'Je moet durven geloven dat je weer gezond bent' HELP JE ELF Een al tot op de draad versleten jaar Een rapport over alles en nog wat Vrouwen helpen elkaar na borstamputatie Wetenschap en techniek ZATERDAG 6 JANUARI 1979 BINNENLAND TROUW/KWARTET 11 De After-care-groepen voor en van vrouwen die een borstam putatie achter de rug hebben, bestaan al enkele jaren in ons land. Er komen steeds meer plaatsen, waar een dergelijke groep wordt opgericht. In dexe groepen werken vrijwil ligsters vaak samen met be roepsmensen (verpleegkundi gen of artsen) waarbij de bezoe ken na de operatie in het zieken huis en later thuis door de vrou welijke vrijwilligsters worden gedaan. Deze vrouwen hebben allemaal zelf een borstamputa tie meegemaakt. Meestal weet men in het ziekenhuis, waar de operatie verricht is, wel of er in de plaats een dergelijke after- care-groep bestaat. Telefoonnummers van vier groepen: Utrecht: 030-318158 of 030-710503. Amsterdam: 020-224189 (18 tot 20 uur) of 020-166828 (10 tot 12 uur). Rotterdam: 010-509204. Leiden: 071-152467. LEIDERDORP - „Dat jij daar, gezond en wel, op hun stoep staat, is op zichzeli al een enorme opkikker. Je bent het bewijs, dat normaal door leven na een borstamputatie wel degelijk mogelijk is. Wij hebben immers dezelfde ope ratie achter de rug als zij, al leen is het bij ons al zeker drie jaar geleden. Weer een opwek kend punt: wij zijn al weer een aantal jaren verder en le ven nog steeds. Ik geloof, dat onze bezoekjes wel de beste hulp zijn die vrouwen, die net een borstamputatie achter de rug hebben, kunnen krijgen. Wij weten waarover we praten, we weten uit eigen ervaring hoe ellendig je je na zo n operatie kunt voelen en hoe bang je bent. dat de ziekte niet volledig uit Je lichaam verwijderd is. Tegenover ons hoeven ze zich niet groot te houden, ze kunnen met al hun angsten en ellende naar voren komen. Wij kijken er heus niet vreemd van op." Mevrouw J.E. Snijders is een 59-jari- ge weduwe uit Leiderdorp. Nadat zij (in 1970 en 1975) beide borsten moest laten amputeren wegens kanker, is zij nu, volgens de doktoren, weer hele maal gezond. Sinds een jaar is zij medewerkster van de vrij willige rs- groep „Op weg naar herstel" uit Lei den. Dit is een zogenaamde after- care-groep: dit zijn mensen die de opvang verzorgen van vrouwen die een borstamputatie hebben onder gaan. Het merendeel van de leden van deze groepen bestaat uit vrou wen die zelf een dergelijke ingreep achter de rug hebben. De vrijwillig sters bezoeken de vrouwen direkt na hun operatie in het ziekenhuis en later nog eens thuis. „Ik vind dat de meeste vrouwen erg flink reageren op een borstamputa tie. Dat is mij erg opgevallen bij mijn bezoeken. Dat betekent natuurlijk niet. dat ze geen ogenblikken van verdriet en wanhoop kennen. Natuur lijk zijn die er. Men Is vaak erg angs tig over de ziekte waaraan de vrou wen zijn geopereerd (zouden er geen uitzaaiingen zijn achtergebleven in het lichaam, zou het proces echt wel volledig tot staan zijn gebracht door het weghalen van die borst?) Ook hebben veel vrouwen het gevoel, dat ze na de operatie verminkt en vol strekt onaantrekkelijk zijn gewor den. Dat zijn eigenlijk de twee grote angsten, waarmee deze vrouwen te maken hebben. Vooral wanneer ze. na het verblijf in het ziekenhuis, weer thuis zitten, kan de paniek toeslaan. Wanneer ze, alleen op de bank, eens rustig kunnen nadenken over alles wat er gebeurd is, zie Je vaak dat de angst de kop opsteekt. Dan is het goed, dat ze met iemand kunnen pra ten, die weet wat het is, die zelf ook door die periode van angst en onze kerheid heengegaan is," meent me vrouw Snijders. Zij is zelf een nogal laconieke per soonlijkheid, die heel afstandelijk en af en toe erg geestig over haar eigen ervaringen kan vertellen. Toch wil ze best toegeven, dat ze niet zo'n opti mist is als op het eerste