Ik ben niet fout geweest, maar heb wel fouten gemaakt' antjes' opening van zaken omstreden 'Het is geen kwestie van persoonlijke aard' JlS 3 lerghuis: 'Het spijt me voor hem, maar het is niet waar' [ern van verklaring afgetreden CD A-fractieleider Aantjes Sr Mr H. P. J. Dolk over de zaak-Aantjes: URTET OENSDAG 8 NOVEMBER 1978 BINNENLAND TROUW/KWARTET landb kans?- een onzer verslaggevers HAAG „Ik ben niet fout geweest, maar ik heb wel juten gemaakt." Dit was de kern van de verklaring die de [getreden CDA-fractieleider Willem Aantjes gisteren over 'en nwMjj, oorlogsverleden aflegde. Na afloop van het beraad In de 'évoian IDA fractie gaf Aantjes gisteren een uitvoerige persconfe- :esteid. inde. motie leronder volgen de belangrijkste ge- kunner. eten van de verklaring van mr. Is het j antjes: „Ik heb gisteravond zelf n ons Ijfcen gelegenheid gehad om de televi- te zien. Er is mij gezegd dat daar i gezegd is wat als een requisitoir ir kwam. Ik ben niet voornemens tegenover wat blijkbaar als een qüisitoir heeft gefunctioneerd een Edediging te voeren. Ik heb er wel terecht had mogen komen. Ik moest .hnoffp aan en daar heeft iedereen' hoe dan ook uit die Situatie komen. In i dat ik me via de SS aan de tewerk stelling in Duitsland heb onttrokken. Ik vermeld dat men zich moet realise ren, hoe Je op die leeftijd in volstrekte eenzaamheid een beslissing moet ne men in een situatie waarin je ln toe nemende mate voor Jezelf tot de con clusie komt, dat je niet Jn die situatie thoefte aan. en daar heeft iedereen cht op in Nederland, om mijn ver dring en uiteenzetting, ik zeg niet ns daar tegenqver, maar wel daar- aast te geven. get Instituut voor Oorlogsdocumen- itie is natuurlijk geen gering insti- iut. En de integriteit van de heer De mg als leider van dat instituut is ik voor mij buiten iedere discussie, et gaat nu om eep verklaring, een teenzetting van mijn kant.( aar ik zeg nog eens, ik doe dat wel ider de druk van het besef dat het lemaal nu met veel meer wantrou- en, om niet te zeggen cynisme, zal orden aangehoord en bezien. zal niet van mijn kant een uitvoe- overzicht geven van mijn hele rensloop. Ik heb dat gedaan in een mtal interviews en ik moet voor de houd daarvan voornamelijk toch nrijzen naar wat er daarover ver- eld staat met name in het interview jt Kees Tamboer met mij gehad eft in de Haagse Post, later met Ibeb in Vrij Nederland en in het >ekje dat Rob Vermaas heeft ge- ihreven. Er zijn verschillende perio- in: de eerste oorlogsjaren, de gym- islumtijd, daarna de periode in uitsland en dan de periode daarna. N\Ên°dr W ults 167. ontken niet en heb nimmer ont- ind dat ik aanvankelijk nogal grote lte gehad heb met het ware ka ter van het Nationaal Socialisme zeker het ware karakter van de ultse macht waarvan ik de vereen- Iviging toen niet zo scherp gezien eb. Ik heb toen niet gezien dat je dat et kon scheiden, de Duitse macht i het Nationaal Socialisme. Daar verklaringen voor. die u beschre- vindt. Vanuit 1978 geredeneerd die waarschijnlijk niet voor ie- n gemakkelijk te volgen, maar denk dat ze heel verklaarbaar zijn wie zich goed in de gedachten verdiepen van de geestelijke we id waaruit ik afkomstig ben. |et is heel frappant dat ik juist dit pekend een lijst toegezonden kreeg i mijn klasgenoten bij het eind- nen van 1942 in verband met een j handen zijnd jubileum van het xgymnasium op 23 Januari 1979 n wie dat een datum vindt om vast ^onthouden, heb ik hem dan nu r vast vermeld). jjEen nieuw punt voor