In het voetspoor van
Herman de Man
'Literaire Reis' maakt opgang tussen Lek en IJssel
fSl
If
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1978
TROUW/KWARTET 13
In de contreien (een
voord dat ze daar nog
gebruiken) tussen Lek en
IJssel, tussen Schoonho
ven, Oudewater en IJs-
selstein, groeten de boe
ren nog een onbekende.
Zwijgend gaat dat, met
opgestoken hand. Er
staan daar niet zomaar
boerderijen; er rijzen hof
steden op tussen het ge
boomte, schuilend achter
de dijk.
Het land van Herman de Man,
de begaafde verteller over le
vens van mensen in het hart
van Holland, oogt op een herf
stige dag niet zoveel anders dan
in diens „Barre winter van ne
gentig", „Het wassende water"
of „De kleine wereld."
Toch is er veel veranderd in
rivierenland. Op het water geen
trage sleep rijnaken maar snel
le motorschepen, in de weilan
den melkmachines in plaats
van daggelders, 's heren mod
derige wegen zijn nu gladde as-
taltbanen *en de auto verdreef
koets, brik en tilbury.
Waar voor 1914 de uitspanning
van „Het Wapen van Ben
schop" onderdak bood aan de
koets van Johan Pavoordt (uit
de roman „De koets") is een
parkeerplaats gekomen. En de
jeugd leeft aanmerkelijk losser
dan de „losse" Gertjan, de ver
loren zoon uit Benschop, die, zo
schrijft De Man, „toen hij twin
tig was denk dat eens al
had gevreeën."
„Nog kwam daarbij, het was
gans en al buiten de stand,
want met een rosblonde stoep-
meid uit Eiteren, die in Pols
broek diende. Zoiets was nooit
eerder vertoond op Landlust,
hun vaderhuis. En omdat hij
dat jagen achter vrouwvolk van
lage stand niet geree laten kon,
heeft vader er met geweld een
einde aan gesteld: Gertjan
mocht gaan, gaan waarheen hij
wou. Weg uit de kerkse buurt
naar Bergambacht, alwaar
lochte dominees de gemeente
bedierven."
Met enkele gebeitelde zinnen,
in een licht-ironische toopzet-
ting, tekent De Man hier een
voor het calvinistische Holland
van zijn dagen niet onbekend
conflict: de botsing tussen ero
tiek en sex èn vaderlijk gezag,
standsbesef en godsdienst.
Voor De Man, opgegroeid in de
Lopikerwaard, was als jongen
weinig verborgen gebleven van
wat er broeide in de dorpen en
op de hofsteden. Met vader-
m ars kramer op stap zoog hij
tevens het kleurrijke en anec-
dotische in de verhalen van de
streekbewoners in zich op.
Hij was op 11 juli 1898 in Woer
den geboren als zoon van de
joodse koopman Herman Salo
mon Hamburger. Na als lastig
en rebels journalist nogal vaak
van baas te zijn gewisseld, ont
plooide hij zich tot een schrij
ver van streekromans op
niveau.
In de jaren twintig en dertig
schreef hij tweeëntwintig ro
mans en novellen, waaronder
door
Huib Goudriaan
tekeningen
Tom Janssen
„Het wassende water" waar
voor hij de Van der Hoogtprijs
kreeg. Herman de Man kwam in
1946 om het leven bij een vlieg
tuigongeluk.
Daarna leken ook zijn boeken
wat in de vergetelheid te raken,
totdat in de jaren zeventig in
toenemende mate herdrukken
verschenen. De Vereniging Her
man de Man is de motor van die
hernieuwde belangstelling,
maar niet minder de nostalgie,
de weemoed van de verstede
lijkte Nederlander over „het
goede leven op het land" van
vóór de industrialisatie.
Weliswaar was ook vroeger het
bestaan geen idylle en had De
Man in zijn boeken een open
oog voor de tragiek van het
leven. Maar wie even de verhar
ding en vervreemding van de
technocratische maatschappij
wil ontvluchten, vindt zoals
onze literaire medewerker Koos
van Doorne eens schreef „een
soort van genezende retraite"
in De Mans werk
Theo Pollemans, de in Oudewa
ter wonende voorzitter van de
vereniging verhuisde in 1966 uit
de Noordbrabantse Peel naar
Oudewater: „Ik realiseerde me
toen van het land van An toon
Coolen in het land van Herman
de Man te zijn gekomen."
Hij raakte snel onder de beko
ring van de boeken van De Man
en van de daarin geportretteer
de streekbewoners. In 1970
kwam Pollemans op het idee in
Oudewater, de stad waar de
schrijver begraven wilde wor
den, een tentoonstelling aan
Herman de Man te wijden.
