Ik ben niet fout geweest, maar heb wel fouten gemaakt'
antjes' opening van zaken omstreden
'Het is geen kwestie van persoonlijke aard'
JlS
3
lerghuis: 'Het spijt me voor hem, maar het is niet waar'
[ern van verklaring afgetreden CD A-fractieleider Aantjes
Sr
Mr H. P. J. Dolk over de zaak-Aantjes:
URTET
OENSDAG 8 NOVEMBER 1978
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
landb
kans?-
een onzer verslaggevers
HAAG „Ik ben niet fout geweest, maar ik heb wel
juten gemaakt." Dit was de kern van de verklaring die de
[getreden CDA-fractieleider Willem Aantjes gisteren over
'en nwMjj, oorlogsverleden aflegde. Na afloop van het beraad In de
'évoian IDA fractie gaf Aantjes gisteren een uitvoerige persconfe-
:esteid. inde.
motie leronder volgen de belangrijkste ge-
kunner. eten van de verklaring van mr.
Is het j antjes: „Ik heb gisteravond zelf
n ons Ijfcen gelegenheid gehad om de televi-
te zien. Er is mij gezegd dat daar
i gezegd is wat als een requisitoir
ir kwam. Ik ben niet voornemens
tegenover wat blijkbaar als een
qüisitoir heeft gefunctioneerd een
Edediging te voeren. Ik heb er wel terecht had mogen komen. Ik moest
.hnoffp aan en daar heeft iedereen' hoe dan ook uit die Situatie komen. In
i
dat ik me via de SS aan de tewerk
stelling in Duitsland heb onttrokken.
Ik vermeld dat men zich moet realise
ren, hoe Je op die leeftijd in volstrekte
eenzaamheid een beslissing moet ne
men in een situatie waarin je ln toe
nemende mate voor Jezelf tot de con
clusie komt, dat je niet Jn die situatie
thoefte aan. en daar heeft iedereen
cht op in Nederland, om mijn ver
dring en uiteenzetting, ik zeg niet
ns daar tegenqver, maar wel daar-
aast te geven.
get Instituut voor Oorlogsdocumen-
itie is natuurlijk geen gering insti-
iut. En de integriteit van de heer De
mg als leider van dat instituut is
ik voor mij buiten iedere discussie,
et gaat nu om eep verklaring, een
teenzetting van mijn kant.(
aar ik zeg nog eens, ik doe dat wel
ider de druk van het besef dat het
lemaal nu met veel meer wantrou-
en, om niet te zeggen cynisme, zal
orden aangehoord en bezien.
zal niet van mijn kant een uitvoe-
overzicht geven van mijn hele
rensloop. Ik heb dat gedaan in een
mtal interviews en ik moet voor de
houd daarvan voornamelijk toch
nrijzen naar wat er daarover ver-
eld staat met name in het interview
jt Kees Tamboer met mij gehad
eft in de Haagse Post, later met
Ibeb in Vrij Nederland en in het
>ekje dat Rob Vermaas heeft ge-
ihreven. Er zijn verschillende perio-
in: de eerste oorlogsjaren, de gym-
islumtijd, daarna de periode in
uitsland en dan de periode daarna.
N\Ên°dr
W ults
167.
ontken niet en heb nimmer ont-
ind dat ik aanvankelijk nogal grote
lte gehad heb met het ware ka
ter van het Nationaal Socialisme
zeker het ware karakter van de
ultse macht waarvan ik de vereen-
Iviging toen niet zo scherp gezien
eb. Ik heb toen niet gezien dat je dat
et kon scheiden, de Duitse macht
i het Nationaal Socialisme. Daar
verklaringen voor. die u beschre-
vindt. Vanuit 1978 geredeneerd
die waarschijnlijk niet voor ie-
n gemakkelijk te volgen, maar
denk dat ze heel verklaarbaar zijn
wie zich goed in de gedachten
verdiepen van de geestelijke we
id waaruit ik afkomstig ben.
|et is heel frappant dat ik juist dit
pekend een lijst toegezonden kreeg
i mijn klasgenoten bij het eind-
nen van 1942 in verband met een
j handen zijnd jubileum van het
xgymnasium op 23 Januari 1979
n wie dat een datum vindt om vast
^onthouden, heb ik hem dan nu
r vast vermeld).