gezicht lijkt. Ook zij heeft rottijden gekend, waar in de humor en de opgewektheid zeer ver te zoeken waren. Het gekke is, dat zij eigenlijk nooit bang geweest is voor de amputaties; dat ze die ook nooit als levensbedreigend heeft ge voeld. Haar angsten hingen veel meer samen met het moeten ondergaan van een operatie en het alleen moeten verwerken van zo'n ingreep. Verhalen „In 1960 ben ik voor het eerst in aanraking gekomen met het ver schijnsel borstkanker en amputatie. Ik kwam hier bij de groentevrouw, die vanachter de toonbank zeer sap pige verhalen over haar amputatie ten beste gaf. Over de toonbank heen wilde ze me het litteken laten zien. Ik zei „nou, dat is niet zo noodzakelijk, geef mij maar een bos peen", 's Nachts kon ik niet slapen van haar verhaal. Ik begon mijn eigen borsten te bevoelen en voelde in één een soort pitje. Dat bleek later een onschuldige cyste te zijn. Tot twee keer toe zijn uit die borst cystes weggehaald. Ik was toen veertig jaar." „Ik moet eerlijk zeggen, dat ik toen een tijdje echt doodsbang ben ge weest. Misschien lag dat ook aan de leeftijd, ik ben nu ouder en kijk an ders aan tegen gezondheid, uiterlijk en dergelijke. Maar toen ben ik echt ellendig geweest, terwijl er op dat moment nog geen sprake was van kanker. Ik heb toen, tussen de schuif deuren, mijn man en zoons zo'n bee tje zitten voorbereiden op mijn dood. Toen het tien jaar later echt zover was dat er sprake was van kanker, ben ik niet zo angstig geweest als toen. Ik had het gevoel, dat er een rotte plek in mij zat, die moest wor den weggesneden. Daarna kon ik dan weer gewoon, gezond verder leven. Ik had steeds het beeld van een mooie peer met een rotte plek voor m'n geest. Die rotte plek moest er even uit en daarna zou de peer weer prima zijn." „Er was toen natuurlijk ook wel angst, maar toch niet in die zin, dat ik dacht dat dit mijn einde zou zijn. Hoewel ik voor die eerste amputatie niet wist. dat mijn borst eraf zou gaan (dat blijkt meestal pas tijdens de operatie, wanneer ze een stuk weefsel hebben onderzocht) heb ik me van het begin af aan voorbereid op een amputatie. Dat is een kenmerk van mij: ik houd altijd rekening met het ergste. Dat vind ik geen negatieve houding, dat is voor mij een soort voorbereiding en een begin van het verwerken. Ik ben niet zo'n type dat tot het eind denkt: het zal wel niks zijn." Opvang „Toen ik na die eerste operatie bij kwam, zat mijn man aan m'n bed. Ik vroeg alleen maar „Is-ie eraf?" en hij knikte. Toen moest Ik wel even iets doorslikken. Maar ik wilde mijn man ook niet te verdrietig maken, hij had alles gedaan om mij op te vangen in de tijd voor de operatie. Dus dat probeerde ik toen omgekeerd ook te doen. Ik wilde mezelf de eerste dagen na de operatie niet zien. Na een poos je mocht ik een zitbad nemen en kwam toen tegenover een spiegel te zitten. Toen moest ik wel kijken. Ik zag als met wit krijt geschreven, het woord „mismaakt" in de spiegel. Vooreerst hoefde ik mezelf niet weer te zien. Toen ik thuis kwam heb ik dat aan mijn man verteld. Hij waste mijn rug, want ik mocht vanwege die wond niet onder de douche. Hij zag het litteken min of meer vanzelf. Hij zei: „Is dat nu alles? Daar wen je wel aan. Er is immers niks aan je karak ter veranderd, Je bent nog precies dezelfde die Je was. Alleen Jij en ik weten hoe je er nu uitziet en ons kan het toch niets schelen?". Ja, mijn man heeft me enorm opgevangen. Toch ben ik me altijd met mijn goeie kant naar hem toe blijven uitkleden, herinner ik me nu. Onwillekeurig, waarschijnlijk, maar toch opvallend, hè?" De tweede Toen mevrouw Snijders in 1975 voor een tweede borstamputatie naar het ziekenhuis moest, was haar man net overleden. „Op een zondag voelde ik opeens weer van diezelfde steken bij mijn tepel. Ik dacht onmiddellijk, dat het nu voor de tweede keer zou beginnen. Ik heb die zaak toen een maand goed in de gaten gehouden en toen ik ver der ook weer dezelfde symptomen bemerkte als een paar jaar terug, ben ik meteen naar de dokter gegaan. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik me toen erg ellendig heb gevoeld. Ik was nog middenin het verwerkingsproces van de dood van mijn man en dan pats- boem dit er bovenop. Dat was teveel. Ik heb toen gedacht: als ik dit alle- maal nog eens moet meemaken, pak ik de brommer en rijd me te pletter. Maar dat doe ik heus niet: ik hang veel te veel aan het leven om zoiets te doen. Maar het kwam wel bij me op. Ik vond het echt verpletterend, dat de hele zaak weer opnieuw begon." Nare herinneringen „Ik ben toen snel geholpen. Aan die tweede keer heb ik veel ellendigei herinneringen dan aan de eerste keer Dat komt natuurlijk ook omdat mijn man pas overleden was en ik er eigen lijk alleen voor stond. Ik was de twee de keer veel nerveuzer. Voordat je naar de operatiekamer gaat, krijg je een injectie, zodat je al onder zeil bent voordat je daar bent. Maar deze keer werkte die injectie niet, waar schijnlijk omdat ik zo vreselijk ge spannen was. Zodoende was ik nog heel goed bij mijn positieven, toen ik de operatiezaal in gereden werd. En als ik ergens panisch bang voor ben, is het om maar iets van een operatie kamer te zien. Nou, dat heb ik toen zeker gezien. Klappertandend van el lende ging ik de deur door, ik kon zelf nog op de operatietafel klimmen, vre selijk, vreselijk. Ik lag daar te rillen als een riet. Dat vind ik allemaal veel erger dan de operatie zelf. Dat beeld raak ik ook niet meer kwijt, dat vind ik nog altijd een nare herinnering, zoals ik daar toen lag te rillen en te beven." „Toen ik bijkwam miste ik mijn man enorm. Mijn zoon en schoondochter zaten wel aan mijn bed en waren erg lief, maar die opvang van de eerste keer heb ik erg gemist." „Ik ben na die operatie niet be straald, zoals de eerste keer wel ge beurde. Er zijn wel erg veel onderzoe ken gedaan. Alle uitslagen waren po sitief. Volgens de dokter ben ik weer Een serie van vijf verhalen over mensen, die samen be zig zijn hun problemen te overwinnen. door Cisca Dresselhuys en Kees de Leeuw helemaal gezond. En wanneer ze dat, na intensief onderzoek, tegen Je zeg gen, moet Je dat geloven. Dan moet je niet gaan zitten dubben van „zou het wel waar zijn?" Nee, dat moet je echt geloven. Ik zet al die twijfels van me af. Dat kan ik, door steeds te denken, dat ik weer helemaal gezond ben. Ik ben mentaal sterk genoeg om dat te kunnen en dat is een groot voordeel. Ik ben geen gelovig mens, maar ik geloof wel in mijzelf en in mijn eigen kracht om door te kunnen leven. Dat moet je ook wel, anders zou je je net zo goed kunnen terugtrekken in een hol onder de grond. Dan ga je steeds maar zitten wachten tot je weer er gens iets voelt. Dan leef je wel. maar eigenlijk leef je niet. Je staat dan stil op een punt, waar je overheen moet." Deze gedachten probeer ik ook altijd over te brengen op de vrouwen, die ik bezoek. Ik beschouw mezelf als een gezond mens. Dat moeten die andere vrouwen ook doen. Er is iets ver keerds uit Je lichaam weggehaald en wanneer ze Je daarna verzekeren, dat er geen uitzaaiingen zijn, moet je dat durven geloven en verder leven, zoals je deed voor je operatie. Door al die gesprekken word ik steeds weer bij mijn eigen zaak be paald, maar ik word daar niet beroerd van. Dat is voor mij een afgewerkte zaak. Dat moet ook wel, want anders kun Je dit werk niet doen. Wanneer je na elk bezoek zelf weer diep in de put zou zitten, kun Je beter ophouden. Daar help je niemand mee, jezelf niet, maar andere vrouwen ook niet. Die hebben iemand nodig aan wie ze zich een beetje kunnen optrekken, niet iemand die hen in de put helpt." „Dat betekent natuurlijk niet, dat Je overal onaangedaan en met een uit gestreken gezicht zou moeten zitten; je