We kuisen meer dan we brouwen Verschil tussen pils en écht bier: kleur, smaak maar vooral liefde icnuMVi y utotwiatH iy/ö 1HUUW/KWAHI hl >vig, stoer, krachtig, kruidig, rins, romig, vol, itig, zuiver, zoet, bitter, wrang, hoppig. Het aap, ot, Mies van de bierologen. Van mensen die zeg- kenners te zijn van niet alleen een pilsje, maar ook op de hoogte zijn van de speciale hooggegis- bieren uit de Belgische brouwerijen en abdijen. >ren die volgens hen nog een vleugje variatie ngen in de grote eenvormigheid van alleen maar s. Jan Primus, een Utrechts café, begon jaren eden met het schenken van meer dan honderd rschillende soorten bier. Een tendens of een' be- eging? Dé verkoop van de Geuzes, Duvels, Gou- Carolussen, Vaders Abt en de Liefmansen neemt itaag toe. Maar volgens dezelfde kenners moet ar ook weer niet te hoog over worden opgegeven, woon een cultus dus. lus of niet, er wordt blijk- wel van genoten. Echte iiebbers drinken het nauwe- Ze nippen: laten het it door de mond circuleren xodoende de smaakpapil- ,los" te laten komen. Lief- ers, die praten over hun verzameling met eenzelfde jave als een verwoed post- verzamelaar. Verzame- die van welk soort dan twee flessen kopen, er één ken en de ander onvoor- rdelijk „op sterk water zet- Ze dan ook van hun leven meer aanraken. Als het bederft is dat jammer, het gaat in de eerste its om de verzameling en moet voor de overlevering den bewaard. meest kenmerkende van al ^hooggegiste bieren is de bij- Hdere smaak en de versdhil- Hjle kleuren die kunnen va- en van goudgeel tot bijna rt. Jan van der Pas, één van ligenaren van Jan Primus, er de nadruk op dat het de bedoeling is van deze en maar raak te drinken, r is het alcoholpercentage, rond de tien ligt, te hoog Ongeveer even hoog als van wijn. De directeur van van de belangrijkste groot- dels van deze bieren in Ne- d, Willy Janssen van de vorsch. spreekt dan ook over bier, maar over „ger- ^^ijn". „Warenwettechnisch 5n is het bier, maar sommi- ioorten lijken zeer sterk op de wijnen." En Jan van der ,Je moet het zeker niet iken als pils, maar er meer genieten. Na een paar pils- lil kun je de avond „afbou- met zo'n hooggegist bier. is nodig dat eerst de ^akpapillen loskomen door of twee pilsjes. Als je in een aurant gaat eten begin je niet meteen met het hoofd- cht. Globaal genomen zijn drie verschillende smaken: e' zuur en bitter. Je zou het e met zoet kunnen begin- daarna overgaan op bitter an nog eventueel op zuur." vensgevaarlijk van der Pas wijst graag op ..verraderlijke karakter" de hoge gistingen. Willy sen van de Kikvorsch in ■et ze fs over „levensge- offlijke bieren". Zover gaat der Pas niet, maar hij rschuwt wel en houdt zijn nten goed in de gaten opdat jdV t niet overmoedig worden. „Er zijn hier wel mensen ge weest die met veel bravoure vertelden wel veertig pils op te kunnen. Ze begonnen dan met een met een Duvel, daarna weer één en dan nog één. Op een gegeven moment glééd één van die mensen op weg naar het toilet van zijn kruk, trok daarna zielig zijn jas aan en wks binnen vijf minuten ver dwenen. Zo'n bier héét niet al leen Duvel of Mort Subite, maar het Is ook zo." Biercursussen De belangstelling voor het 'an dere' bier groeit zo sterk dat er in Utrecht en omgeving sinds een jaar door de eigenaren van Jan Primus speciale biercur sussen worden gegeven. Jan van der Pas: „De bedoeling hiervan is de deelnemers wat bij te brengen over de diversi teiten in soort en smaak. Het gaat er hierbij niet om extra veel te drinken. Zij die dat wil len haken vaak al na de eerste ,les' af. Alleen de gemotiveer- den zetten door. Tegen het eind van de cursus moeten de men sen zelf hun eigen bier gaan brouwen. Soms worden er on voorstelbaar goede bieren ge maakt. Een cursist ging in zijn enthousiasme eens zo ver dat hij bij gebrek aan beter zijn vissekom gebruikte bij het brouwen. Een laborant bouwde op zijn werk een eigen .brouw- hoekje'. Als je er eenmaal mee begint laat het je niet meer