Tjerk strijdlustiger en zelfverzekerder dan ooit oe kwamen Vermanings stenen zó diep? rie zware stormen teisterden de Nederlandse kust el vragen in zaak van 'vervalsende' amateur-archeoloog ftig jaar geleden: reddingsdiensten konden het bijna niet meer af BINNENLAND TROUW/KWARTET 1977 stond voor de rechtbank in terecht de amateur-archeoloog: 'ennaning. Hij werd ervan beschul- ■cheologische vondsten te hebben it die achteraf vervalsingen bleken De zaak-Vermaning is vanaf het co omstreden xaak geweest. De ma de autoriteiten tewerk gingen kl aanstoot. Medewerkers van het ich Archeologisch Instituut prof. Waterbolk (bioloog) en zijn leer- u Dick Stapert (geoloog) gaven iconferentie ten beste, waarbij ook Inciale overheid van Drente en de van justitie aanwezig waren. ding zelf kon geen weerwoord ge was onder het mom van bromfiets- door de politie aangehouden en erhoord. Hij werd als een zware Iger behandeld. „Zo weet ik me nog 1 te herinneren, dat toen ik een »est doen, ik door twee poiitieman- het privaat werd gebracht. Ze l me elk bij een schouder vast, uit lat ik de vlucht zou nemen." huldiging was gebaseerd op het feit ianings stenen geen opperviakte- jeringen vertoonden die volgens zijn aanklagers wel verwacht mochten w orden. Er was bij voorbeeld geen echte glanspati- na (wel valse, naar men zei) en windlak. Kortom de stenen waren te „vers" om oud te kunnen zijn. Verder zaten er krassen en verkleuringen op die verklaard moesten worden uit het gebruik van een moderne slijpsteen. Volgens Vermaning kon het verse aanzien van zijn stenen worden ver klaard en de kras- en slijpsporen waren volgens hem het gevolg van vorstwerking in de grond. Na de rechtzitting van vier dagen veroor deelde de rechtbank in Assen hem tot een maand voorwaardelijk. Op 30 november, 1 december en 7 december aanstaande dient de zaak in hoger beroep voor het Gerechts hof in Leeuwarden. Geeft Vermaning zich zelf nu meer kans op vrijspraak dan inder tijd? Tjerk Vermaning, vechtlustiger en ook zelfverzekerder dan ooit, wil daar in de roef van zijn woonschip de Gerrit Lucas te Assen, wel wat over zeggen: „Ik word niet alleen vrijgesproken, maar bovendien zal bewezen worden dat de archeologische vondsten van mij echt en niet vals zijn." Waarop baseert hij die toegenomen zeker heid? In de eerste plaats op het feit dat hij en zijn (nieuwe) verdediger mr. R. v. d. Molen beter beslagen ten ijs komen. Ver maning meent pas na de Asser rechtzetting echt dc gelegenheid te hebben gehad een bewijsvoering op te bouwen van zijn on schuld. omdat hij pas sindsdien over alle stukken beschikt. Verder is een legertje amateur-archeolq* gen of „praktijk-archeologen" zoals ze zich tegenwoordig noemen systematisch op zoek gegaan. En niet zonder resultaat. Er werden bijna drieduizend werktuigen en andere stenen uit de steentijd gevonden. Vuistbijlen, krabbers, stenen messen enzo voorts. Dat grote aantal hoeft volgens Vermaning geen verwondering te wekken. „Ten eerste was nooit op de goede plaatsen gezocht. Wel in de dekzandruggen, maar niet in keileem en keizandruggen. Bovendien is er nog nooit zo systematisch gezocht." Ver maning heeft onlangs een werkbezoek aan Frankrijk gebracht, waar hij onder meer een hart onder de riem kreeg gestoken door Emile Fradin, die ook beschuldigd is ge weest van vervalsing van archeologische vondsten. „Hij is na vijftig jaar en zes rechtzaken nu eindelijk gerehabiliteerd," zegt Verma ning. De rechtzitting voor het gerechtshof in Leeuwarden zal voor een deel een herha ling zijn van die voor de rechtbank in Assen. Veel hoofdrolspelers keren terug. Drs. Dick Stapert en prof. T. H. Waterbolk van het BAI, dr. E. Groeneveld van het gerechtelijk laboratorium, drs. O. Harse- ma, conservator van het provinciaal mu seum van Drente en prof. dr. G. Bosinsky (Duits