aarom ik vegetariër ben Japan en de overrompeling Bisschoppen miskennen feiten over abortus 9 Ët}P; 'AG 22 DECEMBER 1978 BINNENLAND TROUW/KWARTET r Hans Bouma Ifelaas ben ik niet vegetarisch "^gevoed. Ik ben wat Je noemt een pkeerling'. Op een goed moment jzo'n jaar of acht geleden heb ik ust voor het vegetarisme ikozen. Ik vind het nog steeds een jrdrietige zaak, dat ik een kleine tig jaar tot de vleeseters heb ihoord. Nog altijd valt het mij leilijk dieren recht in de ogen te ^|ken. Een groot deel van mijn -en heb ik geparticipeerd in het eldwijde complot tégen het dier. J voel mij nog altijd zwaar deplichtig aan een onmetelijk •cht. 4_iV| is nóg een reden, waarom ik mijn nlange nlet-vegetarische ïfwijze betreur: wat heb ik veel it! Ik heb niet alleen het dier, iar ook mijzelf enorm tekort laan. Vleeseters zien vegetarisme een verarming. Het tegendeel is iter het geval: vegetarisme «kent een verrijking en dieping van je bestaan. Wie zich jetarisch voedt, staat veel phter bij de aarde dan degene, die nadruk legt op vlees. Vlees is al jer een stap verder. Vlees is een tere wereld. Plantaardige ukten smaken naar leven, vlees iaakt naar de dood de dood van dier. Vlees ontroert je niet, •estigt je niet. Ket vervreemdt Je je oorsprong, maakt je :aam. Vlees smaakt naar de het drijft een wig tussen jou en het leven. Plantaardig voedsel slaat juist een brug trussen jou en het leven. Wat me concreet tot het vegetarisme deed besluiten, was de bio-industrie. Ik ontdekte hoe eindeloos veel lijden er vastzat aan het vlees dat ik consumeerde. De dieren, die ik opat, hadden nooit een echt leven gehad. Hun bestaan was één marteling geweest. Men had ze opgesloten in veel te nauwe ruimten, ze hadden geen stap kunnen verzetten, in al hun behoeften waren ze constant gefrustreerd. Het vlees (en ook de eieren) van deze dieren wilde ik daarom niet meer op tafel hebben. Het dier was alleen maar produktiemiddelen, was alleen maar slachtoffer geweest. Op geen enkele manier had het zich in z'n typisch dierlijke mogelijkheden kunnen ontplooien. Het was verraden, intens gemeen verraden. Eerst hadden we het 'gedomesticeerd', d.wz. volledig afhankelijk van ons gemaakt en daarna exploiteerden we het op de meest genadeloze wijze die zich denken laat. Ik wilde hier niet meer mee te maken hebben. Er zijn grenzen. Zo is het begonnen met een boycot van de produkten, die afkomstig waren uit de bio-industrie. Dus geen varkensvlees, geen kalfsvlees, geen kip en geen eieren uit legbatterijen. Aanvankelijk at ik nog wel rundvlees, omdat koeien zich over het algemeen nog wel in een redelijk welzijn konden verheugen. Maar al vrij gauw verdween ook het vlees van dit dier van het menu. Van het één komt het ander. Ik kreeg de smaak er van te pakken: van het géén vlees eten. En moet ik er eerlijk aan toevoegen van alle heerlijkheden, die nu het vlees gingen vervangen. Dat ik het daar zó lang zonder had kunnen stellen! Het steeds meer dominerende vlees had ze helemaal verdrongen. Als vleeseter leefde ik ook culinair gezien toch wel uiterst armoedig. Mijn keuze voor het vegetarisme stond niet op zichzelf. Ze hing samen met een diepingrijpende mentaliteitsverandering. Met name het eerste rapport aan de Club van Rome ('Grenzen aan de groei') én alle discussie, verwarring en veronttrusting daaromheen brachten mij tot het inzicht hoe volstrekt immoreel onze houding tegenover de natuur is. We doen maar als we het rijk alleen hebben. De natuur beschouwen we als exploitatiemateriaal. De enige, die rechten kan laten gelden, is de mens. Hij heeft een soort monopoliepositie. Zoiets als 'eerbied voor het leven' kent hij niet. Hij heeft alleen eerbied voor zichzelf. Natuurlijk ben ik hevig geschrokken van de rampen, die we door onze arrogantie tegenover de natuur voor onszélf oproepen: ecologisch d.w.z. gewoon zakelijk bekeken