscombinatie", schrijft hij.
Ik erken dat hier problemen liggen
(zie blz. 566 van mijn boek). Ik wijs er
echter ook op dat het CDA-bestuur
voor de verkiezingen van 1977 bereid
was een voor keurs uitspraak te doen,
maar dat de „meerderheidsstrategie"
van de PvdA dit verhinderde (blz.
317-318)
Het zou goed zijn als CDA en WD via
de eerder genoemde contactcommis
sies ruimschoots voor de verkiezin
gen zouden onderzoeken of zij kun
nen komen tot een intentieverklaring
over en weer. Voor het CDA komt de
vraag met wie het na de verkiezingen
zal willen samenwerken toch aan de
orde bij de aanwijzing van de lijst
trekker. De grootste onduidelijkheid
zou zijn Van Agt te kiezen tot lijst
trekker, de samenwerking met de
WD voort te zetten tot aan de verkie
zingen („de rit uitzitten") en boven
dien te proberen een intentieverkla
ring aan het adres van de PvdA af te
leggen.
PvdA
5. Breedveld meent dat mijn ideeën
binnen de PvdA al verwerkelijkt zijn.
„Deze partij legde voor de verkiezin
gen duidelijk intentieverklaringen af
en Den Uyl kon ondanks zijn premier
schap wel degelijk de politieke leider
blijven van zijn partij", zo schrijft hij.
Nu zijn mij de dictaten van de PvdA
voor de verkiezingen van èn 1971 èn
1972 èn 1977 wel bekend (zie blz. 300-
320), maar die maakten geen deel uit
van een wederkerige intentieverkla
ring zoals ik bedoel.
Wat het politiek leiderschap van pre
mier Den Uyl betreft, een uitdrukke
lijke erkenning ervan vond niet
plaats. Dit leidde tot eigenaardighe
den zoals dat een congres erover
moest stemmen of Den Uyl het woord
mocht voeren. Op beslissende mo
menten in de kabinetsformatie van
1977, bij voorbeeld de beslissing over
de 7-7-2-verdeling, bleef de politieke
leider van de PvdA op de achter
grond. Ook in de PvdA valt aan het
politiek leiderschap nog een en ander
te sleutelen.
6. Is het effect van mijn voorsteilen
dat het parlement vleugellam wordt,
zoals Breedveld verwacht? Ik meen
van niet. Ministers, fractie en partij
houden onderling goed contact, maar
behouden een eigen verantwoorde
lijkheid. Binnen de regeringspartij
blijft dus een zeker dualisme tussen
ministers en fractie bestaan. Een re
geringsfractie mag het regeringsbe
leid best openlijk en zelfs fel bekriti
seren. immers, als het gaat spannen
zijn er voldoende kanalen voor over
leg, zodat niet door een communica
tiestoornis of om een futiliteit een
kabinetscrisis ontstaat.
7. Tenslotte meent Breedveld dat de
confrontatie tussen kabinet en geest
verwante fracties aan de ene kant en
oppositie aan de andere kant tot een
tweedeling in de politiek leidt.
„Koekkoek als een antirevolutionair
die de tweedeling nastreeft", zo
schuift hij mij in de schoenen. Op 608
van mijn boek wijs ik echter een
tweeblokkensysteem, dat bij een
rechtstreeks gekozen formateur zou
kunnen ontstaan, impliciet van de
hand. Ik wil het drie- of meerstromen-
land niet kunstmatig kanaliseren.
Coalitiepartners zullen ermee reke
nen dat de andere partij van partner
kan wisselen en een oppositiepartij
doet er goed aan in het oog te houden
dat zij het waarschijnlijk ook in de
toekomst niet alleen voor het zeggen
zal hebben.
Naschrift
De kern van mijn kritiek was, dat de
ontwikkeling van een politiek leider
schap, zoals Koekkoek voor ogen
staat, ook zonder formele wijzigin-
gen van ons politieke stelsel zeer wel
mogelijk is. Dat het er desalniette
min tot nu tos niet van gekomen is.
hangt samen met een aantal eige
naardigheden van ome politieke cul
tuur. Koekkoek heeft die eigenaar
digheden weliswaar een naam gege
ven, maar dat ts nop niet hetzelfde
als er een verklaring voor geven. Sn
die is toch broodnodig wil men for-
mele wijzigingen van het systeem
voorstellen.
Koekkoek mag dit een onjuiste voor
stelling van zaken vinden, persoon
lijk geef ik er graag de voorkeur aan,
eerst enig inzicht te hebben in de
vraag waarom het partij leiderschap
d la Koekkoek in ons land geen kans
maakt, vooraleer te besluiten tot een
zo riskante aangelegenheid als het
formeel op de helling zetten van ons
dualistische stelsel. Koekkoek zegt
dan wel de tweedeling van de Neder
landse politiek niet te willen, maar
naar mijn smaak is dit wel een conse
quentie van zijn voorstellen. Voor het
overige verwijs ik graag naar mijn
eerder geschreven recensie.
Drs W. Breedveld