aarom ik vegetariër ben
Japan en de overrompeling
Bisschoppen
miskennen
feiten over abortus
9
Ët}P;
'AG 22 DECEMBER 1978
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
r Hans Bouma
Ifelaas ben ik niet vegetarisch
"^gevoed. Ik ben wat Je noemt een
pkeerling'. Op een goed moment
jzo'n jaar of acht geleden heb ik
ust voor het vegetarisme
ikozen. Ik vind het nog steeds een
jrdrietige zaak, dat ik een kleine
tig jaar tot de vleeseters heb
ihoord. Nog altijd valt het mij
leilijk dieren recht in de ogen te
^|ken. Een groot deel van mijn
-en heb ik geparticipeerd in het
eldwijde complot tégen het dier.
J voel mij nog altijd zwaar
deplichtig aan een onmetelijk
•cht.
4_iV| is nóg een reden, waarom ik mijn
nlange nlet-vegetarische
ïfwijze betreur: wat heb ik veel
it! Ik heb niet alleen het dier,
iar ook mijzelf enorm tekort
laan. Vleeseters zien vegetarisme
een verarming. Het tegendeel is
iter het geval: vegetarisme
«kent een verrijking en
dieping van je bestaan. Wie zich
jetarisch voedt, staat veel
phter bij de aarde dan degene, die
nadruk legt op vlees. Vlees is al
jer een stap verder. Vlees is een
tere wereld. Plantaardige
ukten smaken naar leven, vlees
iaakt naar de dood de dood van
dier. Vlees ontroert je niet,
•estigt je niet. Ket vervreemdt Je
je oorsprong, maakt je
:aam. Vlees smaakt naar de
het drijft een wig tussen jou
en het leven. Plantaardig voedsel
slaat juist een brug trussen jou en
het leven.
Wat me concreet tot het
vegetarisme deed besluiten, was de
bio-industrie. Ik ontdekte hoe
eindeloos veel lijden er vastzat aan
het vlees dat ik consumeerde. De
dieren, die ik opat, hadden nooit
een echt leven gehad. Hun bestaan
was één marteling geweest. Men
had ze opgesloten in veel te nauwe
ruimten, ze hadden geen stap
kunnen verzetten, in al hun
behoeften waren ze constant
gefrustreerd.
Het vlees (en ook de eieren) van
deze dieren wilde ik daarom niet
meer op tafel hebben. Het dier was
alleen maar produktiemiddelen,
was alleen maar slachtoffer
geweest. Op geen enkele manier
had het zich in z'n typisch dierlijke
mogelijkheden kunnen ontplooien.
Het was verraden, intens gemeen
verraden. Eerst hadden we het
'gedomesticeerd', d.wz. volledig
afhankelijk van ons gemaakt en
daarna exploiteerden we het op de
meest genadeloze wijze die zich
denken laat. Ik wilde hier niet meer
mee te maken hebben. Er zijn
grenzen.
Zo is het begonnen met een
boycot van de produkten, die
afkomstig waren uit de
bio-industrie. Dus geen
varkensvlees, geen kalfsvlees, geen
kip en geen eieren uit legbatterijen.
Aanvankelijk at ik nog wel
rundvlees, omdat koeien zich over
het algemeen nog wel in een
redelijk welzijn konden verheugen.
Maar al vrij gauw verdween ook het
vlees van dit dier van het menu.
Van het één komt het ander. Ik
kreeg de smaak er van te pakken:
van het géén vlees eten. En moet
ik er eerlijk aan toevoegen van
alle heerlijkheden, die nu het vlees
gingen vervangen. Dat ik het daar
zó lang zonder had kunnen stellen!
Het steeds meer dominerende vlees
had ze helemaal verdrongen. Als
vleeseter leefde ik ook culinair
gezien toch wel uiterst armoedig.