staan we aan de rand van de afrond. Maar nog heviger ben ik geschrokken omwille van de natüür zelf: wat is ze er op achteruitgegaan, hele werelden zijn verdwenen, het mooiste is definitief voorbij. Wat hebben we ons misdragen. Waar haalden we het recht vandaan zó katastrofaal huis te houden. Het is die laatste schrik geweest, die leidde tot de mentaliteitsverandering, waarover ik sprak. Mijn antropocentrische (louter op menselijke belangen gerichte) ethiek heb ik ingeruild voor de ecocentrische (op de belangen van élle schepselen gerichte) ethiek van Albert Schweitzer: de ethiek van 'de eerbied voor het leven'. Daarbij ben ik als theoloog gaan inzien, dat déze ethiek ook de ethiek van het Oude en Nieuwe Testament is. Ik ben steeds kleiner over mezelf gaan denken. Ik ben niet de enige, die recht op leven heeft. Ook het dier heeft recht van bestaan. Er is méér dan medemenselijkheid: medeschepselijkheid. Alleen maar medemenselijkheid is een ernstige vorm van discriminatie/Met alles wat adem heeft zullen we solidair moeten zijn. Binnen de ethiek van 'de eerbied voor het leven' is het doden en eten van een dier taboe even erg als kannibalisme. Vegetarisme is niet iets exclusiefs, maar iets heel gewoons. Gek dat niet iedereen vegetariër is. >ri jOorH. J. Neuman keizerrijk Japan heeft, zoals ;end, een grondwet waarin het then van een krijgsmacht en het eren van oorlog eigenlijk verbo- d worden. Niettemin is er een ijgsmacht, al heet die dan an- de „Zelf-Verdedigings- icht". Er is zelfs een minister van fensie, maar ook die voert een dere titel: hij is minister van at, tevens directeur-generaal het Zelfverdedigingsbureau. de regeringswisseling van 7 de- mber jl. en sinds het optreden n het kabinet-Ohira is dat een trekkelijk jeugdig oud-lid van de nddag, Ganri Yamashita. Hij cft een aantal interessante pro- men om zich mee bezig te hou- n. Eén daarvan is de zaak van de .noodwetgeving". juni van dit jaar verklaarde eraal Hiroomi Kurisu, voorzit- 5=^. In rJiK, ter van de Verenigde Staf Raad (zeg maar: van het Comité van Stafchefs), dat hij zich zorgen maakte over grootscheepse ma noeuvres die de Sowjet-strijd- krachten uitvoeren op de Koerillen en die hen in staat zouden stellen een onverhoedse aanval te onder nemen op de noordkust van hel Japanse eiland Hokkaido. De gene raal mengde in zijn verklaring een aantal feiten en veronderstellingen dooreen. Sommige van die feiten bleken voor betwisting vatbaar; zijn politieke meesters hadden aan zijn veronderstellingen geen bood schap, en hij moest in het openbaar zijn excuses aanbieden. Maar generaal Kurisu liet hel daar niet bij. Behalve dat hij zich verontschuldigde voor eerder be gane vergissingen wees hij ook op een manco in de wetgeving voor de „Zelf-Verdedigingsmacht". Arti kel 76 van de desbetreffende wet bepaalt namelijk dat uitsluitend aan de minister-president de be voegdheid toekomt de laat ik nu maar zeggen strijdkrachten te mobiliseren. Hij moet dat zo moge lijk doen na verkregen instemming van de Landdag, maar in tijd van werkelijk gevaar mag hij ook han delen op eigen houtje. Generaal Kurisu wees er nu op, dat de militaire bevelhebbers in een hoogst benarde positie verkeren, zolang de minister-president de mobilisatie-orders niet heeft uitge vaardigd. De moderne oorlogvoe ring is op snelheid en overrompe ling afgestemd en de kans op een succesvolle verdediging zou wel eens verkeken kunnen zijn, als de minister-president even te lang aarzelt. Vandaar dat de generaal zich afvroeg, of dé bevelhebbers onder dergelijke omstandigheden niet het recht toekwam „supra- wettelijke maatregelen" te nemen, d.w.z. de orders van de minister president niet af te wachten. Grote consternatie was uiter aard het gevolg. De oppositie, en zij niet alleen, constateerde dat de hoogste militair van het land twij fel had gewekt aan zijn