3 84 Et5 anpak regering amateuristisch' S Oordeel over CDA weinig slechter Prisma •Pochet'TtpperS'november'Prtsma-Pocket'Ttppers-nov iZ SS Al 1750 exemplaren van rapport-De Jong verkocht Vondeling vraagt politici informatie Nilfisk,daar vliegt het vuil op af! CHRISTENEN ONDER HAMER EN SIKKEL Oud-staatssecretaris Klein zegt dat regels volstrekt zijn genegeerd Lijst met namen kan vragen oproepen fel PI WINRICH SCHEFFBUCH Van der Klaauw: Aantjes leefde onder enorme druk Over oorlogsverleden Aantjes Rita Onderzoek naar meningen in verband met zaak-Aantjes Schokkende ervaring ITERDAG 11 NOVEMBER 1978 BINNENLAND TROUW/KWARTET *D\'E°7E*17IE Schwab Griekse mythen en sagen 20e druk 3.75 Tolkien In de ban van de ring, I Per stuk 7,50 II. III. Tolkien De Hobbit. meesterlijk! 4,50 van Het Spectrum bij de boekhandel. Van de Graft Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen 5.25 Ngaio Marsh Tegen de draad, sensationeel! 5,- ™elh! or Hans Goslinga evUl Binnen de bijzondere Kamercommissie voor de zaak-Aantjes zijn ernstige twijfels gerezen over het gemak waarmee de regering zich heeft onttrokken aan haar politieke verantwoorde lijkheid voor het onderzoek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) naar het oorlogsverleden van mr Aantjes en voor de presentatie van de resultaten van dit onderzoek. De vraag is gesteld hoe de politieke verantwoordelijkheid van de regering voor de activiteiten van het RIOD nu precies is geregeld. We legden deze vraag voor. aan het PvdA- kamerlid dr G. Klein (54). die als staatssecretaris van onderwijs in het vorige kabinet direct met het RIOD had te maken. HAAG - „Bij mijn bin- iatw» nkomst als staatssecretaris neem 1973 waren de regels voor dttyji werkzaamheden van het olie* [ksinstituut voor Oorlogs- ntwoc lumentatie zeker niet dui- ;enstt njk. Ik heb er veel werk van jjUIUJ maakt om die duidelijkheid d scheppen. Dat was mede vijf odzakelijk met het oog op mdef op handen zijnde publika- van het Weinreb-rapport, „ik kf arbij de kwestie van de ver- ^woordelijkheid een be an toe igrijke rol speelde". J kent 6 H edaai t js die verantwoordelijkheid ijkeni eregeld? anier a^jje; tin: „Je moet onderscheid maken r. Wril <je verschillende werkzaamhe den alli van het RIOD. en eni kunnei n de ene kant zijn er publikaties metd de neerslag zijn van vrij weten bruid? lappelijk onderzoek, zoals de boe- ïien to i van dr De Jong over het Konink- ;en: za der Nederlanden in de Tweede illera» reldoorlog en de boeken van Sijes. rit is de ervoor zijn de auteurs zelf verant- achti ordelijk, ook in juridische zin. Er is >kkem iter een bijzondere regeling getrof- ljk gei i omdat de publikaties van het t: jen! OD afwijken van doorsnee weten- nacht lappelijke publikaties. De materie ikkerl anderssoortig en gevoelig. Volgens stella ze regeling kan de minister van enopi derwijs, de hoogste chef van het gedrajjlOD, besluiten de financiële conse- van een proces, dat naar ing van een publikatie kan aangespannen, voor zijn re- e nemen. De auteur blijft ten volle verantwoordelijk en moet ook zelf voor de rechter verschijnen. De regeling is, dat de minister, wanneer de auteur een proces verliest, nagaat of er van de kant van de auteur onzorgvuldigheid is betracht. Is dat niet het geval dan zal hij de kosten van het proces voor zijn rekening nemen. Alvorens hij beslist, hoort hij de Rijkscommissie voor vaderlandse geschiedenis, waar mensen in zitten met een hoge wetenschappelijke status." Dat betreft dus het puur weten schappelijk