Mijn keuze voor het vegetarisme
stond niet op zichzelf. Ze hing
samen met een diepingrijpende
mentaliteitsverandering. Met name
het eerste rapport aan de Club van
Rome ('Grenzen aan de groei') én
alle discussie, verwarring en
veronttrusting daaromheen
brachten mij tot het inzicht hoe
volstrekt immoreel onze houding
tegenover de natuur is. We doen
maar als we het rijk alleen hebben.
De natuur beschouwen we als
exploitatiemateriaal. De enige, die
rechten kan laten gelden, is de
mens. Hij heeft een soort
monopoliepositie. Zoiets als
'eerbied voor het leven' kent hij
niet. Hij heeft alleen eerbied voor
zichzelf.
Natuurlijk ben ik hevig
geschrokken van de rampen, die we
door onze arrogantie tegenover de
natuur voor onszélf oproepen:
ecologisch d.w.z. gewoon zakelijk
bekeken staan we aan de rand van
de afrond. Maar nog heviger ben ik
geschrokken omwille van de natüür
zelf: wat is ze er op achteruitgegaan,
hele werelden zijn verdwenen, het
mooiste is definitief voorbij. Wat
hebben we ons misdragen. Waar
haalden we het recht vandaan zó
katastrofaal huis te houden.
Het is die laatste schrik geweest, die
leidde tot de
mentaliteitsverandering, waarover
ik sprak. Mijn antropocentrische
(louter op menselijke belangen
gerichte) ethiek heb ik ingeruild
voor de ecocentrische (op de
belangen van élle schepselen
gerichte) ethiek van Albert
Schweitzer: de ethiek van 'de
eerbied voor het leven'. Daarbij ben
ik als theoloog gaan inzien, dat déze
ethiek ook de ethiek van het Oude
en Nieuwe Testament is.
Ik ben steeds kleiner over mezelf
gaan denken. Ik ben niet de enige,
die recht op leven heeft. Ook het
dier heeft recht van bestaan. Er is
méér dan medemenselijkheid:
medeschepselijkheid. Alleen maar
medemenselijkheid is een ernstige
vorm van discriminatie/Met alles
wat adem heeft zullen we solidair
moeten zijn. Binnen de ethiek van
'de eerbied voor het leven' is het
doden en eten van een dier taboe
even erg als kannibalisme.
Vegetarisme is niet iets exclusiefs,
maar iets heel gewoons. Gek dat
niet iedereen vegetariër is.
>ri
jOorH.
J. Neuman
keizerrijk Japan heeft, zoals
;end, een grondwet waarin het
then van een krijgsmacht en het
eren van oorlog eigenlijk verbo-
d worden. Niettemin is er een
ijgsmacht, al heet die dan an-
de „Zelf-Verdedigings-
icht". Er is zelfs een minister van
fensie, maar ook die voert een
dere titel: hij is minister van
at, tevens directeur-generaal
het Zelfverdedigingsbureau.
de regeringswisseling van 7 de-
mber jl. en sinds het optreden
n het kabinet-Ohira is dat een
trekkelijk jeugdig oud-lid van de
nddag, Ganri Yamashita. Hij
cft een aantal interessante pro-
men om zich mee bezig te hou-
n. Eén daarvan is de zaak van de
.noodwetgeving".
juni van dit jaar verklaarde
eraal Hiroomi Kurisu, voorzit-
5=^. In
rJiK,
ter van de Verenigde Staf Raad
(zeg maar: van het Comité van
Stafchefs), dat hij zich zorgen
maakte over grootscheepse ma
noeuvres die de Sowjet-strijd-
krachten uitvoeren op de Koerillen
en die hen in staat zouden stellen
een onverhoedse aanval te onder
nemen op de noordkust van hel
Japanse eiland Hokkaido. De gene
raal mengde in zijn verklaring een
aantal feiten en veronderstellingen
dooreen. Sommige van die feiten
bleken voor betwisting vatbaar;
zijn politieke meesters hadden aan
zijn veronderstellingen geen bood
schap, en hij moest in het openbaar
zijn excuses aanbieden.
