Mussert of Moskou
A
Innovaties
en hun
W
nut
De tegenpartij in 1985
DA kan initiatief
ver abortus wel
egelijk blokkeren
'Wat het
zwaarst is, moef
het zwaarst wegen'
IG 1 5 SEPTEMBER 1978
TROUW/KWARTET P13 RH17 S15
■an pure handigheid van de
Isatorenzijn geweest, maar
jedelijk was het toeval. In
geval bleef vorige week
lerdag na de toespraken op de
jercadering van de
frlandse Dagbladpers het
tje hangen van enige
idenheid. Met de persvrijheid
i gezegende uithoekje van de
yd is het nog niet zo kwaad
lid. zo mocht je concluderen,
ïhien was er zelfs aanleiding
Vnige slagen op de
•noegzame borst.
oniergelijke stemming is de
»te rlandse Dagbladpers de
lot ran krantedirecteuren
ysl tard niet onwelgevallig.
Nn zou je aan een opzettelijke
:unnen denken. De voorzitter
t' NDP.de heer Christern, had
e^dempje van solidariteit in de
mciftsies gelegd met een keurig,
aaijoor journalisten aantrekkelijk
letial over de noodzaak van een
tst >rmige pers als voorwaarde
jo nze democratie. En hij was
inder optimisme over de
t van de dagbladen.
|.G
de a kwam Lord McGregor. Het
weigsof de Brit was ingehuurd om
Z.5( n merken hoeveel beroerder
•4k kan, hoezeer de persvrijheid
1 ere eerbiedwaardige
orte ratieën wordt bedreigd,
ol ja
ital
McGregor is voorzitter van de
Royal Commission on the Press en
als zodanig verantwoordelijk voor
dikke rapporten. Niettemin
presenteerde hij zichzelf als leek.
Niet geheel ten onrechte. Met name
van de situatie in het land waar hij
sprak, had hij weinig kaas gegeten.
Overal heeft de regering een greep
op de televisie, dacht McGrogor.
Enkele Nederlandse wenkbrauwen
gingen omhoog. Op het
Nederlandse omroepstelsel valt
veel aan te merken maar juist niet,
dat de regering enige zeggenschap
over de inhoud van de programma's
zou hebben. Ondanks het feit. dat
politici zich met omroepzaken bezig
moeten houden (omdat de beperkte
zendmogelijkheden eerlijk moeten
worden verdeeld) is in Nederland
een systeem gegroeid, dat de
overheid op voorbeeldige wijze
buiten de deur houdt al blijft het
altijd oppassen geblazen.
Wanneer er in Nederland zorgen
zijn over de omroepen dan is het dat
de onafhankelijke
omroeporganisaties hun
onafhankelijkheid verspelen door
A. M. van der Togt
O't jongste nummer van
flueel stelt Tweede-Kamer-
Hoorzitter Aantjes dat er ten
van de nieuwe wetgeving
de abortus provocatus vol
et regeerakkoord slechts
bogelijkheden zijn, n.l. een
gsontwerp en een initiatie-
rp. Dat eerste moet er krach-
it regeerakkoord vóór 1 janu-
9 komen, zo niet dan is de
Ij voor het tweede.
(rer klopt het nog, maar wat
i heer Aantjes dan? Ik citeer:-
lijk is, dat het CDA op het
Invloed kan uitoefenen, ter-
I het tweede geval PvdA en
fheel vrij zijn om een wet in
est tot stand te brengen. Nu
jocedure is vastgelegd in het
dekoord, zal aan een aange-
Snitiatiefontwerp het contra-
Ie voor wetgeving noodzake-
ndtekening van de minister,
niet meer kunnen worden
pen."