vrijwel iedereen s de wijze waarop ik mij aan de ijze in Duitsland heb onttrok- Hoezeer ik besef dat het een ichtbare weg geweest is en hoe- r ik besef dat alleen de klank al, i dat verklaart mede de reden •om ik dat niet voortdurend weer n de grote klok gehangen heb) hoe- jeer de klank SS al een wereld van schuw en emoties en verwondingen eer oproept, wil ik toch zeggen dat niet bij de SS ben geweest, maar zo'n geval is elk middel oirbaar, wat daartoe kan lelden. Zo heb ik dat gezien. Ik had slechts de keus tussen tot het einde van de oorlog daar zit ten of de enige weg bewandelen die een mogelijkheid bood om mij aan die tewerkstelling te onttrekken. Ik ben niet de enige die die weg bewan deld heeft zoals me nog uitdrukkelijk gisteravond is bevestigd. En ik meen de en meen dat leder middel om dat doel te bereiken oirbaar was. Ik wijs er op, dat ik merk, dat ik daarin niet betwist word. Ook in het rapport niet.1 Dat het zelfs aannemelijk wordt be oordeeld. Het feit dat Je je aanmeldt bij de Germaanse SS, moet ongeacht het doel wat je ermee voor ogen hebt, enorm hard aankomen bij velen, al leen al vanwege de geweldige lading die die naam bij velen heeft. Toen Ik na de oorlog wilde gaan stu deren kon dat niet als ik niet als ambtenaar eervol ontslag kreeg. Dat kon ik natuurlijk niet zonder meer krijgen, gezien de gegevens die bij de PTT aanwezig waren. Ook los daar van waren de geruchten, of eh de geruchten, waren de feiten natuurlijk doorgedrongen. Er heeft toen in de Alblasserwaard, waaruit ik afkomstig was. een politiek opsporingsonder zoek plaatsgehad (daar treft u in de stukken ook iets over aan) dat tot de conclusie geleid heeft, wat later ook bevestigd is door de procureur-gene- Aantjes geeft zijn visie op het rapport van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Ik had er nog een aantal redenen voor. Dat blijkt ook uit het rapport. Het was niet geheim dat ik die weg bewandeld had. Ik wil dat even nader toelichten.Ik was formeel in dienst van de Nederlandse PTT toen ik me gemeld had en opgeroepen werd en naar Duitsland overgeplaatst was. Mijn bedoeling was. zij het ook dat ik tegen mijn bedoeling in niet de kans kreeg toen om er tussenuit te gaan. Dat was mijn voornemen, één keer in Nederland zijnde, daar de benen te nemen. De PTT in Nederland heeft toen het stuk treft u ook aan bericht gekregen dat ik wel van de lijst kon worden afgevoerd, omdat ik me gemeld had bij de Germaanse SS. Daar was het dus bekend. Het blijkt ook uit de stukken dat het zo is' aangetekend. Een menselijk aspect dat ik toch niet wil verzwijgen zonder het te dramati seren, dat wil ik zeker niet, maar ik vind dat dat vermeld mag worden, dat toen ook mijn ouders bericht ge kregen hebben dat ik niet meer in Duitsland verbleef, maar dat ik had dienst genomen bij de SS. U kunt zich misschien enigszins indenken hoe die mensen daar volstrekt per plex van geweest zijn en niet geweten hebben wat ze daarmee aan moesten, totdat ze een aantal weken later van mij vanuit Assen een brief kregen. raai, dat er geen aanleiding was om hier iets in te zien wat niet oirbaar zou zijn, waardoor de zaak is gesepo neerd. U hebt ook kunnen zien dat de PTT na onderzoek tot de conclusie gekomen is dat niets een eervol ont slag is de weg stond. Nou kun je vragen: waarom heb je dat later dan toch niet stees weer gezegd? Als die zaken na herhaald onderzoek zo liggen, wat is dan de zin om het steeds weer zelf op te roepen en daarmee zelf, eigenlijk