'olitiek leiderschap nieuwe stijl kan vandaag beginnen Seorganiseerde christenen betekenen in Azië een bedreiging ïtwoord op een recensie MERDAG 13 JANUARI 1979 BINNENLAND TROUW/KWARTET P6 -R23 -H15 Jezèlf geven voor de kansarmen het vliegveld van New Ihi ontmoet ik hem. Hij door de douane heen- glipt, om mij op te van- n. Een Amerikaanse ithodistisch missiona- verantwoordelijk voor rlstian Methodist Edu- tion in India. Een land n 650 miljoen inwoners. Ier jaar komen er vijftien Ijoen bij. door J. Hulsman J. Huisman is voorzitter van de Protestants Christelijke Vakor ganisatie (PCO). Als lid van een CNV-delegatie maakte hij een reis door Azië. Hij bezocht ook enkele projecten van de Unie „School en Evangelie," die haar eeuwfeest viert. In bijgaand verhaal vertelt Jan Hulsman over het onderwijs door christe nen in New Delhi. heet dr. Donai Rugh. zestiger, die samen !t zijn vrouw op de chrls- Ijke scholen in zijn land rming en scholing pro- ert aan te bieden aan ideren en jong-volwas- Objectief? nen. met de „Union of Free Workers". Ik ben moe, maar Rugh sleept mij ge deeltelijk over mijn vermoeidheid heen. De twijfel die ik had, toen de Unie School en Evangelie van mijn Azië-reis hoorde en vroeg of ik een aantal projecten in India en Pakistan wilde bezoeken, blijft desondanks bestaan. laid Rugh heeft geen grote idea- wel goede ideeën. Hij werkt plan- uit met zijn mensen om de kinde voor te bereiden op hun taak de burgers in hun samenleving te ijn auto rijden we van het vlieg- l naar zijn huis. Meteen begint hij ellen over wat we zien en over [hem beweegt. Ik versta hem nau- ijks, enerzijds door het lawaai van auto, anderzijds door mijn ver- "leid. i tocht naar Azië, met een CNV- atie, is veertien dagen eerder nen. Eerst gingen we naar Sri ka voor een congres van het We- jrakverbond van de Arbeid. Ver lens trokken we door Thailand Wie kan of mag er oordelen? Zeker geen Nederlander, levend in een aan genaam land, die een aantal weken rondreist door de Derde Wereld. Wie kan er tegen de ongelofelijke armoe de, tegen het stinkende water, waarin deze mensen zich wassen, tegen de krotten waarin ze met velen leven? Kun je een beetje objectief zijn? Die twijfel werd in de afgelopen veertien dagen niet weggenomen. Rugh ver telde over de activiteiten van de me thodisten. Op zichzelf werken in dit land is voor hen onmogelijk. Verre weg de meeste protestants-christelij ke scholen werken samen in de Asso ciation of Christian Schools in India. De dienstverlening die de christelijke school op haar wijze wil verrichten, leidt tot een belangrijke plaats in de verdere ontwikkeling op het gebied van scholing en vorming in India. „Komt de christelijke school dan niet bedreigend over in India?", vraag ik hem. Neen, luidt het antwoord, want we zijn volksschool. Maar weinig leer lingen zijn christenen. Ongeveer 95 procent van de leerlingen hebben een andere religie. „Dat respecteren we volledig. Wij proberen met vallen en opstaan de zeer kansarmen een kans te geven. Dat is christen-zijn." „What we receive to give" dat accepteren we. Europese macht Het woord „bedreigend" gebruikte ik niet voor niets. In de gesprekken die ik de afgelopen dagen heb gehad, was dit woord blijven hangen. Wij hadden gesproken met vertegenwoordigers van vakbonden uit Thailand, de Phi- llppijnen, Sri Lanka, Maleisië en met een gevluchte Vietnamees. Als wij vertelden dat we van het Christelijk Nationaal Vakverbond uit Nederland waren, zeiden ze: „Christen-zijn is ge noeg". En verder: „Georganiseerde christenen betekenen in Azië een be dreiging; zij vertegenwoordigen de christelijke macht uit Europa en Noord-Amerika. Zij leggen hun geor ganiseerde industriële wil aan Azië