onderzoek? Klein: „Ja. Aan de andere kant houdt het instituut zich bezig met het op stellen van rapporten. Meestal ge beurt dat op verzoek van de minister van justitie. De opdracht wordt ver strekt door de minister van onder wijs. Waar het gaat om deze activitei ten, fungeert het RIOD volstrekt als een ambtelijke dienst. De verant woordelijkheid van de medewerkers van het RIOD is dan uitsluitend in tern. Ze zijn verantwoording schuldig aan him directe chef, de minister van onderwijs. Degenen die om het rap port gevraagd heeft, veelal de minis ter van justitie, bepaalt wat er mee gebeurt." Hoe zat dat met het Weinreb-rap port? lijk geregeld, dat de publikatie van antwoorden die wij van de regering het rapport volledig voor de verant- ontvangen. Maar, zelfs als dat het woordelijkheid van de minister van justitie kwam. Er is toen ook geen toelichting op gegeven van de zijde van het RIOD, omdat de medewer kers die er asm gewerkt hadden als ambtenaar waren bezig geweest." Wat het onderzoek in de zaak-Aan tjes en de publikaties van het rap port daarover betreft, hadden er dus geen misverstanden behoeven te zijn? geval zou zijn, maakt dat de verant woordelijkheid van de regering niet kleiner". Nadat dr De Jong de regering op de hoogte had gebracht vond er een gesprek plaats tussen hem en de drie betrokken ministers. De algemene conclusie was, dat een drietal pun ten nadere opheldering behoefde. Vervolgens staat er in het rapport: als directeur van het RIOD aan vaardde deheer De Jong de verant woordelijkheid voor het voortgezet te onderzoek. Dat kon dus helemaal niet. Van een onzer verslaggevers DEN HAAG De staatsuitgeverij heeft binnen drie dagen 1750 exem plaren van het rapport van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocu mentatie over Aantjes afgezet bij de boekhandel. Voor de losse ver koop had de staatsuitgeverij een oplage gedrukt van tweeduizend exemplaren. Bij het rapport is ook een fotokopie van een lijst met namen van personeelsleden van de PTT, die in het kader van de Ar- beitseinsatz in Duitsland hebben gewerkt. Het is de vraag of het noemen voor een breed publiek van deze namen in één verband met de affaire-Aan- tjes, geen doorbreking is van de privacy van betrokkenen. De hoofddirectie van de staatsuitge verij geeft toe dat het afdrukken van deze lijst mogelijk vragen kan oproepen in het parlement. „Maar de staatsuitgeverij staat hier bui ten. De lijst behoort tot het rapport en het rapport is een normaal Ka merstuk. Én wij distribueren nu eenmaal Kamerstukken, waarvoor interesse kan zijn, voor de Neder landse boekhandel", aldus de hoofddirectie. Er zijn 32 boekhandels die alle Ka merstukken, dus ook het rapport over Aantjes, ontvangen voor de verkoop. De vraag wie de beslis sing heeft genomen voor de ver spreiding beantwoordt de hoofddi rectie van de staatsuitgeverij dan ook met de opmerking, dat dit een onzinnige vraag is: „Dit vergt geen beslissing, dit is een routine-zaak; alle Kamerstukken waarvoor eni ge publieke belangstelling bestaat, worden ook voor de boekhandel gedrukt." De totale oplage van het rapport over Aantjes is thans 4500. Naast de voor de losse verkoop bestemde tweeduizend exemplaren, raakte de staatsuitgeverij 2500 exempla ren kwijt aan abonnees en aan de Tweede Kamer. Een herdruk is af hankelijk van de invloed, die het binnenkort te houden Kamerdebat op de zaak zal hebben. Klein: „Nee, je kunt al meteen vast stellen dat het onderzoek dat in de zaak-Antjes is verricht, niet tot een wetenschappelijke