•r een politicus zegt, dat iets
k is of natuurlijk is het
I oppassen geblazen. Meest-
dan helemaal niet zo duide-
hatuurlijk. Zo ook hier: de
Intjes wil de lezers van het
i.e. de CDA-leden iets laten
Jen voor zoete koek, wat he-
jniet duidelijk, ja zelfs on-
Hij poogt hier z'n eigen
oten, die terecht veront-
te sussen om zelf de han-
te hebben voor zijn eigen
van het abortusvraag-
Ll. het geval? In het regeer-
I staat, dat het besluit over
Irasigneren van een door
iamers aanvaard initiatief-
|genomen zal worden in het
het advies van de Raad
e en de gebleken opvattin-
dit vraagstuk bij de partij-
jeestverwanten in het kabi-
|ng hebben alsmede in het
een herziening van de
regeling noodzakelijk is.
boek „Formatie belicht",
t CDA verantwoording af-
-r de kabinetsformatie,
n Kofer dit door Veringa bereik-
YTRlBromls (toderi-ijd tussen
1 ^DA en D'66 en later overge-
het regeerakkoord CDA-
:egd: „Ook hier bestaat een
verschil met het voor-
Uyl. waar in feite geconclu-
rd dat een door de Kamers
initiatief-ontwerp, onge-
i inhoud, gecontrasigneerd
orden." De conclusie moet
n: bij dit compromis hoeft
volgens het CDA niet
vond, dat het compromis
e. dat een contraseign ge-
ton worden, wanneer met
tingen van het CDA onvol-
ekening werd gehouden. Er
een kabinetscrisis uitbre-
'dA-onderhandelaar Van
het daar niet mee eens en
ïformateur Veringa om
erpretatie in het eindver-
de koningin weer te geven.
Veringa kon een kaBinets-
uitbreken, nadat het be-
r contrasignering binnen
et was genomen en niet de
rming tegenhouden: wan-
neerderheid in het kabinet
trasignering was, zou er
gecontraseigneerd moeten worden,
ook al zou er een crisis uitbreken.
Maar hierbij bestaat er een wezen
lijk verschil tussen een toen in voor
bereiding zijnd PvdA-CDA-D'66-ka-
binet, waarin de CDA-ministers in
de minderheid zouden zijn en het
later tot stand gekomen CDA-WD-
kabinet, waarin dezen in de meer
derheid zijn. In dit laatste geval
kunnen ze met die meerderheid,
wanneer met de CDA-opvattingen
onvoldoende rekening wordt gehou
den, wel degelijk besluiten tot niet
contrasignering. Dit kan èn vol
gens de tekst van het regeerak
koord èn volgens de uitleg van Van
Agt indertijd èn volgens de uitleg
van Veringa.
Hoe kan Aantjes dan zeggen, dat
dit niet kan? Omdat Aantjes alles
wil zetten op de mogelijkheid van
een regeringsontwerp van de minis
ters De Ruiter en Ginjaar, dat een
compromis zou zijn, dat door CDA
en VVD in ieder geval aanvaard zou
moeten worden. Het is echter hele
maal niet zeker, dat binnen het
CDA iedereen vóór dit compromis
zal zijn, zeker wanneer dit. zoals het
er nu naar uitziet, lijnrecht tegen de
uitgangspunten en het verkiezings
program van het CDA zou ingaan.
Om dit toch te laten aanvaarden,
wil Aantjes zoveel mogelijk protes
ten sussen en druk uitoefenen door
te stellen, dat men ófwel dit rege
ringsontwerp moet aanvaarden, óf
wel moet aanvaarden, dat een initi-
atiefontwerp PvdA-WD wordt aan
genomen door beide Kamers, dat
dan ook zonder meer gecontrasig
neerd zou moeten worden.
Dit laatste is echter, zoals boven in
aangetoond, pertinent onjuist. Het
CDA kan een dergelijk ontwerp wel
degelijk blokkeren door, wanneer
onvoldoende met de CDA-opvattin
gen rekening is gehouden, het con
traseign te weigeren. Ook wat dit
betreft kunnen CDA-ers dus met
een gerust hart protesteren, wan
neer er met hun uitgangspunten en
verkiezingsprogram gemarchan
deerd wordt.
door Henry C. Faas
intern geharrewar of dat de
zakenwereld, die evenals de
overheid bij de stoep was
tegengehouden via een achterdeur
toch probeeert binnen te komen.