op, dat is ongelooflijk bedreigend. Wij willen onszelf zijn en onze cultuur behouden. Wij kunnen jullie hulp ge I technische school: meisjes leren hier typen. bruiken; christen-zijn Is geen pro bleem, maar georganiseerde christe nen zijn de machten van Europa en Amerika." Een vertegenwoordiger uit Thailand zei het anders: „Ik ben geboren in Thailand, mijn vader was Chinees, mijn moeder een Vietnamese. Ze stopten me in de gevangenis omdat ze dachten dat ik een communist was. Op dit moment geloven ze me: ik ben ook christen en werk volledig voor de Free Union Workers." Laatst pakten ze me op. omdat zc dachten dat ik betaald werd door hel georganiseerde christendom in Euro pa. Georganiseerd zijn is uitbuiting, ontering van onze cultuur. Dat is in Azië bedreigend." „What we receive to give." Ik denk dat ik begrijp wat het betekent. Zonder aEtnzien des per- soons als christen in deze wereld staan. Wat je ontvangen hebt, geef Je aan de kansarmen. De spreuk van de Unie slaat hier volledig op: Voor het kind en christelijke onderwijs. Financiële problemen Het woord „bedreigend" snap Rugh. Hij kent de situatie, hij kent de pro blemen, hij werk al lang in Azië. Hij vertelt over zijn plannen, de proble men die hij ontmoet, en de grenzen waarmee hij te maken heeft. Financi eel zijn er grote problemen. De rege ring vergoedt de salarissen van de leraren tussen de 65 en 90 procent, afhankelijk van de staat waarin de school gevestigd is. In heel India moeten de leerlingen de boeken zelf betalen. De kansarmen in India heb ben daar geen geld voor. Ook dat bedrag moet op tafel komen. Als Rugh het geld voor de leraren niet kan betalen, neemt de staat de school over. Daar heeft hij problemen mee. Zie Je, zegt hij, er is verschil in wat Je mensen leert. De staatsscholen zijn voornamelijk gebaseerd op het Hindoeïsme. Op onze school trachten we in praktijk te brengen je naaste lief te hebben als jezelf. Het Hindoeïsme is veel sterker gericht op verheffing van de persoon zelf voor zijn Ood. Vooral op het platteland, waar tachtig procent van de bevolking leeft, wordt dit principe op zeer orthodoxe wijze doorgevoerd. Je naaste, je buurman, helpen is er nauwelijks bij. De kasten mogen niet worden doorbroken. Sociale wetten, die de kansarmen moeten helpen, hebben geen kans. „Wij willen laten zien dat het ook in hun cultuur an ders kan," zegt Rugh. Arts-missionaris We zijn inmiddels bij zijn huls in Delhi, na een voor mijn begrip levens gevaarlijke tocht, aangekomen. The Methodist Home and Butler School ligt vlak bij de oude ommuurde stad. De ontmoet Rughs vrouw en andere gasten, die tegen een kleine vergoe ding in zijn huis logeren. De meesten zijn Amerikaanse metho disten, die als missionaris werkzaam zijn en een kort bezoek aan Rugh brengen. Aan tafel wordt veel gela chen. Rugh kent veel anecdotes, kan goed relativeren en geniet van de mensen om hem heen. Ook dr. Corbitt, een Amerikaanse arts-missionaris, zit aan tafel. Hij werkt op het hoofdkwartier in New York en is coördinator voor de medi Muziekles op de technische school in New Delhi. De sitar is een geliefd instrument. sche zorg in Azië. Hij heeft Jaren in Azië gewerkt als chirurg en als direc teur van verscheidene ziekenhuisen. Hij is groot en zwaar, en heeft „spre kende" handen. Na het eten raken we in gesprek. Hij vertelt over zijn werk. Over de fouten die in zijn ogen gemaakt zijn in het kader van het medisch ontwik kelingswerk. „Nog niet zo lang gele den maakten we schitterende plan nen in Amerika. We zorgden ervoor, dat de meeste mensen ingeënt wer den, we vertelden hoe Je ziekten kon voorkomen. Met speciale program ma's vertelden we ze over de „oor zaak en het gevolg". Als je Je handen