publikatie zou lei den, maar tot een rapport. De Jong had, nadat hem was gebleken dat het Klein: „Nee, natuurlijk niet. Dat kan hier om meer ging dan loze aantijgin- hooguit bedoeld zijn als interne ver gen, terstond de minister van onder- antwoordelijkheid voor de kwaliteit wijs, zijn chef, moeten inlichten. Deze van de nog te leveren werken. Het had, gelet op de zwaarte van de aan- voortgezette onderzoek kwam op dat gedragen gegevens, onmiddellijk de moment voor de volle verantwoorde minister-president en de minister van lijkheid van de regering, die formeel justitie op de hoogte moeten al verantwoordelijk was voor het tot brengen." dan toe verrichte onderzoek". De politieke verantwoordelijkheid van de regering trad dus in op het moment dat de bevindingen van dr De Jong aan haar bekend waren. Klein: „Ja. Maar formeel is de rege ring op ieder ogenblik verantwoorde lijk voor wat ambtenaren aan werk verrichten. Vandaar ook de noodzaak voor ambtenaren óm terstond de po litieke leiding op de hoogte te bren gen, met name wanneer blijkt dat iets politieke implicaties kan hebben". Klein: „Er was onduidelijkheid over de verantwoordelijkheden. Van som mige kanten werd de suggestie ge daan dit rapport als wetenschappelij ke publikatie van het instituut naar buiten te brengen. In dat geval zou de minister van justitie, toen npg Van Agt, van zijn verantwoordelijkheid zijn ontslagen. Dat kon volgens mij niet, ook al omdat het rapport was opgesteld in verband met een verzoek moeten inlichten, van Weinreb om vernietiging van het vonnis tegen hem. Toen is uitdrukke- Klein: „Dat zal moeten blijken uit de U vind dus dat dr De Jong de rege ring al in een eerder stadium had ADVERTENTIE Zojuist verschenen: Het getuigenis van de vervolgde kerk in de Sowjet-Unie g, vu i te A n eidsfe overle eerde Hij b iiend I ersbe: 176 i it het erale was rmee: 19 tein :egeta irzan* esclw te s® irdam door Winrich Scheffbuch W. A. Hogeweij. Omvang 220 Prijs 19,50. Uit het Duits vertaald door Drs. G. pagina's, geïllustreerd. In fraaie paperback-uitvoering. Weinigen zijn zo goed op de hoogte met de geschiedenis van de vervolgde kerk in de USSR als de Duitse Evangelische predikant Winrich Scheffbuch. Als voorzitter van de Missionsbund „Licht im Osten" (Licht in het Oosten) beschikt hij reeds vele jaren over wijdver breide contacten in de Sowjet-Unie, voornamelijk met de niet geregis treerde en dus onafhankelijke gemeenten van Evangeliechristenen en Baptisten, die als „de meest levenskrachtige" in dat land beschouwd worden. Hij was dan ook de aangewezen man om een boek als dit samen te stellen. Scheffbuch beschrijft niet aleen de (nog jonge) geschiedenis van deze kerken, maar gaat ook uitvoerig in, met gebruikmaking van authentieke dokumenten en illustraties, op het karakter van de strijd die hun is opgedrongen. Echter niet alleen het dokumentatiemateriaal maakt dit boek belangrijk. De auteur heeft het geschreven vanuit een levende geloofs^erbondenheid met de lijdende kerk, geluige zijn bijbelse beschouwingen die de beschreven feiten afwisselen. Daardoor valt in dit boek de nadruk niet op het sensationele, maar op de diepe doorwer king van het bijbels getuigenis, die uit de hier beschreven kerkge schiedenis naar voren komt. Scheffbuch doet een dringend beroep op alle christenen, met name op de kerken in West-Europa, zich evenals de Russische gelovigen te bezinnen op de betekenis van Christus' volmacht, ook en vooral in situaties van onmacht. Voor ieder die de eenheid van Christus' kerk belijdt en die eenheid ook in gebed voor en daadwerkelijk meeleven met de verdrukte kerken gestalte wil geven, is dit een bemoedigend getuigenis, en daarom onmisbare lektuur. U kunt deze boeken bestellen door gebruik Ie maken van de BESTEL BON. Zend die vandaag nog aan uw boekhandel of (in open envelop, zonder postzegel) aan: UITGEVERIJ T. WEVER B.V. ANTWOORDNUMMER 5 8800 VB FRANEKER Telel. 