McGregor wordt van dit laatste
minder onrustig. Voor hem is de
zwarte demon van de
overheidsinvloed dermate
dreigend, dat hij de zakenwereld als
hoedster van de journalistieke
vrijheid accepteert.
De Britse Lord vindt het
bijvoorbeeld voortreffelijk, dat
krantemagnaten ook in
olie-boringen investeren omdat ze
op die manier de financiële
zekerheid krijgen, waardoor zij
eerste klas kwaliteitskranten op de
been kunnen houden. Een griezelig
voorbeeld juist in deze maanden.
De berichten oVer de gedragingen
van de olie-maatschappijen zijn
nou niet van dien aard, dat we naar
enige aantasting van de
onafhankelijkheid van de media
ten opzichte van die machtigen der
aarde mogen verlangen.
De eigenaren van de kranten zijn de
baas. Zij zitten op de troon, maar er
moeten wel zekere waarborgen zijn,
dat de hoofdredacteuren vrijheid
van manoeuvreren krijgen. Zo heb
ik de redenatie van McGregor
begrepen. En dan valt het allemaal
best mee. Lord Thomson of Fleet,
zo vertelt McGregor, bemoeide zich
nooit met de redactionele Inhoud
van zijn kranten.
Ook dat was geen voorbeeld, dat
lekker over kwam bij het
Nederlandse publiek. In een nieuw
boek („On Press") van Tom Wicker
van de „New York Times" wordt
verteld over de keten van
dagbladen, die Lord Thomson
bezat. „Keten" is dan de vertaling
van „chain". Ketting zou misschien
een meer toepasselijke term zijn.
Alleen in de Verenigde Staten had
hij er al zeven-en-vijftig. Volgens
Wicker omschreef Thomson zijn
activiteiten als volgt:
„Ik koop dagbladen om geld te
verdienen om meer dagbladen te
kunnen kopen en meer geld te
verdienen. Wat de redactionele
inhoud betreft, dat is spul om de
advertenties een beetje uit elkaar
te houden".
Zo'n opvatting, zegt Wicker,
verbetert de redactionele kwaliteit
van kranten niet. Daar komt bij,
dat eigenaren van kranten of hun
erfgenamen als het even tegen zit
de minder succesvolle bladen, ook
al zijn ze nog zo goed, laten vallen
als hete aardappelen. Mede om die
reden zit de Britse pers op het
moment in diepe zorgen.
McGregor sprak welwillend over
het commerciële succes van „The
Sun". Deze zomer was er op de
Britse televisie een serie
uitzendingen over de problemen
van de Britse pers. Aan vele mensen
werd gevraagd waarom ze „The
Sun" misten. („The Sun" verscheen
toen niet. Er was een staking.
Journalisten verdienen in het
Verenigd Koninkrijk
hongerloont jes). Onveranderlijk
was het antwoord "Vanwege pagina
drie". Op pagina drie staat elke dag
een bloot meisje.
De voorzitter van de Royal
Commission on the Press is er.
althans bij mij, niet in geslaagd de
zegeningen van een kapitalistisch
georganiseerde pers te verklaren.
Maar hij heeft gelijk natuurlijk, dat
we met de „Prawda" ook niet
gelukkig zouden wezen. We hoeven
niet eens zo ver naar het Oosten te
gaan. Philip Freriks had in het „Het
Parool" van maandag griezelige
verhalen over pogingen van de
Franse president om bladen,
omroepen en het persbureau AFP
onder controle te krijgen.
In de oorlog voor de lezertjes
onder de veertig moet het even
uitgelegd worden hadden de
fascisten een truc om mensen aan
het twijfelen te brengen. Zij
gebruikten de leuze "Mussert of
Moskou". De bedoeling was te
zeggen, dat als je het gruwelijke
communisme afwees, je wel de zijde
van de verrader moest kiezen. Dit
soort eenvoudige
probleem-stellingen zijn meestal
vals. Wij moeten er niet in stinken.