mag best vertellen door welke el lendige perioden Je zelf bent gegaan; je moet de zaak niet mooier voorstel len dan ze is. Maar je moet je eigen ervaringen wel zover verwerkt heb ben. dat Je die andere vrouw, die meestal nog veel labieler is dan jij, daar niet mee opzadelt. Daarom moet de operatie bij een vrijwilligster ook minstens drie Jaar geleden zijn; dan heeft ze er enige afstand van kunnen nemen. Dan kun Je weer lachen om bepaalde dingen. Ook dat is heel be langrijk." „Mijn vader heeft wel eens van mij gezegd: „in welke situatie jij ook komt te verkeren in Je leven, je zult er altijd doorkomen vanwege je humor" en ik geloof dat daar wat in zit." Dit is het tweede verhaal uit deze serie. Het eerste stond in de krant van donderdag 3 januari. ver. Om volledig te zijn vermeld ik haar weg vindt. Minister-president heid in ons land ingewerkt heef rlnnr .1 A ThiiQ hier ik kan dat doen dankzij de Van Aet zei od oudetaarsdae noe. dat.laatst* wpi-a ik xvcer ppnc hoi door J. G. A. Thijs Veel mensen zijn het nieuwe jaar niet met bijzonder hooggespannen ver wachtingen begonnen, meldde onze krant deze week. Dat bericht was de moeite van het afdrukken waard dat is vrijwel elk bericht dat meldt hoe mensen over dingen denken maar zó verrassend nieuw was het eruit blijkende pessimisme nu ook weer niet, althans niet voor wie op oudejaarsavond de tijd gevonden had om naar de radio te luisteren. Voor de NCRV-microfoon kon je toen een stem de niet bepaald fleurige opmerking horen maken dat het nieuwe jaar al tot op de draad versle ten is voordat het nog zelfs maar begonnen is. De stem was die van de Apeldoornse hoogleraar dr. J. P. Ver steeg. die de hierboven aangehaalde woorden toeschreef aan professor Bavinck. Wie toen, zoals ik deed, dacht aan Herman Bavinck („de oude Ba vinck", overleden in de zomer van 1921) blijkt de plank lelijk misgesla gen te hebben. In een telefoonge sprekje vertelde professor Versteeg me dat hij in de overdenking die hij zondagavond voor de radio uitsprak, citeerde uit een boekje van de zen dingsman professor dr. J. H. Bavinck. Het boekje. „Flitsen en fragmenten", verscheen bij Kok in Kampen in 1959. vijf Jaar vóór de dood van de schrij ver. Om volledig te zijn vermeld ik hier ik kan dat doen dankzij de inlichtingen van professor Versteeg precies wat dr. J. H. Bavinck schreef: „Het nieuwe jaar is reeds bij de aanvang tot op de draad versleten, omdat het nu eenmaal alle spannin gen, zorgen, moeilijkheden van het oude in zijn schoot geworpen krijgt". De taal Een van de zorgen, zij het niet de allerzwaarste, die wij in het nieuwe jaar met ons meedragen is die voor althans een minimum aan duidelijk heid bij ons gebruik van de Neder landse taal. Dat het daaraan nogal eens ontbreekt is geen groot nieuws; ik beperk me nu maar tot een voorval dat ik me herinner van een paar we ken vóór de jaarwisseling. Minister De Koning van ontwikkelingssamen werking wordt ondervraagd voor de televisie. Op een gegeven ogenblik zegt de minister dat men wel weet wat het betekent als Haagse politieke kringen zeggen dat een voorstel „her overwogen wordt". De minister wordt niet lastig gevallen met de vraag wat die betekenis dan wel mag zijn (zo ongeveer deze: dat het voorstel zoals het er ligt geen enkele kans maakt). Een gelegenheid om althans iets van de woordenmist te verdrijven gaat daanr.ee onbenut voorbij en dat gebeurt terwijl de duidelijkheid toch al zo veel natuurlijke barrières op haar weg vindt. Minister-president Van Agt zei op oudejaarsdag nog, eveneens voor de radio, dat elk vogel tje nu eenmaal zingt zoals het gebekt is. dat iedereen zo zijn eigen stijl heeft. Ook dat kan lelijke hindernis sen veroorzaken, maar die moeten te nemen zijn, als het allemaal maar in zo gewoon mogelijke woorden gezegd wordt en er niet om de hete brij heen gedraaid wordt. Om dat