Mussert of Moskou A Innovaties en hun W nut De tegenpartij in 1985 DA kan initiatief ver abortus wel egelijk blokkeren 'Wat het zwaarst is, moef het zwaarst wegen' IG 1 5 SEPTEMBER 1978 TROUW/KWARTET P13 RH17 S15 ■an pure handigheid van de Isatorenzijn geweest, maar jedelijk was het toeval. In geval bleef vorige week lerdag na de toespraken op de jercadering van de frlandse Dagbladpers het tje hangen van enige idenheid. Met de persvrijheid i gezegende uithoekje van de yd is het nog niet zo kwaad lid. zo mocht je concluderen, ïhien was er zelfs aanleiding Vnige slagen op de •noegzame borst. oniergelijke stemming is de »te rlandse Dagbladpers de lot ran krantedirecteuren ysl tard niet onwelgevallig. Nn zou je aan een opzettelijke :unnen denken. De voorzitter t' NDP.de heer Christern, had e^dempje van solidariteit in de mciftsies gelegd met een keurig, aaijoor journalisten aantrekkelijk letial over de noodzaak van een tst >rmige pers als voorwaarde jo nze democratie. En hij was inder optimisme over de t van de dagbladen. |.G de a kwam Lord McGregor. Het weigsof de Brit was ingehuurd om Z.5( n merken hoeveel beroerder •4k kan, hoezeer de persvrijheid 1 ere eerbiedwaardige orte ratieën wordt bedreigd, ol ja ital McGregor is voorzitter van de Royal Commission on the Press en als zodanig verantwoordelijk voor dikke rapporten. Niettemin presenteerde hij zichzelf als leek. Niet geheel ten onrechte. Met name van de situatie in het land waar hij sprak, had hij weinig kaas gegeten. Overal heeft de regering een greep op de televisie, dacht McGrogor. Enkele Nederlandse wenkbrauwen gingen omhoog. Op het Nederlandse omroepstelsel valt veel aan te merken maar juist niet, dat de regering enige zeggenschap over de inhoud van de programma's zou hebben. Ondanks het feit. dat politici zich met omroepzaken bezig moeten houden (omdat de beperkte zendmogelijkheden eerlijk moeten worden verdeeld) is in Nederland een systeem gegroeid, dat de overheid op voorbeeldige wijze buiten de deur houdt al blijft het altijd oppassen geblazen. Wanneer er in Nederland zorgen zijn over de omroepen dan is het dat de onafhankelijke omroeporganisaties hun onafhankelijkheid verspelen door A. M. van der Togt O't jongste nummer van flueel stelt Tweede-Kamer- Hoorzitter Aantjes dat er ten van de nieuwe wetgeving de abortus provocatus vol et regeerakkoord slechts bogelijkheden zijn, n.l. een gsontwerp en een initiatie- rp. Dat eerste moet er krach- it regeerakkoord vóór 1 janu- 9 komen, zo niet dan is de Ij voor het tweede. (rer klopt het nog, maar wat i heer Aantjes dan? Ik citeer:- lijk is, dat het CDA op het Invloed kan uitoefenen, ter- I het tweede geval PvdA en fheel vrij zijn om een wet in est tot stand te brengen. Nu jocedure is vastgelegd in het dekoord, zal aan een aange- Snitiatiefontwerp het contra- Ie voor wetgeving noodzake- ndtekening van de minister, niet meer kunnen worden pen." •r een politicus zegt, dat iets k is of natuurlijk is het I oppassen geblazen. Meest- dan helemaal niet zo duide- hatuurlijk. Zo ook hier: de Intjes wil de lezers van het i.e. de CDA-leden iets laten Jen voor zoete koek, wat he- jniet duidelijk, ja zelfs on- Hij poogt hier z'n eigen oten, die terecht veront- te sussen om zelf de han- te hebben voor zijn eigen van het abortusvraag- Ll. het geval? In het regeer- I staat, dat het besluit over Irasigneren van een door iamers aanvaard initiatief- |genomen zal worden in het het advies van de Raad e en de gebleken opvattin- dit vraagstuk bij de partij- jeestverwanten in het kabi- |ng hebben alsmede in het een herziening van de regeling noodzakelijk is. boek „Formatie belicht", t CDA verantwoording af- -r de kabinetsformatie, n Kofer dit door Veringa bereik- YTRlBromls (toderi-ijd tussen 1 ^DA en D'66 en later overge- het regeerakkoord CDA- :egd: „Ook hier bestaat een verschil