In 1972, vijfentwintig jaar na de
dood van de schrijver, was die
tentoonstelling een feit, evenals
de vereniging. Pollemans orga
niseerde en organiseert voor de
leden tochten langs punten, die
herinneren aan leven en werk
van De Man.
Een folder met de route van de
trip, gepresenteerd als „Literai
re Reis", wordt nu verstrekt
door de VW van Oudewater en
vindt steeds meer aftrek bij toe
risten.
In ons geval is Theo Pollemans
bereid zelf als gids op te treden.
„Ik ben niet zo van alle details
op de hoogte als Ett," zegt hij
Oudewater, hart van de streek
onderweg, „en ik geloof ook
niet dat personen en situaties
zo zijn beschreven, dat recon
structie geheel mogelijk is."
Pollemans doelt op de studie
van de letterkundige Henri A.
Ett, die heeft nagegaan of Her
man de Man levende personen
heeft uitgebeeld, zo ja wie, en
welke bestaande huizen, boer
derijen en cafés in de boeken
voorkomen. Deze studie van
Ett is in juli door de vereniging
gepubliceerd.
Herman de Man gebruikte de
zogenoemde „verschuivings
methode": hij smolt wel drie,
vier of vijf levende personen of
gebeurtenissen samen tot een
verhaal. Toch zijn tal van plaat
selijke situaties een boerde
rij. wetering, eendenkooi.
maar ook historische gebeurte
nissen. herkenbaar gebleven.
Als we vanuit Oudewater in de
richting van Papekop rijden,
vertelt Theo Pollemans: „Hier
zien we bijvoorbeeld de.Kerk-
wetering, waarin de hoofdper
sonen uit „De koets" ver
dronken."
Deze hoofdpersonen waren vier
Goudse middenstanders, die al
hengelende teveel hadden ge
dronken, maar ook Ett heeft
moeten toegeven dat hij niet
weet wie model voor hen heb
ben gestaan.
Wel is de koetsier Johannes Pa
voordt een goed gelijkend por
tret van de toenmalige eigenaar
van de herberg in Benschop.
En volgens de huidige kastelein
Piet van Vliet (52) van „Het
Wapen van Benschop" is vol
gens de overlevering het onge
luk „echt zo gebeurd".
Onze gids, die bijna dertien jaar
in Oudewater woont, kan niet
door de streek rijden, of de figu
ren uit de romans van De Man
staan hem bijna lijfelijk voor
ogen.
Zoals Heilig Pietje de Booy,
Geitemie uit „Geiten", de twee
zwervers Jochem en Chef uit
„De kleine wereld", de schaat
sende mooie dame uit „De bar
re winter van negentig" en Giel-
jan Beijen, de hoofdpersoon in
„Het wassende water".
Op weg van Hekendorp naar
Haastrecht, langs de IJssel rij
dend, zegt hij: „Dit is de dijk uit
..Het wassende water" en daar
is de boerderij „Scherreveldt
die Gieljan Beijen ook heeft
bewoond."
„En op dit punt moet ik altijd
denken aan die schaatsenrijd-
ster, die onder het ijs voorbij
dreef." vertelt Pollemans als we
op de Lekdijk bij Schoonhoven
uitkijken over de rivier.
In de „Barre winter van negen
tig" beschrijft Herman de Man
hoe de eindeloos schijnende
winter alle normale activiteiten
had lamgeslagen en het anders
zo stijve en op regelmaat gestel
de landvolk tot ongehoorde ex
cessen en ijsfeesten kwam. ,,'t
Is toen een waar opbieden ge
worden welk ijsfeest meer ver
tier zou schenken
„En het volk vierde feest met
eigen meiden en éigen vrouwen,
maar ook met vreemd vrouw
volk uit de omtrek en de steden.
En vaak is het geschied, dat ze
elkaar op de koppen sloegen uit
louter baldadigheid of om het
een of andere vrommes."
Een vrouw, die door elke feest
vierder op afstand werd bewon
derd was „de dame", een
schaatsenrijdster zo adembene
mend mooi, dat niemand haar
durfde benaderen. Ze kwam al
tijd alleen in Vreeswijk op het
ijs, totdat ze ook maar op een
onverwachte manier aan de
jaloers geworden Schoonhove-
naren, die zo naar haar hadden
uitgekeken, verscheen.