Ook niet als het om de media gaat.
Ook niet als de keuze wordt
voorgehouden tussen kapitalisme
van je reinste water of de een of
andere dictatuur. De keuze is niet
„Prawda" of „The Sun". Er zijn
meer mogelijkheden. Natuurlijk zit
Nederland niet op een eiland. Het Is
ook hier zo, dat een dagblad niet
langdurig met verliezen kan
werken. De zakenwereld en de
politiek hebben ook in Nederland
inderdaad hun invloeden en
successen.
Dat is geen reden om te capituleren.
De Journalisten doen dat niet; veel
directeuren ook niet. Door
Nederlandse eigenaardigheden
hebben we een onvolmaaktmaar
wat de vrijheid betreft zeer
bijzonder omroepbestel
gekregen, dat verdient verbeterd en
gered te worden inplaats van
afgebroken Waarom zou iets
dergelijks bij de andere media niet
ook kunnen lukken? Er zijn
hoopgevende tekenen.
De kans. dat overheid of
zakenwereld het ANP in handen
zouden krijgen, is uitermate gering.
Het Nederlandse persbureau is zo
gestructureerd, dat het zeer
onafhankelijk kan optreden. Als er
van afhankelijkheid sprake is dan
•geldt die de dagbladen, niet een
outsider. Veel regionale dagbladen
werken redactioneel samen. Ze
hebben gemeenschappelijke
buitenlandse correspondenten,
Haagse redacties en zo meer
Lord McGregor wees er terecht op,
dat de regionale bladen, die in
handen zijn van krantenkoningen,
vaak uitmunten door
karakterloosheid en saaiheid
omdat zij een monopolie-positie
hebben of nastreven en dus
geen enkele lezer voor het hoofd
willen stoten. Iets dergelijks kan in
Nederland ook voorkomen, maar
dan is het een bewuste keuze van de
leiding van het bewuste blad. Onder
de samenwerkende Nederlandse
regionale bladen zitten zeer pittige
publicaties, zowel links als rechts.
Zij aanvaarden geen instructies van
een verre magnaat.
Andere dagbladen werken samen
bij het gebruik van de zeer dure
technische apperatuur. „Het
Parool", „de Volkskrant" en
„Trouw" doen dat. Journalisten
worden daar altijd wat zenuwachtig
van. Zeer begrijpelijk en juist, want
het gevaar bestaat voordurend, dat
de apparatuur en het apparaat
belangrijker worden dan de
bedoeling was en de redactionele
onafhankelijkheid gaan aantasten.
Maar mits met verstand en goede
wil gebruikt kunnen al die vormen
van samenwerking beletten, dat
goede kranten verdwijnen. Erg
spannend is het experiment van
„Het Parool", „de Volkskrant" en
„Trouw" om samen te doen bij het
werven en afdrukken van sommige
advertenties. Zullen zij daardoor
grotere markten veroveren, die tot
nu toe alleen de massabladen
toevielen, en zo ja hoe zal dan het
geld worden gebruikt om hun
kwaliteit te verbeteren en hun
onafhankelijkheid te versterken?
Nieuwe risico's, nieuwe kansen.
Het rare ik schreef dat geloof ik al
eerder op deze pagina is. dat er zo
weinig discussie over dit soort
zaken is. Zelfs de jaarlijkse
oplagecijfers van de dagbladen
vind je alleen maar in de vakbladen.
Journalisten doen altijd zo
gegeneerd als het over hun „eigen"
zaken gaat. Wellicht is het de angst
dat ze er niet redelijk objectief over
kunnen schrijven.
De lezers zouden waarschijnlij k wat
meer openheid wel op prijs stellen.