met het voor- Uyl. waar in feite geconclu- rd dat een door de Kamers initiatief-ontwerp, onge- i inhoud, gecontrasigneerd orden." De conclusie moet n: bij dit compromis hoeft volgens het CDA niet vond, dat het compromis e. dat een contraseign ge- ton worden, wanneer met tingen van het CDA onvol- ekening werd gehouden. Er een kabinetscrisis uitbre- 'dA-onderhandelaar Van het daar niet mee eens en ïformateur Veringa om erpretatie in het eindver- de koningin weer te geven. Veringa kon een kaBinets- uitbreken, nadat het be- r contrasignering binnen et was genomen en niet de rming tegenhouden: wan- neerderheid in het kabinet trasignering was, zou er gecontraseigneerd moeten worden, ook al zou er een crisis uitbreken. Maar hierbij bestaat er een wezen lijk verschil tussen een toen in voor bereiding zijnd PvdA-CDA-D'66-ka- binet, waarin de CDA-ministers in de minderheid zouden zijn en het later tot stand gekomen CDA-WD- kabinet, waarin dezen in de meer derheid zijn. In dit laatste geval kunnen ze met die meerderheid, wanneer met de CDA-opvattingen onvoldoende rekening wordt gehou den, wel degelijk besluiten tot niet contrasignering. Dit kan èn vol gens de tekst van het regeerak koord èn volgens de uitleg van Van Agt indertijd èn volgens de uitleg van Veringa. Hoe kan Aantjes dan zeggen, dat dit niet kan? Omdat Aantjes alles wil zetten op de mogelijkheid van een regeringsontwerp van de minis ters De Ruiter en Ginjaar, dat een compromis zou zijn, dat door CDA en VVD in ieder geval aanvaard zou moeten worden. Het is echter hele maal niet zeker, dat binnen het CDA iedereen vóór dit compromis zal zijn, zeker wanneer dit. zoals het er nu naar uitziet, lijnrecht tegen de uitgangspunten en het verkiezings program van het CDA zou ingaan. Om dit toch te laten aanvaarden, wil Aantjes zoveel mogelijk protes ten sussen en druk uitoefenen door te stellen, dat men ófwel dit rege ringsontwerp moet aanvaarden, óf wel moet aanvaarden, dat een initi- atiefontwerp PvdA-WD wordt aan genomen door beide Kamers, dat dan ook zonder meer gecontrasig neerd zou moeten worden. Dit laatste is echter, zoals boven in aangetoond, pertinent onjuist. Het CDA kan een dergelijk ontwerp wel degelijk blokkeren door, wanneer onvoldoende met de CDA-opvattin gen rekening is gehouden, het con traseign te weigeren. Ook wat dit betreft kunnen CDA-ers dus met een gerust hart protesteren, wan neer er met hun uitgangspunten en verkiezingsprogram gemarchan deerd wordt. door Henry C. Faas intern geharrewar of dat de zakenwereld, die evenals de overheid bij de stoep was tegengehouden via een achterdeur toch probeeert binnen te komen. McGregor wordt van dit laatste minder onrustig. Voor hem is de zwarte demon van de overheidsinvloed dermate dreigend, dat hij de zakenwereld als hoedster van de journalistieke vrijheid accepteert. De Britse Lord vindt het bijvoorbeeld voortreffelijk, dat krantemagnaten ook in olie-boringen investeren omdat ze op die manier de financiële zekerheid krijgen, waardoor zij eerste klas kwaliteitskranten op de been kunnen houden. Een griezelig voorbeeld juist in deze maanden. De berichten oVer de gedragingen van de olie-maatschappijen zijn nou niet van dien aard, dat we naar enige aantasting van de onafhankelijkheid van de media ten opzichte van die machtigen der aarde mogen verlangen. De eigenaren van de kranten zijn de baas. Zij zitten op de troon, maar er moeten wel zekere waarborgen zijn, dat de hoofdredacteuren vrijheid van manoeuvreren krijgen. Zo heb ik de redenatie van McGregor begrepen. En dan valt het allemaal best mee. Lord Thomson of Fleet, zo vertelt McGregor, bemoeide zich nooit met de redactionele Inhoud van zijn kranten. Ook dat was geen voorbeeld, dat lekker over kwam bij het Nederlandse publiek. In een nieuw boek („On Press") van Tom Wicker van de „New York Times" wordt verteld