laatste te voorkomen kan het erg nuttig zijn iemand in de rede te vallen en hem gewoon de vraag te stellen wat hij bedoelt. Daarmee zit ik dan tevens op de lijn van een andere nieuwjaarstoe spraak, die van de nieuwe voorzitter van de NCRV, Th. D. Jansen, maan dagavond voor radio en televisie. „We hebben elkaar nodig, samen zijn we compleet", zei de heer Jansen en die woorden pas ik nu maar toe zoals het mij uitkomt. Verschil Het oudejaarsavond-woord van pro fessor Versteeg deed nog een andere vraag bij mij rijzen: waarom kondigt onze oudste protestantse omroep steeds een „overdenking" aan en onze roomse omroep een „overwe ging"? Een verklaring voor dat vreemde verschil kon ik niet beden ken; mijn gedachten dwaalden terug tot in de geschiedenis, maar zelfs de statenvertaling leek me geen aankno pingspunt te bieden hoewel die wel erg diep op de protestantse christen heid in ons land Ingewerkt heeft. Bij dat laatste werd Ik weer eens bepaald toen ik opsloeg wat wijlen W. J. Kooi man, luthers predikant en later hoog leraar, aan het eind van de jaren dertig schreef over de zeventiende eeuwse dichter Revius. Jacob Revius maakte niet alleen verzen, hij was ook predikant In die functie werkte hij mee aan de statenvertaling, die Kooiman in zijn geschriftje aanduidt als „de taaimeesteresse der natie, de bewaarster van onze taalrijk dommen". Kooiman was zeer onder indruk van Revius' werk. ook van zijn gedichten, al is niet alleen de taal maar ook een deel van de gedachtenwereld waaruit de verzen voortkwamen niet die van onze tijd. Kooiman: „Wij kunnen moeilijk de hartstocht van die vloe kende en juichende liederen beleven Iemand als Revius stond in de absolute zekerheid dat het Neder landse calvinisme het door God ver kozen nieuwe Israël was Wie de Nederlanden aanviel streed tegen Gods zaak". Gedichten Naar het boekje van Kooiman greep ik nadat ik weer voor de radio, ik kan het niet helpen een aantal gedichten van Revius had horen voordragen, ook het aangrijpende waarin hij klaagt over het verdriet dat zijn kinderen hem aandoen. Hij noemt daarin zijn zonen „Gods gaaf maar zegt ook: „Maar pijlen zijn 't almee waar door des vaders hert Wel menigmaal geraakt en doorgescho ten werd". Gedichten voor de radio: het heeft iets bekoorlijks en kan de vraag doen opkomen waarom dit nu al ruim een halve eeuw oude „medium" zo veel muziek verspreidt en zo weinig poë zie Wie na Revius het verlangen naar meer in zich voelde opkomen werd deze week overigens op zijn wenken bediend. In de late dinsdagavond wist een radio-verslaggever het zo te plooien dat we een lang gedicht te horen kregen van Hendrik Tollens, in de vorige eeuw enorm populair, nu (dat is weliswaar geen ramp. maar soms toch wel Jammer) vrijwel verge ten. De „Bedelbrief in de winter van 1843" (eerste regels: „Wij gaan met bus en schalen rond En slaken huis aan huls een bede") klonk nog aardig ook en sloot in elk geval mooi aan bij het ijseiljke weer van dinsdag. Wat we niet te horen kregen was het door de criticus Busken Huet (die Tollens afkraakte: „valsche deftigheid", „een domper", „onze geheele inwendige mensch komt tegen deze taal in ver zet") vermelde feit dat door dit ge dicht zeshonderd gulden in de Rijs- wijkse armenkas vloeide. Nadat ik het bovenstaande ge schreven had werd ook Vondel nog in onze huiskamer gebracht. Kan het ineens niet op? door Rob Foppema Si> „Geen enkele technische wetenschap heeft een zo uitgebreide en directe invloed op het industrieel ge beuren en de samenleving als de elektronika. Mecha nische werktuigen, die een meer geconcentreerd fy siek vermogen konden leveren dan de mens, hebben de industriële revolutie mogelijk gemaakt. De elek trotechniek maakt het nu mogelijk, naast dit fysieke vermogen, ook intelligent vermogen in te brengen. Controle, beslissing en besturing, vaak bereikt na een ingewikkeld