Laaiend cultuurcentrum
vóór de zondvloed
Van kijken komt lezen...
5oëzie 4x Anna Blaman
De gouden jaren twintig van Berlijn
Nieuwe boeken over kunst
Tim fiifopiWTtmm ftuo p?rOi m epi fama
mmmttrburanr
all afliam raimnrsiir lymmcanwuasp
Duns €«riniöo angdum maan qmpiariar
ttawflöuirCrmpr ot)£huact<uiöiuarm mr
<im cnnuiutus tra wmnastuts craflUgnurs
tc dffJupun ctpiHtfirTtrangnuê ïnais/ïtuto nr
auumtrM tod mtmiöuas non nu m tt
trus trans nap ateains Ocumaiicnum cp c
luiii co»iums.®ötaw tfimflocpcum pjpulo
IUDAG 12 JANUARI 1979
KUNST
TROUW/KWARTET
oor T. van Deel
dities waarin al het werk van een dichter wordt samen-
■bracht maken nooit de uitgave van afzonderlijke bun-
ris overbodig. De Bezige Bij gaf onlangs van Lucebert
eer apart uit: Triangel' en 'Apocrief', twee al klassieke
indels (voor resp. 12.50 en 16.50). Zc zijn fotogra-
sch herdrukt naar de 'Verzamelde Gedichten' (1974).
uerido deed voor De Boekvink-
eks iets dergelijks. Gelicht uit
igelmans „Verzamelde Gedich-
n" (1972) werd de beroemde bun-
„Tuin van Eros": „een bundel
e zózeer een begrip is moet ook
i verkrijgbaar zijn." meent de
ip. Het afzonderlijk presenteren
in een bundel heeft bovendien
t voordeel dat deze weer in zijn
IC «danigheid van bundel en
et als onderdeel van een oeuvre
beschouwd kan worden. Dlk-
IJls concipiëren dichters hun
indels Immers niet willekeurig
i In een verzameleditie is de aan-
cht voor zulke bedoelingen min-
x r groot. Ook „Serenade" van
auerhoff kreeg de eer na tiental-
i jaren los van het complete
lëtlsche oeuvre te mogen ver-
hljnen. Vestdijks „Verzen"
t hij verspreid herdrukte in late-
bundels kreeg na 46 jaar zelfs
ttr het eerst een herdruk. Al deze
«kvinken kosten 9.90.
j Bert Bakker stelde K. Lekker-
rker een uitstekende en om-
ngrtjke bloemlezing samen uit
luerhoffs poëzie: .Alleen in
ijn gedichten kan ik wonen".
>or weinig geld 9.75). Naast
i rdrukken van afzonderlijke
ndels. zijn bloemlezingen als
ie goede introducties tot dich-
fs, betere vaak dan lijvige verza-
tlwerken.
nna Blaman-
zamen met een herdruk van
n studie over leven en werk van
ma Blaman „Speurtocht naar
n onbekende" liet Henk
ruyker Boudier een boek ver-
tüjnen met nagelaten proza van
in 1960 overleden schrijfster:
fragmentarisch" naast enkele
alytische essays van eigen
nd. Concentreerde hij zich bij
zijn speurtocht op „Eenzaam
avontuur" en op biografische
kwesties, in „Fragmentarisch"
brengt hij naast enkele analyti
sche essays van eigen hand een
aantal ongepubliceerde teksten
bijeen, die voorafgaan aan „Op
leven en dood", die andere beken
de romane van Blaman. Interes
sant is bijvoorbeeld de roman die
in 1951 werd begonnen, samen
met Josepha Mendels. Van belde
schrijfsters zijn twee hoofdstuk
ken bewaard gebleven, die nu
openbaar gemaakt worden. In dat
zelfde jaar deed Anna Blaman aan
een nog spectaculairder project
mee: de roman „De Doolhof",
waar acht auteurs ieder een hoofd
stuk van schreven. Zo ontstond
een merkwaardige tekst, die al
leen door duivelskunstenaar Vest
dijk kenner van verhaalafron-
ding nog tot een draaglijk einde
kon worden gebracht. „De Dool
hof" werd onlangs bij uitgeverij
De Kern herdrukt, evenals een
niet minder intrigerend boek.
waar Anna Blaman ook aan mee
werkte. dat tien verhalen bevat
geïnspireerd op Carel Willinks
schilderij „Het gele huis". Het was
een idee van H. J. Smeding, dat in
de eerste oorlogsmaanden nog
doorgang kon vinden. Als pro
zaïsche inleving in beeldende
kunst is „Het gele huis" binnen
onze literatuur uniek. Behalve
Anna Blaman deden o.a. Borde-
wijk. Coolen, Van Eyk en Wal
schap mee.