niet wast en je li chaam niet schoonhoudt, krijg je een ernstige vorm van diarree, die uitdro ging tot gevolg heeft en de dood. In het complex van problemen is het ons niet gelukt om anderhalf biljoen mensen huizen met stenen vloeren en stenen wanden te geven. Schoon wa ter hebben ze niet. Ze kunnen zich nauwelijks wassen. Ze verdienen erg weinig, ze zullen voortdurend de ziek ten terugkrijgen." Oorzaak en gevolg. Lage plaats Een eerste klas in New Delhi. Slechts één van de vijf kinderen loopt in India de gehele schoolcursus af. Het is een geweldig moeilijk pro bleem. In India loopt maar één op de vijf kinderen de totale schoolcursus af. De duur van het primaire en se cundaire onderwijs is tien tot twaalf Jaar. Vier van de vijf kinderen vallen af; na het eerste Jaar al anderhalf van de vijf. Oorzaken zijn: armoede, onge motiveerd zijn, gebrek aan goed op geleide leerkrachten. De onderwijzer, de leraar, neemt in de Indiase samenleving een lage plaats op de sociale ladder in. Het salaris is laag. Een geschoolde arbeider ver dient vaak het dubbele. Vooral het vinden van leraren technisch onder wijs op de technische scholen kost veel moeite. Ze verdienen op deze scholen veel minder dan als goed geschoold arbeider in de fabriek. We spreken af, dat we een technische school voor Jongens en meisjes bezoe ken. Het totale budget van onderwijs op de totale begroting van India is laag. Rugh tracht de cijfers en per centages te vinden. Het lukt gedeelte lijk; defensie slokt éénderde van de totale begroting op. Voor onderwijs zijn deze cijfers niet te vinden. Wel is er een verdeling in het onderwijs zelf. De universiteit krijgt éénderde van het totale budget, de „primary school" slechts 27 procent. Rugh vindt dit een schandaal. De afgestu deerden op de universiteit trachten vaak snel een baan in het buitenland te vinden. Veel van hen zijn naar Amerika, Canada en Engeland ge gaan. Wij Investeren, zegt hij, op deze wijze geld in rijke landen. Hier in India zou veel meer geld geïnvesteerd moeten worden in het primaire en secundaire onderwijs. Daar liggen onze grote behoeften. De Jongens en meisjes, die met goede scholing een redelijke baan zoeken, hebben nauwelijks een kans. 81echts één op de honderd komt aan de slag. De anderen moeten meestal genoe gen nemen met die banen waar scho ling nauwelijks voor noodzakelijk was. Op onze technische school pro beren wij daar wat aan te doen. mr. A. K. Koekkoek iURG De bespreking van mijn proefschrift „Partijlei en kabinetsformatie" in Trouw van 16 december 1978 it een aantal feitelijke onjuistheden. De recensent, Willem edveld, geeft bovendien een verkeerd beeld van de gedach- tang die aan mijn voorstellen betreffende het politiek erschap in Nederland ten grondslag ligt. Hoewel het ebruikelijk is dat een auteur reageert op een recensie, en 'it aanvankelijk ook niet van plan was, hebben enkele men mij geadviseerd dat toch te doen om verkeerde ikken weg te nemen. land uit de vergelijking met andere landen te trekken zijn. Hierbij heb ik mij de vraag gesteld in hoeverre in Nederland de belangrijke functies die politieke partijen in het staatsleven vervullen erkenning vinden. fens in te gaan op de beschou- [van Breedveld, geef ik zeer in :ort aan waarover mijn proef - |ft gaat. Ik ben ertoe gekomen de partijleiders te bestuderen [ege het opvallende verschil in van partijleiders in verschil- landen. Zo is de Britse premier s leider van zijn partij; als zoda- fordt hij gekozen door zijn frac- I het Lagerhuis. Een ander spre- I verschil is dat in Nederland de Jevoorzitters in de Tweede Ka- te politieke leiders van hun par izijn, in België spelen daarente- Tle partijvoorzitters de eerste vi- staan de