jjEen nieuw punt voor vrijwel iedereen
s de wijze waarop ik mij aan de
ijze in Duitsland heb onttrok-
Hoezeer ik besef dat het een
ichtbare weg geweest is en hoe-
r ik besef dat alleen de klank al,
i dat verklaart mede de reden
•om ik dat niet voortdurend weer
n de grote klok gehangen heb) hoe-
jeer de klank SS al een wereld van
schuw en emoties en verwondingen
eer oproept, wil ik toch zeggen dat
niet bij de SS ben geweest, maar
zo'n geval is elk middel oirbaar, wat
daartoe kan lelden. Zo heb ik dat
gezien. Ik had slechts de keus tussen
tot het einde van de oorlog daar zit
ten of de enige weg bewandelen die
een mogelijkheid bood om mij aan
die tewerkstelling te onttrekken. Ik
ben niet de enige die die weg bewan
deld heeft zoals me nog uitdrukkelijk
gisteravond is bevestigd. En ik meen
de en meen dat leder middel om dat
doel te bereiken oirbaar was. Ik wijs
er op, dat ik merk, dat ik daarin niet
betwist word. Ook in het rapport niet.1
Dat het zelfs aannemelijk wordt be
oordeeld.
Het feit dat Je je aanmeldt bij de
Germaanse SS, moet ongeacht het
doel wat je ermee voor ogen hebt,
enorm hard aankomen bij velen, al
leen al vanwege de geweldige lading
die die naam bij velen heeft.
Toen Ik na de oorlog wilde gaan stu
deren kon dat niet als ik niet als
ambtenaar eervol ontslag kreeg. Dat
kon ik natuurlijk niet zonder meer
krijgen, gezien de gegevens die bij de
PTT aanwezig waren. Ook los daar
van waren de geruchten, of eh de
geruchten, waren de feiten natuurlijk
doorgedrongen. Er heeft toen in de
Alblasserwaard, waaruit ik afkomstig
was. een politiek opsporingsonder
zoek plaatsgehad (daar treft u in de
stukken ook iets over aan) dat tot de
conclusie geleid heeft, wat later ook
bevestigd is door de procureur-gene-
Aantjes geeft zijn visie op het rapport van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.
Ik had er nog een aantal redenen
voor. Dat blijkt ook uit het rapport.
Het was niet geheim dat ik die weg
bewandeld had. Ik wil dat even nader
toelichten.Ik was formeel in dienst
van de Nederlandse PTT toen ik me
gemeld had en opgeroepen werd en
naar Duitsland overgeplaatst was.
Mijn bedoeling was. zij het ook dat ik
tegen mijn bedoeling in niet de kans
kreeg toen om er tussenuit te gaan.
Dat was mijn voornemen, één keer in
Nederland zijnde, daar de benen te
nemen. De PTT in Nederland heeft
toen het stuk treft u ook aan
bericht gekregen dat ik wel van de
lijst kon worden afgevoerd, omdat ik
me gemeld had bij de Germaanse SS.
Daar was het dus bekend. Het blijkt
ook uit de stukken dat het zo is'
aangetekend.
Een menselijk aspect dat ik toch niet
wil verzwijgen zonder het te dramati
seren, dat wil ik zeker niet, maar ik
vind dat dat vermeld mag worden,
dat toen ook mijn ouders bericht ge
kregen hebben dat ik niet meer in
Duitsland verbleef, maar dat ik had
dienst genomen bij de SS. U kunt
zich misschien enigszins indenken
hoe die mensen daar volstrekt per
plex van geweest zijn en niet geweten
hebben wat ze daarmee aan moesten,
totdat ze een aantal weken later van
mij vanuit Assen een brief kregen.
raai, dat er geen aanleiding was om
hier iets in te zien wat niet oirbaar
zou zijn, waardoor de zaak is gesepo
neerd. U hebt ook kunnen zien dat de
PTT na onderzoek tot de conclusie
gekomen is dat niets een eervol ont
slag is de weg stond.