Henk Struyker Boudier Speur
tocht naar een onbekende Am
sterdam. Meulenhoff. 1978. 270
blz. 35 - Idem. Fragmentarisch.
232 blz 24.50. De Doolhof. Bus-
sum. De Kern. 192 blz. 19.50. Het
gele huis te huur. Idem. 156 blz.
r19.50.
door Ber Huising
In januari 1933, nog enige jaren voor
dat Europa moest verduisteren
wat de verwoesting niet tegenhield
viel het duister al over Berlijn. Onder
toejuichingen van hysterische hon
derdduizenden en met instemming
van miljoenen. Eindelijk kregen zij
een regering die wist wat zij wou. En
het deed ook. Die afrekende met com
munisten, socialisten, pacifisten, kul-
tuurbolsjewisten, joden en lastig de
mocratisch links tuig. Die orde
schiep. Und Ordnung muss sein. „Er
zullen koppen vallen" had de nieuwe
kanselier beloofd. En hij kreeg de
macht. Van von Hindenburg, gene
raal Schleicher, von Papen. Gewoon
grondwettelijk. „Het grote wonder",
net op tijd, want de Nazi-partij, met
miljoenen schulden, was nagenoeg
failliet, volgens Goebbels, en had in
de Rijksdag juist zeventig zetels ver
loren.
Berlijn veranderde op slag. Hitier hield niet
van die stad. Hij wilde haar later machtig
herbouwen en Germania noemen. In 1945 wa
ren er vijfentwintig vierkante kilometer van
vernield door driehonderdzestig bombarde
menten. voordat de tweeëntwintigduizend
Sowjetkanonnen aan de beschieting begonne.
„Berlinisch" was anders geweest dan Duits.
Rauwer, brutaler, met humor, krachtig en
grootsteeds. Berlijn had altijd links gestemd.
En het heeft merkwaardig geleefd, gebloeid,
gebruist in „die golöene zwanziger Jahre". De
„gouden" jaren twintig, ondanks alle ellende
van toen.
Ruime keus
Otto Friedrich, een Amerikaan, schreef er in
1972 een boek over: „Voor de Zondvloed". Er
zijn ontelbaar veel boeken over geschreven,
maar dit is vertaald in het Nederlands. En het
vat van alles enigszins, en gemakkelijk, samen.
Friedrich las er zo'n driehonderd boeken voor
en hij sprak met mensen die er toen bij waren.
Hij was er niet bij wij trouwens ook niet
en hij heeft een ruime keus gemaakt uit de
zondvloed van gegevens van anderen. Een
Amerikaans-journalistieke keus: wat lezen de
mensen graag. Het is dan ook een zeer leesbaar
dik boek geworden. Met beweringen die ik ook
wel eens anders gelezen heb, zodat Friedrich
niet altijd gelijk krijgt. En soms vraag je Je af:
waarom dit zo uitvoerig en dat niet? Bladzij
den over een Jeugdmisdaad, of over het rare
karakter van Emlle Jannings, en nog geen
regel over Richard Tauber. Ik noem maar wat.
Van de roemruchte zesdaagsen geen renner,
maar wel het type Krücke omdat hij op de
galerij zo hard op zijn vingers floot. En niets
over Ernst Busch die o ök over de Sechtstagen-
rennen zong. Nou ja, er is altijd wel wat en je
kunt niet alles hebben.
Bordje soep
Friedrich volgde de geschiedenis. En wat voor
geschiedenis. Kaiser Wilhelm II hoorde op 9
november 1918 in Spa, na de lunch, dat hij was
afgetreden. Scheidemann, wachtend op een
bordje soep in Berlijn, riep de republiek uit,
omdat Karl Liebknecht dat ook wilde doen.