fractievoorzitters [op het tweede plan. De proble- tk van de kabinetsformaties in Mand was alleszins een reden [studie toe te spitsen op de rol tijleiders bij de kabinetsfor- hoofdstukken heb ik de rol rtijleiders bij de kabinetsfor- 1 in Engeland, West-Dultsland, l en Nederland beschreven. Elk uk schetst de hoofdlijnen van reringsstelsel, de positie van eiders, het verband tussen ver- n kabinetsformatie (in rre is een kabinet inzet van de ngen?) en de gang van zaken eigenlijke kabinetsformatie. Ijfde hoofdstuk biedt een syste- khe vergelijking van de resulta- hn het onderzoek in de voor- Se hoofdstukken k zesde hoofdstuk ben ik kort laan welke lessen voor Neder Partijen Mijn conclusie is dat in vergelijking met andere landen de functie van politieke partijen in Nederland on-' dergewaardeerd wordt. Partijen leg gen een band tussen kiezers en geko zenen en tussen parlement en rege ring. Partijen zijn ook in staat een verband te leggen tussen verkiezin gen en kabinetsformatie, namelijk door een kabinet of een coalitie inzet van de verkiezingen te maken. Het verband tussen verkiezingen en kabi netsformatie is in Nederland echter nog weinig rechtstreeks. Wat de band tussen regering en parlement betreft, er kunnen tussen ministers en hun geestverwanten in de Kamer allerlei informele contacten bestaan maar het is de vraag of die op beslissende momenten voldoende zijn om een ka binetscrisis te beheersen, en ids een crisis onvermijdelijk is, duidelijk te maken wie daarvoor verantwoorde lijk is. Een voorbeeld is de crisis over de grondpolitiek in maart 1977. Contactcommissie Mijn voorstellen beogen politieke partijen beter in staat te stellen hun •verantwoordelijke taken te vervullen. Vergroting van de continuïteit in het politieke leiderschap zou daartoe een belangrijke bijdrage zijn. Vandaar mijn voorstel dat een fractievoorzit ter die minister wordt ook officieel politiek leider van zijn partij blijft. Als voorzitter van de contactcommis sie waarin ministers, fractie en partij bestuur vertegenwoordigd zijn, heeft hij een middel om de partij in haar geheel bijeen te houden. Premier Van Agt zou bij wijze van spreken van daag nog het initiatief kunnen nemen aan zijn geestverwanten voor te stel len zo'n contactcommissie te vormen. Minister Wiegel zou hetzelfde kunnen doen. Een belangrijke hinderpaal voor ver sterking van de band tussen regering en parlementaire meerderheid blijft de onverenigbaarheid tussen Kamer lidmaatschap en ministerschap, die slecht past in een parlementair stel sel, dat nu eenmaal is aangelegd op nauwe samenwerking tussen regering en parlement. Taak politiek leider Puntsgewijze loop ik thans Breed- velds beschouwing na. 1. Breedveld stelt het voor alsof ik de problema tiek van de kabinetsformatie de onduidelijkheid vóór de verkiezingen en het langdurige getouwtrek erna wil oplossen door de rol van partijlei ders te versterken. Dat is niet mijn redenering. Uitgangspunt is de func tie van partijen. Partijen kunnen hun taken beter vervullen als de verschil lende geledingen van de partij de georganiseerde partij, de parlemen taire fractie en de ministers met behoud van ieders eigen verantwoor delijkheid niet los van elkaar optre den. In dit kader heeft de politiek leider een taak. Vóór de verkiezingen kunnen de con tactcommissies van de regeringspar tijen proberen een globaal akkoord te sluiten, inhoudende dat de partners de coalitie zullen voortzetten als zij te zamen genomen minstens hun zetels behouden. Het kabinet tot inzet van de verkiezingen maken is dus geen zaak van de minister-president/lijst trekker alleen, zoals Biesheuvel in 1972 deed, of van één van de rege ringspartijen. Alleen een intentiever klaring