loyaliteit jegens het politieke gezag. De mi nister van defensie van dat mo ment, Shin Kanemaru, had geen andere keus dan Kurisu te ont slaan, en dat deed hij ook, op 25 juli jl. De nieuwe voorzitter van de Verenigde Staf Raad werd de chef staf van de Japanse landmacht, ge neraal Takehiko Takashina. Een zekere ironie kan aan bet ontslag van Kurisu niet worden ontzegd, althans in die zin niet dat de gene raal en de minister elkaar tevoren krachtig hadden bijgestaan het profiel van de strijdkrachten te verhogen en de voorwaarden te scheppen voor een grotere defen sie-inspanning van Japan. Juist on der die omstandigheden kon minis ter Kanemaru echter geen verkla ringen van militairen gebruiken die het vermoeden van insubordi natie wekten. Premier Takeo Fukuda zag niette min wel in dat generaal Kurisu de vinger had gelegd op een mogelijk wonde plek. Hij gaf de minister van defensie en het Zelf-Verdedi- gingsbureau opdracht de zaak te onderzoeken. De Socialistische Partij (oppositie) trok onmiddel lijk aan de noodrem. Zij eiste van de premier dat hij het onderzoek zou afgelasten, omdat er anders misschien regelingen zouden wor den getroffen en plannen ontwor pen die het laud weer, net als vóór augustus 1945, onder militaire heerschappij zouden plaatsen. Fu- door David van Ooijen De rooms-katholieke bisschoppen van Nederland hebben zich vorige week opnieuw beziggehouden met het vraagstuk van de abortus provocatus. Met het oog op het te verwach ten wetsontwerp daarover van het kabinet-Van Agt hebben ze „er nogmaals met klem voor gepleit dat de eerbied voor het leven onverkort tot gelding blijft komen, zowel in de wetgeving als in de praktijk". In hun communiqué verwij zen de bisschoppen verder naar hun in 1971 en 1974 versche nen brieven over de zaak, evenals naar de verklaring van de congregatie voor de geloofsleer over de abortus provocatus van 18 november 1974. kuda ging op de socialistische eis niet in maar wel nam hij de voor zorg eerst een gedetailleerd sche ma te laten opstellen van de lijnen waarlangs het onderzoek zich zou voltrekken en dat te doen publice ren. Dat was medio september. Het hele onderzoek zou zich moeten af spelen binnen de grenzen die de Grondwet stelt en onderwerpen als een vervroegde afkondiging van de staat van beleg, het instellen van dienstplicht en censuur en in het algemeen van beperkingen op de vrijheid van meningsuiting moch ten niet aan de orde komen. In het studie-prospectus stond tevens dat het eerder genoemde artikel 76 vol doende wettelijke basis biedt voor het afslaan van een verrassings aanval. Het trok daarom nogal de aan dacht, dat premier Fukuda niette min begin november, toen hij in het Asaka-kamp 5.000 officieren en manschappen toesprak, weer be gon te schermen met het gevaar van een verrassingsaanval en met de noodzaak de militaire sterkte van het land zodanig op te voeren dat het een invasie door buiten landse mogendheden het hoofd zou kunnen bieden. Hij vertolkte opnieuw de „haviks- rol" een week later tijdens een persconferentie die de vier kandi daten voor het leiderschap van de Liberaal-Democratische regerings partij in Tokio hielden, nadat zij als zodanig waren geregistreerd. Fukuda betoogde eigenlijk en de voorzitter van het partijbureau Nakasone steunde hem daarin dat artikel 76 verouderd is en dat het herschreven moet worden in het licht van de toegenomen over rompelingsmogelijkheden. Maar de secretaris-generaal van de Libe raal-Democraten op zijn beurt ondersteund door de minister van Enige dagen voor het beraad van de bisschoppen verscheen de bisschop van Roermond, dr J. M. Gijsen, op het televisiescherm om via KRO's Brandpunt zijn nogal ongenuan ceerde opvattingen omtrent het vraagstuk van de abortus kenbaar te maken. Dat Gijsen, door zo kort voor het gesprek van de bisschop pen zijn opvattingen te etaleren, het