Maar generaal Kurisu liet hel
daar niet bij. Behalve dat hij zich
verontschuldigde voor eerder be
gane vergissingen wees hij ook op
een manco in de wetgeving voor de
„Zelf-Verdedigingsmacht". Arti
kel 76 van de desbetreffende wet
bepaalt namelijk dat uitsluitend
aan de minister-president de be
voegdheid toekomt de laat ik nu
maar zeggen strijdkrachten te
mobiliseren. Hij moet dat zo moge
lijk doen na verkregen instemming
van de Landdag, maar in tijd van
werkelijk gevaar mag hij ook han
delen op eigen houtje.
Generaal Kurisu wees er nu op, dat
de militaire bevelhebbers in een
hoogst benarde positie verkeren,
zolang de minister-president de
mobilisatie-orders niet heeft uitge
vaardigd. De moderne oorlogvoe
ring is op snelheid en overrompe
ling afgestemd en de kans op een
succesvolle verdediging zou wel
eens verkeken kunnen zijn, als de
minister-president even te lang
aarzelt. Vandaar dat de generaal
zich afvroeg, of dé bevelhebbers
onder dergelijke omstandigheden
niet het recht toekwam „supra-
wettelijke maatregelen" te nemen,
d.w.z. de orders van de minister
president niet af te wachten.
Grote consternatie was uiter
aard het gevolg. De oppositie, en
zij niet alleen, constateerde dat de
hoogste militair van het land twij
fel had gewekt aan zijn loyaliteit
jegens het politieke gezag. De mi
nister van defensie van dat mo
ment, Shin Kanemaru, had geen
andere keus dan Kurisu te ont
slaan, en dat deed hij ook, op 25 juli
jl. De nieuwe voorzitter van de
Verenigde Staf Raad werd de chef
staf van de Japanse landmacht, ge
neraal Takehiko Takashina. Een
zekere ironie kan aan bet ontslag
van Kurisu niet worden ontzegd,
althans in die zin niet dat de gene
raal en de minister elkaar tevoren
krachtig hadden bijgestaan het
profiel van de strijdkrachten te
verhogen en de voorwaarden te
scheppen voor een grotere defen
sie-inspanning van Japan. Juist on
der die omstandigheden kon minis
ter Kanemaru echter geen verkla
ringen van militairen gebruiken
die het vermoeden van insubordi
natie wekten.
Premier Takeo Fukuda zag niette
min wel in dat generaal Kurisu de
vinger had gelegd op een mogelijk
wonde plek. Hij gaf de minister
van defensie en het Zelf-Verdedi-
gingsbureau opdracht de zaak te
onderzoeken. De Socialistische
Partij (oppositie) trok onmiddel
lijk aan de noodrem. Zij eiste van
de premier dat hij het onderzoek
zou afgelasten, omdat er anders
misschien regelingen zouden wor
den getroffen en plannen ontwor
pen die het laud weer, net als vóór
augustus 1945, onder militaire
heerschappij zouden plaatsen. Fu-
door David van Ooijen
De rooms-katholieke bisschoppen van Nederland hebben
zich vorige week opnieuw beziggehouden met het vraagstuk
van de abortus provocatus. Met het oog op het te verwach
ten wetsontwerp daarover van het kabinet-Van Agt hebben
ze „er nogmaals met klem voor gepleit dat de eerbied voor
het leven onverkort tot gelding blijft komen, zowel in de
wetgeving als in de praktijk". In hun communiqué verwij
zen de bisschoppen verder naar hun in 1971 en 1974 versche
nen brieven over de zaak, evenals naar de verklaring van de
congregatie voor de geloofsleer over de abortus provocatus
van 18 november 1974.
