Het 1918 r De moderne kunst wordt oud Kommer Kleyn's carrière begon in 1914 bij Verkade -Trouw- iNSDAG 20 DECEMBER 1978 29 Kommer Kleyn is in 1893 geboren. Toen hij achttien was bezocht hij de toneel school in Amsterdam. In 1914 solliciteer de hij bij Verkade en werd aangenomen. Met de onderbreking van een seizoen werkte hij tot 1929 onder Verkade. In 1929 zou Kleyn voor een jaar bij de AVRO hoorspelen gaan verzorgen. Dal groeide uit tot een dienstverband van 34 jaar. Toen hij in 1963 de radio verliet bleef Kleyn actief. Hij speelde gastrollen bij Proloog. Studio De Nederlandse Co- medie. Vorig jaar was Kleyn nog te zien bij het Publiekstheater in de Kersentuin van Tjechow. Hij speelde Firs, een oude lakei. Volgend jaar speelt Kleyn in een aflevering van Decamerone dat onlangs in de regie van Jan Keja voor de TROS televisie werd opgenomen. loor W. Wielek-Berg 1< 918 Géén goed filmjaar. In iet leeggebloede Europa bereid- le men zich voor op overwinning i nederlaag in de „grote oorlog", a beide gevallen likte men zijn ronden. Als we ons zouden be- erken tot de films, die er in dat nar werden uitgebracht, kwamen re niet erg ver. Toch is het wel ardig om er enige te noemen. rankrijk: „J'Accuse" van Abel Gance, in film die eigenlijk was bedoeld als ropaganda voor het Franse leger, maar ts geheel anders werd: een indrukwek- »nd drama over de zinloosheid van de jrlog. Het feit dat er duizenden soldaten in meewerkten, die na afloop terug oesten naar het front waar wellicht de )od hen wachtte, zal de echtheid hebben rsterkt. enemarken: Een vroege science-fiction- m van Ole Olsen, genaamd „Het Hemel- hip". weden: „Het lied van de vuurrode oeirr" van Mauritz Stiller, een romanti- he fflm spelend in de Finse wouden en )e Zonen van Ingmar" van Victor Sjö- röm, zoals zovele Zweedse films geba- erd op een roman van Selma Lagerlöf. Gravenhage: „Gloria Trapsita" van Jo in Gildemeyer, met Emmy Arbous in de rofdrol. Ongetwijfeld een formidabele aak, verder heb ik er niets over te ver- jlen. nerika: „A Dog's Life", een van de „klei- f films van Charles Chaplin en „Blind ïsbands", het debuut van de uit Oosten- k afkomstig Erich van Stroheim, een rerbarstig regisseur die voortdurend in clinch lag met de filmindustrie en daar- Or duur moest betalen. t oorlog en zijn gevolgen 1918 ;h een belangrijk jaar voor de cinemato- afie, een soort mijlpaal of waterschei- fig. De oorlog had de hegemonie van >llywood voorgoed gevestigd, produk- ;i uit de droomfabriek overspoelden de iropese landen. In Rusland waren door revolutie de voorwaarden voor de op- uw van een gesocialiseerde en gecentra- eerde filmindustrie geschapen: Lenin's ►orden „De filmkunst is voor ons de langrijkste van alle kunsten" werden it aan dovemansoren gezegd. oorlog en zijn gevolgen bepaalden ook filmkunst: indirect door de veranderin- h in de economische structuur, direct or de indruk die hij bij de cineasten hterliet. inemarken was voor de oorlog een be- igrijk filmland (in 1906 richtte Ole Ol- de legendarische „Nordisk Film Com- gni" op,, die de wereldmarkt veroverde It elegante, exotische salonstukken arin sterren schitterden als Valdemar llander, Olaf Fönns en last but not least ta Nielsen); doch de Deense filmindu- ie werd met Duits geld gefinancierd, s de glans verbleekte alras. Grote Deen regisseurs (Carl Theodor Dreyer en njamin Christensen) kwam pas later n bod, Dreyer werd vooral beroemd or zijn in Frankrijk gefilmde „La Passi- de Jeanne d'Arc." Vlak na de oorlog m Zweden Denemarkens plaats over en ekte in de geteisterde landen tijdelijk ;ces met elegische natuurfilms. In iitsland vond in een tijd van economi- ïe anarchie het onbehagen gestalte in joenen van angst en schrik: „Das Kabi- Theda Bara, de eerste sex-koningin nett des Dr Calligari" van Carl Mayer en Robert Wiene uit 1919, een duister drama in expressionistiche decoraties, behoort tot de klassieken