overleg in de bisschoppenverga dering zijnerzijds bij voorbaat tot een overbodigheid verklaarde, is duidelijk. Een dergelijk „voor het blok zetten" van collega's wordt on der politici als bijzonder onsolidair beschouwd. Men mag aannemen dat zo iets onder de bisschoppen eveneens het geval is. Hoewel ook de uitspraken van de Roermondse bisschop aanleiding zouden kunnen zijn tot een kriti sche beschouwing („Iemand die deze wet gaat uitvoeren kan niet meer zeggen: ik ben een oprecht en eerlijk lid van de christelijke ge meenschap" en „wanneer een parle ment besluit om mensen on schuldig, onmondig, weerloos, het leven te benemen"), ga ik daaraan voorbij. Ik heb intussen de hoop opgegeven dat het zin heeft de woorden die uit de mond van dr Gijsen vloeien via de weg van de dialoog te kunnen beïnvloeden. Voorwaarde voor een dialoog is im mers de wederzijdse erkenning dat de waarheid ons slechts partieel, in meerdere dimensies en in perspec tief bereikt. Jegens iemand die er van overtuigd lijkt het enig juiste Inzicht te bezitten, past slechts zwijgen. Traditie Anders is het gesteld met de uit spraken van het bisschoppencolle ge als geheel. In de brief die in 1971 verscheen, werd het probleem van de abortus geplaatst in het perspec tief van de christelijke traditie, van de waarde van het menselijk leven in het algemeen en van de opdracht van de christen zijn medemens in nood menselijk nabij te zijn. Ook wensten de bisschoppen de ogen niet te sluiten „voor het feit, dat ook in ons land vele zwanger schappen zonder deskundige hulp opzettelijk worden beëindigd" en verklaarden zij uitdrukkelijk „dat het niet onze bedoeling is, oude wonden in bepaalde mensenlevens open te halen". In de brief van 1974 namen de bis schoppen veel straffere standpun ten in. ZIJ zagen reden zich niet alleen over het verschijnsel van de abortus provocatus in ethische zin te uiten, maar bovendien vonden zij het nodig zich uit te spreken over de Nederlandse rechtsorde. „Zo is het de plicht van de staat om het men selijk leven rechtens te beschermen en deze rechtsbescherming strekt zich ook uit tot het ongeboren le ven; en dit is een onderdeel van het leven dat de rechtsgemeenschap te beschermen heeft". Daarmee werd tegelijk een politiek standpunt Ingenomen. Aldus werd stelling genomen tegen politieke partijen die een schrapping van de verbodsbepaling op abortus provo catus in het Wetboek van Straf recht voorstonden. In hun vorige week gepubliceerde reactie op het te verwachten wets ontwerp van het kabinet-Van Agt schrijven de bisschoppen: „De wet beschermt het leven door straffen te stellen op misdrijven tegen het leven. Wij zijn van mening dat de strafwet het ongeboren leven van deze bescherming niet kan uitzon deren". Daarmee wordt ook stelling genomen tegen het toekomstige buitenlandse handel en industrie Komoto vond dat het allemaal zo'n vaart niet liep en dat artikel 76 geen onmiddellijke wijziging be hoefde. Minister Komoto voegde daar nog aan toe dat Japan er beter aan zou doen langs politieke en diplomatieke weg te voorkomen dat er ooit een noodtoestand ont stond Het is overbodig te zeggen dat de gematigde secretaris-generaal van toen niemand anders is dan de pre mier van dit moment, Ohlra. wetsontwerp van het kabinet-van Agt en degenen, die dat ontwerp ondersteunen. Ik meen dat de bisschoppen hier mee onverstandig handelen. Niet omdat zij zich in ethisch opzicht tegen abortus provocatus verzetten en daarvan de gelovigen wensen te overtuigen. Ethisch gezien is abor tus ook mijns inziens in het alge meen een kwaad, dat daarom ver meden moet worden. In het alge- men omdat zich situaties kunnen voordoen waarbij betrokkenen moeten kiezen tussen abortus en een daarmee te vergelijken kwaad. Fout De „fout" die ik de bisschoppen meen te zien maken betreft hun oordeel over de taak van de wetge ver. Daarmee