los." Mevrouw Rose Blanquart Mercks uit het Belgische Oudenaarde heeft daar ook duidelijk last van. Maar ze zit er helemaal niet mee. Ze is de enige Belgische brouwmeester en directrice van Liefmansbier. Directrice van een bedrijf dat waarschijnlijk al driehonderd jaar bestaat getuige oude be lastingafschriften uit 1679. Rose Blanquart kwam binnen als secretaresse, viel op door haar uitgesproken proefvermo- gen en was daarom al snel kind aan huis in de brouwerij, die ze nu nog vol trots kan tonen. Een brouwerij met een eigen water bron en waarvan de roerkuipen en drijfbakken, die soms tegen de veertig jaar oud zijn, be staan uit rood-koper. Het per soneel boent dagelijks de kui pen met natuurlijke middelen. Natuurlijk. Daar legt Rose Blanquart zeer nadrukkelijk het accent op. „Als je niet zin delijk bent In een brouwerij De dikwijls typische namen van de Belgische bieren zijn vaak afkomstig uit de middeleeuwen. De plaats waar het bier werd gebrouwen is inmiddels ver dwenen of de naam is verbas terd. Duvel en Mort Subite zijn waarschijnlijk fantasienamen die doelen op de stevigheid van het bier. Chimay, Orval, Roche- fort, Sixtus en Westmalle zijn afkomstig uit Belgische kloos ters. In de abdij van Chinjay, in Zuid-België, maken dp monni ken ook kaas. De vele soorten Geuze (Girardin, Bellevue, De Neve. Saint Louis), worden alle in de Sennevallei bij Brussel gebrouwen en worden be schermd door Koninklijk Besluit. Diverse bieren, waaronder Lief mans, zijn uitsluitend onder kurk te krijgen. Dit heeft het voordeel dat het bier kan „ademen". Bij een gisting op fles, zoals bij Girardin, kunnen de kurken bij een te hoge temperatuur door de ruimte vliegen. Ook het vër- voer kan problemen opleveren omdat het bier „rust" nodig heeft. Hooggegiste bieren mogen nooit koud worden opgediend. Pils wordt in de regel vaak kou der gedronken dan andere bier soorten. Die moeten op kelder- temperatuur worden geser veerd: op ongeveer elf graden. Is het bier te koud, dan smaakt het nergens naar en schuimt het ook niet voldoende. Bijna ieder hoogegist bier wordt geschonken in een speciaal glas. Er zijn veel variaities mo gelijk. Bokalen, komvormige glazen en goblets. Elk soort heeft zijn eigen stijl. De glazen worden door consumenten vaak als „aandenken" meegenomen. Alleen al bij Duvel gaan er jaar lijks twintigduizend glazen de deur uit. Waarom eigenlijk die veelvormigheid? Jan van der Pas: „Goede wijn drink je ook niet uit een kopje. Het is een gevoelskwestie. Een mengeling van functionaliteit en senti ment" Opvallend is dat, ondanks de vele nostalgische tintjes rond de hooggegiste bieren, alle brou werijen leveren in keurige, mo derne plastic kratten. Deze ver gen geen onderhoud, zijn min der zwaar en je krijgt er ook geen splinters van in de handen. dan krijg je ziek bier. Soms wordt hier meer gekuist dan gebrouwen." Provisiebier Het Kriekbier is het stokpaard je van Rose Blanquart. Een bier waaraan kersen worden toegevoegd en waarvoor de oude champagneflessen uit Franrijk speciaal naar Ouden aarde worden gebracht. Tij dens de kersentijd, eind juli, worden duizenden kilo's bij Liefmans afgeleverd. Rose koopt ze persoonlijk In. Dit jaar kocht ze een slordige 18.000 kilo kersen. Nadat ze ge wassen en gesorteerd zijn gaan de vruchten zes maanden lang in roodkoperen tanks met een bier dat al één jaar oud is. Een kilo kersen gaat op tien liter bier. Daarna worden de over blijfselen. zoals de pit en de kleine velletjes, uit het bier ver wijderd en is het Kriekbier klaar. Rose Blanquart noemt dit bier .provisiebier': het kan meer dan twintig jaar worden bewaard zonder dat de smaak eronder te lijden heeft. Inte gendeel. Liefde en gevoel. Dat zijn vol gens de .moederoverste' van Liefmans de belangrijkste ei genschappen die bier op een goed peil kunnen houden. „We hebben hier maar een geringe capaciteit. Wat wij in een week brouwen doet een grote brou werij in een dag. Er wordt hier erg hard gewerkt, maar nauwe lijks