05170-3147 IG Zend mij rechtstreeks/via boekhandel: BON ex Scheffbuch CHRISTENEN ONDER HAMER EN SIKKEL. Paperback 19.50. ex. Kourdakov VERGEEF MM, NATASJA! Papierback 18,50. Bank- of postrekening-nummer: Doorhalen wat u niet wenst. tk Inmiddels verscheen de TIENDE DRUK van het aangrijpende boek VERGEEF MIJ, NATASJA! door SERGEI KOURDAKOV Omvang 240 tekstpagina's en 16 bladzijden foto's. In fraaie paperbackuitvoering Prijs 18,50. Het indrukwekkende levensverhaal van de jonge Russische politiefunctionaris SERGEI KOUR DAKOV, die was opgeleid voor de opsporing en molestatie van christe nen Eenmaal belast met de leiding van deze pogroms, kwijt hij zich aan- vankeli|k met geestdrift van zijn taak. maar door de houding van zijn slach toffers en gesprekken met enkelen van hen. o.w. Natasja. een meisje dat meermalen onder de terreur van Sergei's kommando te lijden had. komt hij tot inkeer errfeeslurt naar het Westen uit te wi|ken. Een boek dat diepe indruk heeft gemaakt. De verschijning van deze TIENDE DRUK. waarmee hel boek een totale oplaag van 50 000 exem plaren heelt bereikt, is daarvan het overtuigend bewijs' Sergoi Kourdakov wijst de plaats aan waar hij, voor de Westkust van Ca nada. de sprong naar de vrijheid waagde Aantjes is op diezelfde dag op de hoogte gebracht door de ministers. Had dat al eerder moeten gebeuren? Klein: „Onmiddellijk nadat de rege ring was ingelicht, had zij de betrok kenen en ook Kamervoorzitter Von deling moeten informeren. In een ge sprek met hen had ter discussie moe ten staan op welke wijze het rapport tot stand zou worden gebracht, met name hoe hoor en wederhoor zouden worden toegepast. Verder hadden er afspraken gemaakt moeten worden over de wijze van bekendmaking." Had op dat moment ook het publiek geïnformeerd moeten worden, zoals in een vergelijkbaar stadium in de Lockheed-affaire is gebeurd? Klein: „Dat had ter discussie moeten komen. Afhankelijk van de wil van Aantjes had bekend gemaakt kunnen worden, dat tegen Aantjes zware aan tijgingen waren binnengekomen en dat de regering een nader onderzoek had gelast. Had Aantjes daartegen bezwaren gehad, dan had dat in het protocol van de bespreking vastge legd moeten worden. Dat was de meest sjieke methode geweest. Het verschil met de Lockheed-affaire is overigens, dat in die zaak publiek beschuldigingen werden geuit. Qua publieke gevolgen was er nauwelijks verschil en had dezelfde procedure gevolgd kunnen worden." Hoe is het mogelijk dat de regering, terwijl de verantwoordelijkheid in regels vastlag, zich aan die verant woordelijkheid heeft onttrokken en- zelfs de presentatie aan de „ambte naar" De Jong overliet? Klein: „Hoe dat mogelijk is geweest, daarop richten zich de vragen van de Kamer. Uit de tot nu toe ontvangen rapportage kan ik echer geen andere conclusie trekken dan dat de aanpak van de regering getuigt van dilettan tisme en slordigheid. Het Is bepaald droevig te moeten constateren, dat de regels waar ik bijna twee jaar aan het gewerkt om de individu Weinreb een zo fatsoenlijk mogelijke behan deling te garanderen, in het geval van Aantjes volstrekt zijn