oral kritiek op gevolgde procedure
I118,90
ndpunten Tweede Kamerfracties in eerste termijn
'Vreemde staats- of krijgsdienst' en
het verlies van 't Nederlanderschap
"Esgj
afnng
handen
Yischuld'
CDA
Felle kritiek
op optreden
Lou de Jong
IA,
VVD
Geen harde
uitspraken
D'66
'Samenleving
verdeeld in
twee kampen'
PPR
'Vertrouwen
van kiezers
is misbruikt'
SGP
Begrip
o
CPN
GPV
'Emotionaliteit'
'Vernedering'
Boerenpartij
Op de hoogte
DS '70
PSP
'Onderschat' Enquête
17 NOVEMBER 1978
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
scial
parlementsredactie
G Hieronder
h samenvatting van
jpunten van de
ln de Tweede Kamer,
gisteren door de
perders bekend
maakt in de eerste
an het debat over de
itjes.
htinJ^L
tan 23$
De bijzondere Kamercommissie inza
ke het verleden van Aantjes zou wel
verder kunnen uitzoeken hoe de
Haagse advocaat mr Hes aan het
eerste gerucht over de zaak kwam en
hoe de AR en CDA-top hebben ge
handeld met deze wetenschap tijdens
de kabinetsformaties van 1967 en
1977. De PvdA is tegen een algemeen
onderzoek naar het verleden van alle
Kamerleden, zoals voorgesteld door
het Voormalig Verzet. „Zo'n onder
zoek zou een heksenjacht, een sfeer
van onvrijheid oproepen, die de de
mocratie kan schaden".
Voogd verweerde zich tenslotte tegen
verdachtmakingen van vice-premier
Wiegel, dat de zaak Aantjes politiek
wordt uitgebuit. „Wie dat zegt heeft
niet begrepen dat thans de zuiverheid
van de politiek, de zorgvuldigheid ten
opzichte van burgers en de funda
mentele beginselen van onze rechts
staat in het geding zijn", aldus
Voogd.
omst
jordvoerder Voogd uitte ern-
iek op de pogingen van de
de verantwoordelijkheid
onderzoek inzake Aantjes'
en de publikatie daarvan op
iinstituut voor Oorlogsdocu-
(RIOD) af te schuiven.
jring heeft een onvoldragen,
g onderzoek in de openbaar-
forpen en wast vervolgens de
iin onschuld. Het algemene
iat de regering de heer Aan-
heeft behandeld is juist. Het
ik niet nodig Aantjes als een
Bjer te beschouwen, om te con-
idat deze kilheid letterlijk en
nheef huiverinswe,ckend is Be-
goed
ietaaC|sPe heer Vo°Sd moet er onder-
sen. lemaakt worden tussen alge-
Extra yetenschappelljke ondereoe-
X het RIOD, waarvoor het zelf
jrdelijk is, en gerichte on-
|n naar de gedragingen van
De onderzoekers van het
jn dan ambtenaren, de rege-
voor hen verantwoordelijk,
i de plicht van het RIOD het
te starten, het was de
in 071 kn kabinet, toen het een-
_j> de hoogte was, erover te
lat de vereiste zorgvuldigheid
tr de betrokkene werd be-
A-woordvoerder hekelde ook
llzaa) informeren van Kamervoor-
'ondeling, die omdat het om
j*V\/(Jnerlid ging, toch ook een bij-
rol had in deze. Premier Van
Pas gisteren per brief aan
pg toegegeven dat deze eer-
oebehflicht had behoren te worden,
einen.
Sneende dat de Kamer niet
p is een moreel oordeel uit te
over de persoon van Aantjes,
I politiek oordeel over de poli-
jantjes. „Hij heeft grote ver-
■n gehad voor de politiek. Maar
^^T>k een staatkundige carrière
uwd onder het verzwijgen van
Jke feiten. Dat bewuste ver-
politiek onaanvaardbaar".
vindt dat er naar het oor
eden van Aantjes een verder
lek door een onafhankelijke
sie moet worden ingesteld,
e de vereiste zorgvuldigheid
te bereiken. De Kamer zou
het initiatief moeten nemen,
an er daarbij vanzelfsprekend
dat ook de heer Aantjes prijs
een dergelijk nader onder-
Nader besloten moet worden
onderzoek zou moeten doen.