van de filmkunst, was de voorloper van een hele reeks griezelfilms op hoog niveau en beïnvloedde bijvoor beeld Fritz Langs beroemde „Dr Mabuse" en Mumau's vampierfilm „Nosferatu". In Frankrijk revolteerde de avant-garde tegen het conventionele wereldbeeld Daar ontstonden de eerste „art theaters", serieuze filmtijdschriften en boeken over film. Deze avant-garde kan in drie groe pen verdeeld worden: de impressionisten met Abel Gance als belangrijkste figuur; de vertegenwoordigers van de strenge „ci néma pur" waartoe een tijdlang Renei Clair behoorde, die later beroemd werd met zijn speelfilms (zijn „pure" film „En- tr'Acte" wordt tot de klassieken gere kend); de surrealisten met Luis Bufiuel's „Un chien andalou" en „L'Age d'or" als belangrijkste voortbrengselen. In de Sow- jet-Unie maakte een industrie, die niet langer uitsluitend op de consumptie was gericht, het revolutionaire kunstenaars mogelijk hun ideeën op het doek te pro jecteren. Deze bloeiperiode van de Russi sche film, met als pioniers Djiga Wertov „de man met de camera" en Lew Kulesjow „de man van het experiment", bracht meesterwerken voort als „Pantserkruiser Potemkin" van 8ergej Eisensteln, „Moe der" van Wselwolod Poedowkin en „De Aarde" van Alexander Dowsjenko. De komst van Stalin maakte later aan vrij heid en non-conformisme een rigoureus einde. In de Verenigde Staten daarentegen ma nifesteerde zich voor het eerst overduide lijk de verhouding tussen kunst en indu strie in de kapitalistische maatschappij, mogelijkheden tot individuele formule ring stonden in het vervolg alleen open voor naïeve conformisten, wier wereldbe schouwing overeenkwam met de eisen van de industrie. En natuurlijk waren er dwarse buitenstaanders, die zich met hun talent (soms) wisten door te drukken. Wel werden daar de mogelijkheden van het filmmedium al vroeg verkend en ver werkt: reeds in 1915 had David Wark Grif fith in zijn drie uur durend epos „Birth of a Nation" (met een bijzonder reactionaire inhoud, hij diffameerde de na de burge roorlog in de Zuidelijke Staten vrijgelaten negerslaven en verheerlijkte de Ku Klux Klan) de flexibiliteit en elasticiteit van de film-'taal' bewezen. Mack Sennett in zijn slapstick-comedies met de Keystone Cops, vol turbulente en bijna surrealisti sche humor, gebruikte de mogelijkheden van de film nog veel consequenter. Ster-cultus De ster-cultus, reeds voor de oorlog in Italië en Denemarken begonnen, bereikte in Hollywood zijn grootste hoogte: de na men van Rudolph Valentino, Gloria Swanson en Douglas Fairbanks zijn nog steeds niet vergeten. De Engelsman Char les Chaplin, in 1913 door Mack Sennett ontdekt, was reedS beroemd als een van de grote komieken, vóór en naast Buster Keaton, Stan Laurel en Oliver Hardey, en Harold Lloyd. En hoe was het in Nederland gesteld? Wel. daar bloeide in Haarlem en Den Haag de filmindustrie heel aardig. Benno, Binger en Johna Gildemeyer vervaardigden dra ken en kluchten, speculeerden op de lach en de traan, lanceerden filmsterren als Annie Bos en Lola Comero en maakten dankbaar gebruik van toneel-grootheden als Louis Bouwmeester, Willem van der Veer, Esther de Boer-van Rijk. En in het jaar 1918 werden de eerste palen geheid voor het filmpaleis Tuschinski in de Regu- liersbreestraat te Amsterdam... lor G. Kruis 18. Dat was ver voor mijn tijd. denkt je wel iets van dat jaar kunnen voorstellen, omdat je t einde van die andere oorlog, 1945, hebt meegemaakt. Onge- nde vreugde en optimistische ekomstverwachtingen, vooral de jongeren, in het ene kamp, iffe berusting en nog meer ellen- in het andere. iar in 1918 lag dat toch anders: de vemberrevolutie in Duitsland, die be- (i met de muiterij van de matrozen in pl, soldaten-matrozen- en arbeidersra- fi, de „Kaiser," die naar Nederland ichtte, Friedrich Ebert( Gustav Noske, gehoorzaam gedeelte van het leger en rgerlijke vrijkorpsen, wèl met beroeps- Icieren aan het hoofd, die de raden tedig uitvaagden, 'n waterig socialisme t op den duur geen partij meer was, niet n zijn voor het snel opkomende fascis- 't}. 