over de keten van dagbladen, die Lord Thomson bezat. „Keten" is dan de vertaling van „chain". Ketting zou misschien een meer toepasselijke term zijn. Alleen in de Verenigde Staten had hij er al zeven-en-vijftig. Volgens Wicker omschreef Thomson zijn activiteiten als volgt: „Ik koop dagbladen om geld te verdienen om meer dagbladen te kunnen kopen en meer geld te verdienen. Wat de redactionele inhoud betreft, dat is spul om de advertenties een beetje uit elkaar te houden". Zo'n opvatting, zegt Wicker, verbetert de redactionele kwaliteit van kranten niet. Daar komt bij, dat eigenaren van kranten of hun erfgenamen als het even tegen zit de minder succesvolle bladen, ook al zijn ze nog zo goed, laten vallen als hete aardappelen. Mede om die reden zit de Britse pers op het moment in diepe zorgen. McGregor sprak welwillend over het commerciële succes van „The Sun". Deze zomer was er op de Britse televisie een serie uitzendingen over de problemen van de Britse pers. Aan vele mensen werd gevraagd waarom ze „The Sun" misten. („The Sun" verscheen toen niet. Er was een staking. Journalisten verdienen in het Verenigd Koninkrijk hongerloont jes). Onveranderlijk was het antwoord "Vanwege pagina drie". Op pagina drie staat elke dag een bloot meisje. De voorzitter van de Royal Commission on the Press is er. althans bij mij, niet in geslaagd de zegeningen van een kapitalistisch georganiseerde pers te verklaren. Maar hij heeft gelijk natuurlijk, dat we met de „Prawda" ook niet gelukkig zouden wezen. We hoeven niet eens zo ver naar het Oosten te gaan. Philip Freriks had in het „Het Parool" van maandag griezelige verhalen over pogingen van de Franse president om bladen, omroepen en het persbureau AFP onder controle te krijgen. In de oorlog voor de lezertjes onder de veertig moet het even uitgelegd worden hadden de fascisten een truc om mensen aan het twijfelen te brengen. Zij gebruikten de leuze "Mussert of Moskou". De bedoeling was te zeggen, dat als je het gruwelijke communisme afwees, je wel de zijde van de verrader moest kiezen. Dit soort eenvoudige probleem-stellingen zijn meestal vals. Wij moeten er niet in stinken. Ook niet als het om de media gaat. Ook niet als de keuze wordt voorgehouden tussen kapitalisme van je reinste water of de een of andere dictatuur. De keuze is niet „Prawda" of „The Sun". Er zijn meer mogelijkheden. Natuurlijk zit Nederland niet op een eiland. Het Is ook hier zo, dat een dagblad niet langdurig met verliezen kan werken. De zakenwereld en de politiek hebben ook in Nederland inderdaad hun invloeden en successen. Dat is geen reden om te capituleren. De Journalisten doen dat niet; veel directeuren ook niet. Door Nederlandse eigenaardigheden hebben we een onvolmaaktmaar wat de vrijheid betreft zeer bijzonder omroepbestel gekregen, dat verdient verbeterd en gered te worden inplaats van afgebroken Waarom zou iets dergelijks bij de andere media niet ook kunnen lukken? Er zijn hoopgevende tekenen. De kans. dat overheid of zakenwereld het ANP in handen zouden krijgen, is uitermate gering. Het Nederlandse persbureau is zo gestructureerd, dat het zeer onafhankelijk kan optreden. Als er van afhankelijkheid sprake is dan •geldt die de dagbladen, niet een outsider. Veel regionale dagbladen werken redactioneel samen. Ze hebben gemeenschappelijke buitenlandse correspondenten, Haagse redacties en zo meer Lord McGregor wees er terecht op, dat de regionale bladen, die in handen zijn van krantenkoningen, vaak uitmunten door karakterloosheid en saaiheid omdat zij een monopolie-positie hebben of nastreven en dus geen enkele lezer voor het hoofd willen stoten. Iets dergelijks kan in Nederland ook voorkomen, maar dan is het een bewuste keuze van de leiding van het bewuste blad. Onder de samenwerkende Nederlandse regionale bladen zitten zeer pittige publicaties, zowel links