Uiteindelijk zijn zij de dupe als hun
krant verdwijnt of van karakter
verandert.
door Romke van der Veen
Met plezier bewonen we een oud ruim herenhuls dat een
zeventig jaar geleden gebouwd werd. Dagelijks bewonderen
we de degelijkheid van de bouw van toen en ook dagelijks
verwonderen we ons er over dat we dit kunnen bewonen
zonder enige huishoudelijke hulp. We durven gerust te
erkennen dat wij het toen het nieuwbouw was onmogelijk
hadden kunnen bewonen. We moeten er niet aan denken
hoe we 's winters zes kachels op kolen brandende hadden
moeten houden verdeeld over drie verdiepingen; we zouden
niet weten hoe en waar we de regelmatig terugkerende
gezinswas hadden moeten doen en hoe we het gehele huis
stofvrij hadden willen houden; wat zou het koken niet
dagelijks een probleem zijn geweest en het transport van
het eten vanuit de keuken via de toen nog te gebruiken
lange gang; wat een gesjouw met water zou er dagelijks
nodig zijn geweest, alleen al om 's morgens je gezicht te
wassen en dan de problemen van de verlichting als je 's
avonds nog wat wilde lezen of visite ontvangen. We hadden
zeker een schare bedienden nodig gehad zoals we die enkele
jaren geleden nog in Indonesië in dienst konden hebben.
Het huishouden van één gezin zoals
dat vroeger hier woonde verschafte
zeker zo'n zeventig Jaar geleden wel
werk aan een vijftal andere perso
nen die dus verder geen activiteiten
konden ontplooien in de nijverheid
of handel. Nu bewonen we het huis
met een gezin van zes personen,
waarvan er drie werkzaam zijn in
nijverheid of handel, twee school
gaande zijn en de vrouw de enige is
die het huishouden doet. Voor de
verwarming zet ze 's morgens de
thermostaat van de centrale ver
warming op 25 graden celsius (het
water wel te verstaan); de was ge
beurt in een hoekje van de badka
mer in een geheel automatisch wer
kende machien; het stof wordt gezo
gen door een brede zuigmond met
grote halen over de vloer te bewe
gen en overal kan het apparaat via
wandcontactdozen gevoed worden;
het koken gaat elektrisch en een
afzuigkap zorgt dat de geuren me
teen de schoorsteen in verdwijnen
zodat het uitbreken van een tussen
muur tussen keuken en kamer de
loopafstand aanzienlijk kan verkor
ten; overal in huis zitten vaste was
tafels met koud en warm water dat
slechts door het openen van de kra
nen in overvloed te voorschijn komt
en de verlichting is nimmer een
probleem op het zo nu en dan ver
vangen van de gloeilampen na.
Het verblijf in huis kan naar wens
verder veraangenaamd worden
door het aanzetten van geluidsap
paratuur of televisie. Voor het op
reis gaan behoeft er geen koets voor
te rijden maar is het een kwestie
van bediening van knoppen en pe
dalen om zonder enig ander perso
neel naar elke andere willekeurige
plaats te reizen. Overigens kan het
reizen drastisch worden beperkt
door het aanwezig zijn van een
spreekmogelijkheid met ieder die
via de telefoon bereikbaar is, al is
het aan de andere kant van de
wereld.
Boodschappenjongens kunnen
geen droog brood meer verdienen.
Waren er vroeger dus misschien wel
tien personen regelmatig in touw
voor een gezin van zes personen, nu
werkt er van die tien niet één meer
in nabijheid en is de directe huis
houdelijke werkgelegenheid ge
daald tot minder dan tien procent,
vergeleken bij vroeger.
En dat alles is te danken aan de heel
errufp
:na
wanl
lof u
gratis
De beste kwalificatie voor een
profeet, zo placht George Savile
markies van Halifax te zeggen, is
een goed geheugen. Ongetwijfeld
bedoelde hij daarmee dat een
profeet zijn geloofwaardigheid
verliest als hij betrekkelijk kort
na elkaar twee tegenstrijdige
dingen profeteert.