't Gaat hier over kunstDe kunste- ar Georg Grosz reageerde uiterst fel en wust grof op het nieuwe (hetzelfde) tin-burgerdom, op het weer ontwakende litarisme en hield de Duitsers in zijn 1-harde tekenstijl „das Gesicht der Her- ihende Klasse." het gezicht van de heer- vide klasse ook weer dezelfde voor. ithe Kollwitz deed het anders, zij liet, wogen, in prachige tekeningen en gra- k, de oorzaken zien, de armoede, de I nhoop van moeders, die de kinderen !t te eten konden geven lar er is nauwelijs naar hen „geluis- "d," de mensen die hun werk kenden, osz' tekeningenbundels kochten, wis- i het al. die hoefden niet meer gewaar- iiuwd te worden. „anderen," die of schamper öf vol ledogen, de massa genoemd werden, den wel iets anders aan het hoofd, hun ite zorg was dat voorlopig boven water houden. In ieder geval was „kunst," Ts wat je nu geëngageerde kunst zou ►men, het laatste wat hen interesseer- Het ging om vrijheid, arbeid en brood bij de meesten. min of meer logisch in situatie, ook nog in de omgekeerde :orde. Kunst zegt een hongerige massa en daarom zal het wel zo lang ge- ird hebben voor je en dat moet nog Katthe Kollwitz: 'Brood!' steeds niet overdreven worden over kunst voor de massa kon spreken Surrealisme Terug naar 1918: ik kon. afgezien van een paar sterfdatums van kunstenaars maar één artistiek feit vinden, dat precies in dat jaar plaatsvond. De oprichting van het Franse tijdschrift „Literature" door Breton. Aragon en Soupault en dat blad stond aan de wieg van het latere surrealisme. Het woord zelf was overigens al in 1917 gebruikt door de dichter Apolli- naire die toen met theaterstukken die hij „Drames surréalistes" noemde. Maar het echte surrealisme ontwikkelde zich eigen lijk pas goed na 1924 toen (weer) Breton het eerste Surrealistisch Manifest schreef. En wat er verder allemaal in 1918 op kunstgebied gebeurde was eigenlijk zo complex, dat het voor velen, de meesten. nu in feite nóg nieuw is. Met het impresio- nisme hebben we het nu langzamerhand wel geklaard: eens diep gehoond, nu. kun je wel zeggen, door bijna iedereen v olle- dig aanvaardt. Officieel traden de impres sionisten, als groep, tot 1886 op, maar, om een paar voorbeelden te noemen, Renoir leefde nog tot 1919, Monet tot 1926 en Signac tot 1935. Hun werk behoorde in Carlo Carra: 'La camera incantata', 1917 1918 voor het publiek nog tot een vreemd soort nieuwlichterij De Jugendstil had zijn hoogtepunt welis waar tussen 1900 en 1910, maar was juist omstreeks 1918 bezig enigszins gemeen goed te worden (meubelen, decoratie). De (Franse) Fauves, de wilden traden al voor het eerst op in 1905 in de nieuwe Salon d'Automne, de Herfstsalon in Parijs Matisse, Rouault, De Vlaminck, Derain, Dufy, Braque, Van Dongen en in 1918 vormden ook zij geen beweging meer, maar individueel werkten zij nog volop Kubisme De Duitse expressionisten Kirchner. Heckel, Schmidt-Rottluff. Nolde, Pech- stein begonnen ook al omstreeks 1905 in 1906-/07 ontstond het eerste kubistische schilderij Picasso's „Demoiselles d-Avig- non"; in Italië kwam de dichter Marinetti in 1909 met zijn Futuristisch Manifest, gevolgd door de Pittura Metafisica van De Chirico en Carré. In 1910 schilderde Kan dinsky zijn eerste voorstellingloze aqua rel. 