iedere keer weer, te vragen om de zaak te onder zoeken? Het was niet relevant meer en het zou allerlei gevolgen voor an deren gehad hebben. Dan komt de periode in Assen, Port Natal; dat weegt, als ik het rapport goed lees, eigenlijk het zwaarst. Dat is ook het onderdeel dat mij eigenlijk het meest verwondert. Want daar heeft het vol gezeten met mensen die mij kennen. Dat moet. Dat kan niet anders. En die hebben mij gevolgd. Die hebben gezien hoe ik in toene mende mate in de publiciteit kwam. Ik heb ook in het begin van mijn politieke loopbaan Drente en Assen bij mijn spreekbeurten niet gemeden. Die mensen wisten ook allemaal op welke wijze ik daar in Assen terecht gekomen was en het zou interessant zijn, denk ik, om in elk geval die mensen uit die beginperiode te horen. Ik ben daar net als alle anderen, als gevangene terechtgekomen. In een poging om het niet te dramatiseren, maar het zo objectief mogelijk te vertellen wil, ik nog een onderdeel niet weglaten. Eén keer in Hoogeveen aangekomen, toen ik weigerde om de diensten te gaan verrichten, die men daar beoogde, moest ik mijn eigen oogmerken/wel onthullen. Toen ben ik drie wekèn lang onder pressie gezet om alsnog die stap te doen. Iedereen kan zich wel indenken, op welke wijze dat gebeurt als Je, bij de SS vertoe vende, geplaatst wordt voor het feit dat je geprobeerd hebt misbruik van. die instelling te maken. Dat je pro beerde je te onttrekken, dus tegenge stelde doeleinden te dienen dan waar voor die zaak diende. Het is wel dui delijk welke methodes dan werden gehanteerd om Je alsnog te pressen om je naar de doelstellingen van die instelling te voegen. Ik heb op dat moment tegen mezelf gezegd: ik vind dat de weg die ik gegaan ben, niet onoirbaar is. Ik vind het geen onoir- baar middel. Maar ik begrijp dat het een uiterst riskante en zeker optisch een aanvechtbare weg is. En ik ben. als ik niet oppas, bezig, iedere keer een stap verder te doen. En, Wim Aantjes waar ligt de grens die je niet mag overschrijden? Die grens lag dééLr, alle consequenties ten spijt. En ik kan tot op de dag van vandaag alleen maar verwonderd zijn dat die consequenties anders bleken uit te pakken dan ik wel moest veronder stellen. Drie weken werd ik 's nachts om half vijf van mijn bed gelicht en er werd gezegd: „nou is het mooi genoeg geweest." Ze hebben in mijn koffertje gesnuffeld, er lag een bijbel in. Ze zeiden: „Je schijnt een vrome jongen te zijn, dan krijg Je nog een half uur of een uur om in je bijbeltje te lezen, want dat zal je hard nodig hebben voor wat daama staat te gebeuren." was nogal wat doorstroming, mensen die voor lichte vergrijpen daar waren en weer ontslagen werden. Mensen die voor zware vergrijpen daar waren en na verloop van tijd werden door gestuurd naar kampen in Duitsland, waarvan Je je weinig illusies hoefde te maken hoe dat verder verlopen is. Ik had daar zeker, dat is waar. ik had kunnen vluchten, maar lk wist twee dingen: als ik dan, (ik had geen enkel adres, ik had op mezelf moeten wer ken, dat had ik best aangedurfd) weer gepakt zou worden, en die kans was erg groot, was het duidelijk dat er dan geen enkele consideratie meer zou zijn. Dat heb ik voortdurend voor ogen gehouden." „Goed, ik kwam in Port Natal te recht. Dat waren de risico's die ik over mezelf heb afgeroepen, die wens ik ook zelf te dragen. Ik vermeld het alleen als feit om de situatie te schil deren, en nergens anders om, ik heb het zelf opgeroepen. Velen onder u die mijn politieke