van de regeringspartijen over en weer kan de gewenste helderheid brengen. Verliezen de regeringspartijen, dan ligt de situatie als vanouds: moeilijk. Nergens In mijn boek is dan ook te vinden dat een betere vormgeving aan het partijlelderschap zonder meer leidt tot korte kabinetsforma ties, zoals Breedveld mij toedicht. Ministers 2. De recensent meent dat ik bijna jaloers naar andere landen kijk, om dat daar de kabinetsformatie geen probleem zou zijn. Dat is in de regel juist wat Engeland betreft. In Duits land staat na verkiezingen meestal vrij snel vast welke partijen zullen gaan regeren, maar voordat de Bondsdag een nieuwe bondskanselier kiest is er heel wat onderhandeld. In België is de situatie echter veel duide lijker dan in Nederland. Dat de partijleider in de drie andere landen een zwaardere rol spelen dan in Nederland, zoals Breedveld mij meent te begrijpen, ts slechts gedeel telijk Juist. Het grote verschil met Engeland en West-Dultsland is vooral de continuïteit in het partij leider schap doordat ministers een leidende partijfunctie kunnen behouden. Pre mier Callaghan is tevens leider van de LabourpartiJ; bondskanselier Schmidt is vlce-voorzitter van de SPD en minister Genscher partij voorzitter van de FDP. In België daarentegen gaan partijvoorzitter schap en ministerschap niet samen. Niet het partij leiderschap op zichzelf maar de leidende rol van ministers in de partij vergemakkelijkt voor een partij het dragen van regerings verantwoordelijkheid. 3 Breedveld maakt het niet geringe verwijt dat schrijver dezes „een reeks eigenaardigheden van ons politiek bestelhelaas over het hoofd heeft gezien" Nu heb ik in het Nederlandse hoofdstuk, dat zo'n 250 bladzijden telt, ongetwijfeld een en ander over het hoofd gezien, maar ik ben ook heel wat eigenaardigheden tegenge komen. In het slothoofdstuk zet ik ze nog eens op een rijtje onder het mot to „de gebreken van het dualisme". De eigenaardigheden die Breedveld noemt de theorie van het dualisme, de onverenigbaarheid van kamerlid maatschap en ministerschap, het meerpartijenstelsel met de noodzaak van coalitievorming, de zogenaamde middenpositie van het CDA komen alle aan de orde. Breedveld noemt het „onzin" dat het dualisme zoals het in de genoemde onverenigbaarheid tot uitdrukking komt, de ontwikkeling van een poli tiek leiderschap zoals ik die voorsta verhindert. Weliswaar kunnen de par tijen nu al nader vorm geven aan het politiek leiderschap, maar de moei lijkheid blijft dat de onverenigbaar heid scheiding teweegbrengt tussen ministers en kamerleden, die na de kabinetsformatie tot verschillende clubs gaan behoren. Het onderlinge contact blijft betrekkelijk informeel; een geregelde, „natuurlijke" vorm van overleg zoals wanneer ministers kamerlid (en dus lid van de fractie) ■zijn, ontbreekt. CDA 4. De recensent vindt dat met name de centrumpositie van het CDA de ontwikkeling van een politiek leider schap onmogelijk maakt. „Het CDA kan het zich eenvoudig niet veroorlo ven voor de verkiezingen een duidelij ke uitspraak te doen over de gewen ste regeringscombinatie", schrijft hij. Ik erken dat hier problemen liggen (zie blz. 566 van mijn boek). Ik wijs er echter ook op dat het CDA-bestuur voor de verkiezingen van 1977 bereid was een voor keurs uitspraak te doen, maar dat de „meerderheidsstrategie" van de PvdA dit verhinderde (blz. 317-318) Het zou goed zijn als CDA en WD via de eerder genoemde contactcommis sies ruimschoots voor de verkiezin gen zouden onderzoeken of zij kun nen komen tot een intentieverklaring over en weer. Voor het CDA komt de vraag met wie het na de verkiezingen zal willen samenwerken toch aan de orde bij de aanwijzing van de lijst trekker. De