archeoloog) zijn door de procureur- generaal als getuigen opgeroepen. Ten gun ste van Vermaning zullen getuigen A. M. Wouters, die ook al in Assen getuigde, en als nieuwelingen de Brabantse praktijk- archeoloog Anton v. d. Lee en de heer P. J. A. Beersma, industrieel onderzoeker van beroep. Dc laatste meent aan de hand van de officiële stukken te kunnen aantonen dat de omstreden manier waarop Verma ning indertijd werd aangeklaagd, zich in feite gedurende het daarop volgende pro ces heeft voortgezet. Volgens hem zitten er allerlei tegenstrijdigheden in de verklarin gen van de BAI-medewerkers en het ge rechtelijk laboratorium. Enkele onderde len daarvan worden in dit verhaal (onder meer) belicht; een reactie geeft drs. Dick Stapert. Jan Sloothaak wuste artikel is de officiële tie van het Biologisch Archo- Instituut (BAD te Groningen vondsten van Vermaning bij smilde. Opmerkelijk is dat itenschappelijke publikatie aan de stukken die aan de nk in Assen ter beschikking isteld, toen deze de zaak te- maning begin 1977 behandel - was er een populaire versie, mbliceerd was in de Nieuwe Volksalmanak. Het officiële 'erd alleen zo nu en dan zaak tegen de van vervalsing beschuldigde amateur- iloog Tjerk Vermaning is al meermalen verbazing uitge- in over het feit dat deze valse stenen in de grond zou n gestopt zonder dat dit bij latere minutieuze opgravin- opgemerkt. Die verbazing groeit naarmate men zich verdiept in deze zaak. Vooral als men kennis neemt van rtikel van J. D. van der Waals en H. T. Waterbolk in ihistoria XV", 1973. omdat op de door Vermaning zelf in de bovenlaag gevonden stenen ver dachte afrondingen en krasjes zaten. „Maar hetzelfde verschijnsel is ook te zien op de artefacten (werktuigen) die wij zelf opgegraven hebben uit de grond, die met zekerheid ongestoord was," aldus Palaeohistoria. De in druk die Waterbolk later wekte dat het om ..enkele stukken" ging die gemakkelijk in de bodem verstopt konden worden, is weinig in overeen stemming met de werkelijkheid dat er een groot aantal erg diep in de bodem zat. Club De heer P. J. A. Beersma, indertijd adjunct-directeur van KSH-Research en na de KSH-debficle research-me- dewerker van AVEBE, heeft een kriti sche analyse gemaakt van de rappor ten, verklaringen en processen-ver baal. Hij heeft zijn ervaring als we tenschappelijk onderzoeker inge bracht in wat wel de „club van Ver maning" wordt genoemd. Deze club schreef een boek „De Waar heid over Tjerk Vermaning", dat ove rigens (nog?) niet is uitgegeven om dat enkele passages (met name over de persoon Stapert) aanleiding had den kunnen zijn voor een kort geding, wat nadelig voor Vermaning had kun nen uitwerken. Men kan er overigens niet omheen dat dit boek is gevuld door mensen die partij hebben geko zen voor Vermaning. Met name de bijdrage van Beersma die overi gens zegt in afwachting van de recht zitting het achterste van zijn tong nog niet te willen laten zien geeft echter toch wel te denken. Bijvoor beeld als het gaat over de zorgvuldig heid van het wetenschappelijk onder zoek van het BAI. Maar dat was ook al opgemerkt door de president van de rechtbank in Assen, mr. F. C. Fliek, die indertijd zei: „Archeologi sche vondsten zullen na de twijfel over de omstreden vondsten van Ver maning voortaan wel nauwkeuriger op hun echtheid worden onderzocht. Dat is in ieder geval toch een licht puntje. ongeacht de uitslag van dit proces". Opmerkelijk is ook het licht dat Beersma laat schijnen over het gerechtelijk laboratorium. Welles nietes Voor het gerechtshof in Leeuwarden dreigt zich overigens hetzelfde welles- nietes-spelletje te gaan afspelen als destijds in Assen. Dick Stapert, me dewerker van het BAI en aanklager van Vermaning, is niet onder de in druk. „Voor mij zijn die stenen vals". Dat is zijn uitgangspunt en hoe Van der Waals