Bijna twee miljoen Duitsers waren gesneuveld,
en vier miljoen gewond, en twee miljoen kwa
men terug met hun officieren, verbitterd om
dat alles voor niets was geweest. Matrozen in
Kiel waren in opstand gekomen, de Spartakis-
ten wilden de macht aan arbeiders en soldaten
zevenhonderdduizend kinderen, vrouwen en
bejaarden stierven in zes maanden, aan hon
ger, blokkade, Spaanse griep misschien; Ebert,
sociaal democraat, door meerderheid aan de
macht, liet de orde op straat herstellen door de
militaristische Vrijkorpsen, onder commando
van Noske, die zelf gezegd had „iemand moet
per slot van rekening de bloedhond zijn", en
het dus ook was; er waren dagen van honder
den gedode demonstrerende arbeiders; Karl
Liebknecht werd vermoord, Rosa Luxemburg,
communiste en Jodin, werd verminkt uit het
Landwehrkanaal opgehaald; Erzberger, die het
verdrag van Versailles tekende, Eisner, eerste
minister van Beieren, Rathenau, minister van
Buitenlandse Zaken, miljonair, Jood, huma
nist, werden vermoord. Gum bel gaf een statis
tiek uit in 1922 over 354 politieke moorden door
rechts gepleegd, waarvan 326 niet gestraft, en
22 moorden door links gepleegd. Links kreeg
gemiddeld 15 jaar per moord, rechts vier maan
den. Er waren nog gewone moordenaars ook,
massamoordenaars als Grossmann en Haar
man, die mensenvlees als consumptie ver
kocht. En de inflatie sloeg toe.
Duitsland moest meer opleveren aan herstel
betalingen dan het kon opbrengen en liet maar
marken drukken. Miljarden, die per dag, per
uur minder waard werden. Geld was niet geldig
meer. Goederen nog wel. Alle vertrouwen was
weg. Een waanzinnige broeihoop van ruilhan
del, zwarte handel, prostitutie, speculatie, le
ningen, faillissementen. En zwendelaars, of
grote bedrijven als IG Farben en Verelnigte
Stahlwerke, die alles opkochten. Pas in 1924
wisten ze Schacht onder anderen de mark
terug te brengen van twaalf biljoen, naar vier
komma twee dollar. Het ging eindelijk wat
minder gek, maar de straat- en kroeggevechten
bleven. Goebbels, in 1926 Gauleiter van Berlijn
geworden organiseerde zijn SA-knokploegen
en had. als hij sprak, altijd een in verband
gelegde SA-er bij de hand om te bewijzen wat
het communistische Jodentuig brave burgers
aandeed. Berlijn nam dat, het zag er nog altijd
niet zo gevaarlijk uit. Maar in 1929 begon de
crisis, in Amerika, en die sloeg over. Werkeloos
heid in Duitsland, steun aan de Nazi's (van
Fritz von Thyssen bij voorbeeld), stemmen
winst, in 1930 van 12 zetels naar honderdzeven.
En „het grote wonder" in 1933. Hitier aan de
macht.
V-2 en Dada
In dat Berlijn, met die chaos, waanzin, moor
den. rellen, onzekerheid, en voorboden van de
ondergang, als achtergrond, gebeurde van al
les. en gebeurde soms „het". Einstein vond er
zijn revolutionaire theorieën die eerst niemand
begreep. Max Planck kwam er met zijn quan-
tumtheorie; Niels Bohr ging nog weer verder;
Otto Hahn splitste het atoom. De grootste
natuurkundigen waren daar bijeen. Jonge
Wernher von Braun werkte er al aan ruimte
vaart, en kwam tot de V-2. Hugo Eckener was
er bezig met zeppelins en dat is dan niets
geworden. Freuds volgelingen stichtten het
Psychoanalytisch Instituut, niet in Wenen
maar in Berlijn.
De Dada-beweging, in Zürich begonnen, zette
zich in Berlijn het sterkst voort, met Richard
Huelsenbeck, Kurt Schwitters, en ook George
Gross die Dada en Marxist was. en het Berlijn
van toen het scherpst tekende. Wat in Dresden
met Die Brtlcke begonnen was zette zich er
voort met de expressionisten, die „de gebalde
kreet" wilden verbeelden: Otto Dix, Max Be-
ckmann, Nolde, Pechstein, Kirchner. Berlijn
was opeens een stad van schilders geworden.
Ook van de Nieuwe Zakelijkheid. Weliswaar
was het Bauhaus, van Walter Gropius, in Wei-
mar, maar daar werd het uitgewerkt (te links
en te onzedelijk), en het ging naar Dessau,
dichter bij Berlijn, waar Mies van der Rohe en
Erich Mendelsohn hun moderne warenhuizen
neerzetten. Het Bauhaus. een begrip voor het
nieuwe bouwen in deze tijd. begon daar.
Muziekstad
En dan waren er drie opera's in Berlijn, met
Erich Kleiber, Bruno Walter, Otto Klemperer.
terwijl Wilhelm Eurtwöngler nog voor de Phil-
harmonie stond. Stravinsky. Ravel, Bartok,
Prokofiev werden daar gespeeld En Wozzeck
van Alban Berg, onder geschreeuw en gevecht.
Arnold Schoenberg vond er zijn twaalftoon-
techniek uit en leidde er zijn leerlingen op.
Zoals Busoni en Schnabel... Berlijn was mu
ziekstad.