grootste onduidelijkheid zou zijn Van Agt te kiezen tot lijst trekker, de samenwerking met de WD voort te zetten tot aan de verkie zingen („de rit uitzitten") en boven dien te proberen een intentieverkla ring aan het adres van de PvdA af te leggen. PvdA 5. Breedveld meent dat mijn ideeën binnen de PvdA al verwerkelijkt zijn. „Deze partij legde voor de verkiezin gen duidelijk intentieverklaringen af en Den Uyl kon ondanks zijn premier schap wel degelijk de politieke leider blijven van zijn partij", zo schrijft hij. Nu zijn mij de dictaten van de PvdA voor de verkiezingen van èn 1971 èn 1972 èn 1977 wel bekend (zie blz. 300- 320), maar die maakten geen deel uit van een wederkerige intentieverkla ring zoals ik bedoel. Wat het politiek leiderschap van pre mier Den Uyl betreft, een uitdrukke lijke erkenning ervan vond niet plaats. Dit leidde tot eigenaardighe den zoals dat een congres erover moest stemmen of Den Uyl het woord mocht voeren. Op beslissende mo menten in de kabinetsformatie van 1977, bij voorbeeld de beslissing over de 7-7-2-verdeling, bleef de politieke leider van de PvdA op de achter grond. Ook in de PvdA valt aan het politiek leiderschap nog een en ander te sleutelen. 6. Is het effect van mijn voorsteilen dat het parlement vleugellam wordt, zoals Breedveld verwacht? Ik meen van niet. Ministers, fractie en partij houden onderling goed contact, maar behouden een eigen verantwoorde lijkheid. Binnen de regeringspartij blijft dus een zeker dualisme tussen ministers en fractie bestaan. Een re geringsfractie mag het regeringsbe leid best openlijk en zelfs fel bekriti seren. immers, als het gaat spannen zijn er voldoende kanalen voor over leg, zodat niet door een communica tiestoornis of om een futiliteit een kabinetscrisis ontstaat. 7. Tenslotte meent Breedveld dat de confrontatie tussen kabinet en geest verwante fracties aan de ene kant en oppositie aan de andere kant tot een tweedeling in de politiek leidt. „Koekkoek als een antirevolutionair die de tweedeling nastreeft", zo schuift hij mij in de schoenen. Op 608 van mijn boek wijs ik echter een tweeblokkensysteem, dat bij een rechtstreeks gekozen formateur zou kunnen ontstaan, impliciet van de hand. Ik wil het drie- of meerstromen- land niet kunstmatig kanaliseren. Coalitiepartners zullen ermee reke nen dat de andere partij van partner kan wisselen en een oppositiepartij doet er goed aan in het oog te houden dat zij het waarschijnlijk ook in de toekomst niet alleen voor het zeggen zal hebben. Naschrift De kern van mijn kritiek was, dat de ontwikkeling van een politiek leider schap, zoals Koekkoek voor ogen staat, ook zonder formele wijzigin- gen van ons politieke stelsel zeer wel mogelijk is. Dat het er desalniette min tot nu tos niet van gekomen is. hangt samen met een aantal eige naardigheden van ome politieke cul tuur. Koekkoek heeft die eigenaar digheden weliswaar een naam gege ven, maar dat ts nop niet hetzelfde als er een verklaring voor geven. Sn die is toch broodnodig wil men for- mele wijzigingen van het systeem voorstellen. Koekkoek mag dit een onjuiste voor stelling van zaken vinden, persoon lijk geef ik er graag de voorkeur aan, eerst enig inzicht te hebben in de vraag waarom het partij leiderschap d la Koekkoek in ons land geen kans maakt, vooraleer te besluiten tot een zo riskante aangelegenheid als het formeel op de helling zetten van ons dualistische stelsel. Koekkoek zegt dan wel de tweedeling van de Neder landse politiek niet te willen, maar naar mijn smaak is dit wel een conse quentie van zijn voorstellen. Voor het overige verwijs ik graag naar mijn eerder geschreven recensie. Drs W. Breedveld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 19