Nou kun je vragen: waarom heb je
dat later dan toch niet stees weer
gezegd? Als die zaken na herhaald
onderzoek zo liggen, wat is dan de zin
om het steeds weer zelf op te roepen
en daarmee zelf, eigenlijk iedere keer
weer, te vragen om de zaak te onder
zoeken? Het was niet relevant meer
en het zou allerlei gevolgen voor an
deren gehad hebben.
Dan komt de periode in Assen, Port
Natal; dat weegt, als ik het rapport
goed lees, eigenlijk het zwaarst. Dat
is ook het onderdeel dat mij eigenlijk
het meest verwondert. Want daar
heeft het vol gezeten met mensen die
mij kennen. Dat moet. Dat kan niet
anders. En die hebben mij gevolgd.
Die hebben gezien hoe ik in toene
mende mate in de publiciteit kwam.
Ik heb ook in het begin van mijn
politieke loopbaan Drente en Assen
bij mijn spreekbeurten niet gemeden.
Die mensen wisten ook allemaal op
welke wijze ik daar in Assen terecht
gekomen was en het zou interessant
zijn, denk ik, om in elk geval die
mensen uit die beginperiode te horen.
Ik ben daar net als alle anderen, als
gevangene terechtgekomen. In een
poging om het niet te dramatiseren,
maar het zo objectief mogelijk te
vertellen wil, ik nog een onderdeel
niet weglaten. Eén keer in Hoogeveen
aangekomen, toen ik weigerde om de
diensten te gaan verrichten, die men
daar beoogde, moest ik mijn eigen
oogmerken/wel onthullen. Toen ben
ik drie wekèn lang onder pressie gezet
om alsnog die stap te doen. Iedereen
kan zich wel indenken, op welke wijze
dat gebeurt als Je, bij de SS vertoe
vende, geplaatst wordt voor het feit
dat je geprobeerd hebt misbruik van.
die instelling te maken. Dat je pro
beerde je te onttrekken, dus tegenge
stelde doeleinden te dienen dan waar
voor die zaak diende. Het is wel dui
delijk welke methodes dan werden
gehanteerd om Je alsnog te pressen
om je naar de doelstellingen van die
instelling te voegen. Ik heb op dat
moment tegen mezelf gezegd: ik vind
dat de weg die ik gegaan ben, niet
onoirbaar is. Ik vind het geen onoir-
baar middel. Maar ik begrijp dat het
een uiterst riskante en zeker optisch
een aanvechtbare weg is. En ik ben.
als ik niet oppas, bezig, iedere keer
een stap verder te doen. En, Wim
Aantjes waar ligt de grens die je niet
mag overschrijden? Die grens lag
dééLr, alle consequenties ten spijt. En
ik kan tot op de dag van vandaag
alleen maar verwonderd zijn dat die
consequenties anders bleken uit te
pakken dan ik wel moest veronder
stellen. Drie weken werd ik 's nachts
om half vijf van mijn bed gelicht en er
werd gezegd: „nou is het mooi genoeg
geweest." Ze hebben in mijn koffertje
gesnuffeld, er lag een bijbel in. Ze
zeiden: „Je schijnt een vrome jongen
te zijn, dan krijg Je nog een half uur of
een uur om in je bijbeltje te lezen,
want dat zal je hard nodig hebben
voor wat daama staat te gebeuren."
was nogal wat doorstroming, mensen
die voor lichte vergrijpen daar waren
en weer ontslagen werden. Mensen
die voor zware vergrijpen daar waren
en na verloop van tijd werden door
gestuurd naar kampen in Duitsland,
waarvan Je je weinig illusies hoefde te
maken hoe dat verder verlopen is. Ik
had daar zeker, dat is waar. ik had
kunnen vluchten, maar lk wist twee
dingen: als ik dan, (ik had geen enkel
adres, ik had op mezelf moeten wer
ken, dat had ik best aangedurfd) weer
gepakt zou worden, en die kans was
erg groot, was het duidelijk dat er
dan geen enkele consideratie meer
zou zijn. Dat heb ik voortdurend voor
ogen gehouden."