ADVERTENTIE
ROMANDEBUUT
M JAN TERLOUW
De WD-fractie heeft er weinig be
hoefte aan de directeur van het Rijks
instituut voor oorlogsdocumentatie
dr L. de Jong en het kabinet hard aan
te vallen over de gevolgde procedure
in de zaak-Aantjes.
De CDA-fractie heeft scherpe kritiek
op het optreden van de directeur van
het Rijksinstituut voor Oorlogsdocu
mentatie, dr. L. de Jong. De fractie
zet ook duidelijke vraagtekens achter
de handelwijze van het kabinet in de
zaak Aantjes.
De CDA-fractie nam het De Jong
vooral kwalijk de mens Aantjes via
een persconferentie te hebben aange
klaagd en het vonnis te hebben vol
trokken en dat op basis van een zeer
onvolledig en weinig wetenschappe
lijk rapport.
Deze gang van zaken bracht de waar
nemend fractievoorzitter van het
CDA Ruud Lubbers, tot de wat hijzelf
noemde „dramatische vraag":
„Moest het kabinet dè grote autori
teit op het gebied van de oorlogsge
schiedenis en zo was dr. De Jong
toch door zeer velen en geheel begrij
pelijk beschouwd moest het kabi
net die autoriteit onder curatele
stellen."
In dit verband hield de fractievoorzit
ter het kabinet een aantal kritische
vragen voor. Zo verweet hij het kabi
net niet alleen formeel maar ook ma
terieel mede-verantwoordelijk te zijn
geweest voor de voortzetting van het
onderzoek. Toen dit beleid maandag
werd doorkruist door een vervroegd
uitlekken van het rapport besloot het
kabinet, waartoe het de voorafgaan
de donderdag had moeten besluiten,
namelijk de Kamervoorzitter inlich
ten. Lubbers vroeg zich zelfs af of het
kabinet dit verzuim toen nog wel op
dezelfde manier kon goedmaken.
Lubbers stelde daarom vast, dat het
kabinet in zo'n zaak niet had mogen
toelaten dat het RIOD zijn eigen rich
ting beproefde. Zelfs gegeven de au
toriteit van De Jong bleef de verant
woordelijkheid bij het kabinet, zo
meende hij.
Het politieke oordeel van de CDA-
fractie over Willem Aantjes vatte
Lubbers als volgt samen: „Een ding
staat vast. de verantwoordelijkheid
voor de noodzaak terug te treden
zoals die zich aan Wim Aantjes vol
trok, ligt bij Aantjes zelf. Hij heeft
bewust gezwegen en daarmee de mo
gelijkheid geschapen voor wat nu ge
beurd is."
En: „Dat Wim Aantjes voor en in zijn
politieke loopbaan op wezenlijke mo
menten gezwegen heeft, is wel
licht niet onbegrijpelijk, maar daar
mee was dat verzwijgen nog niet ge
oorloofd of verdedigbaar."
Wel vond Lubbers dat te veel wordt
gesuggereerd dat Aantjes het wezen
lijke feit namelijk zijn aanmelding bij
de SS kort na de oorlog niet vermeld
zou hebben. Hij heeft dat wel gedaan.
Toch werd hij niet veroordeeld en
terwijl Lubbers aanneemt dat de pro
cureur-fiscaal moet hebben geweten
dat het wachtbataljon waarover Aan-'
tjes sprak, een onderdeel was van de
Waffen SS
„Het is begrijpelijk dat sommigen
zich afvragen of dit na dertig Jaar
nodig is geweest. Begrijpelijk ook dat
dan geprobeerd wordt andere
medeschuldigen te zoeken," aldus
de fractievoorzitter van de WD,
Rietkerk. Hij noemde als ten onrech
te aangemelde schuldigen de heer De
Jong die zijn rapport te emotioneel
zou hebben toegelicht, de ministers
die de zaak eerder aan de Kamer
hadden moeten doorgeven of het rap
port beter hadden moeten funderen
voor het in de openbaarheid te bren
gen en de ARP-top die voor de kandi
daatstelling van de heer Aantjes ver
antwoordelijk is geweest".