afwegingsproces, kunnen in vele geval len door elektronische apparatuur worden overge nomen." De boodschap begint al haast iets vertrouwds te krijgen: Men sen, er komen ander tijden, en hun heraut heet microcompu ter, microprocessor, of kortweg chip. Het citaat komt uit een geschrift dat eigenlijk geen boodschap heeft, alleen de alge mene tendens dat we de komst van die andere tijden wel een handje moeten helpen. „Tech niek en wetenschap als basis voor industriële innovatie" is het verslag van een reeks inter views die dr. W. M. de Jong maakte in het kader van zijn werkzaamheden bij de Weten schappelijke raad voor het rege ringsbeleid (WRR). Het is geen formeel rapport van de WRR, maar verscheen in de reeks „Voorstudies en achter gronden", waarin de raad een aantal bouwstenen voor zijn rapporten publiceert omdat ze op zich de moeite waard zijn. Zo'n blik in de keuken kan ver helderend werken, maar brengt de beperking met zich mee dat er dan ook inderdaad geen uit gebalanceerd gerecht valt te be zichtigen. Je komt boeiende en af en toe prikkelende dingen tegen. Dat kan ook bijna niet anders, wan neer Je dertig vooraanstaande wetenschapsbeoefenaren met industriële ervaring vraagt waar de ontwikkeling volgens hen nu ongeveer heen gaat (kan gaan, moet gaan). Maar het blijft alle maal los naast elkaar staan, de samenhang dringt zich niet op. Die ongrijpbaarheid wordt ver hoogd door de gekozen struc tuur. Weergegeven meningen zijn voor rekening van de onge noemde zegslieden (er is alleen een alfabetisch lijstje voorin). Samensteller De Jong houdt zich wel verantwoordelijk voor de keuze van de weergegeven meningen hij hoorde natuur lijk meer dan hij op kon schrij ven. Maar hij wil toch kennelijk zo onzichtbaar mogelijk blijven, verontschuldigt zich haast dat zijn maatschappij- en weten schapsbeeld de antwoorden ge kleurd kan hebben. Een opval lend staaltje of-of-proza uit zijn inleiding: „Een iets andere kwestie is wat Nederland kan doen om zich in de interna tionale concurrentiestrijd te handhaven en, indien mogelijk en nodig, zich een voorsprong te verschaffen. Ook hier kunnen wetenschappelijke en techni sche ontwikkelingen, zeker als zij inspelen op „typisch Neder landse eigenschappen" of tradi ties (voor zover deze bestaan), een rol spelen." Positief Eén algemene conclusie laat zich uit De Jongs mand met antwoorden trekken: de grond toon is positief. Als we het een beetje verstandig aanpakken liggen er allerhande nieuwe pa den voor de Nederlandse indu strie open, vinden de dertig goe roes kennelijk collectief. Dat le vert een opvallende tegenstel ling op met de sfeer van de inter viewserie die de stichting Toe komstbeeld der techniek vorig Jaar met de toppen van het be drijfsleven hield over hun toe komstvisie. De matheid die van dat boekje afstraalde was toen bijna schokkend. Na die ene conclusie kunnen we alleen nog wat grasduinen in de verzameling, die netjes naar deelterreinen is gesorteerd. Die micro-elektronika dan maar, het rekenen en besturen op de vierkante centimeter dat de vol gende industriële revolutie be heerst. De microprocessor zal aanleiding geven tot een nieuwe generatie van „Intelligente" in strumenten of apparatuur met vele en soms veelzijdige toepas singen. Het rapport legt de na druk op twee deelgebieden en een ombestemd vergezicht: ver dergaande automatisering van industriële produktleprocessen. consumentengoederen met „in gebouwde intelligentie" en „een nu nog niet te overzlene reeks van geheel nieuwe produkten" Die laatste kunnen we slechts laten voor wat ze zijn: nog niets. BIJ de automatisering van de produktie treft mij vooral (maar ik ben soms een pessimist) de relativerende kanttekening die de zegslieden zelf plaatsen. „Reeds tientallen Jaren wordt In vele sectoren een volledig geau tomatiseerde produktieketen op korte termijn