Maar je kunt Halifax* uitspraak
ook anders opvatten, namelijk
aldus dat een gedegen kennis van
ontwikkelingen in het verleden
een zekere mogelijkheid biedt tot
uitspraken over de naaste toe
komst. Alleen heten dat dan,
strikt genomen, geen voorspel
lingen meer maar projecties of
extrapolaties: zo loopt het in de
naaste toekomst als de voor
waarden die in het jongste verle
den golden onveranderd van
kracht blijven. De zwakheid, en
dus de relatieve bruikbaarheid,
van projecties springt al meteen
naar voren: de voorwaarden van
gisteren zullen vrijwel zeker
morgen zijn vervallen. Vandaar
dat er wel cynici zijn die de futu
rologie, de leer van de toekomst,
omschrijven als, eigenlijk, de
leer van het heden.
Niettemin blijft het aantrekke
lijk over de horizon van het he
den heen te kijken, zo aantrekke
lijk dat we soms al met de illusie
tevreden zijn. De blik in de toe
komst kan ook de functie van
troost of opbeuring hebben, als
de tegenwoordige tijd triest of
uitzichtloos lijkt.
Eén van de terreinen waarvoor
dit opgaat is dat van de bewape
ning. Een paar weken geleden is
weer de jaarlijkse uitgave van
het Internationale Instituut voor
Strategische Studies in Londen
verschenen, de „Military Balan
ce". In behoedzame bewoordin
gen staat daar beschreven, hoe de
wapenwedloop tussen de nucle
aire mogendheden voortgaat, hoe
de verkoop van moderne wapens
aan landen van de Derde Wereld
toeneemt en hoe het verschuiven
van machtsposities de aanmaak
van telkens meer en telkens mo
dernere wapens lijkt mee te bren
gen. Zal daar nu nooit een einde
aan komen?
„Nooit" is in dit verband een
groot woord. Maar op korte ter
mijn lijkt er in deze ontwikke
ling weinig verandering te ko
men. De tiende bijzondere zitting
van de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties, die
toch eigenlijk een nieuw begin
van het ontwapeningsstreven
had moeten inluiden, is met een
ernstige kater uiteengegaan. De
spanningen die het proces van
economische ontwikkeling bege
leiden, territoriale geschillen die
voortkomen uit de erfenis van
koloniale grenzen, de botsing tus
sen de gedachte van de natie en
de conceptie van de staat, reli
gieuze haat in een tijd waarin
economische processen om secu
larisatie vragen, dat alles zal
vooralsnog tot conflicten blijven
leiden, conflicten die zo mogelijk
nog wat worden aangewakkerd
door de Sowjet-Unie en haar
bondgenoten. Landen of bevrij
dingsorganisaties die wat van
een ander willen of die zich een
ander van het lijf willen houden
hunkeren naar wapens en er
door H. J. Neuman
staan maar al te graag verkopers
klaar om ze te leveren.
Maar dat wil niet zeggen dat er in
de komende jaren niets zal veran
deren. Met name zullen zich in de
positie van de Sowjet-Unie wel
eens opmerkelijke verschuivin
gen kunnen voordoen. De huidige
generatie Sowjet-leiders zal en
dat is een wijsheid uit het verle
den die ons ook in de toekomst
niet in de steek zal laten uit
sterven en door nieuwe manne
tjesputters worden opgevolgd.
Er zullen zich ontwikkelingen
voordoen in de economie van de
Sowjet-Unie en in de opbouw van
haar bevolking. Sommige van
deze ontwikkelingen zullen con
sequenties voor de veiligheidssi
tuatie in de wereld. Vandaar dat
vorige week het I.I.S.S. op zijn
jaarvergadering in Oxford enke
le profeten aan het woord liet die
hun toehoorders herhaaldelijk
bezwoeren dat zij slechts brood
aten. Maar ook andere groeperin
gen en instanties hebben zich de
laatste tijd bezig gehouden met
de vraag: hoe zal de Sowjet-Unie
er voor staan in het midden van
de jaren tachtig?