voor de rechtbank in Assen kon verklaren dat de aanvankelijk beschuldigende rapport aan res van Tjerk Vermaning tprof. dr. H. T. .Waterbolk, ar-directeur van het BAI, ;er „enkele stukken" die Ver in de grond zou hebben ge- aterbolk heeft daar een ver voor. Hij achtte het „denk- t in januari 1965 (het jaar van 1st J. S.) in de doorweekte lemige grond enkele stukken en door Vermaning naar n zijn getrapt." Die verklaring iterbolk gaat echter wat al te heen over het feit dat dit „in d trappen" gewoon fysiek on- k lijkt te zijn. i twijfel iplaats A had Vermaning zelf igraven, echter niet dieper dan had geploegd. Toen BAI-me- ers later zelf dieper gingen vonden ze nóg 22 stukken, lagen op een diepte van 73 tot imeter. Dat is 30 tot 40 ceriti- >eneden de bodem van Verma- aiil. Hoe kan Vermaning die tot zo diep in de grond hebben En hoe kan het dat dit later opgemerkt bij de officiële op- n zich moeilijk voorstellen dat d niet gestoord raakte bij Ver- s diepingrijpende actie. Toch grond volgens Palaeohistoria volgens Waterbolk en Van der zeer beslist ongestoord en s het beste bewijs van echt en was zelfs attent op bedrog Tjerk Vermaning met zekerheid ongeroerde grond wel licht toch verstoord heeft kunnen ra ken, is zijn zorg niet. „Ik ben zelf niet bij die opgraving geweest" Vers Volgens Stapert vertonen Verma nings stenen niet de oppervlakte-ver anderingen (patina, windlak, vorst werking) die andere - volgens hem échte - stenen vertonen. Later zei de Duitse archeoloog Bosinsky voor de rechtbank - in een verklaring die ove rigens vernietigend was voor Verma ning - dat de stenen ook nog een vers uiterlijk kunnen hebben behouden als ze lang in een goed afsluitende grondlaag ingebed hebben gezeten. Bijvoorbeeld leem, zoals bij Hooger- smilde. Stapert: „Vermaning heeft het er pas de laatste tijd over dat hij zijn stenen in leem vomd. Indertijd had hij het over keizand". In de veronderstelling dat echte ste nen een glanslaag hebben, zou Ver maning volgens Stapert zelf een glanslaag hebben aangebracht. Die bleek later afwasbaar. Beersma vindt het vreemd dat die glanslaag nooit is geanalyseerd. Het zou best kunnen zijn dat die afkomstig is van vettige handen. Stapert zelf vond een onder zoek niet nodig. Een analyse van de substantie zou moeilijk zijn omdat ze toch wel vermengd zou zijn met zweet- en huid-af bra akprodukten en wat deed het er eigenlijk toe waar die glans uit bestond? Er behoorde een onuitwisbare glans op te liggen en het feit dat ze afwasbaar was, vond hij al voldoende. Opmerkelijk is dat het gerechtelijk laboratorium de laag ook niet heeft onderaocht. Onderzoek had kunnen aantonen of er inderdaad een vreem de substantie op de stenen was aan gebracht of dat het Inderdaad alleen maar om onschuldig huid vet ging Verhaal apart Het gerechtelijke laboratorium is overigens een verhaal apart. „De rich ting van het ondereoek is gestuurd door het voorlopig rapport van drs. Stapert", staat op pagina één. Het ziet er naar uit dat Stapert aan het stuur is blijven zitten. Alle.en de be schuldigende rapporten zijn door het laboratorium in het ondereoek be trokken en niet Vermanings tegen- omvang er zijn blijkbaar slechts vijf stenen is, is wetenschappelijke betrouwbaarheid van het archeologi sche begrip echt voor de kritische buitenstaander vrij vaag". Groene veld bedoelt met vijf stenen, de stuk ken die door Stapert zijn aangedra gen als echt, ter vergelijking met de valse van Vermaning. In zijn rapport schrijft hij niet meer dan totaal zes te kunnen hebben opscharrelen. Blijkens zijn verklaring voor de rech ter, later, heeft Stapert ook wel ande re stenen gezien, maar het gerechte lijk laboratorium heeft blijkbaar voetstoots aangenomen dat er inder daad niet meer waren dan de vijf die hij aandroeg. Nog een uitspraak van het laboratorium: „De wonderbaar lijkheid van het aantreffen van derge lijke steenaantallen en steencompo sities, alle bewerkt door slijpen, be gonnen bij de vondst van Hooger- smilde en hier voortgezet en als het ware overdreven bij Hijken, verbijs tert de buitenstaander Ondergraven rapporten. De laboranten moesten wel terugvallen op Stapert omdat ze hem als de deskundige beschouwden. Aan deskundigheid ontbrak het hun zelf in ieder geval wel. althans op het gebied van de archeologie. Dat geven ze zelf ook ronduit toe en in eerste instantie verklaarden ze zich zelf te genover de rechter-coramlssaris in Assen zelfs incompetent, reden voor hen om assistentie te vragen van prof. O. C. Maarleveld en de Engelse deskundige McBurney. Maarleveld wil niet als getuige optre den maar geeft wel enkele adviezen aan het laboratorium. McBurney komt in het verhaal verder niet meer voor. Rapporteur dr. E. Groeneveld benadrukt bij herhaling zijn (archeo logische) ondeskundigheid. Toch komt hij tot conclusies. Zoals: „Be halve dat dit materiaal van geringe museum van Drouwenereand ge weest om de wel opgegraven stenen zelf te bekijken. Ook hiervan zegt hij niet onder de indruk te zijn. „In een gebied als Drente kun Je gemakkelijk vuurstenen vinden". Hij zegt een tiental te hebben gezien die werktui gen zouden kunnen zijn geweest. Het merendeel bestaat volgens hem ech ter uit pseudo-artefacten (gewone oude stenen). „En ik vind dat die natuur-produkten juist mijn gelijk bevestigen. De vondsten van Verma ning heb ik indertijd vergeleken met andere stenen uit dezelfde periode. De pseudo-artefacten die nu in Drou wenereand liggen, vertonen Juist de zelfde kenmerken als die vergelij kingsstukken. Kenmerken, die op de stenen van Vermaning ontbreken". Rookgordijn Stapert verwijt zijn tegenstanders overigens dat ze een rookgordijn leg gen. Althans Vermanings clubgeno ten Wouters en Franssen. „Die heb- Dat wordt dan tijdens de zitting in Assen wel weer gedeeltelijk ondergra ven en nog wel door Waterbolk zelf. die verklaart dat het aantreffen van steencomposities (groepen werktui gen en afslagen die later weer tot één kei zijn samen te voegen) wel degelijk voorkomt. Hij verbaast zich er eerder over dat enkele stukken van die steenpuzzel ontbreken Later on dergraaft Waterbolk ook nog een an dere verklaring van het laboratorium. Volgens hem hoeven de rode verkleu ringen op de stenen niet per se te zijn ontstaan door de extreme hitte bij het slijpen op Vermanings (overigens nooit gevonden) slijpsteen. Hitte van vuur kan hetzelfde effect hebben. Zo kan men eindeloos doorgaan. Dat Bo sinsky later met een belastende ver klaring voor Vermaning komt, ver klaart zijn club als een poging om zijn hooggeleerde collega's niet te laten vallen. Ook meent men dat hij zijn eigen ondereoek wellicht heeft laten beïnvloeden - ongewild - door wat er al lange tijd bekend was van het ondereoek door Stapert. Troef Naast een hernieuwde en dieper gaande weerlegging van oude be schuldigingen, meent Vermaning ook nog een andere troef te kunnen uit spelen. Een legertje praktijk-archeo logen heeft door systematisch.zoeken de afgelopen tijd bijna drieduizend stenen gevonden, die het gelijk van Vermaning moeten bevestigen. Ver maning vertelde hun dat ze niet moesten zoeken op de dekzand ruggen - zoals vroeger - maar ln klel- leem en keizand. Voor de dag kwa men: vuistbijlen, krabbers, stenen messen en gewone natuurstenen. Vermaning zegt dat hij en anderen ook vondsten hebben gedaan in onge stoorde grond. Die heeft men laten zitten. Als het gerechtshof dat wil, mogen deskundigen maar dan wel anderen dan die „kwajongens van het Bal ze opgraven, maar dan wel met allerlei waarborgen omkleed. Stapert zelf is ln het natuurhistorisch ben stenen in groeven van stuwwal len gevonden, waarvan ze zeggen dat die precies