loopbaan gevolgd hebben, hebben één ding kunnen constateren: als ik risico's nam in de politiek, dan droeg ik ze zelf, en wen telde ze niet op anderen af. Ik ver keerde met dat al wel in een uiterst kwetsbare positie in Assen. Ik heb aanvankelijk, evenals anderen, al dat graafwerk verricht, dat was heel zwaar werk, wil ik u wel zeggen. Er Misschien noemt u dat laf. ik heb gedacht dat ik dan maar beter daar tot het eind van de oorlog kon zitten. Dan een tweede reden (die ls beves tigd door anderen die de benen geno men hadden), denk er om, dat als je de benen neemt, dat ze repressailles zouden uitoefenen op een aantal mensen die ln het kamp verbleven. Ik zal niet ontkennen, dat lk in die span ning waarin ik dagelijks verkeerd heb, wel eens verkeerd zal hebben gereageerd. Maar ik constateer twee dingen: dat er van misdragingen geen enkele sprake is geweest, dat blijkt ook uit het rapport. En iedereen die daar uit die periode benaderd zal worden, zal erkennen, dat hij het mis schien niet altijd begrepen heeft, maar dat ik nimmer gewantrouwd ben, en dat ledereen die daar net als ik gevangen was (zij het dat ik in de loop van de tijd wat administratief werk te doen kreeg) geen rem had om met mij over de politieke zaken van dat moment te spreken. Ik ontken, niet, dat er vele elementen in mijn oorlogsperiode zijn, waarin van wankelmoedigheid sprake is ge weest. Dat heb ik ook nimmer ont kend. Ik heb moeite gehad met het ware karakter van de Duitse bezet ting snel en goed te doorzien. Ik heb zeker aanleiding tot misverstaan ge geven. Als Ik het zware woord mag gebruiken: ik heb misschien op dit punt aan een zekere vorm van schi zofrenie geleden, zoals vele ahderen in die tijd. Ik ben niet fout geweest. Ik heb fouten gemaakt. Waar lk ze ge maakt heb, heb lk geprobeerd me aan de gevolgen daarvan te onttrekken. Er kan terecht aanmerking gemaakt worden op mijn gedragingen. Er is geen sprake van misdragingen. Dat blijkt ook uit de verklaringen die zijn afgelegd. Het gaf mij grote voldoe ning dat ook de heer De Jong spon taan zei: „U moet goed begrijpen, meneer Aantjes: niet wat in uw hart leefde, ls ter discussie." Ik verdiep mij niet in de vraag, hoe het nu weer, nu op dit moment weer aan de orde komt. Dat zijn vragen die ik niet hoef te stellen, die ook niet relevant zijn voor de feiten. Er zijn een paar dingen die afschuwelijk bij me aangekomen zijn. Eén is, dat ik vanmorgen ln een krant las/ dat mijn vrouw Duitse is en dat ik haar in de oorlog zou hebben leren kennen. Mijn vrouw ls Duitse van oorsprong, lk heb haar in 1948 in Keulen leren kennen, toen ik daar ln het kader van een uitwisseling van de universiteit tijde lijk colleges volgde. En alles wat er aan twijfelachtigs en dubieus ln mijn houding tijdens de oorlog zou zijn aan te wijzen, zal iedereen vergeefs zoeken bij mijn vrouw en haar familie. Een van de fractieleden heeft van morgen gezegd (ik zal maar niemand bij name noemen, dat lijkt me beter) dat de uiteenzetting zoals ik hem geef, een ander beeld, een wezenlijk ander beeld oproept dan zoals dat uit het rapport naar voren komt. Ik vind dat de juiste uitdrukking, want Het is een beeld dat grotendeels wel op dezelfde feiten berust, en ik begrijp dat blijvend de vraag hoe de feiten geduid moeten worden, aan de orde zal blijven. Daarom kan ik de vraag niet ontlopen of ik politiek nog verder kan functioneren. Ik moet die vraag beantwoorden en ik dank het fractiebestuur en de fractie, dat ze, hoe moeilijk