Binnen en buiten de grenzen van
dat grote land is vele malen ge
steld, dat de werkelijke basis van
de Sowjet-macht niet zozeer de
strijdkrachten zijn als wel de
snelle opbouw en modernisatie
van de conomie. Nikita Chroesj-
tsjow meende dat het economi
sche groeitempo van de Sowjet-
Unie er op zekere dag toe zou
leiden dat de Verenigde Staten
finaal voorbijgestreefd zouden
zijn. Zelfs was hij zo roekeloos
daar een specifiek tijdschema
aan te verbinden.
Uit vele analyses en onderzoekin
gen van de laatste tijd is evenwel
gebleken dat de Sowjet-Unie
geen economische supermogend
heid aan het worden is, nu niet en
misschien wel nooit. De groei
neemt af en de militaire lasten
nu al elf a dertien procent van
het bruto nationaal inkomen, en
bij voortzetting van de huidige
trend misschien wel twintig pe-
rocent in 1985 drukken zwaar
op de sowjet-economie. Hetzelfde
kan men zeggen van de zgn. „poli
tieke dumping", d.w.z. de tactiek
om terwille van politiek gewin
grote economische verliezen te
aanvaarden (bijvoorbeeld door
het onder de markt werken van
de sowjet-koopvaardijvloot).
Ook dat wordt slechts met moei
te opgebracht.
De sowjet-economie groeit steeds
trager, omdat de investeringen
afnemen, de produktiviteit on
voldoende stijgt en de actieve
beroepsbevolking slinkt. Boven
dien wordt het Slavische element
in die actieve beroepsbevolking
(d.w.z. het best opgeleide gedeel
te) naar verhouding kleiner. Azi
atische bevolkingsgroepen wor
den talrijker. Ook de energie
voorziening baart zorgen. Om
streeks het midden van de jaren
tachtig zal, ook volgens de meest
optimistische voorspellingen, de
sowjet-olieproduktie veel lager
liggen dan de mensen van de
planbureaus hadden aangeno
men. Misschien zal die produktie
nog juist genoeg zijn om de eigen
behoefte van de bevolking en de
sowjet-economie te dekken. Maar
het wordt vrijwel uitgesloten ge
acht dat de Sowjet-Unie nog in
staat zal zijn de Comecon-landen
van Oost-Europa tegen relatief
voordelige condities van olie te
blijven voorzien. Dat betekent
dat die landen moeten proberen
hun behoeften op de wereld
markt te dekken, hetgeen ernsti
ge betalingsbalansproblemen
mee kan brengen.
Volgens sommige deskundigen
zijn er nu al tekenen dat de bond
genoten van de Sowjet-Unie in
het Pact van Warschau geen kans
meer zien de voortgaande ver
nieuwing van de bewapening en
de militaire uitrusting van de
Sowjet-strijdkrachten bij te hou
den. Dat is hun nu al te duur.
Straks, als ze voor hun dure geld
olie moeten zien te kopen, wordt
de situatie nog nijpender, en dan
wordt ook de kloof die er nu al
zou gapen tussen de „hardware"
van de Sowjet-Unie en die van
haar bondgenoten nóg wijder.
Voor het eerst sinds de oprich
ting van de beide militaire alli
anties in Europa zou er dan aan
oostelijke zijde sprake zijn van
een zekere de-standaardisatie.
Het moet nog maar eens herhaald
worden: al deze veronderstellin
gen zijn afkomstig van mensen die
zelf niet wensen in te staan voor de
juistheid van hun projecties. Maar
als dat laatste waar is, zou het toch
wel een uiterst belangrijke ontwik
keling zijn.
simpele op de huishouding toege
paste technologische innovaties. In
derdaad. technologische innovaties
verminderen de werkgelegenheid.
Maar is het in het geval van de
huishoudingen te betreuren? Moe
ten we terugverlangen naar de tij
den van weleer?