op de stenen van Verma ning lijken. Maar dat is niet zo. Ik heb ze gezien in Drouwenereand en die stenen vertonen precies die natuurlij ke oppervlakteveranderingen (zwaar bruin patina en afronding door rivier transport) die bij de vondsten van Vermaning ontbreken". Oorlogspad Stapert is op zijn oorlogspad tegen - al dan niet vermeende - vervalsingen ook Wouters tegengekomen. In het vaktijdschrift „Hellnium" heeft hij vondsten die Wouters vroeger heeft verkocht vals genoemd. In een zoge naamde dissel zit een uitholling die volgens Stapert vermoedelijk is ont staan door het wegslijpen van een oud inventarisnummer. In het tweede geval gaat het om een schedel van een reuzenhert (gevonden door wijlen L. van de^ Pijl en verkocht door diens vriend Wouters), dat ruim 30.000 Jaw geleden leefde. De pijlpunt die hem trof dateert echter van ruim tiendui zend jaar geleden. Althans, volgens Stapert, die ontkent dat het zijn be doeling is geweest een getuige van Vermaning onderuit te halen en in diskrediet te brengen, vlak voor de rechtszaak in Leeuwarden. „Ik ben al lang bezig met een onderzoek om alles wat er op dit gebied Is te Inven tariseren. Daarbij kwamen ook de stukken van Wouters aan de beurt. Dat belde zaken nu samenvallen in de tijd is toeval". maand vijftig jaar geleden was het bijzonder gemeen weer. Kort na r trokken drie zeer diepe depressies dicht langs ons land. Het g was: drie zware stormen, van 16 op 17 en van 23 op 24 november et zuidwesten en van 25 op 26 november 1928 uit het noordwesten, heidene schepen raakten niet ver van de Nederlandse kust in nood. iantal schipbreuken was zo groot, dat de reddingdiensten het bijna neer af konden. De dodenlijst was lang in die bewuste november- id: er vielen in totaal een kleine zestig slachtoffers. Hans de Jong ïrsgesteldheid bleef destijds voortdu- ekenmerkt door vroege winterkou in Oge noorden (Spitsbergen) en zeer weer in West- en Zuid-Europa. Die telling was bijzonder gunstig voor de keling van diepe depressies, waar- e eerste op vrijdag 16 november ds in Groningen de laagste barome- Da veroorzaakte. Er steekt diezelfde een ware orkaan op. Om half acht is Iwestenwind zó sterk, dat de directie t circus Strassburger, staande in Den het niet aandurft met de voorstelling, ïren worden ondergebracht in de ider Kazerne. De olifanten worden in stallen gebracht. De leeuwenkooi, de i voor de beren en de zeeleeuwen op het terrein staan. Nog zijn de ctens bezig de leidingen af te sluiten. of er komt scheur na scheur ln het tentzeil. De grote antennes van het zendstation Hui zen slaan om. Het eerste slachtoffer van de storm op zee is de tjalk Noordster uit Zwol le. De reddingboot Brandaris vaart uit naar het vaarwater tussen Terschelling en Har- lingen, maar zonder resultaat. Schipper J. Verstegen, vrouw en tien kinderen verdrin ken. Op de zuidwestkust van Ameland spoelen later een kinderwieg. een kinderwa gen en speelgoed aan. Zweedse houtboot De laatste trein uit Utrecht kan vrijdag avond 16 november als gevolg van de storm niet over de brug bij Gorinchem komen. Hij wordt er eerst tegen middernacht met be hulp van een tweede machine overheen gebracht. Zaterdagavond 17 november strandt bij Nes, Ameland de Zweedse houtboot Malmö. Het schip is van Finland naar Duinkerken op weg met een lading hout. Oedurende de hele nacht worden noodsignalen met de stoomfluit gegeven en worden er lichtfak- kels gebrand. Een deel van de bemanning, bestaande uit elf personen, weet met eigen boot de kust te bereiken. Drie opvarenden komen om. De reddingboot Insullnde van Oostmahom, met Mees Toxopeus als schip per. vaart uit en redt met grote moeite en veel durf de overige, nog op het wrak aan wezige mannen, onder wie kapitein Niels Albert Ingemansson. Tijdens de laatste noordwesterstorm komt de Malmö voor de tweede