dat ook was, de beant woording van die vraag aan mezelf gelaten hebben, ook wanneer ik tot een ander antwoord zou komen dan mij dringend was aanbevolen. Ik moet die vraag benaderen vanuit een moeilijk dilemma. Als ik zou zeg gen: „ik geeft op dit moment m'n politieke functies op," dan kan ik haast niet vermijden dat daaruit de erkenning zal worden afgeleid, dat het rapport zoals het er ligt, juist is; de Indruk dat ik ten onrechte op de stoel zat, waar de fractie mij met zoveel vertrouwen had gezet. Ik moet anderzijds zeggen, dat aanblijven zeer gemakkelijk en zeker de indruk zal wekken dat ik vertwijfeld probeer mijn positie te redden. Ik wil bulten beschouwing laten, of ik er zelf psy chisch tegen bestand zou zijn. U weet allen dat ik in 1964 een ernstige, psy chische inzinking heb gehad. Maar voor mij is maar één vraag politiek relevant, en dat is wat het minst schadelijk is lk kan het niet positiever formuleren voor het aan zien van de politiek en van het CDA in het bijzonder. En dan probeer ik alle emoties en commoties van het moment, die natuurlijk aanwezig zijn, ten spijt, toch een aantal dingen in alle nuchterheid te constateren. Dat is, ln de eerste plaats wat ik straks al gezegd heb, dat dezelfde feiten toch een verschillend beeld kunnen oproepen. En dat zal blijven. Dat een fractievoorzitter, en zeker een fractievoorzitter van het CDA, in dit opzicht niet alleen onbespreek baar. maar terecht of ten onrechte ook volstrekt onbesproken moet zijn. En mijn oordeel is, ongeacht de vraag of ik er zelf tegen bestand zou zijn, dat ik het CDA niet mag aandoen onder deze last verder te gaan. Op ieder moment, waarop je politieke beslissingen moet nemen, die ande ren niet welgevallig zijn, zouden de gebeurtenissen van deze dagen wor den aangegrepen om twijfel te zaaien aan mijn bedoelingen. Ik heb straks gezegd dat een aantal dingen me ge weldig getroffen heeft. Ik heb er één genoemd. Een ander treft me heel diep, namelijk: dat ik open zou staan voor chantage. Ik kan natuurlijk heel cynisch zeggen: nou, die kans is dan nou wel voorbij, maar toch zal dat wel zo functionaren. denk ik. Het aller ergste vind ik, (lk had dat niet willen zeggen, maar ik kan het niet laten) dat door deze hele gang van zaken een diepgewortelde en uit een diepe, religieuze overtuiging voortkomende, oprechte genegenheid voor wat ik dan toch maar in mijn termen het Oude Bondsvolk noem. in diskrediet is gebracht. Ik ga niet schuw door het leven, ik kruip niet weg, daarvoor zit ik hier en het is niet de laatste keer dat ik hier ben, lk zal het Binnenhof niet schu wen. Maar ik moet ook voor mezelf de handen vrij hebben en niet belem merd worden door de druk van een mogelijke terugkeer. Een tijdelijke opschorting acht ik geen oplossing. Zo kan een waarne mend fractievoorzitter niet functio neren; die moet in de volle verant woordelijkheid kunnen functioneren. En ik denk dat ik ook zelf te lang tijd en afstand nodig heb om genoeg te hebben aan een korte periode van opschorting. Opspraak, hoe dan ook. is slecht voor het aanzien van de politiek en voor het CDA. Ik zeg nog een keer, dat het fractiebestuur mij gisteravond unaniem zeer dringend heeft gevraagd om vanuit de volle verantwoordelijkheid van mijn poli tieke positie op deze zaak te reageren. Ik heb voor mezelf de conclusie ge trokken, dat ik voor het aanzien van de politiek vind, dat lk niet meer als fractievoorzitter van het CDA kan functioneren, en lk wil geen scheiding maken tussen