Het zou heel simpel kunnen: de c.v.
weer slopen, de elektriciteit verban
nen, de waterleiding (op één kraan
na) vernielen, de auto's allemaal
naar de sloperij, de koetsen weer
van stal en de kolenmijnen weer
open. Maar wij zouden dan wel
graag dit grote herenhuis verlaten
en een klein vissershuisje betrek
ken. liefst aan visfljk water met een
groentetuintje er achter. Want in
leven blijven doen we graag, alle
maal.
In alle discussies over werkgelegen
heid en innovatie. Bestek 81 en te
genvallende export, bemerken we
zo weinig van de hoofdzaak. Géén
enkele politieke partij durft te zeg
gen: werkgelegenheid op zich is niet
zo belangrijk, als we maar met z'n
allen in leven kunnen blijven.
Van de kleine eenheid in onze sa
menleving. een gezinshuishouden,
kunnen we zo veel leren. Grote
mannen als een prof. H. Dooye-
weerd en een dr. J. Zijlstra bouwden
zo helder vaak een betoog op uit
gaande van de kleinere eenheden,
lieten dan wat het zwaarste is ook
het zwaarste wegen. Helaas wordt
dat zo weinig gehoord in alle discus
sies, want het geldt ook voor de
economie en het moet ook bij tech
nologische innovaties gehoord
worden.
Een huishouden van een land. even
als het huishouden van de hele we
reld, kent toch ook het probleem
van het in leven blijven als het
eerste, het zwaarste probleem? Dat
dringt toch zo langzamerhand wel
door?
Daarom is de bovenstaande be
schrijving van een gewoon huishou
den leerzaam. We moeten de tech
nologische vooruitgang niet betreu
ren (al zijn er natiyirlijk wel minder
goede kanten aan) maar moeten
zien hoe dit op de wereld in haar
geheel toepasbaar is.
Als de technologische innovaties
gericht worden, niet alleen op de
gezinshuishoudens, maar ook op de
wereldhuishouding, dan lijkt inder
daad een onnoemelijk grote werke
loosheid onze toekomst. Stel toch
eens voor dat de technologische in-
novatie in de wereld een zelfde ef-
fect zal hebben als op het huishou
den van zeventig jaar geleden, wat
er dan staat te gebeuren. Toch kan
dat en gaat het daar naar toe. Wat is
dan het belangrijkste, het zwaarst?
Ook dan: als we met elkaar maar
(gelukkig) in leven bllvjen. Het
grootste probleem zal worden hoe
ieder individu aan zijn behoeftige
trekken komt; hoe de verdeling van
de rijkdom als vrucht van de tech
nologische Innovaties tot stand
komt. Als steeds te veel de werkge
legenheid voorop staat en de boven
geschetste hoofdzaak op de achter
grond raakt, hebben we met z'n
allen een verkeerde richting te pak
ken. Dan hebben we de richting van
het „slopen, afbreken en verban
nen" gekozen. En dan wordt het tijd
om te verhuizen, naar een andere
planeet? Dat moeten we maar ver
geten.
Dat te veel hameren op de werkge
legenheid doet de werkelozen diep
treurig worden, doet hen zich afvra
gen: ben ik onnuttig? Dat gevoel
behoeven ze niet te hebben, want ze
hebben hun werk gedaan, ze zijn
zeer nuttig en zouden zich moeten
verheugen in hun vrije tijd. Ze moe
gen zelfs gaan genieten, recreëren,
of zich richten op verdergaande
technologische Innovaties, maar
dan voor de hele wereld Het ls toch
ook niet om te treuren dat een huis
houden van nü zo veel gemakkelij
ker is voor moeder, de vrouw? On
danks toenmende werkeloosheid
kunnen toch nog steeds technologi
sche innovaties nuttig zijn als ze
maar bewerkstelligen dat we met
z'n allen weer wat gemakkelijker in
leven blijven en dan nu wereldwijd
bezien.
Romke van der Veen is
raadgevend ingenieur (door
werkloosheid daartoe
gedreven, voegt hij eraan
toe).