als rechts. Zij aanvaarden geen instructies van een verre magnaat. Andere dagbladen werken samen bij het gebruik van de zeer dure technische apperatuur. „Het Parool", „de Volkskrant" en „Trouw" doen dat. Journalisten worden daar altijd wat zenuwachtig van. Zeer begrijpelijk en juist, want het gevaar bestaat voordurend, dat de apparatuur en het apparaat belangrijker worden dan de bedoeling was en de redactionele onafhankelijkheid gaan aantasten. Maar mits met verstand en goede wil gebruikt kunnen al die vormen van samenwerking beletten, dat goede kranten verdwijnen. Erg spannend is het experiment van „Het Parool", „de Volkskrant" en „Trouw" om samen te doen bij het werven en afdrukken van sommige advertenties. Zullen zij daardoor grotere markten veroveren, die tot nu toe alleen de massabladen toevielen, en zo ja hoe zal dan het geld worden gebruikt om hun kwaliteit te verbeteren en hun onafhankelijkheid te versterken? Nieuwe risico's, nieuwe kansen. Het rare ik schreef dat geloof ik al eerder op deze pagina is. dat er zo weinig discussie over dit soort zaken is. Zelfs de jaarlijkse oplagecijfers van de dagbladen vind je alleen maar in de vakbladen. Journalisten doen altijd zo gegeneerd als het over hun „eigen" zaken gaat. Wellicht is het de angst dat ze er niet redelijk objectief over kunnen schrijven. De lezers zouden waarschijnlij k wat meer openheid wel op prijs stellen. Uiteindelijk zijn zij de dupe als hun krant verdwijnt of van karakter verandert. door Romke van der Veen Met plezier bewonen we een oud ruim herenhuls dat een zeventig jaar geleden gebouwd werd. Dagelijks bewonderen we de degelijkheid van de bouw van toen en ook dagelijks verwonderen we ons er over dat we dit kunnen bewonen zonder enige huishoudelijke hulp. We durven gerust te erkennen dat wij het toen het nieuwbouw was onmogelijk hadden kunnen bewonen. We moeten er niet aan denken hoe we 's winters zes kachels op kolen brandende hadden moeten houden verdeeld over drie verdiepingen; we zouden niet weten hoe en waar we de regelmatig terugkerende gezinswas hadden moeten doen en hoe we het gehele huis stofvrij hadden willen houden; wat zou het koken niet dagelijks een probleem zijn geweest en het transport van het eten vanuit de keuken via de toen nog te gebruiken lange gang; wat een gesjouw met water zou er dagelijks nodig zijn geweest, alleen al om 's morgens je gezicht te wassen en dan de problemen van de verlichting als je 's avonds nog wat wilde lezen of visite ontvangen. We hadden zeker een schare bedienden nodig gehad zoals we die enkele jaren geleden nog in Indonesië in dienst konden hebben. Het huishouden van één gezin zoals dat vroeger hier woonde verschafte zeker zo'n zeventig Jaar geleden wel werk aan een vijftal andere perso nen die dus verder geen activiteiten konden ontplooien in de nijverheid of handel. Nu bewonen we het huis met een gezin van zes personen, waarvan er drie werkzaam zijn in nijverheid of handel, twee school gaande zijn en de vrouw de enige is die het huishouden doet. Voor de verwarming zet ze 's morgens de thermostaat van de centrale ver warming op 25 graden celsius (het water wel te verstaan); de was ge beurt in een hoekje van de badka mer in een geheel automatisch wer kende machien; het stof wordt gezo gen door een brede zuigmond met grote halen over de vloer te bewe gen en overal kan het apparaat via wandcontactdozen gevoed worden; het koken gaat elektrisch en een afzuigkap zorgt dat de geuren me teen de schoorsteen in verdwijnen zodat het uitbreken van een tussen muur tussen keuken en kamer de loopafstand aanzienlijk kan verkor ten; overal in huis zitten vaste was tafels met koud en warm water dat slechts door het openen van de kra nen in overvloed te voorschijn komt en de verlichting is nimmer een probleem op het zo nu en dan ver vangen van de gloeilampen na. Het