„Goed, ik kwam in Port Natal te
recht. Dat waren de risico's die ik
over mezelf heb afgeroepen, die wens
ik ook zelf te dragen. Ik vermeld het
alleen als feit om de situatie te schil
deren, en nergens anders om, ik heb
het zelf opgeroepen. Velen onder u
die mijn politieke loopbaan gevolgd
hebben, hebben één ding kunnen
constateren: als ik risico's nam in de
politiek, dan droeg ik ze zelf, en wen
telde ze niet op anderen af. Ik ver
keerde met dat al wel in een uiterst
kwetsbare positie in Assen. Ik heb
aanvankelijk, evenals anderen, al dat
graafwerk verricht, dat was heel
zwaar werk, wil ik u wel zeggen. Er
Misschien noemt u dat laf. ik heb
gedacht dat ik dan maar beter daar
tot het eind van de oorlog kon zitten.
Dan een tweede reden (die ls beves
tigd door anderen die de benen geno
men hadden), denk er om, dat als je
de benen neemt, dat ze repressailles
zouden uitoefenen op een aantal
mensen die ln het kamp verbleven. Ik
zal niet ontkennen, dat lk in die span
ning waarin ik dagelijks verkeerd
heb, wel eens verkeerd zal hebben
gereageerd. Maar ik constateer twee
dingen: dat er van misdragingen geen
enkele sprake is geweest, dat blijkt
ook uit het rapport. En iedereen die
daar uit die periode benaderd zal
worden, zal erkennen, dat hij het mis
schien niet altijd begrepen heeft,
maar dat ik nimmer gewantrouwd
ben, en dat ledereen die daar net als
ik gevangen was (zij het dat ik in de
loop van de tijd wat administratief
werk te doen kreeg) geen rem had om
met mij over de politieke zaken van
dat moment te spreken.
Ik ontken, niet, dat er vele elementen
in mijn oorlogsperiode zijn, waarin
van wankelmoedigheid sprake is ge
weest. Dat heb ik ook nimmer ont
kend. Ik heb moeite gehad met het
ware karakter van de Duitse bezet
ting snel en goed te doorzien. Ik heb
zeker aanleiding tot misverstaan ge
geven. Als Ik het zware woord mag
gebruiken: ik heb misschien op dit
punt aan een zekere vorm van schi
zofrenie geleden, zoals vele ahderen
in die tijd. Ik ben niet fout geweest. Ik
heb fouten gemaakt. Waar lk ze ge
maakt heb, heb lk geprobeerd me aan
de gevolgen daarvan te onttrekken.
Er kan terecht aanmerking gemaakt
worden op mijn gedragingen. Er is
geen sprake van misdragingen. Dat
blijkt ook uit de verklaringen die zijn
afgelegd. Het gaf mij grote voldoe
ning dat ook de heer De Jong spon
taan zei: „U moet goed begrijpen,
meneer Aantjes: niet wat in uw hart
leefde, ls ter discussie."
Ik verdiep mij niet in de vraag, hoe
het nu weer, nu op dit moment weer
aan de orde komt. Dat zijn vragen die
ik niet hoef te stellen, die ook niet
relevant zijn voor de feiten. Er zijn
een paar dingen die afschuwelijk bij
me aangekomen zijn. Eén is, dat ik
vanmorgen ln een krant las/ dat mijn
vrouw Duitse is en dat ik haar in de
oorlog zou hebben leren kennen. Mijn
vrouw ls Duitse van oorsprong, lk heb
haar in 1948 in Keulen leren kennen,
toen ik daar ln het kader van een
uitwisseling van de universiteit tijde
lijk colleges volgde. En alles wat er
aan twijfelachtigs en dubieus ln mijn
houding tijdens de oorlog zou zijn
aan te wijzen, zal iedereen vergeefs
zoeken bij mijn vrouw en haar
familie.
Een van de fractieleden heeft van
morgen gezegd (ik zal maar niemand
bij name noemen, dat lijkt me beter)
dat de uiteenzetting zoals ik hem
geef, een ander beeld, een wezenlijk
ander beeld oproept dan zoals dat uit
het rapport naar voren komt.
Ik vind dat de juiste uitdrukking,
want Het is een beeld dat grotendeels
wel op dezelfde feiten berust, en ik
begrijp dat blijvend de vraag hoe de
feiten geduid moeten worden, aan de
orde zal blijven. Daarom kan ik de
vraag niet ontlopen of ik politiek nog
verder kan functioneren. Ik moet die
vraag beantwoorden en ik dank het
fractiebestuur en de fractie, dat ze,
hoe moeilijk dat ook was, de beant
woording van die vraag aan mezelf
gelaten hebben, ook wanneer ik tot
een ander antwoord zou komen dan
mij dringend was aanbevolen.