Hoewel Rietkerk geen enkele behoef
te gevoelde zijn oud-collega Aantjes
nu nog stenen na te werpen meende
hij „ter verklaring van onze visie op
de zuiverheid van de politiek" eraan
toe te moeten voegen dat naar de
opvatting van de WD „iemand van
wie deze feiten zijn komen vast te
staan, die deze althans niet heeft ont
kend, geen lid van onze volksverte
genwoordiging behoort te zijn".
„We behoeven niet alles te vergeten,
we moeten we kunnen vergeven. Die
genen die zich toen verkeerd hebben
gedragen en daar spijt van hebben
behoort een volwaardige plaats in
onze samenleving te worden inge
ruimd. Maar zij hebben zelf te besef
fen dat een politieke vertegenwoordi
gende functie voor hen niet kan zijn
weggelegd. Alleen al met het oog op
al diegenen, die zich destijds met de
inzet van hun leven tegen de nazi
bezetters hebben verzet is dit ook nu
nog onaanvaardbaar".
Rietkerk veronderstelde voorts dat
het kabinet het onder de gegeven
omstandigheden nooit helemaal goed
had kunnen doen. Uit de antwoorden
op de gestelde vragen blijkt echter
dat de betreffende ministers het voor
nemen hebben gehad en dat ook
hebben uitgevoerd om dit rapport
zonder commentaar op de inhoud in
handen te stellen van de Kamervoor
zitter. Terecht heeft de regering er
zorg voor gedragen dat vóór zij daar
toe overging het rapport van een
tweetal waarborgen werd voorzien.
Ten eerste dat de conclusies behoor
lijk gefundeerd waren en ten tweede
dat de betrokkene tevoren in de gele
genheid werd gesteld ervan kennis te
nemen en zijn oordeel te geven.
Voortijdige publikatie heeft net een
en ander echter doorkruist, aldus de
heer Rietkerk.
D'66-fractieleider Terlouw consta
teerde dat de samenleving verdeeld is
geraakt in twee kampen: het kamp
Aantjes verrader en het kamp Aan-
tjes-martellaar. Hij meende dat deze
tweedeling ln de maatschappij onno
dig was geweest als de regering het
rapport, dat nog vol onbewezen ver
moedens en soms onjuist genoemde
beweringen stond, zorgvuldig naar
buiten zou hebben gebracht.
Terlouw vond deze procedure in
schril contrast staan met de manier
waarop het kabinet Den Uyl de Bem-
hard-zaak behandeld heeft. De zaken
zijn inhoudelijk niet te vergelijken,
maar wel in hun effect op de bevol
king. Het kabinet-Den Uyl is er toen
in geslaagd een brede overeenstem
ming van opvatting te bereiken, al
dus Terlouw.
Hij meende dat Aantjes twee ernstige
fouten kunnen worden aangerekend:
een ernstige politiek maatschappelij
ke fout door lid te worden van een 88-
organisatie, en het feit dat hij nooit
volledige opening van zaken daar
over heeft gegeven, maar eromheen
heeft gedraaid. Als burger zijn Aan
tjes' daden verjaard, als politicus
heeft hij het vertrouwen op dat punt
beschaamd. Als Aantjes zelf zijn poli
tieke functies niet had neergelegd,
hadden wij het hem gevraagd, aldus
Terlouw.
ADVERTENTIE
politiek te verlaten. Hij 2èi er de
meeste moeite mee te hebben dat
Aantjes steeds zijn oorlogsverleden
heeft verzwegen, „althans een beeld
heeft ontworpen van halve waarhe
den". Ds. Abma zei: „Christelijke po
litiek brengt met zich mee schoon
schip te maken, maar dan ook radi
caal."
Kritiek uitte hij op de ARP-top „die
Aantjes heeft laten dolen ln een mij
nenveld". Hij betreurt het, dat de
Gereformeerde Bond, die zo bepa
lend zou zijn geweest voor de opvat
tingen van Aantjes in de oorlog, „als
een zondebok de woestijn is inge
stuurd".