het fractievoorzitter- schap en het kamerlidmaatschap. Ik trek daaruit de conclusie dat lk op dit moment het aanzien van de Neder landse politiek en het CDA de beste dienst bewijs door al mijn politieke functies neer te leggen. Ik begrijp best dat er een levenswerk, op een wijze die niet onaangenamer zou kunnen zijn om het maar zacht te zeggen, instort en dat ik in een va cuüm terechtkom waarin ik nog wel het een en ander te doen heb. want ik ben niet voornemens om onweerspro ken te laten wat er op tafel ligt. Maar ook daarvoor moet de fractie vrij staan van mij en moet ik vrij staan van de druk van deze functie, maar niettemin moet ik zeggen en ik hoop dat me dat bijblijft en ik denk het ook dat lk toch met een gevoel van dankbaarheid vertrek; dat ik zelfs, al zou Je het maar beschouwen uit een oogpunt van een zekere reha bilitatie, toch iets heb mogen doen, waarvan ik de overtuiging heb, dat het bijgedragen heeft tot de Inhoud van een christelijke politiek, hoezeer ik ook besef dat dat nu gemakkelijk in een ander daglicht gesteld zal kun nen worden." a. or Hans Goslinga EN HAAG Het meest op- Ulende in de verklaring die afgetreden CDA-fractie- JOraitter Aantjes gisteren sft afgelegd, is zijn herhaai- beroep op het feit dat hij de oorlog twee keer Khoonschip heeft gemaakt" et zijn oorlogsverleden, oewel uit de ter beschikking aande stukken en verklarin- ffl blijkt, dat hij nimmer leiding heeft gemaakt van feitelijke lidmaatschap fan de Waffen SS, had hij oor zichzelf het idee dat de aak was afgedaan. antjes illustreerde dat op de pers- 'nferentie met twee voorbeelden. IJ zei, dat hij sinds zijn lidmaat- chap van de Tweede Kamer gere- Hd brieven had ontvangen van men- 'n die dreigden een boekje over zijn M ln de oorlog open te doen. „Mijn factie daarop was steeds: doe dat *aar, of: stuur die brieven naar de Woegde instanties." ft tweede voorbeeld betrof zijn kan- Idaat-ministerschap in 1967. De le- !ng die Aantjes hierover gaf, wijkt af an de lezing van de toenmalige RP-voorzltter Berghuis. Volgens «antjes had Berghuis, nadat deze ge- Mifronteerd was met het oorlogsver- Men van zijn partijgenoot, gezegd: moet er rekening mee houden, H als je minister wordt al die verha- over je oorlogsverleden loskomen over Je heengaan. Ben je daar h tegen bestand?" schap geweigerd „niet vanwege de politieke risico's, maar omdat ik mij realiseerde dat de psychische druk zo groot zou zijn dat ik me daar niet aan mocht blootstellen". Aantjes herin nerde eraan, dat hij in 1964 een psy chische inzinking had gehad en na een behandeling door een psychiater (een slaapkuur) de mededeling had gekregen, dat het wel vijf Jaar zou duren voor hij er weer echt bovenop zou zijn. Die termijn was in 1967 nog niet verstreken en daarom, zo ver klaarde hij, had hij, na raadpleging van zijn hulsarts en psychiater, afge zien van het ministerschap. Berghuis, gisteravond geconfron teerd met deze lezing: „Het spijt me voor Aantjes, maar het is niet waar. Direct nadat ik van mensen uit Dren te had gehoord over zijn oorlogsverle den heb ik Aantjes opgebeld en ge vraagd of dat waar was. Hij bevestig de dat. Dat telefoongesprek duurde maar kort. Daama heb ik Biesheuvel (toen kabinetsformateur - red.) ge beld en gezegd: het ministerschap van Aantjes kan niet doorgaan. Zo en zo. Biesheuvel was het met me eens. Een of twee weken later toen ik Aan tjes voor het eerst ontmoette heb ik gezegd: en nu moet je eens precies op schrift stellen wat Je hebt uitge