genegeerd." DEN HAAG Minister Van der Klaauw heeft donderdagnacht het stilzwijgen van de regering over de affaire-Aantjes tot nu toe, verbroken. Desgevraagd verklaarde Van der Klaauw voor de radio: „Het is natuur lijk een verschrikkelijke zaak, als je bedenkt dat Aantjes al deze jaren met deze druk heeft moeten leven, met dit verleden wat verder niet naar buiten kwam, terwijl hij zijn carrière maakte. Dat lijkt mij iets ontzet tends, dat je aldoor dit achter je hebt, het in je voelt. Ik kan mij nauwelijks voorstellen hoe je op die manier kunt opereren, maar het is blijkbaar moge lijk. „In de tweede plaats geloof lk", aldus de minister, dat Aantjes inderdaad het enige verstandige besluit heeft genomen om zich terug te trekken uit de politiek. Ik geloof dat het ook goed is voor het CDA, onze coalitie-partner en voor de zuiverheid in de politiek. Hij heeft het nu in de openbaarheid gebracht, ik wens hem al het beste toe in zijn verdere leven, nu deze hele zaak naar bulten gekomen is." Op de vraag wat zijn mening is over de kritiek die nu loskomt op de directeur van het Rijks Instituut van Oorlogs documentatie dr L. de Jong. met name op de manier waarop deze de zaak naar buiten heeft gebracht, zei Van der Klaauw: „Het was vrij scherp". Van onze parlementsredactie DEN HAAG De voorzitter van de bijzondere Kamercom missie voor de zaak-Aantjes, Kamervoorzitter dr Vondeling, heeft gisteren een aantal politici per brief gevraagd inlichtin gen te verstrekken omtrent het oorlogsverleden van mr Aantjes. Het gaat om de vroegere ARP-voor- zitters, dr Berghuis, dr Veerman en drs De Koning, de huidige ARP-voor- zitter Hans de Boer, CDA-voorzitter dr Steenkamp, oud-ARP-fractielei- der Roolvink, oud-ARP-fractlelelder en oud-kabinetsformateur mr Bles heuvel en de voormaligekabinetsfor- mateurs De Jong, mr Rupert, mr Bur ger, drs Den Uyl en mr Van Agt. Vondeling schrijft ln de brief: „Vooral interesseert ons het antwoord op de vraag, of u kennis droeg van het oor logsverleden van de heer Aantjes, toen hij voor het eerst kandidaat werd gesteld voor de Kamer, ten tijde van zijn beëdiging als Kamerlid in 1959, de keren dat zijn naam werd genoemd als kandidaat-bewindsman of voor een ander openbaar ambt, dan wel ten tijde van zijn kandida tuur voor het fractievoorzitterschap." Ongeëvenaarde schoon- maakkracht. Eén van de vele redenen om Nilfisk in huis te halen. Vondeling vraagt de politici ook om documenten die zij eventueel in hun bezit hebben die op de zaak betrek king hebben aan de commissie toe te sturen. Bekend is, dat dr Berghuis in zijn archief, dat zich op de VU be vindt, een schriftelijke verklaring van Aantjes uit 1967 heeft. Aantjes heeft deze verklaring over zijn rol in de oorlogsjaren opgesteld op verzoek van Berghuis. Vondeling heeft gezegd dat het niet uitgesloten is dat hij maandag nog andere politici over de zaak zal benaderen. Inmiddels heeft dr De Jong, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogs documentatie, laten weten, dat hij en zijn medewerker A. van der Leeuw bereid zijn voor de bijzondere com missie te verschijnen als de commis sie daar behoefte aan heeft. „WIJ heb ben dit van begin af aan als de meest natuurlijke zaak van de wereld be schouwd," aldus dr De Jong. Dr De Jong deelde dit eerder mee aan het CPN-Kamerlid Wolff, die uit de commissie is gestapt uit protest te gen de beslissing om vooralsnog geen Dersonen te horen. Het CDA-bestuur heeft gistermiddag een eerste bespreking gewijd aan de gebeurtenissen die tot het aftreden