winst gemaakt. We kun nen, zoals het nu gaat, net ons hoofd boven water houden. De markt zullen we nooit over spoelen. Ook niet nu de vraag vanuit Nederland iets toe neemt. Ik blijf er dagelijks bij Mensen zoeken liever een na- tuurprodukt. Voor die science- fiction-achtlge brouwerijen voel Ik niets. De consequentie daarvan ls dat we er nooit roos kleurig voor zullen staan. Zeer veel kleine brouwerijen worden opgekocht. Er zijn er nu nog honderddertig in België. Twin tig jaar geleden waren er nog tweeduizend. Nederland kan een ruggesteun zijn voor het behoud van het Belgische bier." Capaciteit om het proces te begeleiden. Het zal hier nooit een industrie Ruggesteun „Sommige mensen werken hier al dertig Jaar. Veel oudere men sen voelen aan de lucht dat het goed brouwweer is. Nu de vraag toeneemt zouden we in derdaad kunnen overgaan op het gebruik van computers. Ie dereen ls Immers vervangbaar. Maar hoe proeft een computer? Maar als er in twintig jaar in België meer dan 1800 grote en kleine brouwerijen zijn verdwe nen kunnen we daar in Neder land natuurlijk nooit tegenop drinken. „Dat is ook niet de bedoeling," vindt Willy Jans sen van de Kikvorsch. „De af gelopen zeven jaar ls de be langstelling inderdaad enorm toegenomen, maar de capaci teit blijft beperkt. We begon nen met een klein autootje bie ren in België bij brouwerijen af te halen. Het was een soort hobbyisme. Nu is het zo druk dat we vaak moeten overwer ken. Die grotere vraag is mis schien ook te verklaren uit nos talgische overwegingen. Men sen willen een beetje van die eenvormigheid af. Maar we moeten ons niet spiegelen aan de drankgewoonten van de Belg. Als die zijn brood eet neemt hij er een biertje bij. Het is niet te hopen dat wij die kant opgaan. We moeten het wel rustig houden." De eigenaren van café Jan Pri mus in Utrecht, genoemd naar Jan de Eerste, hertog van Bra bant en Limburg, die in de der tiende eeuw Indruk maakte als staatsman èn als bierkenner, onderschrijven de mening van Willy Janssen. Jan van der Pas. „BIJ de grote concerns staat de verkoop voorop. Hoe meer hoe beter. Mensen die daar werken zijn analisten, managers en verkoopleiders. De kleintjes brouwen gelukkig niet meer dan ze kunnen. Als het op ls is het kopen gedaan. Als er aan de toenemende vraag niet vol daan kan worden wordt er ge woon ,nee' verkocht. Een abdij heeft de prijs van het bier eens een keer bijna verdubbeld om dat er een nieuw dak op de kapel moest. De ambachtelijke brouwerijtjes hebben een heel eigen idee over economie." Naast de abdijbrouwerijen van Postel, Westmalle. Leffe, Orval en Chimay, die van de op brengst van het bier moeten leven en het klooster in stand moeten houden, zijn er met «name ln de Senne-valei rond om Brussel tientallen zeer am bachtelijke brouwerijen, die alle verschillende soorten Geu ze maken. Eén van die brou wers is het tweemansbedrijf van Louis Girardin ip St. Ulriks Kapelle onder de rook van Brussel. Het bierbrouwen is hier seizoengebonden, omdat het in de open lucht moet gis ten. Daarvoor zijn de winter maanden uitstekend geschikt. In de zomer werken Girardin en zijn zoon op het land; tegen oktober wordt het werk in de boerderij, waarbij de blerkul- pen in verschillende schuren zijn gebouwd, voortgezet. Ook hier geldt: veel werken voor weinig rendement. Omdat de Geuze van Girardin ln de fles een tweede gisting ondergaat moet het bier in enorme vaten en opslagruimten rusten. Dat kost een hoop tijd en bergruim te zonder dat het direct rende ment oplevert. Toch boert de familie Girardin al zo ongeveer honderd Jaar. De concurrentie onder de ze ventien Geuze-brouwers is enorm groot. Louis Girardin „Zodra de anderen zien dat het goed loopt gaan ze je nadoen. Je moet voor dit werk duidelijk een beetje Idealist zijn." De ap paratuur heeft hij gekocht van een failliete wijnhandelaai, zelf verbouwd en als het moest ook zelf gerepareerd. Zijn idealisme is reeds overgeslagen op zijn zoon die de Brouwersschool in