kuda ging op de socialistische eis
niet in maar wel nam hij de voor
zorg eerst een gedetailleerd sche
ma te laten opstellen van de lijnen
waarlangs het onderzoek zich zou
voltrekken en dat te doen publice
ren. Dat was medio september. Het
hele onderzoek zou zich moeten af
spelen binnen de grenzen die de
Grondwet stelt en onderwerpen als
een vervroegde afkondiging van de
staat van beleg, het instellen van
dienstplicht en censuur en in het
algemeen van beperkingen op de
vrijheid van meningsuiting moch
ten niet aan de orde komen. In het
studie-prospectus stond tevens dat
het eerder genoemde artikel 76 vol
doende wettelijke basis biedt voor
het afslaan van een verrassings
aanval.
Het trok daarom nogal de aan
dacht, dat premier Fukuda niette
min begin november, toen hij in
het Asaka-kamp 5.000 officieren en
manschappen toesprak, weer be
gon te schermen met het gevaar
van een verrassingsaanval en met
de noodzaak de militaire sterkte
van het land zodanig op te voeren
dat het een invasie door buiten
landse mogendheden het hoofd zou
kunnen bieden.
Hij vertolkte opnieuw de „haviks-
rol" een week later tijdens een
persconferentie die de vier kandi
daten voor het leiderschap van de
Liberaal-Democratische regerings
partij in Tokio hielden, nadat zij
als zodanig waren geregistreerd.
Fukuda betoogde eigenlijk en de
voorzitter van het partijbureau
Nakasone steunde hem daarin
dat artikel 76 verouderd is en dat
het herschreven moet worden in
het licht van de toegenomen over
rompelingsmogelijkheden. Maar de
secretaris-generaal van de Libe
raal-Democraten op zijn beurt
ondersteund door de minister van
Enige dagen voor het beraad van de
bisschoppen verscheen de bisschop
van Roermond, dr J. M. Gijsen, op
het televisiescherm om via KRO's
Brandpunt zijn nogal ongenuan
ceerde opvattingen omtrent het
vraagstuk van de abortus kenbaar
te maken. Dat Gijsen, door zo kort
voor het gesprek van de bisschop
pen zijn opvattingen te etaleren,
het overleg in de bisschoppenverga
dering zijnerzijds bij voorbaat tot
een overbodigheid verklaarde, is
duidelijk. Een dergelijk „voor het
blok zetten" van collega's wordt on
der politici als bijzonder onsolidair
beschouwd. Men mag aannemen
dat zo iets onder de bisschoppen
eveneens het geval is.
Hoewel ook de uitspraken van de
Roermondse bisschop aanleiding
zouden kunnen zijn tot een kriti
sche beschouwing („Iemand die
deze wet gaat uitvoeren kan niet
meer zeggen: ik ben een oprecht en
eerlijk lid van de christelijke ge
meenschap" en „wanneer een parle
ment besluit om mensen on
schuldig, onmondig, weerloos, het
leven te benemen"), ga ik daaraan
voorbij. Ik heb intussen de hoop
opgegeven dat het zin heeft de
woorden die uit de mond van dr
Gijsen vloeien via de weg van de
dialoog te kunnen beïnvloeden.
Voorwaarde voor een dialoog is im
mers de wederzijdse erkenning dat
de waarheid ons slechts partieel, in
meerdere dimensies en in perspec
tief bereikt. Jegens iemand die er
van overtuigd lijkt het enig juiste
Inzicht te bezitten, past slechts
zwijgen.
Traditie
Anders is het gesteld met de uit
spraken van het bisschoppencolle
ge als geheel. In de brief die in 1971
verscheen, werd het probleem van
de abortus geplaatst in het perspec
tief van de christelijke traditie, van
de waarde van het menselijk leven
in het algemeen en van de opdracht
van de christen zijn medemens in
nood menselijk nabij te zijn.