van mr Aantjes als fractieleider heb ben geleid. Mededelingen over deze bespreking zijn niet gedaan. De op volgingskwestie zou niet aan de orde zijn geweest. De stoere stofzuiger uit Denemarken Nilfisk b.v. - Diemen. Tel. 020 - 99 43 01. toestel 113 „Zo te horen, raakte u uw duim. Van een onzer verslaggevers AMSTERDAM Het aftreden van de heer Aantjes en de gebeurtenissen die daartoe leid den, hebben de houding van verreweg de mees te Nederlanders tegenover het CDA niet in ongunstige zin beïnvloed. Van de door het bu reau Intomart in opdracht van KRO's Brand punt ondervraagde mensen gaf 84 procent te kennen dat hun houding ten aanzien van het CDA gelijk gebleven of in positieve zin veran derd is. Van de CDA-stemmers onder de onder vraagden gaf een nog hoger percentage dit antwoord: 92. „Enigszins" in negatieve zin beïnvloed is de houding te genover het CDA van acht procent; twee procent ant woordde dat dat „in sterke mate" het geval was. Zes procent gaf op die vraag geen antwoord of wist het niet. In de cijfers van deze enquê te valt verder op het betrek kelijk grote aantal mensen dat met „weet niet" of „geen antwoord" reageert op vragen, die enigermate aan een oordeel over de zaak zelf raken. Dit was bij voorbeeld het geval met de vraag welke uiteenzetting men het meest geloofwaar dig vond. die van dr L. de Jong of die van Aantjes en ook bij de vraag of dr L. de Jong zich in te felle bewoor dingen over Aantjes en diens oorlogsverleden heeft uitgelaten. In het eerstge noemde geval wist 29 pro cent het niet of gaf geen antwoord (voorkeur voor De Jongs verhaal 25 procent, voorkeur voor dat Van Aan tjes 22 procent, „geen van beide of allebei geloofwaar dig" 24 procent). In het laatstgenoemde geval rea geerde 25 procent met „weet niet" of „geen ant woord" (De Jong te fel vond 41 procent, niet te fel vond 34 procent:. Bij alle overige vragen geelt minder dan tien procent geen antwoord. De uitslag van het onder zoek bevestigt dat de zaak als zeer schokkend is erva ren. Dat laatste is de me ning van 66 procent; 24 pro cent noemt de zaak weinig schokkend, zeven procent niet schokkend; (drie pro cent wist het niet of gaf geen antwoord). Vooral in CDA-kring is de zaak als zeer schokkend ervaren: daar antwoordde 78 procent in die zin. Het aftreden Het aftreden van Aantjes was volgens 67 procent noodzakelijk, volgens 25 procent niet noodzakelijk (acht procent antwoordde niet). Zestig procent zou het ermee eens zijn dat het oor logsverleden van alle actie ve politici onderzocht zou worden: 31 procent zou daartegen zijn (negen pro cent antwoordde niet). Moet er een streep komen onder het opsporen van mensen met een oorlogsver leden? Van de ondervraag den vindt 44 procent van 'wel. 64 procent van niet Dat de heer Aantjes op de zaak terug zal komen vindt een meerderheid (61 pro cent) zinvol, een minderheid (35 procent) zou het beter vinden als erover gezwegen werd. Vier procent geeft daarover geen mening. Het onderzoek is telefo nisch ingesteld onder 401 mensen, van wie 199 man nen en 202 vrouwen. Bij één vraag wijkt de mening van de vrouwen nogal van die van de mannen af: dat er een streep gezet moet wor den onder het opsporen van mensen met een oorlogsver leden vindt 38 procent van de mannen en vijftig pro cent van de vrouwen. Dat dit niet moet gebeuren zegt 52 procent van de mannen n 39 procent van de vrou- wen. De resultaten van het onderzoek werden gister avond voor de televisie be kendgemaakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 3