spookt in de oorlog. Dat heeft hij gedaan." Volgens Berghuis heeft bij de beslis sing dat Aantjes geen minister kon worden zelf genomen en deze niet aan Aantjes overgelaten. Hij zei evenmin met hem te hebben overlegd alvorpns de beslissing te nemen. „Het kan zijn dat Aantjes zich vergist, dat hij het zich niet precies meer herinnert. Het is ook al elf jaar geleden," aldus Berg huis. Begrip SS Aantjes heeft in zijn verklaring geen duidelijkheid verschaft over de vraag of hij bij de twee gelegenheden waar bij hij naar zijn zeggen „schoon schip maakte" melding heeft gemaakt van zijn indiensttreding bij de SS. Oud verzetsman en anti-revolutionair Ka merlid Schakel, die gistermiddag tij dens de persconferentie naast hem zat, zei: „Zowel bij de illegaliteit in de Alblasserwaard en de politieke op sporingsdienst (POD) als bij de men sen in de ARP die verantwoordelijk waren voor de politieke carrière van Aantjes, was zijn oorlogsverleden be kend tot aan zijn lidmaatschap van de SS. Wij hadden steeds gehoord dat het om een wachtbataljon ging. De wetenschap van het SS-lidmaat- schap heb ik pas sinds maandag avond." Volgens Schakel was het begrip SS „zo met brisant geladen" dat wel van een verschil met een wachtbataljon kon worden gesproken. „Het verschil tussen een wachtbataljon en het ge bruik maken van het vervoermiddel SS om naar Nederland te ontkomen, is echter weinig zakelijk, en niet groot," aldus het Kamerlid, die eraan toevoegde: „Dat maakt de zaak extra bitter." Aantjes gaf bij de eerste gele genheid, in 1947, tegenover de politie ke opsporingsdienst op, dat hij zich voor een wachtbataljon had aange meld. Hij repte niet over zijn ss-lid- maatschap. Ook ln het schriftelijke stuk dat hij twintig Jaar later op verzoek van Berghuis opstelde, ver zweeg hij. 'sychiater Van onze parlementsredactie DEN HAAG „Het gedrag van de heer Aantjes gaf blijk van Duitse sympathieën toen hij bij het begin van de oorlog op het Mamix gymnasium in Rotterdam zat. Zijn gedrag tot op het moment waarop hij eindexamen had gedaan in de zomer van 1942 is mij onver anderd bijgebleven als van ie mand die aan de verkeerde kant stond en daarin vol hardde." Dat is een deel van de verklaring van mr H. P. J. Dolk, een van de drie advocaten, die volgens het rapport van het Rijksinstituut voor oorlogs- Neens Aantjes had hij het minister documentatle de zaak rondom Aan tjes hebben opgerakeld. Eergisteravond zeiden de beide broers Dolk, belden advocaat in Am sterdam. nog niet in staat te zijn een commentaar op de ontwikkelingen te willen geven. Gisteren kwam mr H. P. J. Dolk met deze reactie: „Ik ken de heer Aantjes als medeleer ling van het Mamix gymnasium in Rotterdam, dat destijds bij het begin van de oorlog ongeveer 400 leerlingen telde. Na het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940, toen het centrum van Rotterdam werd plat gebombardeerd, gaven enkele leerlin gen van pro-Duitse sympathieën blijk. Hiertoe behoorde ook de heer Aantjes. De houding van de leiding van het gymnasium is uiterst princi pieel geweest, van de leraren en nage noeg alle leerlingen, met andere woorden: praktisch de gehele school gemeenschap. waardoor de heer Aan tjes dagelijks werd geconfronteerd met een unanieme en uitdrukkelijke vaderlandslievende houding." „Toen ik vele jaren later bemerkte dat de heer Aantjes niet slechts een rol in de Nederlandse politiek wenste te spelen, maar daarin zelfs streefde naar een leidende functie heb ik mij in 1966 