Ook wensten de bisschoppen de
ogen niet te sluiten „voor het feit,
dat ook in ons land vele zwanger
schappen zonder deskundige hulp
opzettelijk worden beëindigd" en
verklaarden zij uitdrukkelijk „dat
het niet onze bedoeling is, oude
wonden in bepaalde mensenlevens
open te halen".
In de brief van 1974 namen de bis
schoppen veel straffere standpun
ten in. ZIJ zagen reden zich niet
alleen over het verschijnsel van de
abortus provocatus in ethische zin
te uiten, maar bovendien vonden zij
het nodig zich uit te spreken over de
Nederlandse rechtsorde. „Zo is het
de plicht van de staat om het men
selijk leven rechtens te beschermen
en deze rechtsbescherming strekt
zich ook uit tot het ongeboren le
ven; en dit is een onderdeel van het
leven dat de rechtsgemeenschap te
beschermen heeft".
Daarmee werd tegelijk een politiek
standpunt Ingenomen. Aldus werd
stelling genomen tegen politieke
partijen die een schrapping van de
verbodsbepaling op abortus provo
catus in het Wetboek van Straf
recht voorstonden.
In hun vorige week gepubliceerde
reactie op het te verwachten wets
ontwerp van het kabinet-Van Agt
schrijven de bisschoppen: „De wet
beschermt het leven door straffen
te stellen op misdrijven tegen het
leven. Wij zijn van mening dat de
strafwet het ongeboren leven van
deze bescherming niet kan uitzon
deren". Daarmee wordt ook stelling
genomen tegen het toekomstige
buitenlandse handel en industrie
Komoto vond dat het allemaal
zo'n vaart niet liep en dat artikel 76
geen onmiddellijke wijziging be
hoefde. Minister Komoto voegde
daar nog aan toe dat Japan er beter
aan zou doen langs politieke en
diplomatieke weg te voorkomen
dat er ooit een noodtoestand ont
stond
Het is overbodig te zeggen dat de
gematigde secretaris-generaal van
toen niemand anders is dan de pre
mier van dit moment, Ohlra.
wetsontwerp van het kabinet-van
Agt en degenen, die dat ontwerp
ondersteunen.
Ik meen dat de bisschoppen hier
mee onverstandig handelen. Niet
omdat zij zich in ethisch opzicht
tegen abortus provocatus verzetten
en daarvan de gelovigen wensen te
overtuigen. Ethisch gezien is abor
tus ook mijns inziens in het alge
meen een kwaad, dat daarom ver
meden moet worden. In het alge-
men omdat zich situaties kunnen
voordoen waarbij betrokkenen
moeten kiezen tussen abortus en
een daarmee te vergelijken kwaad.
Fout
De „fout" die ik de bisschoppen
meen te zien maken betreft hun
oordeel over de taak van de wetge
ver. Daarmee betreden ze het ter
rein van de politiek, en aldus maken
zij zich even kwetsbaar als elke poli
ticus die uitspraken doet en lopen
zij het risico met politieke argumen
ten te worden bestreden.
Het standpunt van de bisschoppen
roept bij mij het volgende commen
taar op. Ten eerste: een wetgever
die een daad onder bepaalde voor
waarden ongestraft laat, spreekt
daarmee niet zonder meer uit dat
een dergelijke daad ook ethisch ge
zien aanvaardbaar of geoorloofd is.
Het is immers zo, dat dé wetgever
tal van daden die door velen (bij
voorbeeld christenen) als onethisch
ervaren worden, niet van een straf
sanctie voorziet. Was het anders,
dan zou onze gemengde samenle
ving voor velen onleefbaar worden.
Ten tweede: het is onverstandig dat
de bisschoppen een zo grote morele
druk leggen op (de katholieken on
der) degenen, die bij de wetgeving
over abortus zijn betrokken. Het
onderwerp is thans actueel. Maar
het is nog geen dertig jaar geleden,
dat de r.-k.-kerk verklaarde over
burgerlijke echtscheiding: „Het ma
ken van een dergelijke wet is steeds
een zwaar vergrijp tegen Gods wet"
en ,,r.-k. advocaten mogen geen
rechtsbijstand verlenen tot het ver
krijgen van echtscheiding".