Ik moet die vraag benaderen vanuit
een moeilijk dilemma. Als ik zou zeg
gen: „ik geeft op dit moment m'n
politieke functies op," dan kan ik
haast niet vermijden dat daaruit de
erkenning zal worden afgeleid, dat
het rapport zoals het er ligt, juist is;
de Indruk dat ik ten onrechte op de
stoel zat, waar de fractie mij met
zoveel vertrouwen had gezet. Ik moet
anderzijds zeggen, dat aanblijven
zeer gemakkelijk en zeker de indruk
zal wekken dat ik vertwijfeld probeer
mijn positie te redden. Ik wil bulten
beschouwing laten, of ik er zelf psy
chisch tegen bestand zou zijn. U weet
allen dat ik in 1964 een ernstige, psy
chische inzinking heb gehad.
Maar voor mij is maar één vraag
politiek relevant, en dat is wat het
minst schadelijk is lk kan het niet
positiever formuleren voor het aan
zien van de politiek en van het CDA
in het bijzonder. En dan probeer ik
alle emoties en commoties van het
moment, die natuurlijk aanwezig
zijn, ten spijt, toch een aantal dingen
in alle nuchterheid te constateren.
Dat is, ln de eerste plaats wat ik
straks al gezegd heb, dat dezelfde
feiten toch een verschillend beeld
kunnen oproepen. En dat zal blijven.
Dat een fractievoorzitter, en zeker
een fractievoorzitter van het CDA, in
dit opzicht niet alleen onbespreek
baar. maar terecht of ten onrechte
ook volstrekt onbesproken moet zijn.
En mijn oordeel is, ongeacht de vraag
of ik er zelf tegen bestand zou zijn,
dat ik het CDA niet mag aandoen
onder deze last verder te gaan.
Op ieder moment, waarop je politieke
beslissingen moet nemen, die ande
ren niet welgevallig zijn, zouden de
gebeurtenissen van deze dagen wor
den aangegrepen om twijfel te zaaien
aan mijn bedoelingen. Ik heb straks
gezegd dat een aantal dingen me ge
weldig getroffen heeft. Ik heb er één
genoemd. Een ander treft me heel
diep, namelijk: dat ik open zou staan
voor chantage. Ik kan natuurlijk heel
cynisch zeggen: nou, die kans is dan
nou wel voorbij, maar toch zal dat wel
zo functionaren. denk ik. Het aller
ergste vind ik, (lk had dat niet willen
zeggen, maar ik kan het niet laten)
dat door deze hele gang van zaken
een diepgewortelde en uit een diepe,
religieuze overtuiging voortkomende,
oprechte genegenheid voor wat ik
dan toch maar in mijn termen het
Oude Bondsvolk noem. in diskrediet
is gebracht.
Ik ga niet schuw door het leven, ik
kruip niet weg, daarvoor zit ik hier en
het is niet de laatste keer dat ik hier
ben, lk zal het Binnenhof niet schu
wen. Maar ik moet ook voor mezelf de
handen vrij hebben en niet belem
merd worden door de druk van een
mogelijke terugkeer.
Een tijdelijke opschorting acht ik
geen oplossing. Zo kan een waarne
mend fractievoorzitter niet functio
neren; die moet in de volle verant
woordelijkheid kunnen functioneren.
En ik denk dat ik ook zelf te lang tijd
en afstand nodig heb om genoeg te
hebben aan een korte periode van
opschorting. Opspraak, hoe dan ook.
is slecht voor het aanzien van de
politiek en voor het CDA. Ik zeg nog
een keer, dat het fractiebestuur mij
gisteravond unaniem zeer dringend
heeft gevraagd om vanuit de volle
verantwoordelijkheid van mijn poli
tieke positie op deze zaak te reageren.