verblijf in huis kan naar wens verder veraangenaamd worden door het aanzetten van geluidsap paratuur of televisie. Voor het op reis gaan behoeft er geen koets voor te rijden maar is het een kwestie van bediening van knoppen en pe dalen om zonder enig ander perso neel naar elke andere willekeurige plaats te reizen. Overigens kan het reizen drastisch worden beperkt door het aanwezig zijn van een spreekmogelijkheid met ieder die via de telefoon bereikbaar is, al is het aan de andere kant van de wereld. Boodschappenjongens kunnen geen droog brood meer verdienen. Waren er vroeger dus misschien wel tien personen regelmatig in touw voor een gezin van zes personen, nu werkt er van die tien niet één meer in nabijheid en is de directe huis houdelijke werkgelegenheid ge daald tot minder dan tien procent, vergeleken bij vroeger. En dat alles is te danken aan de heel errufp :na wanl lof u gratis De beste kwalificatie voor een profeet, zo placht George Savile markies van Halifax te zeggen, is een goed geheugen. Ongetwijfeld bedoelde hij daarmee dat een profeet zijn geloofwaardigheid verliest als hij betrekkelijk kort na elkaar twee tegenstrijdige dingen profeteert. Maar je kunt Halifax* uitspraak ook anders opvatten, namelijk aldus dat een gedegen kennis van ontwikkelingen in het verleden een zekere mogelijkheid biedt tot uitspraken over de naaste toe komst. Alleen heten dat dan, strikt genomen, geen voorspel lingen meer maar projecties of extrapolaties: zo loopt het in de naaste toekomst als de voor waarden die in het jongste verle den golden onveranderd van kracht blijven. De zwakheid, en dus de relatieve bruikbaarheid, van projecties springt al meteen naar voren: de voorwaarden van gisteren zullen vrijwel zeker morgen zijn vervallen. Vandaar dat er wel cynici zijn die de futu rologie, de leer van de toekomst, omschrijven als, eigenlijk, de leer van het heden. Niettemin blijft het aantrekke lijk over de horizon van het he den heen te kijken, zo aantrekke lijk dat we soms al met de illusie tevreden zijn. De blik in de toe komst kan ook de functie van troost of opbeuring hebben, als de tegenwoordige tijd triest of uitzichtloos lijkt. Eén van de terreinen waarvoor dit opgaat is dat van de bewape ning. Een paar weken geleden is weer de jaarlijkse uitgave van het Internationale Instituut voor Strategische Studies in Londen verschenen, de „Military Balan ce". In behoedzame bewoordin gen staat daar beschreven, hoe de wapenwedloop tussen de nucle aire mogendheden voortgaat, hoe de verkoop van moderne wapens aan landen van de Derde Wereld toeneemt en hoe het verschuiven van machtsposities de aanmaak van telkens meer en telkens mo dernere wapens lijkt mee te bren gen. Zal daar nu nooit een einde aan komen? „Nooit" is in dit verband een groot woord. Maar op korte ter mijn lijkt er in deze ontwikke ling weinig verandering te ko men. De tiende bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die toch eigenlijk een nieuw begin van het ontwapeningsstreven had moeten inluiden, is met een ernstige kater uiteengegaan. De spanningen die het proces van economische ontwikkeling bege leiden, territoriale geschillen die voortkomen uit de erfenis van koloniale grenzen, de botsing tus sen de gedachte van de natie en de conceptie van de staat, reli gieuze haat in een tijd waarin economische processen om secu larisatie vragen, dat alles zal vooralsnog tot conflicten blijven leiden, conflicten die zo mogelijk nog wat worden aangewakkerd door de Sowjet-Unie en haar bondgenoten. Landen of bevrij dingsorganisaties die wat van een ander willen of die zich een ander van het lijf willen houden hunkeren naar wapens en er door H. J. Neuman staan maar al te graag verkopers klaar om ze te leveren. Maar dat wil niet zeggen dat er in de komende jaren niets zal veran deren. Met name zullen zich in de positie