Het navrante ogenblik, waarop
de dame, na te zijn verdronken,
duidelijk zichtbaar onder het
ijs voorbij drijft, geeft De Man
als volgt weer. „Want op zeker
onzalig ogenblik trok er een
verstijving door het volk, dat
uitgelaten was en schreeuwerig
van feest en van begeerte naar
nieuwe vreugden 't meest. Het
wier over het ijsveld aldaar
vreemd stil; eerst in de verte,
toen dichterbij. De stilte rolde
vooruit, trok geleidelijk over
heel dat saamgeklonterde volk.
Welke ongekende zaak die de
kelen deed verstommen, was
daar in hun midden geval
len? Onder het zware, me-
terdikke ijs, daar gleed in haar
wufte zondekleer, de dame. Ze
kwam zonder gerucht voorbij;
haar schaatsen priemden tegen
de onderkant van het ijs. Zó op
de trage drift van de gestolde
rivier, is ze van het feest te
Vreeswijk komende, voor
Schoonhoven aan dat andere
feestvolk verschenen."
Eveneens langs de Lek, op de
dijk van Schoonhoven naar
Jaarsveld, speelt zich, in „De
kleine wereld", de dagtocht af
van de zwervers Chef en Jo
chem. Als de twee na veel avon
turen in IJsselstein aankomen,
wandelen ze door de Paarde-
laan.
„Ze hebben veel gezien, Chef en
Jochem. veel kunstig vemuft
van mens en natuur. Maar ner
gens in het land bestaat zó een
mopie laan met linden." Deze
Paardelaan is er nog steeds,
met dezelfde fraaie de laan
overhuivende linden; en nu ver
boden voor auto's. Ook heeft
IJsselstein gezorgd voor een
beeldje van de twee zwervers en
aartsbedelaars.
Op de grens van Benschop en
Polsbroek, langs de twintig ki
lometer lange Polsbroekerwete
ring, stuiten we eindelijk we
hebben dorst gekregen op
„Het Wapen van Benschop".
Dit uit 1743 daterende loge
ment profiteert nog steeds, net
als in „De koets", in hoge mate
van de hengelsport.
Ook nu genieten er hengelaars
van de goede keuken, die door
eigenaar Piet van Vliet als een
belangrijke klantenbinder
wordt gezien.
Hij adverteert met zijn „Zeer
Goede Koffie en Eigengemaak
te Soepen" en pronkt met foto's
van vissers, die snoeken van 27
en 32 pond verschalkten. Her
man de Man geeft de volgende
karakteristiek van „Het Wapen
van Benschop" van omstreeks
de eeuwwisseling: „Johan Pa
voordt denkt met hengelaars-
hersens en zijn herberg vaart
cfaar wel bij."
Opvolger Van Vliet lijkt niet
zoveel anders te denken, al
heeft hij „De Koets" nooit
gelezen.
„Ik heb dat boek zesentwintig
weken in huis gehad, zesen
twintig dubbeltjes betaald,
maar het nooit gelezen. Mijn
vader, die deze zaak in 1933
kocht, heeft Herman de Man
goed gekend. Hij liep als jonge
koopman langs de weg. kreeg te
vreten wat de boeren over had
den. En hij had zo'n oud. zijden
petje op. dat glom als een snot
tebel. maar z'n kop was helder!
Herman de Man stak overal wat
op. hield zich stom en gek. maar
dat mannetje heeft dat met
voorbedachten rade gedaan.
Die eer komt hem toe."
Terug in Oudewater. Een blik
op het Herman de Man-monu
ment, dat met een boerengezin
zittend op een bank de mens in
de streek symboliseert. Theo
Pollemans: „Wat jammer dat
hij wordt ondergewaardeerd.
Ze hebben hem niet gelezen,
anders zouden ze hem wel beter
beoordelen.
Iemand 'die met een paar zin
nen. in een echt klassieke stijl,
indringend een situatie schetst,
is een groot schrijver. Je moet
maar eens nalezen hoe hij in
„De barre winter van negentig"
op papier zet hoe bij het onder
wijzersvrouwtje Aafje het besef
doordringt dat haar man zijn
verstand heeft verloren."
Deze passage is als volgt: „Aaf
je nam zijn bril en bijbel lijd
zaam aan. Het was maar beter,
dat ze alles deed, wat hij in deze
laatste uren van hun samenzijn
van haar zou vragen. Want zij
had er schemering van, dat zij
haar Abraham nooit meer bij
kennis terug zou zien."
Herman de Man kon zo goed de
emoties van de mensen in de
streek weergeven, omdat hij
hun levensgevoel peilde. Wat
hem bij het schrijven bezielde,
heeft hij zelf het beste onder
woorden gebracht: een
zoeker naar het hart van men
sen, die in het hart van Holland
leven".
boerderij schuilend achter de dijk