Gent bezoekt en later de boer derij-brouwerij moet overne men: „Zelfs al brouwen we al leen nog voor onszelf, dan zou den we toch nog doorgaan". De familie Moorgat in het Bel gische Breendonk zit niet met zorgen over een al dan niet eventueel alleen doorgaan. Hun familiebedrijf, dat zo'n honderd jaar geleden werd op gezet, bloeit sinds het begin van de jaren zeventig als nooil tevoren. De toenemende vraag vanuit Nederland is hier ook debet aan. De merknaam Du vel ls onder de liefhebbers een begrip. Verkoopoverste Ben Gewaert, stiefzoon van één van de Moorgats: „Na de uitbrei ding in 1963, toen we ook ande re bieren gingen brouwen, heb lk wel eens horen zeggen: Dat ls geen brouwerij meer, maar een raffinaderij. Toch maken wij nog steeds zuiver natuurlij ke produkten, waarin niets chemisch is opgenomen. Dat is de grote kracht van Duvel. In België zijn er zo'n tweeduizend café's die Duvel verkopen. Pittig Sinds 1970 is de echte groei erin gekomen. De consumenten wil len wel eens iets anders. Er gaan hier jaarlijks toch wel on geveer tienduizend kratten Du vel de deur uit. Daarnaast ma ken we nog andere produkten. Toch bestaan we nog eigenlijk door Duvel. Omdat ons bier na de gisting in de fles nog twee tot drie maanden moet lageren kunnen we niet raak verkopen. We moeten wel aan onze naam denken." „Hoe we aan die naam komen? Ik zou het niet weten. Ik geloof dat het een bijnaam ls die ie mand ons eens heeft gegeven toen ongeveer zestig Jaar gele den Moorgat een wat te straf bier brouwde. Het was toen iets te pittig. Die bijnaam ls later hoofdnaam geworden." Dat klopt. Overal ln Breen donk, waar Duvel gebrouwen wordt, hangen aanplakbiljet ten met Duvel erop In het ..wiplokaal" tegenover de brou werij is het ook Duvel wat de klok slaat. Een postbode die 's morgens om tien uur even het café binnenvalt, legt zijn pet op de bar en bestelt een bier. Van de vraag of tien uur ln de och tend niet wat te vroeg ls voor een Duvel kijkt hij wat verwon derlijk op. „Dit ls mijn derde al. Ik ben vanaf vanochtend vijf uur al op de baan," laat hij er verontschuldigend op volgen. Enige minuten later springt hij vrolijk op z'n flets. Het werk wacht. Zelfs na drie Duvel nog. 9 9 il stelt zo'n hoogegegist bier uit de Belgische binnenlan- nou eigenlijk voor. Wat is er zo speciaal aan? Vraag het toevallige klant van het Utrechtse café Jan Primus en je 'dt soms als vakkundig ingewijd. Jan van der Pas, één de eigenaren van het proeflokaal: „Het verschil zit hem de gisting. Gewoon pils wordt gebrouwen bij lage tempe len, hoog gegist bier juist niet. Bij lage gisting zakt de >ri«ét)aag, waarna je uiteindelijk pils overhoudt. Tiidens de gisting van de zwaardere bieren stijgt de gistlaag. Hierna moet het bier nog „lageren", door een rijping ontstaat er dan nog een verbetering van de definitieve smaak en het aroma. Daarnaast komt het bij verschillende soorten voor dat het bier voor de tweede keer een gistingsproces ondergaat in de fles zélf. Die tweede gistingsperiode kan verschillen van enkele maanden tot soms wel twee of drie jaar". Bij bier dat nogmaals in de fles is gegist zit onder in de fles een laagje, dat door kenners deftig „gistdepot" wordt ge noemd. Dat onderste laagje in de fles, mag nooit worden ingeschonken. Voor Nederlanders, die altijd waar voor hun geld willen hebben, zal dat om aanpassing vragen. Belgen tillen daar minder zwaar aan. want die laten de helft van hun glas of flesje staan. Wie halsstarrig is en toch het gistdepot uitschenkt krijgt een troebel glas bier en wordt zonder meer ernstig dronken. Jan van der Plas weigert daarom ook de bezoekers zelf hun glas te laten inschenken. Dat in tegen stelling tot voel andere lokaliteiten, die wel hebben inge speeld op de cultus, maar de gebruikers verder in hun onervarenheid laten gaarsmoren. Iemand die er bij Jan Primus op staat toch gist in het glas te krijgen wordt verzocht de tent te verlaten. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 13