't begin van de abstracte kunst, in 1913 zette de Rus Malevitch een zwart vierkant op een wit vlak, het suprematis me en in hetzelfde jaar begonnen Tatlin en Rodchenko het constructivisme Je George Grosz: „scheiden doet lijden'' ontkomt wat deze zeer woelige tijd betreft niet aan opsommingen: in 1916 werd Dada in Zürich opgericht. Dada, zei Marcel Du- champs, was „een weg om uit een geestes houding te geraken van de cliché's af te komen, vrij te worden." Een jaar later, tenslotte, in 1917, verscheen in Nederland het eerste nummer van „De Stijl". Mon driaan, 1918. Er zijn, en nu noem ik uiteraard alleen maar de grootste voorbeelden nog enkele kunstenaars actief, die toen ook al belang rijk waren, de wonderbaarlijke Chagall, wiens fantasie nog steeds niet uitgeput schijnt te zijn en Kokoschka over wie aartshertog Franz Ferdinand, destijds erf genaam van de Oostenrijkse troon na het zien van een expositie in 1911! op merkte: „Den Kerl sollte man die Kno- chen in Leibe zerbrechen Zo cru zullen ze het vandaag de dag (mis schien) niet meer zeggen, maar ik heb een niet eens zo vaag, idee, dat de mate van waardering van veel van de hier genoem de kunstenaars in veel gevallen nog maar weinig veranderd is Toch is het allemaal al meer dan zestig jaar geleden. De moderna kunst wordt oud Kommer Kleyn met Fie Carelsen in Don Carlos seizoen 1918 - '19. door Dirkje Houtman De toneelspelersstaking van 1920 was niet in de eerste plaats een onderdeel van de algemene on rust die er na de Eerste Werel doorlog heerste. De staking was direct gericht tegen de toneelcon stellatie, zoals die de laatste tien jaar ontstaan was. De gezelschappen hadden zich ontwik keld tot ware ensembles met aan het hoofd een directeur-regisseur, die verant woordelijk was voor de artistieke en finan ciële gang van zaken. De strijd voor een pensioenregeling voor acteurs, georgani seerd door de Nederlandse Toneelkunste naarsvereniging, diende als dekmantel voor de opstand tegen de Bond voor Di recteuren. Ze was met name gericht tegen Willem Royaards en Eduard Verkade. de grote toneelleiders, die het aanzien van het Nederlandse toneel in die tijd bepaal den. Onder invloed van de buitenlandse toneelvemleuwers Gordon Craig en Max Reinhardt hadden Royaards en Verkade de strijd aangebonden tegen het realisme Niet het nauwkeurig weergeven van de werkelijkheid was bepalend voor de voor stelling, maar de visie van de regisseur Zijn visie op het stuk moest alle elemen ten waaruit een voorstelling was opge bouwd speelstijl, decor, belichting en kostuums bundelen tot een harmonisch geheel. Het gevolg was dat het sterrensys teem plaats moest maken voor hecht en semble-werk. Jonge acteurs en zelfs dilet tanten (vooral bij Verkade) werden naar voren geschoven. Dit ging ten koste van oudere acteurs die jarenlang onder het 'juk' van de Bouwmeesters bijrgilen had den gespeeld Ook nu kwamen zij on danks leeftijd en ejwaring niet in aanmer king voor grotere "rollen Ze waren teveel geïnfecteerd door het pathetisch manie risme, dat is die tijd realisme werd ge noemd. Dat zette kwaad bloed en vormde een vruchtbare voedingsbodem voor de staking. De ooizaak van deze gebeurtenis geeft aan hoe het toneel zich ontwikkelde van vlak voor tot vlak na de Eerste Werel doorlog. Dit laatste was echter van geen enkele invloed op het toneelgebeuren. Dat werd bepaald door de toneelleiders Roy aards en Verkade Degene die deze tijd zeer bewust heeft meegemaakt is Kom mer Kleyn. Hij kwam in 1914 van de toneelschool en herinnert zich de twee toneelleiders nog levendig Bij Verkade heeft hij vijftien jaar gewerkt, bij Roy aards tot twee maal toe gesolliciteerd „Voor de sollicitatie bij Royaards moest ik de Forumscene van Julius Ce as ar instu deren. Die kon ik komen voordragen in de Pleter Pauwstraat in Amsterdam waar Royaards zijn kantoor en repetitieruimte had. Ik kwam daar op die zondagmiddag, keurig uitgedost in Jaquet met plastron en Royaards ontving me heel beminnelijk Hij zei (Kleyn im mi teert de gedragen enig zins geexalteerde stem van Royaards i. „Oh je ziet er goed uit. een goed figuur, aardige Jongen. Je trekt je van mij maar niets aan. Stel Je voor dit is het Forum van Rome en ga nu Je gang maar". Nou en ik begon b(Kleyn nog even geestdriftig als toen): „Waarde medeburgers vrienden hoort mij aan Begraven kom ik Ceasar. niet hem prijzen. Het kwaad dat ihensen doen, leeft na hun voort