van de Sowjet-Unie wel eens opmerkelijke verschuivin gen kunnen voordoen. De huidige generatie Sowjet-leiders zal en dat is een wijsheid uit het verle den die ons ook in de toekomst niet in de steek zal laten uit sterven en door nieuwe manne tjesputters worden opgevolgd. Er zullen zich ontwikkelingen voordoen in de economie van de Sowjet-Unie en in de opbouw van haar bevolking. Sommige van deze ontwikkelingen zullen con sequenties voor de veiligheidssi tuatie in de wereld. Vandaar dat vorige week het I.I.S.S. op zijn jaarvergadering in Oxford enke le profeten aan het woord liet die hun toehoorders herhaaldelijk bezwoeren dat zij slechts brood aten. Maar ook andere groeperin gen en instanties hebben zich de laatste tijd bezig gehouden met de vraag: hoe zal de Sowjet-Unie er voor staan in het midden van de jaren tachtig? Binnen en buiten de grenzen van dat grote land is vele malen ge steld, dat de werkelijke basis van de Sowjet-macht niet zozeer de strijdkrachten zijn als wel de snelle opbouw en modernisatie van de conomie. Nikita Chroesj- tsjow meende dat het economi sche groeitempo van de Sowjet- Unie er op zekere dag toe zou leiden dat de Verenigde Staten finaal voorbijgestreefd zouden zijn. Zelfs was hij zo roekeloos daar een specifiek tijdschema aan te verbinden. Uit vele analyses en onderzoekin gen van de laatste tijd is evenwel gebleken dat de Sowjet-Unie geen economische supermogend heid aan het worden is, nu niet en misschien wel nooit. De groei neemt af en de militaire lasten nu al elf a dertien procent van het bruto nationaal inkomen, en bij voortzetting van de huidige trend misschien wel twintig pe- rocent in 1985 drukken zwaar op de sowjet-economie. Hetzelfde kan men zeggen van de zgn. „poli tieke dumping", d.w.z. de tactiek om terwille van politiek gewin grote economische verliezen te aanvaarden (bijvoorbeeld door het onder de markt werken van de sowjet-koopvaardijvloot). Ook dat wordt slechts met moei te opgebracht. De sowjet-economie groeit steeds trager, omdat de investeringen afnemen, de produktiviteit on voldoende stijgt en de actieve beroepsbevolking slinkt. Boven dien wordt het Slavische element in die actieve beroepsbevolking (d.w.z. het best opgeleide gedeel te) naar verhouding kleiner. Azi atische bevolkingsgroepen wor den talrijker. Ook de energie voorziening baart zorgen. Om streeks het midden van de jaren tachtig zal, ook volgens de meest optimistische voorspellingen, de sowjet-olieproduktie veel lager liggen dan de mensen van de planbureaus hadden aangeno men. Misschien zal die produktie nog juist genoeg zijn om de eigen behoefte van de bevolking en de sowjet-economie te dekken. Maar het wordt vrijwel uitgesloten ge acht dat de Sowjet-Unie nog in staat zal zijn de Comecon-landen van Oost-Europa tegen relatief voordelige condities van olie te blijven voorzien. Dat betekent dat die landen moeten proberen hun behoeften op de wereld markt te dekken, hetgeen ernsti ge betalingsbalansproblemen mee kan brengen. Volgens sommige deskundigen zijn er nu al tekenen dat de bond genoten van de Sowjet-Unie in het Pact van Warschau geen kans meer zien de voortgaande ver nieuwing van de bewapening en de militaire uitrusting van de Sowjet-strijdkrachten bij te hou den. Dat is hun nu al te duur. Straks, als ze voor hun dure geld olie moeten zien te kopen, wordt de situatie nog nijpender, en dan wordt ook de kloof die er nu al zou gapen tussen de „hardware" van de Sowjet-Unie en die van haar bondgenoten nóg wijder. Voor het eerst sinds de oprich ting van de beide militaire alli anties in Europa zou er dan aan oostelijke zijde sprake zijn van een zekere de-standaardisatie. Het moet nog maar eens herhaald worden: al deze veronderstellin gen zijn afkomstig van mensen die zelf niet wensen in te staan voor de juistheid van hun projecties. Maar als dat laatste