Ik heb voor mezelf de conclusie ge
trokken, dat ik voor het aanzien van
de politiek vind, dat lk niet meer als
fractievoorzitter van het CDA kan
functioneren, en lk wil geen scheiding
maken tussen het fractievoorzitter-
schap en het kamerlidmaatschap. Ik
trek daaruit de conclusie dat lk op dit
moment het aanzien van de Neder
landse politiek en het CDA de beste
dienst bewijs door al mijn politieke
functies neer te leggen.
Ik begrijp best dat er een levenswerk,
op een wijze die niet onaangenamer
zou kunnen zijn om het maar zacht te
zeggen, instort en dat ik in een va
cuüm terechtkom waarin ik nog wel
het een en ander te doen heb. want ik
ben niet voornemens om onweerspro
ken te laten wat er op tafel ligt. Maar
ook daarvoor moet de fractie vrij
staan van mij en moet ik vrij staan
van de druk van deze functie, maar
niettemin moet ik zeggen en ik
hoop dat me dat bijblijft en ik denk
het ook dat lk toch met een gevoel
van dankbaarheid vertrek; dat ik
zelfs, al zou Je het maar beschouwen
uit een oogpunt van een zekere reha
bilitatie, toch iets heb mogen doen,
waarvan ik de overtuiging heb, dat
het bijgedragen heeft tot de Inhoud
van een christelijke politiek, hoezeer
ik ook besef dat dat nu gemakkelijk
in een ander daglicht gesteld zal kun
nen worden."
a.
or Hans Goslinga
EN HAAG Het meest op-
Ulende in de verklaring die
afgetreden CDA-fractie-
JOraitter Aantjes gisteren
sft afgelegd, is zijn herhaai-
beroep op het feit dat hij
de oorlog twee keer
Khoonschip heeft gemaakt"
et zijn oorlogsverleden,
oewel uit de ter beschikking
aande stukken en verklarin-
ffl blijkt, dat hij nimmer
leiding heeft gemaakt van
feitelijke lidmaatschap
fan de Waffen SS, had hij
oor zichzelf het idee dat de
aak was afgedaan.
antjes illustreerde dat op de pers-
'nferentie met twee voorbeelden.
IJ zei, dat hij sinds zijn lidmaat-
chap van de Tweede Kamer gere-
Hd brieven had ontvangen van men-
'n die dreigden een boekje over zijn
M ln de oorlog open te doen. „Mijn
factie daarop was steeds: doe dat
*aar, of: stuur die brieven naar de
Woegde instanties."
ft tweede voorbeeld betrof zijn kan-
Idaat-ministerschap in 1967. De le-
!ng die Aantjes hierover gaf, wijkt af
an de lezing van de toenmalige
RP-voorzltter Berghuis. Volgens
«antjes had Berghuis, nadat deze ge-
Mifronteerd was met het oorlogsver-
Men van zijn partijgenoot, gezegd:
moet er rekening mee houden,
H als je minister wordt al die verha-
over je oorlogsverleden loskomen
over Je heengaan. Ben je daar
h tegen bestand?"
schap geweigerd „niet vanwege de
politieke risico's, maar omdat ik mij
realiseerde dat de psychische druk zo
groot zou zijn dat ik me daar niet aan
mocht blootstellen". Aantjes herin
nerde eraan, dat hij in 1964 een psy
chische inzinking had gehad en na
een behandeling door een psychiater
(een slaapkuur) de mededeling had
gekregen, dat het wel vijf Jaar zou
duren voor hij er weer echt bovenop
zou zijn. Die termijn was in 1967 nog
niet verstreken en daarom, zo ver
klaarde hij, had hij, na raadpleging
van zijn hulsarts en psychiater, afge
zien van het ministerschap.
Berghuis, gisteravond geconfron
teerd met deze lezing: „Het spijt me
voor Aantjes, maar het is niet waar.
Direct nadat ik van mensen uit Dren
te had gehoord over zijn oorlogsverle
den heb ik Aantjes opgebeld en ge
vraagd of dat waar was. Hij bevestig
de dat. Dat telefoongesprek duurde
maar kort. Daama heb ik Biesheuvel
(toen kabinetsformateur - red.) ge
beld en gezegd: het ministerschap
van Aantjes kan niet doorgaan. Zo en
zo. Biesheuvel was het met me eens.