voorspeld." Die voorspellingen z'Jn nog maar sporadisch waargemaakt Het gaat namelijk om meer dan het achter elkaar zetten van een aantal machines. In grote pro duktleprocessen kunnen meer dingen fout gaan dan een mens van te voren kan bedenken. Een systeem dat zulke dingen kan opvangen, aldus het rapport, heeft zelfs aan een volwassen computer nog niet genoeg bij de huidige stand der techniek. Weliswaar verandert de stand der techniek, maar dingen zoals kijken zal een mens voorlopig echt beter kunnen dan welk in telligent apparaat ook. De beste taakverdeling tussen mens en machine kan in veel gevallen alleen uit de praktijk blijken. Die „beste" taakverdeling zal trouwens ook sterk worden be ïnvloed door maatschappelijke aspecten „die niet direct samen hangen met de produktieketen in kwestie," noteerde De Jong. Dat zal veel aandacht vergen, aldus het rapport. En dus nogal wat tijd, kun Je daar achteraan denken. Energie Laten we nog eens een ander essentieel onderwerp besnuffe len. „Een energievoorziening zonder grote problemen wordt van essentieel belang geacht voor een Industriële samenle ving," noteerde De Jong. „Te verwachten is dat de Nederland se industrie in het produceren van energleopwekkende en energiebesparende systemen een rol kan spelen." Aan een opsomming van een stuk of vijf tien meer specifieke deelterrei nen ontbreekt op het eerste oog niets. De Industriële mogelijkheden worden in veel gevallen meer bepaald door de markt dan door wat er technisch wel er. niet kan. En dan vervolgt het rapport met een zeer pikante opmerking. „De indruk bestaat dat binnen Nederland creatieve activiteiten aan de basis, door kleine fa briekjes opgestart, ernstig be lemmerd worden door bestaan de structuren en de daaruit voortvloeiende belangen. Aan dacht voor deze structuren en belangen en steun aan genoem de kleinschalige activiteiten is een essentiële voorwaarde voor het benutten van een groot deel van de energie-optie." De Indruk bestaat mijnerzijds dat het hier niet gaat om een particuliere samenzweringsthe orie van één van de dertig goe roes. maar om een gevoelen dat door verschillende van hen wordt gedeeld. Het staat er na melijk erg nadrukkelijk, en met een streep onder „een essentiële voorwaarde". Deze Indruk ver dient aanmerkelijk te worden uitgediept, en als hij wordt be vestigd, dienen die structuren en belangen méér te krijgen dan „aandacht". Terug naar de algemene be schouwingen. „Een ander punt is dat nieuwe energievormen of besparingen soms een niet on aanzienlijke aanpassing vragen in de manier waarop men produ ceert en leeft. Dit betekent dat de afzetmogelijkheden bepaald worden door de traagheid van dit soort aanpassingsprocessen. De praktijk leert dat deze traag heden divers en groot kunnen zijn." Landbouw Inderdaad. Zo staan er her en der brokjes realiteitszin en ge zond verstand in het rapport. De breuk bi; voorbeeld met de tra ditie om landbouw en visserij niet te beschouwen als indus triële activiteiten. Dat is „gezien de moderne produktleme- thoden enigszins achterhaald" Ook anderszins wordt met de grenzen van het onderwerp ruimhartig omgesprongen. Zo levert de medische paragraaf een pleidooi op voor systemati sche analyse van wat dokters met hun onderzoek en behande- ling van patiënten nu precies bereiken. „Het bewerken van dit gebied vereist veel tijd, goede- registratie, grondige kennis van! systeemanalyse en epidemiolo gie. Ook zijn vereist openheid en samenwerklng8patronen tussen medici, hetgeen in Nederland slechts moeizaam van de grond komt Waarna met een effen gezicht de volgende paragraaf begint. Het rapport moge ongrijpbaar! en onevenwichtig zijn. het is op# veel plaatsen boeiende lectuur. en zéér beleidsrelevant. En dat is eigenlijk wat er. gezien de- opzet, van verwacht mocht worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 11