Theaterstad ook. Reinhardt maakte er zijn
voorstellingen. Piscator experimenteerde er
met zijn Volksbühne en totaaltheater. Kaiser
en Zuckmayer waren toen nieuwe schrijvers,
en nooit te vergeten, Bert Brecht Hij bracht,
voor 1933, zijn werken uit in Berlijn, en niet
zomaar. Sensationeel soms.
De UFA was er ook nog. En mocht er zijn. De
Duitse films van toen. als Die blaue Engel. Das
Kabinett des Dr. Caligari, 8tnfonie einer
Grossstadt, Die Nibelungen. Freudlose Gas-
senoem maar wat... zijn klassiek geworden.
Berlijn leefde Ook in de (politieke) cabarets,
waar Friedrich het niet over had; ook in sport
paleizen (zesdaagsen, boksen), de danksloka-
len (pas ontdekte jazz), de nachtclubs voor alle
klassen en seksen. Isherwood bij voorbeeld
ging er belangstellend heen, en wat hij er over
schreef is niet alleen in dit boek, maar ook in
de musical Cabaret weer te vinden.
Ontaard
In 1933 was het afgelopen. Niet de decadentie,
de prostitutie, de misdaad. Die bleven wel.
Maar wat er vernieuwend aan de gang was
verdween. Dat was links, van de Nazi's af
gerekend, en dus verdacht, vijandig, ontaard
Kunstenaars en geleerden vluchtten bijtijds,
of werden gevangen. En Berlijn zonder hen
kende geen „goldene Jahre" meer. De vraag
hoe zo'n laaiend centrum van werkzame cul
tuur van goede Duitsers gedoofd kon worden.
Js in dit boek ook niet beantwoord. Maar die
vraag blijft levend. En waarschuwend.
Otto Friedrich: Voor de Zondvloed, Berlijn in
de jaren Twintig, vertaald door C.E. van Ame-
rongen-van Straten, uitg. Het Wereldvenster,
Baarn, 399 blz., geïllustreerd, prijs 49,50
irge Grosz: „Die Friedrichstrasse"
Livre du Sacre van Karei V: Karei V wordt afgehaald voor de kroning.
Uit: Franse miniaturen uit de 14e eeuw.
door G. Kruis
Naast de niet te stuiten
stroom pockets en paper
backs gaan de laatste jaren
ook de luxueuze plaatwer
ken, die de meest uiteenlo
pende takken van de beel
dende kunst tot onderwerp
hebben, een steeds opval
lender plaats innemen tus
sen het vele dat de boek
handel te bieden heeft.
Eigenlijk zijn het een soort privé-
musea, je bent niet gebonden aan
sluitingstijden, je hoeft er geen
dure reizen voor te maken. Je kunt
er in bladeren wanneer je daar
behoefte aan hebt, het is een ma
nier, zeker nu de reproduktieteeh-
nieken een dergelijk hoog peil be
reikt hebben, om kunstschatten
uit het eigen land. uit de hele
wereld binnen bereik, in je eigen
boekenkast te hebben.
Soms is het zelfs zo, dat een boek
de enige mogelijkheid is om ken
nis te nemen van bepaalde kuns
twerken. Oude middeleeuwse ge
tijdenboeken b.v., verlucht met
prachtige miniaturen, zijn geen
zaken, die je in musea zomaar
eens even kunt gaan zitten door
bladeren. Die zijn zo onvervan
gbaar, zo kostbaar, dat ze in stof
vrije kluizen bewaard worden: een
enkeling krijgt ze nu en dan in
handen en alleen in hoogstzeldza-
me gevallen zullen ze getoond
worden. En dan zie Je er nog nooit
meer dan twee pagina's van...
Miniaturen
Uitgeverij Het Spectrum B.V.
Utrecht-Antwerpen startte een
paar Jaar geleden een serie over
miniaturen. Zo waren er o.a. fasci-
mile-uitgaven van de beroemde
manuscripten van De Visconti, de
„Trés Riches Heures van Jean,
Due de Berry", de „Belles Heures
van Jean, Due de Berry" en het
„Getijdenboek van Rohan".
Kortgeleden verscheen in deze
reeks „Franse miniaturen uit de
14e eeuw", met veertig schitterend
gereproduceerde afbeeldingen in
vijf kleuren en goud. Miniaturen
uit het getijdenboek van Jean Pu-
celle, van André Beauneveu. Ja-
quemart de Hesdin en uit de be
roemde Grandes Chronlques de
France. Met een heldere inleiding
en toelichtingen bij iedere mini
atuur van Francois Avril,
ƒ54.50.