Een of twee weken later toen ik Aan
tjes voor het eerst ontmoette heb ik
gezegd: en nu moet je eens precies op
schrift stellen wat Je hebt uitge
spookt in de oorlog. Dat heeft hij
gedaan."
Volgens Berghuis heeft bij de beslis
sing dat Aantjes geen minister kon
worden zelf genomen en deze niet aan
Aantjes overgelaten. Hij zei evenmin
met hem te hebben overlegd alvorpns
de beslissing te nemen. „Het kan zijn
dat Aantjes zich vergist, dat hij het
zich niet precies meer herinnert. Het
is ook al elf jaar geleden," aldus Berg
huis.
Begrip SS
Aantjes heeft in zijn verklaring geen
duidelijkheid verschaft over de vraag
of hij bij de twee gelegenheden waar
bij hij naar zijn zeggen „schoon schip
maakte" melding heeft gemaakt van
zijn indiensttreding bij de SS. Oud
verzetsman en anti-revolutionair Ka
merlid Schakel, die gistermiddag tij
dens de persconferentie naast hem
zat, zei: „Zowel bij de illegaliteit in de
Alblasserwaard en de politieke op
sporingsdienst (POD) als bij de men
sen in de ARP die verantwoordelijk
waren voor de politieke carrière van
Aantjes, was zijn oorlogsverleden be
kend tot aan zijn lidmaatschap van
de SS. Wij hadden steeds gehoord dat
het om een wachtbataljon ging. De
wetenschap van het SS-lidmaat-
schap heb ik pas sinds maandag
avond."
Volgens Schakel was het begrip SS
„zo met brisant geladen" dat wel van
een verschil met een wachtbataljon
kon worden gesproken. „Het verschil
tussen een wachtbataljon en het ge
bruik maken van het vervoermiddel
SS om naar Nederland te ontkomen,
is echter weinig zakelijk, en niet
groot," aldus het Kamerlid, die eraan
toevoegde: „Dat maakt de zaak extra
bitter." Aantjes gaf bij de eerste gele
genheid, in 1947, tegenover de politie
ke opsporingsdienst op, dat hij zich
voor een wachtbataljon had aange
meld. Hij repte niet over zijn ss-lid-
maatschap. Ook ln het schriftelijke
stuk dat hij twintig Jaar later op
verzoek van Berghuis opstelde, ver
zweeg hij.
'sychiater
Van onze parlementsredactie
DEN HAAG „Het gedrag
van de heer Aantjes gaf blijk
van Duitse sympathieën toen
hij bij het begin van de oorlog
op het Mamix gymnasium in
Rotterdam zat. Zijn gedrag
tot op het moment waarop hij
eindexamen had gedaan in de
zomer van 1942 is mij onver
anderd bijgebleven als van ie
mand die aan de verkeerde
kant stond en daarin vol
hardde."
Dat is een deel van de verklaring van
mr H. P. J. Dolk, een van de drie
advocaten, die volgens het rapport
van het Rijksinstituut voor oorlogs-
Neens Aantjes had hij het minister
documentatle de zaak rondom Aan
tjes hebben opgerakeld.
Eergisteravond zeiden de beide
broers Dolk, belden advocaat in Am
sterdam. nog niet in staat te zijn een
commentaar op de ontwikkelingen te
willen geven. Gisteren kwam mr H. P.
J. Dolk met deze reactie:
„Ik ken de heer Aantjes als medeleer
ling van het Mamix gymnasium in
Rotterdam, dat destijds bij het
begin van de oorlog ongeveer 400
leerlingen telde. Na het uitbreken van
de oorlog op 10 mei 1940, toen het
centrum van Rotterdam werd plat
gebombardeerd, gaven enkele leerlin
gen van pro-Duitse sympathieën
blijk. Hiertoe behoorde ook de heer
Aantjes. De houding van de leiding
van het gymnasium is uiterst princi
pieel geweest, van de leraren en nage
noeg alle leerlingen, met andere
woorden: praktisch de gehele school
gemeenschap. waardoor de heer Aan
tjes dagelijks werd geconfronteerd
met een unanieme en uitdrukkelijke
vaderlandslievende houding."