Vandaag kennen we echtschei-
dingswetten, niet alleen in ons land,
maar ook in Spanje en zelfs Italië,
waaraan door rooms-katholleken is
en wordt meegewerkt. De bedrei
gingen uit 1949 hebben kennelijk
geen effect gehad, echter wel voor
velen de tijdgebondenheid en be
trekkelijkheid van kerkelijke uit
spraken bevestigd. Mede daardoor
werden kerkelijke regels voor velen
ongeloofwaardig.
Niet toepasbaar.
Ten derde: het moet ook de bis
schoppen duidelijk zijn dat de be
staande wetgeving met betrekking
tot abortus provocatus in Neder
land niet toepasbaar is. De toepas
baarheid van de wet terzake is trou
wens al heel lang een probleem. De
bepalingen van de artikelen 295-298
van het Wetboek van 8trafrecht uit
1886 bleken al spoedig na de tot
standkoming nauwelijks toepas
baar te zijn. Zij komen immers voor
in de titel „Misdrijven tegen het
leven gericht". Waar dus achteraf
geen leven bewezen kon worden,
kon geen sprake zijn van vrucht
afdrijving. Omdat de wetgeving
niet goed functioneerde, werd in
1911 artikel 251 bis in het Wetboek
van Strafrecht Ingevoerd. De tach
tig d honderd veroordelingen die
sindsdien jaarlijks werden gespro
ken (op een aantal van vele tiendui
zenden abortussen per Jaar), zijn
gemiddeld met één uitzondering
per jaar gesproken op grond van
artikel 251 bis.
Maar ook dat artikel bleek steeds
minder toepasbaar, Het begrip „me
dische Indicatie" als strafuitslui
tingsgrond kreeg een steeds bredere
betekenis, waarbij men zich niet
beperkte tot de fysieke gezondheid
alleen.
Ten vierde. Wat bijzonder opvalt in
de discussie over abortus is het ge
brek aan zicht op de maatschappe
lijke werkelijkheid. Intensief houdt
men zich bezig met de norm, veel
minder met de feiten. Daardoor kan
steeds opnieuw de indruk worden
gewekt als zou abortus een vandaag
toenemend verschijnsel zijn. Ook
de Nederlandse bisschoppen ver
sterken die indruk.
Het verschijnsel van abortus doet
zich echter niet in toenemende
mate voor. Op 15 maart 1909 liet de
toenmalige staatssecretaris Krui-
slnga aan de Tweede Kamer weten,
dat het aantal abortusgevallen in
Nederland lager was dan op enig
ander tijdstip sinds het begin van
deze eeuw: sinds 1964 vier tot zes
procent van het aantal bevallingen.
Recente gegevens vermelden de na
volgende aantallen abortussen bij
Nederlandse vrouwen: 1972: 21.000;
1973: 20.000; 1974: 17.000; 1975:
15.000; 1976: 15.000
Daarmee zou ons land het laagste
abortuscijfer ter wereld hebben.
Een verklaring voor deze daling
moet zonder twijfel worden gezocht
in de betere voorlichting en een
meer effectief gebruik van voorbe
hoedmiddelen. Degenen die zich
vroeger hebben verzet tegen voor
lichting over en het gebruik van
voorbehoedmiddelen of die dat nog
doen (zoals de leiding van de r.-k.-
kerk) zouden toch eens moeten na
denken.
Onvoldoende analyse
Men kan tot geen andere conclusie
komen, dan dat in de recente op
stelling van de bisschoppen met be
trekking tot de abortuswetgeving in
onvoldoende mate een analyse van
de maatschappelijke werkelijkheid
is verdisconteerd. Het feitelijk
beëindigen van de toepassing van
de wettelijke strafsancties uit de
bestaande verbodswet op abortus
heeft geen toename van het ver
schijnsel veroorzaakt.