Nu heb ik al meermalen gemerkt
dat dit soort boeken, die toch ei
genlijk in eerste instantie gekocht
worden voor de „platen zelden in
één adem worden uitgelezen. Je
bladert ze door en als je van een
bepaald onderwerp meer wilt we
ten. zoek je dat op in de tekst. Van
kijken komt dus lezen en door dat
lezen leer je misschien de dingen
beter zien. Daarom dienen de tek
sten van dat soort plaatwerken
kort, bondig en vooral duidelijk te
zijn.
25 eeuwen
Zo is „Schoonheid in beeld. 25
eeuwen Europese kunst" (onder
redactie van Martin Rabe en Ge-
org Schultz, De Haan. Haarlem. 45
gulden) opgezet. Meer dan 400 illu
straties. allen in kleur, die op zich
zelf al een overzicht geven van de
belangrijkste kenmerken van de
Europese kunst. Via de onder
schriften komen de liefhebbers en
misschien ook wel de toekomstige
liefhebbers vanzelf bij de tekst
terecht. Die is verzorgd door een
tiental specialisten. Voor de
vreemde termen kan de lezer te
recht bij een alfabetisch register
aan het eind van ieder hoofdstuk.
Een uitstekend algemeen over
zicht, waarvan (zoals zo dikwijls
bij dergelijke werken) het enige
werkelijk hinderlijke gebrek is.
dat de kunst van de laatste 25 jaar
nauwelijks aan bod komt. Dat is
anders met Howard Hibbard's
„Hoogtepunten van de Beeld
houwkunst" (Elsevier. Amster
dam/Brussel). Daar vind Je zelfs
Christo's „Running Fence" in
terug.
Ook hier weer dezelfde aanpak:
korte boeiende inleidingen, over
de middeleeuwen, renaissance en
manierisme, van barok tot roman
tiek en van Rodln tot heden. Wer
kelijk schitterende, meermalen
paginagrote kleurenfoto's (145)
met achterin nog eens een com
pleet geïllustreerde beschrijving
van de afbeeldingen.
Elsevier kwam ruim tien Jaar
geleden, na het succes met de
reeksen „Kunst der Wereld" en
„Kunst van Europa" met een
goedkopere uitgave, die datzelfde
terrein bestreek, 'n Eenvoudige
band, geen opgeplakte platen,
geen dure cassette, maar wél veel
meer afbeeldingen. Nu is er een
heruitgave verschenen en daarin
wordt toch weer duidelijk gemikt
op de hang naar meer luxe. Twee
delen in één nu. met een degelljk-
sierlijke band. Ruim 500 pagina's
per deel met zo'n 600 reproduk-
ties, waarvan de helft in heel goe
de kleuren. Over de hele serie,
negen delen, levert dat zo'n 5000
illustraties op De tekst is boven
dien plezierig leesbaar, niet gewild
populair, maar evenmin overladen
met kunsthistorisch of archeolo
gisch jargon Verschenen zijn
,.Egypte en het Midden-Oosten"
en „De klassieke oudheid" De
boeken zijn niet apart verkrijg
baar De prijs bij intekening op de
hele serie is 69.50 per deel.
De Ploeg"
't Is al weer enige tijd geleden, dat
the Kollwitz
Duitslands kinderen verhongeren"
George Segal: „Wandelende
Man". Uit: „Hoogtepunten van de
beeldhouwkunst".
Jan Wiegcrs: „Music Hall". 1921. Uit: „De Ploeg 1918-1930" van Adrlaan
Venema.
Adrlaan Venema's boek over de
Groninger Kunstkring „De Ploeg"
verscheen (Het Wereldvenster.
Baarn, 99.50).
't Is een zoveel omvattend werk.
dat je er onmogelijk in een paar
regels een indruk van kunt geven.
Zoals Venema zelf zegt. is het geen
boek over een school of groep,
maar een boek over een periode
(1918-1930) in een stad in het noor
den: „Daar gebeurde in twaalf
jaar tijd. wat buiten de stedelijke
grenzen in andere plaatsen, soms
duizenden kilometers verderop,
ook gebeurde. Een groep kunste
naars, traditie, sleur en gezapig
heid zat. bevrijdde zich van de
kluisters en ging op zoek naar
nieuwe vormen
'n Plexierige bijkomstigheid: tot
28 Januari is er in het Haags Ge
meentemuseum een kleine ten
toonstelling over „De Ploeg" met
houtsneden, litho's, tekeningen
en druksels van Jan Altink, Jo-
han Dijkstra, Jan G. Jordens,
Hendrik N. Werkman, Jan Wie
gers en Jan v.d. Zee.