maal in het nieuws. Aan boord zijn dan behalve de teruggekeerde gezagvoerder en twee officie ren: vijf Terschellingers plus vier Amelan ders Die zijn daar vanwege de berging, maar ze worden verrast door een nieuwe zware storm. De Insullnde kan niet voor de tweede maal hulp bieden die is elders druk in touw daarom probeert de Brandaris van Ter schelling het wrak te benaderen. Dat mislukt. Dan vaart de roelreddingboot van Ameland door de kokende zee naar het wrak. Met bovenmenselijke inspanning gelukt het on der aanvoering van schipper H. Visser ieder een van boord te halen. De Salento De diepste indruk ln ons land maakt uitein delijk toch het ten ondergaan van het Itali aanse stoomschip Salento ten noorden van IJmuiden. Tenminste 32 opvarenden ver drinken. Op 28 november 1928 geeft een krant het volgende verslag er over: „Grote aantallen mensen zijn samengestroomd op het strand om te zien hoe het afloopt. Tegen drie uur ln de nacht is de kracht van de wind iets afgenomen. En maar wachten tot half vijf in de morgen. Op dat tijdstip wordt ln het noordwesten een klein lichtje gezien. De „Dorus Rijkers" uit Den Helder is in aan tocht. Op de wakkere mannen aan boord Ls de laatste hoop gevestigd. Bijgelicht door zoeklichten nadert de red dingboot het wrak. WIJ zien de boot om de resten van de 8alento heenvaren enkele keren, blijkbaar op korte afstand Spanning op het strand. Na een half uur verdwijnt de Dorus Rijkers. „Waarom?", vraagt men zich af. „De reddingboot geeft het niet op, als er nog enige kans is", meent men De zee, hoewel verrre van rustig, ls toch wel kalmer dan rond middernacht, zeker was de toestand zo, dat de Hederlse redders zich daar niet door zouden laten afschrikken. De conclusie was dus en zij wordt weldra door tekens van de reddingboot bevestigd dat alle hoop om nog iemand te redden was verdwenen". De Scheveningse reddingboot „Zeemansle ven". die omstreeks het aanbreken van de dag bij het wrak komt, kan evenmin een levend wezen ontdekken. Een van de red ders later: „Waarom heeft men ons niet eerder geroepen?" Er was nu niets meer aan te doen. In de zoeklichten zagen we alleen nog maar de kaartenkamer. die geheel uit elkaar ge slagen was. We zagen verder niets. Ook geen dode lichamen. We hebben uit alle macht geschreeuwd, met de wind mee op een af stand van straatbreedte. Niets geen ge luld geen teken Tevergeefs Van radio-amateurs is later bekend gewor den, dat de marconist tot het laatst toe op volmaakt rustige wijze geseind en om hulp gevraagd heeft. Maar hij seinde ook „Ont vangtoestel werkt niet". Hij heeft dus nooit kunnen weten of zijn noodkreten waren opgevangen. Radio Scheveningen, zo vaak de grote troosteres tot de schepen ln nood. kon tot de Salento niet spreken. „Reddingboot of sleepboot", seinde- marconist. Daarna zweeg hij. Hij wachtte met de overige be manningsleden aftevergeefs. Slachtoffers ook onder de Nederlanders: tijdens een reddingsoperatie slaat de roel reddingboot van IJmuiden om bi een onge kend hevige branding: twee doden. Een nieuwe ramp treft het reddingwezen als de stoomreddingboot „Prins der Nederlanden" omslaat en de acht bemanningsleden bij een reddingspoging van het Letlandse stoomschip Valka hun leven verliezen. Een zware dwarszee wordt hen noodlottig. Maar dan wijst de kalender al 16 Januari 1929. Het zijn benauwde en benarde tijden ge weest voor de zeevarenden en de redders ln het late najaar van 1928. „Ik was toen een Jongen van zes." vertelde dezer dagen de zoon van een bemanningslid van de Insullnde me. „Het hield maar niet op. Telkens werd er op de deur geklopt met het consigne: D'r uit. Naar de boot! 8chlp ln nood!" En stelt u zich eens even voor zulke bood schappen kwamen bijna zonder uitzonde ring midden in de nacht!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 13