De 8GP-er zei geen wrok of verach
ting Jegens Aantjes te hebben. Hij
sprak de wens uit, dat de letters SS
voor Aantjes mogen opglanzen ln de
betekenis van safed sinner, geredde
zondaar.
onthullingen die hebben geleid tot
het onderzoek van dr De Jong. Vol
gens de PSP-er lijkt het nauwelijks
aan twijfel onderhevig dat hier geen
sprake was van toeval. Van der Spek
stelde ook voor om de archieven over
de bezettingsjaren uit te kammen op
gegeven over politici.
constateren dat zij hierin geslaagd
zijn." Hij meende dat de regering de
problematiek rond de presentatie
van het rapport toch heeft onder
schat.
PPR-fractieleider Ria Beckers
meent, dat Aantjes op een onaan
vaardbare wijze misbruik heeft ge
maakt van het vertrouwen van de
gemeenschap. „Door te blijven zwij
gen over zijn oorlogsverleden, heeft
hij de democratie, die berust op ver
trouwen van de kiezers in de volks
vertegenwoordigers, opgeofferd aan
eigen idealen en ambities", zei ze.
De PPR-woordvoerster zei dat het
haar onbegrijpelijk voorkomt dat de
ARP in een eerder stadium geen ge
degen onderzoek heeft laten Instellen
naar Aantjes' rol ln de oorlog en dat
zijn politieke vrienden hem niet heb
ben behoed voor zo'n hoge positie:
„Men beschermt een ander niet door
te zwijgen".
Zij verweet de regering in deze zaak
gebrek aan wijsheid, aan beoorde
lingsvermogen en aan inzicht in be
stuurlijke mogelijkheden. Volgens
haar was het optreden van de rege
ring paniekerig, onjuist en onverant
woord, niet alleen tegenover Aantjes
maar ook tegenover de Kamer en de
publieke opinie.
Mevr. Beckers noemde de presentatie
van het rapport door dr De Jong een
onwaardige vertoning. Zij stelde de
regering daar ten volle verantwoorde
lijk voor. „Wij aanvaarden niet dat de
regering zo met mensen, in dit geval
een Kamerlid, omgaat".
Hoewel hij geen goed woord over had
voor het gedrag van Aantjes in de
oorlog, meent hij dat diens val is
bewerkstelligd door rechts. De direc
te aanleiding hiervoor was volgens
hem Aantjes' uitspraak, dat invoe
ring van de neutronenbom zou moe
ten leiden tot het ter discussie stellen
van ons NAVO-Udmaatschap.
De GPV-er Verbrugh nam de regering
in bescherming tegen de kritiek op
haar handelwijze in de zaak-Aantjes.
Volgens hem is die krtiek veroorzaakt
door de keiharde manier waarop dr
De Jong het rapport over Aantjes'
oorlogsverleden heeft gepubliceerd.
„Hierdoor kwam er een stroom van
emotionaliteit vrij die naar een zon
debok zocht". Hij noemde de kritiek
op de regering „nogal goedkoop".
Het GPV-Kamerlld hekelde met
name dr De Jong. Volgens hem heeft
deze een keiharde zwart-wit tekening
gegeven van Aantjes' gedragingen ln
de oorlog. Hij zei, dat het beeld veel
genuanceerder is. Verbrugh noemde
het niet verstandig dat Aantjes in
1959 heeft gekozen voor een politieke
loopbaan.
CPN-woordvoerder Wolff sprak bitter
over de onthulling als „een vernede
ring voor hen die als gewone burgers
hun vertrouwen hebben gegeven,
voor verzetsdeelnemers en oorlogs
slachtoffers", die juist van die kant
zoveel lessen kregen in „vergeving"
en voor de Tweede Kamer die op dit
moment nog niet weet of zij, ook
juridisch, een nlet-Nederlander in
haar midden heeft gehad. Wolff eiste
een volledig „schoon schip" maken
omdat de parlementaire democratie
niet kan gedijen in een sfeer van
rondzwervende dossiers. Wolff stelde
voor: een zware parlementaire enquê
te in de hele zaak-Aantjes, een vrij
willig door alle politici te verstrekken
inzicht in hun verleden en openbaar
making van de archieven van het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocu
mentatie voor wetenschappelijk on
derzoek.