betreden ze het ter rein van de politiek, en aldus maken zij zich even kwetsbaar als elke poli ticus die uitspraken doet en lopen zij het risico met politieke argumen ten te worden bestreden. Het standpunt van de bisschoppen roept bij mij het volgende commen taar op. Ten eerste: een wetgever die een daad onder bepaalde voor waarden ongestraft laat, spreekt daarmee niet zonder meer uit dat een dergelijke daad ook ethisch ge zien aanvaardbaar of geoorloofd is. Het is immers zo, dat dé wetgever tal van daden die door velen (bij voorbeeld christenen) als onethisch ervaren worden, niet van een straf sanctie voorziet. Was het anders, dan zou onze gemengde samenle ving voor velen onleefbaar worden. Ten tweede: het is onverstandig dat de bisschoppen een zo grote morele druk leggen op (de katholieken on der) degenen, die bij de wetgeving over abortus zijn betrokken. Het onderwerp is thans actueel. Maar het is nog geen dertig jaar geleden, dat de r.-k.-kerk verklaarde over burgerlijke echtscheiding: „Het ma ken van een dergelijke wet is steeds een zwaar vergrijp tegen Gods wet" en ,,r.-k. advocaten mogen geen rechtsbijstand verlenen tot het ver krijgen van echtscheiding". Vandaag kennen we echtschei- dingswetten, niet alleen in ons land, maar ook in Spanje en zelfs Italië, waaraan door rooms-katholleken is en wordt meegewerkt. De bedrei gingen uit 1949 hebben kennelijk geen effect gehad, echter wel voor velen de tijdgebondenheid en be trekkelijkheid van kerkelijke uit spraken bevestigd. Mede daardoor werden kerkelijke regels voor velen ongeloofwaardig. Niet toepasbaar. Ten derde: het moet ook de bis schoppen duidelijk zijn dat de be staande wetgeving met betrekking tot abortus provocatus in Neder land niet toepasbaar is. De toepas baarheid van de wet terzake is trou wens al heel lang een probleem. De bepalingen van de artikelen 295-298 van het Wetboek van 8trafrecht uit 1886 bleken al spoedig na de tot standkoming nauwelijks toepas baar te zijn. Zij komen immers voor in de titel „Misdrijven tegen het leven gericht". Waar dus achteraf geen leven bewezen kon worden, kon geen sprake zijn van vrucht afdrijving. Omdat de wetgeving niet goed functioneerde, werd in 1911 artikel 251 bis in het Wetboek van Strafrecht Ingevoerd. De tach tig d honderd veroordelingen die sindsdien jaarlijks werden gespro ken (op een aantal van vele tiendui zenden abortussen per Jaar), zijn gemiddeld met één uitzondering per jaar gesproken op grond van artikel 251 bis. Maar ook dat artikel bleek steeds minder toepasbaar, Het begrip „me dische Indicatie" als strafuitslui tingsgrond kreeg een steeds bredere betekenis, waarbij men zich niet beperkte tot de fysieke gezondheid alleen. Ten vierde. Wat bijzonder opvalt in de discussie over abortus is het ge brek aan zicht op de maatschappe lijke werkelijkheid. Intensief houdt men zich bezig met de norm, veel minder met de feiten. Daardoor kan steeds opnieuw de indruk worden gewekt als zou abortus een vandaag toenemend verschijnsel zijn. Ook de Nederlandse bisschoppen ver sterken die indruk. Het verschijnsel van abortus doet zich echter niet in toenemende mate voor. Op 15 maart 1909 liet de toenmalige staatssecretaris Krui- slnga aan de Tweede Kamer weten, dat het aantal abortusgevallen in Nederland lager was dan op enig ander tijdstip sinds het begin van deze eeuw: sinds 1964 vier tot zes procent van het aantal bevallingen. Recente gegevens vermelden de na volgende aantallen abortussen bij Nederlandse vrouwen: 1972: 21.000; 1973: 20.000; 1974: 17.000; 1975: 15.000; 1976: 15.000 Daarmee zou ons land het laagste abortuscijfer ter wereld hebben. Een verklaring voor deze daling moet zonder twijfel worden gezocht in de betere voorlichting en een meer effectief gebruik van voorbe hoedmiddelen. Degenen die zich vroeger hebben verzet tegen voor lichting over en het gebruik van voorbehoedmiddelen of die dat nog doen (zoals de leiding van de r.