waar is, zou het toch wel een uiterst belangrijke ontwik keling zijn. simpele op de huishouding toege paste technologische innovaties. In derdaad. technologische innovaties verminderen de werkgelegenheid. Maar is het in het geval van de huishoudingen te betreuren? Moe ten we terugverlangen naar de tij den van weleer? Het zou heel simpel kunnen: de c.v. weer slopen, de elektriciteit verban nen, de waterleiding (op één kraan na) vernielen, de auto's allemaal naar de sloperij, de koetsen weer van stal en de kolenmijnen weer open. Maar wij zouden dan wel graag dit grote herenhuis verlaten en een klein vissershuisje betrek ken. liefst aan visfljk water met een groentetuintje er achter. Want in leven blijven doen we graag, alle maal. In alle discussies over werkgelegen heid en innovatie. Bestek 81 en te genvallende export, bemerken we zo weinig van de hoofdzaak. Géén enkele politieke partij durft te zeg gen: werkgelegenheid op zich is niet zo belangrijk, als we maar met z'n allen in leven kunnen blijven. Van de kleine eenheid in onze sa menleving. een gezinshuishouden, kunnen we zo veel leren. Grote mannen als een prof. H. Dooye- weerd en een dr. J. Zijlstra bouwden zo helder vaak een betoog op uit gaande van de kleinere eenheden, lieten dan wat het zwaarste is ook het zwaarste wegen. Helaas wordt dat zo weinig gehoord in alle discus sies, want het geldt ook voor de economie en het moet ook bij tech nologische innovaties gehoord worden. Een huishouden van een land. even als het huishouden van de hele we reld, kent toch ook het probleem van het in leven blijven als het eerste, het zwaarste probleem? Dat dringt toch zo langzamerhand wel door? Daarom is de bovenstaande be schrijving van een gewoon huishou den leerzaam. We moeten de tech nologische vooruitgang niet betreu ren (al zijn er natiyirlijk wel minder goede kanten aan) maar moeten zien hoe dit op de wereld in haar geheel toepasbaar is. Als de technologische innovaties gericht worden, niet alleen op de gezinshuishoudens, maar ook op de wereldhuishouding, dan lijkt inder daad een onnoemelijk grote werke loosheid onze toekomst. Stel toch eens voor dat de technologische in- novatie in de wereld een zelfde ef- fect zal hebben als op het huishou den van zeventig jaar geleden, wat er dan staat te gebeuren. Toch kan dat en gaat het daar naar toe. Wat is dan het belangrijkste, het zwaarst? Ook dan: als we met elkaar maar (gelukkig) in leven bllvjen. Het grootste probleem zal worden hoe ieder individu aan zijn behoeftige trekken komt; hoe de verdeling van de rijkdom als vrucht van de tech nologische Innovaties tot stand komt. Als steeds te veel de werkge legenheid voorop staat en de boven geschetste hoofdzaak op de achter grond raakt, hebben we met z'n allen een verkeerde richting te pak ken. Dan hebben we de richting van het „slopen, afbreken en verban nen" gekozen. En dan wordt het tijd om te verhuizen, naar een andere planeet? Dat moeten we maar ver geten. Dat te veel hameren op de werkge legenheid doet de werkelozen diep treurig worden, doet hen zich afvra gen: ben ik onnuttig? Dat gevoel behoeven ze niet te hebben, want ze hebben hun werk gedaan, ze zijn zeer nuttig en zouden zich moeten verheugen in hun vrije tijd. Ze moe gen zelfs gaan genieten, recreëren, of zich richten op verdergaande technologische Innovaties, maar dan voor de hele wereld Het ls toch ook niet om te treuren dat een huis houden van nü zo veel gemakkelij ker is voor moeder, de vrouw? On danks toenmende werkeloosheid kunnen toch nog steeds technologi sche innovaties nuttig zijn als ze maar bewerkstelligen dat we met z'n allen weer wat gemakkelijker in leven blijven en dan nu wereldwijd bezien. Romke van der Veen is raadgevend ingenieur (door werkloosheid daartoe gedreven, voegt hij eraan toe).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 17