enz Toen ik klaar was zei Royaards. „Uitstekend, uit stekend. daar deugt geen bliksem van' Toen we nog even praten zei hij aan het eind van het gesprek „Of je gaat bij Verkade of je komt bij mij. Dan maak ik binnen drie jaar een acteur van je. Je krijgt hetzelfde salaris" (vijftig gulden per maand). Kleyn koos voor Verkade Toen Verkade in 1920 de Stadsschouwburg van Amsterdam werd ontnomen vertrok hij voor een jaar naar Engeland. Royaards vroeg Kleyn opnieuw bij hem te sol liciteren Kleyn toog naar Royaards. die weinig waardering op kon brengen voor zijn acteerprestaties „Waarom bent u vijl Jaar geleden niet bij mij gekomen, dan was u nu een acteur geweest. Ik moet van voren af aan met u beginnen. Ik heb Don Carlos van u gezien. Ik heb Orlando gezien, daar deugde geen bliksem van. Ik bied u 2700 gulden per jaar en een aandeel In de winst. Opnieuw bedacht Kleyn zich en in 1922 trad hij weer bij Verkade in dienst. Het honorarium dat Royaards Kleyn bood was niet gering voor die tijd. Royaards kreeg sinds 1918 koninklijke subsidie en werd ondersteund door een particulier fonds. Maar betere financiële tijden braken aan toen hij in 1920 vaste bespeler van de Stadsschouwburg in Am sterdam werd. De gemeente zou de ko mende vier jaar het toneel subsidiëren Verkade daarentegen financierde zijn ge zelschap uit eigen middelen Verschil Royaards en Verkade leidden hun gezel schap met straffe hand Maar hoewel ze allebei streefden naar een hecht ensem- blewerk, waren hun voorstellingen van geheel andere aard. Kommer Kleyn vond Verkades voorstellingen altijd levendige! dan die van Royaards „Bij Royaard3 speelde je la Royaards. bij Verkade was je meer jezelf. Ze verschilden in hun ma nier van regisseren. Royaards drukte een geheel eigen stempel op zijn spelersmate riaal. Als Ik bij voorbeeld bij zijn midzo- mernachtsdroom m'n ogen sloot, dan hoorde je allemaal kleine Royaardsan Verkade dwong acteurs nooit in een rol Het spelen vanuit een eigen individuali teit was voor hem belangrijker, dan het klakkeloos overnemen van onbegrepen gebaren, mimiek en intonatie. Had je bij Verkade verschil van mening over een rol, dan riep hij Je apart. En dan sprak Je er over. Je probeerde elkaar te overtuigen. Royaards reageerde in een soortgelijke situatie met „Nee meneer, u doet zoals Ik het u zeg" en dan moest het gebeuren Monumentaal Royaards maakte monumentale voorstel lingen, die perfect liepen Het sloot alle maal als een bus Hij werkte met prachti ge decors van Frits van Lensvelt en Nell Bonger maakte de kostuums, zo veet Kommer Kleyn. Frits van Lensvelt en Nell Bonger werkten ook mee aan de voorstel ling van Faust I. die 2 april 1918 in premiè re ging. Diepenbrock componeerde de mu ziek. die onder zijn leiding door het Con certgebouworkest werd uitgevoerd. Roy aards van oorsprong voordrachtskun stenaar kon zich uitleven in de verzen, wat wel ten koste ging van de actie. De voorstelling duurde zes uur en miste een geestelijke eenheid Hunningher spreekt in „Een eeuw Nederlands toneel" van een voorstelling die Innerlijk maar ook uiter lijk geen middelpunt had „de aandacht schommelde van Royaards over Diepen brock naar Lensvelt of Nell Bronger" Deze voorstelling met een rijke en stijlvol le aankleding stak schril af tegen de sobe re uitvoeringen van Verkade. die de sym bolische waarde van een stuk liet zien Don Carlos, dat in seizoen 1918-'19 werd uitgevoerd ontlokte Royaards de uit spraak jammer voor Schiller dat hei resultaat zoo poover heeft moeten zijn Het was weer echt de dood in de pot. zoals alles wat uit die begrafenisonderneming komt En met die begrafenisonderne ming doelde hij op het gezelschap van Verkade. wiens toneelopvattingen niet al leen de toneelspelersstaking van 1920, maar ook de Actie Tomaat overleefden Ze zijn nog steeds springlevend En dat kan Kommer Kleyn beamen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 29