„Toen ik vele jaren later bemerkte
dat de heer Aantjes niet slechts een
rol in de Nederlandse politiek wenste
te spelen, maar daarin zelfs streefde
naar een leidende functie heb ik mij
in 1966 gewend tot mr Berghuis, de
toenmalige voorzitter van de ARP. Ik
heb hem de mij bekende instelling
van de heer Aantjes in de jaren '40 tot
'42 te kennen gegeven en gesteld dat
dit gedrag naar mijn oordeel de ver
vulling van een enigermate leidende
rol in de Nederlandse politiek in de
weg stond."
„In deze stap heeft de heer Aantjes
aanleiding gezien mij in december '66
en in maart '67 schriftelijk „verant
woording" van zijn gedrag ln de jaren
'40 tot '42 af te leggen, daarbij vast
leggend, dat lk hem-na half 1942 niet
meer had gevolgd. Dat is Juist. Hij
schreef ook dat hij na '45 geen enkele
moeilijkheid in verband met de oor
logsjaren had ondervonden."
„Ik heb de heer Aantjes daarop in
maart 1967 geantwoord dat zijn ge
drag ln die eerste twee jaar naar mijn
mening absoluut het bekleden van
een leidinggevende functie in de Ne
derlandse politiek in de weg stond.
Deze briefwisseling heb ik ter be
schikking gesteld van de betreffende
minister. In de jaren '67 en '77 heb ik
gemeend te moeten waarschuwen om
te voorkomen dat de heer Aantjes tot
minister zou moeten worden be
noemd."
De heer Dolk voegt aan zijn verkla
ring toe dat zijn verontrusting met
betrekking tot de positie van de heer
Aantjes ln de Nederlandse politiek
slechts voortkomt uit ernstige be
zorgdheid voor de zuiverheid in die
politiek en niets, maar dan ook niets
te maken heeft met overwegingen
van politieke of persoonlijke aard."
Ook mr. I. E. Hes zei maandagavond
woorden van gelijke strekking over
persoonlijke of politieke motivaties
die er toe leidden dr De Jong over de
geruchten aan te spreken. Over het
feit dat zijn naam was vermeld in het
rapport van het Rijksinstituut was de
heer Hes in eerste instantie ontgoo
cheld en verrast.
De lezing van Aantjes over zijn perio
de in het strafkamp Port Natal in
Assen wijkt sterk af van de getuigen
verklaringen waarop dr L. de Jong
zijn veronderstelling baseert dat
Aantjes in dit kamp als bewaker in
Duitse dienst optrad. Aantjes zei: „Ik
ontken als bewaker dienst te hebben
gedaan. Ik heb aanvankelijk, net als
de anderen, graafwerk verricht. Door
de omstandigheden heb ik vaak op
getreden als tolk tussen de kamplei
der, een SA-man, en de andere gevan
genen. Later heb lk in de keuken
gewerkt en administratief werk ge
daan".
'Verkeerde indruk'
Volgens Aantjes kan het zijn dat an
deren die later dan hij in Port Natal
zijn beland „een verkëerde indruk"
van zijn positie hebben gekregen. HIJ
zei ook: „Ik ontken niet, dat ik ln de
spanning waarin ik in het kamp ver
keerde, weieens verkeerd heb gerea
geerd." Hij ontkende ooit de Hitler
groet te hebben gebracht en zei, dat
hij nimmer ls gewantrouwd door me
degevangenen.
Deze lezing lijkt ondersteund te wor
den door het feit. dat Aantjes die na
de bevrijding nog enige maanden in
Drente verbleef in die periode geen
haar is gekrenkt Schakel merkte op.
dat dit veelzeggend is wanneer men
zich de bijltjes-dag-geest direct na de
bevrijding herinnert.
Over de vermeende pro-Duitse opvat
tingen van Aantjes in de oorlogsja
ren. waar voor dr De Jong slechts een
enkele aanwijzing heeft, verklaarde
Aantjes, dat hij er „grote moeite mee
heeft gehad het ware karakter van
het natlonaal-socialisme en de Duitse
macht te onderkennen. De vereenzel
viging daarvan heb lk toen niet ge
zien." Later sprak hij ook van zijn
„wankelmoedigheid" ln de oorlogspe
riode. Maar zijn conclusie was: „Ik
ben niet fout geweest, ik heb wel
fouten gemaakt