Het DS '70-Kamerlid Nijhof meende,
dat de regering in de bijzonder moei-
lljke situatie zat Juist bij de publika
tie van het rapport, alles te vermijden
wat zou lijken op vriendjespolitiek,
omdat het een politieke geestverwant'
betreft: „Zonder sarcasme moet ik
De PSP-er Van der Spek vindt dat
een parlementaire enquête moet bor
den ingesteld naar het gedrag van
Aantjes in de oorlogsjaren. Hierbij
moet ook worden uitgezocht wat de
achtergronden waren van de recente
Koekoek van de Boerenpartij deed ln
het debat de verrassende mededeling
dat hij al geruime tijd op de hoogte
was van de politiediensten van Aan
tjes. Daarbij verwees hij naar zijn
jeugdbindlngen: geboren en getogen
in Hollandscheveld tot de eerste Ja
ren van de Tweede Wereldoorlog
heeft hij nog geregeld contacten ge
had met mensen in Hoogeveen. Ook
door de jaren heen heeft hij het verle
den van Aantjes meer dan eens naar
voren gebracht. „Maar ik heb het
nooit hard kunnen maken, reden
waarom ik de beschuldigingen nooit
publiekelijk heb geuit".
Koekoek zegt nu ook over een docu
ment te beschikken, waaruit zou blij
ken Aantjes actief aan politiedien
sten heeft deelgenomen buiten het
strafkamp.
Daarnaast zei hij al half oktober op
de hoogte te zijn geweest van het
onderzoek van prof. De Jong naar de
gedragingen van Aantjes in de oor
logstijd, door een vriend ln Amster
dam, die het op zijn beurt weer van
een ander had gehoord.
SGP-fractieleider ds. Abma toonde
begrip voor de wijze waarop de rege
ring de zaak-Aantjes heeft aange
pakt. Hij zei, dat er wel onhandighe
den en onzorgvuldigheden zijn be
gaan, maar hij vroeg zich af of bij een
correctere procedure het effect an
ders zou zijn- geweest. Nochtans
noemde hij de wijze van openbaar
making van het rapport meedogen
loos. „Maar een zware boodschap
heeft ook altijd repercussies voor de
boodschappers," aldus de SGP-er.
Ds. Abma vond het aannemelijk dat
de regering zich van een oordeel over
het rapport heeft onthouden. Naar
zijn oordeel was de kritiek niet min
der geweest wanneer de regering zich
kritisch dan wel vergoeilijkend over
het rapport had uitgelaten. Niette
min vroeg hij zich af, of er geen moge
lijkheden waren om de zaak minder
schokkend en minder onthutsend
naar buiten te brengen.
De SGP-woordvoerder noemde het
een wijs besluit van Aantjes om de
door mr N. D. Jörg
Over de nationaliteit van mr W. Aantjes een paar opmerkingen. Artikel 7, lid 1. „ten vierde",
van de wet op het Nederlanderschap bepaalt dat wie zich zonder verlof van de Kroon in
vreemde krijgs- of staatsdienst begeeft zijn Nederlanderschap verliest. De Nederlanders die
spontaan bij de Duitse inval bij de niet vijandelijke staten in dienst traden, verloren dus
evengoed het Nederlanderschap als de Nederlanders die ditzelfde, maar bij de vijand, deden.
De reacties der overheden waren
identiek: de Nederlandse regering ln
Londen bepaalde in 1944 dat Neder
landers, in dienst van de niet-vijande
lijke staten getreden, hun Nederlan
derschap niet verloren. En de Duitse
bezettende macht bepaalde dat mili
taire of civiele dienst in de strijd
tegen het bolsjewisme niet als krijgs-
of staatsdienst werd beschouwd, zo
dat het Nederlanderschap dus niet
verloren ging. Deze verordening werd
uiteraard door de Nederlandse
regering geacht nimmer van kracht
te zijn geweest, hetgeen tot uitdruk
king werd gebracht door deze Duitse
verordening ln de zogenaamde a-lijst
van het besluit bezettingsmaatrege
len op te nemen.
Organisaties
De vraag is gerezen welke organisa
ties van de vijand vallen onder de
formulering van de wet: „krijgsdienst
of staatsdienst": En welke onder de
niet door de wet bestreken „publieke
dienst". Dit laatste is onder andere
het geval met functies bij een plaat
selijke dienst, waardoor het Neder
landerschap niet wordt verloren.