Ten vijfde getuigt de standpuntbe
paling van de bisschoppen van een
onvoldoende erkenning van de ei
gen verantwoordelijkheid van poli
tici. Het is niet de taak van politici
abortus of iets anders ethisch aan
vaardbaar of onaanvaardbaar te
verklaren, noch de eigen opvattin
gen aan anderen op te leggen, noch
christelijke kerken of andere instel
lingen te helpen om vla overheidop-
treden datgene af te dwingen, waar
toe de leden van die instellingen
niet vrijwillig waren te overtuigen.
De politicus treft beslissingen, ook
in de vorm van wetten, met het doel
verschijnselen, die zich in de maat
schappij voordoen, zo goed moge
lijk in banen te lelden. Met andere
woorden: de politicus bepaalt niet
of zekere gedragingen zich in de
samenleving voordoen, doch hij
treft maatregelen opdat ongewen
ste gedragingen zo mogelijk worden
voorkomen, dan wel zo nodig be
straft kunnen worden, „opdat het
voor de slechten niet voordelig zij
slecht te zijn" (Spinoza).
Voorkomen?
Naar het vraagstuk van de abortus
provocatus toe vertaald betekent
dit. dat in de politiek niet aan de
orde is of abortus al dan niet tot een
kwaad moet worden verklaard,
maar of met een bepaalde politieke
beslissing het ongewenste ver
schijnsel van die abortus kan wor
den voorkomen, dan wel als het
dan toch plaats heeft geschiedt
onder de minst onaanvaardbare
omstandigheden.
Wat dit laatste betreft moet worden
gedacht aan een wijze die medisch
gezien verantwoord is, zodanig ge
leid dat herhaling wordt voorkomen
en niet zo dat gewetensarme lieden
zich er zo snel mogelijk door kun
nen verrijken.
Uitgaande van de algemeen mense
lijke norm: het leven, ook in de
vroegste ontwikkelingsfase, ver
dient bescherming; zal een verant
woordelijke wetgever toch niet an
ders kunnen dan het totstandbren-
gen van een wet die in feitelijke
omstandigheden ook nog toepas
baar is. Niet alleen de norm maar
ook de feitelijke mogelijkheid en in
de werkelijkheid van vandaag via
een strafwet die norm te doen func
tioneren dient de wetgever in het
oog te houden.
En waar een christen voor zich
meent een strikte norm in acht te
moeten nemen en zich niet wil laten
leiden door wat om hem heen ge
beurt, dient hij ook niet te vergeten
dat hij in een gemengde samenle
ving leeft. Een samenleving waar
tal van tegenstrijdige overtuigingen
elkaar ontmoeten. Een huis willen
bieden aan een ieder is zinloos, in
dien een ieder het hele huis voor
zichzelf wil hebben.
Nu tenslotte ook ln het CDA de
gedachte steeds meer veld wint, dat
het niet voldoende is Ideale maat
staven aan te leggen, maar dat van
de wetgever moet worden gevraagd
toepasbare wetten tot stand te
brengen, meen ik dit streven te
moeten steunen.
Met het pogen van het kabinet-Van
Agt om tot een verantwoorde abor
tuswetgeving te komen, die in onze
samenleving toepasbaar zal moeten
zijn. heeft uiteindelijk het CDA
toch een weg ingeslagen die getulgt-
van werkelijkheidszin
Eigen verantwoordelijkheid van de
politicus bij de wetgeving, ook om
trent abortus provocatus, is nood
zakelijk. De ruimte voor de eigen
verantwoordelijkheid moeten kat
holieke politici kennelijk ook vero
veren op hun bisschoppen.
David van Ooijen is r.k.
moraaltheoloog (lid van de domini
caner orde) en lid van de Tweede
Kamer voor de PvdA.