gewend tot mr Berghuis, de toenmalige voorzitter van de ARP. Ik heb hem de mij bekende instelling van de heer Aantjes in de jaren '40 tot '42 te kennen gegeven en gesteld dat dit gedrag naar mijn oordeel de ver vulling van een enigermate leidende rol in de Nederlandse politiek in de weg stond." „In deze stap heeft de heer Aantjes aanleiding gezien mij in december '66 en in maart '67 schriftelijk „verant woording" van zijn gedrag ln de jaren '40 tot '42 af te leggen, daarbij vast leggend, dat lk hem-na half 1942 niet meer had gevolgd. Dat is Juist. Hij schreef ook dat hij na '45 geen enkele moeilijkheid in verband met de oor logsjaren had ondervonden." „Ik heb de heer Aantjes daarop in maart 1967 geantwoord dat zijn ge drag ln die eerste twee jaar naar mijn mening absoluut het bekleden van een leidinggevende functie in de Ne derlandse politiek in de weg stond. Deze briefwisseling heb ik ter be schikking gesteld van de betreffende minister. In de jaren '67 en '77 heb ik gemeend te moeten waarschuwen om te voorkomen dat de heer Aantjes tot minister zou moeten worden be noemd." De heer Dolk voegt aan zijn verkla ring toe dat zijn verontrusting met betrekking tot de positie van de heer Aantjes ln de Nederlandse politiek slechts voortkomt uit ernstige be zorgdheid voor de zuiverheid in die politiek en niets, maar dan ook niets te maken heeft met overwegingen van politieke of persoonlijke aard." Ook mr. I. E. Hes zei maandagavond woorden van gelijke strekking over persoonlijke of politieke motivaties die er toe leidden dr De Jong over de geruchten aan te spreken. Over het feit dat zijn naam was vermeld in het rapport van het Rijksinstituut was de heer Hes in eerste instantie ontgoo cheld en verrast. De lezing van Aantjes over zijn perio de in het strafkamp Port Natal in Assen wijkt sterk af van de getuigen verklaringen waarop dr L. de Jong zijn veronderstelling baseert dat Aantjes in dit kamp als bewaker in Duitse dienst optrad. Aantjes zei: „Ik ontken als bewaker dienst te hebben gedaan. Ik heb aanvankelijk, net als de anderen, graafwerk verricht. Door de omstandigheden heb ik vaak op getreden als tolk tussen de kamplei der, een SA-man, en de andere gevan genen. Later heb lk in de keuken gewerkt en administratief werk ge daan". 'Verkeerde indruk' Volgens Aantjes kan het zijn dat an deren die later dan hij in Port Natal zijn beland „een verkëerde indruk" van zijn positie hebben gekregen. HIJ zei ook: „Ik ontken niet, dat ik ln de spanning waarin ik in het kamp ver keerde, weieens verkeerd heb gerea geerd." Hij ontkende ooit de Hitler groet te hebben gebracht en zei, dat hij nimmer ls gewantrouwd door me degevangenen. Deze lezing lijkt ondersteund te wor den door het feit. dat Aantjes die na de bevrijding nog enige maanden in Drente verbleef in die periode geen haar is gekrenkt Schakel merkte op. dat dit veelzeggend is wanneer men zich de bijltjes-dag-geest direct na de bevrijding herinnert. Over de vermeende pro-Duitse opvat tingen van Aantjes in de oorlogsja ren. waar voor dr De Jong slechts een enkele aanwijzing heeft, verklaarde Aantjes, dat hij er „grote moeite mee heeft gehad het ware karakter van het natlonaal-socialisme en de Duitse macht te onderkennen. De vereenzel viging daarvan heb lk toen niet ge zien." Later sprak hij ook van zijn „wankelmoedigheid" ln de oorlogspe riode. Maar zijn conclusie was: „Ik ben niet fout geweest, ik heb wel fouten gemaakt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 9