Uit het proefschrift van mr W. M. E.
Noach „De bijzondere rechtsple
ging", te Leiden verdedigd in 1948,
valt het volgende op te maken. Onbe
twist valt onder andere de Waffen-88
onder krijgsdienst alsmede de Land
storm Nederland. Onbetwist valt on
der andere de Organisation Todt on
der staatsdienst. Aangemerkt als pu
blieke dienst werd onder andere de
Germaanse SS.
Voorts kan worden aangenomen dat
voor het verlies van het Nederlander
schap door zich te begeven in vreem
de krijgs- of staatsdienst vereist is
dat dit „zich begeven" vrijwillig ge
schiedt. Gedwongen dienstneming
valt te onderscheiden in: dienstne
ming op grond van een wettelijke
plicht van een vreemde mogendheid
en dienstneming op grond van ge
weld, bedreiging of dwang der om
standigheden, waardoor een Neder
lander in een noodtoestand geraakt
waaraan hij door dienstneming
tracht te ontkomen (pagina 46 van
Noachs boek).
'Doorslaan'
Niet élk geval van dienstneming on
der dwang der omstandigheden valt
te rechtvaardigen. Men kan hierbij
denken aan een contrastrerend geval,
namelijk van de situatie waarin een
verzetsstrijder bij verhoor door Duit
sers „doorslaat".
Onze hoogste rechterlijke instantie
heeft daarover opgemerkt: „Aan de
genen die vrijwillig aan het verzet
tegen de vijand hebben deelgenomen
en daardoor zowel grotere persoonlij
ke risico's hebben aanvaard als voor
andere deelnemers gevaarlijke we
tenschap, moeten hogere eisen wor
den gesteld dan aan Nederlanders die
zich in dit opzicht afzijdig hebben
gehouden." Dat wil zeggen: de mate
van vrijwilligheid van de eerste stap
die leidt tot een situatie later, welke
als persoonlijk onhoudbaar wordt er
varen, kleurt mede de methode die
deze persoon gebruikt om uit die
situatie te komen.
Van belang is dus de eerste stap: aan
wie is het te wijten en ln welke mate,
dat iemand in een situatie terecht
komt (waaruit hij zich op verboden
wijze redt). Voorts: is deze verboden
wijze een middel dat vaker werd ge
bruikt, is het een plausibel middel?
Tenslotte: dat blijkt uit het latere
gedrag dat het verboden middel in
derdaad een middel was en niet toch
het doel was? Bij gunstige beant
woording kan geoordeeld worden dat
er ln wezen geen sprake was van
vrijwillige dienstneming maar van
dienstneming „in noodtoestand", een
vorm van overmacht.
Dan is er nog de vraag hoe in dienst
treden moet worden opgevat. Is dat
het invullen van een formulier of het
zich melden bij de „diensf'verlenen-
de instantie, of is het „onder de
tucht" van die instantie gesteld
worden?
Minister De Ruiter zei, dat in het
wetboek van strafrecht, dat abortus
strafbaar stelt, een bepaling zal wor
den opgenomen dat de strafbaarheid
niet geld voor zwangerschapsafbre
kingen waarop de nieuwe wet van
toepassing is De CDA-minister gaf er
geen verklaring voor waarom nu Juist
deze oplossing is gekozen.
Niet eenvoudig
Minister De Ruiter gaf toe. dat niet
eenvoudig zal zin voor het openbaar
ministerie het bewijs te leveren voor
het afdrijven van een vrucht die zelf
standig bulten het lichaam van de
moeder zou kunnen leven. De levens-
vatbaarheidsgrens ligt volgens minis
ter Ginjaar bij ongeveer zes maan
den. Volgens hem dient er echter een
zekerheidsmarge van vier weken in
acht te worden genomen. Dat bete
kent dat zwangerschappen tot circa
vijf maanden kunnen worden afge
broken. Minister De Ruiter zei. dat
het vooral bij zeer geringe marges
moeilijk zal zijn te bewijzen dat er
van een overtreding van de abortus
wet sprake is en de ingreep dus straf
baar is.
In de boekhandel
L.J. Veen