-k.- kerk) zouden toch eens moeten na denken. Onvoldoende analyse Men kan tot geen andere conclusie komen, dan dat in de recente op stelling van de bisschoppen met be trekking tot de abortuswetgeving in onvoldoende mate een analyse van de maatschappelijke werkelijkheid is verdisconteerd. Het feitelijk beëindigen van de toepassing van de wettelijke strafsancties uit de bestaande verbodswet op abortus heeft geen toename van het ver schijnsel veroorzaakt. Ten vijfde getuigt de standpuntbe paling van de bisschoppen van een onvoldoende erkenning van de ei gen verantwoordelijkheid van poli tici. Het is niet de taak van politici abortus of iets anders ethisch aan vaardbaar of onaanvaardbaar te verklaren, noch de eigen opvattin gen aan anderen op te leggen, noch christelijke kerken of andere instel lingen te helpen om vla overheidop- treden datgene af te dwingen, waar toe de leden van die instellingen niet vrijwillig waren te overtuigen. De politicus treft beslissingen, ook in de vorm van wetten, met het doel verschijnselen, die zich in de maat schappij voordoen, zo goed moge lijk in banen te lelden. Met andere woorden: de politicus bepaalt niet of zekere gedragingen zich in de samenleving voordoen, doch hij treft maatregelen opdat ongewen ste gedragingen zo mogelijk worden voorkomen, dan wel zo nodig be straft kunnen worden, „opdat het voor de slechten niet voordelig zij slecht te zijn" (Spinoza). Voorkomen? Naar het vraagstuk van de abortus provocatus toe vertaald betekent dit. dat in de politiek niet aan de orde is of abortus al dan niet tot een kwaad moet worden verklaard, maar of met een bepaalde politieke beslissing het ongewenste ver schijnsel van die abortus kan wor den voorkomen, dan wel als het dan toch plaats heeft geschiedt onder de minst onaanvaardbare omstandigheden. Wat dit laatste betreft moet worden gedacht aan een wijze die medisch gezien verantwoord is, zodanig ge leid dat herhaling wordt voorkomen en niet zo dat gewetensarme lieden zich er zo snel mogelijk door kun nen verrijken. Uitgaande van de algemeen mense lijke norm: het leven, ook in de vroegste ontwikkelingsfase, ver dient bescherming; zal een verant woordelijke wetgever toch niet an ders kunnen dan het totstandbren- gen van een wet die in feitelijke omstandigheden ook nog toepas baar is. Niet alleen de norm maar ook de feitelijke mogelijkheid en in de werkelijkheid van vandaag via een strafwet die norm te doen func tioneren dient de wetgever in het oog te houden. En waar een christen voor zich meent een strikte norm in acht te moeten nemen en zich niet wil laten leiden door wat om hem heen ge beurt, dient hij ook niet te vergeten dat hij in een gemengde samenle ving leeft. Een samenleving waar tal van tegenstrijdige overtuigingen elkaar ontmoeten. Een huis willen bieden aan een ieder is zinloos, in dien een ieder het hele huis voor zichzelf wil hebben. Nu tenslotte ook ln het CDA de gedachte steeds meer veld wint, dat het niet voldoende is Ideale maat staven aan te leggen, maar dat van de wetgever moet worden gevraagd toepasbare wetten tot stand te brengen, meen ik dit streven te moeten steunen. Met het pogen van het kabinet-Van Agt om tot een verantwoorde abor tuswetgeving te komen, die in onze samenleving toepasbaar zal moeten zijn. heeft uiteindelijk het CDA toch een weg ingeslagen die getulgt- van werkelijkheidszin Eigen verantwoordelijkheid van de politicus bij de wetgeving, ook om trent abortus provocatus, is nood zakelijk. De ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid moeten kat holieke politici kennelijk ook vero veren op hun bisschoppen. David van Ooijen is r.k. moraaltheoloog (lid van de domini caner orde) en lid van de Tweede Kamer voor de PvdA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 13