Spoorwegwonderen en 'vliegreisjes'
Juliana: rots in woelige baren
Graad of twee
warmer stoken?
Wetenschap en techniek
In dertig jaar koningschap veranderde de hele samenleving
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1978
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
door J. G. A. Thijs
Er zijn berichten waardoor ik, hoe
onaangenaam hun inhoud uit materi
eel oogpunt bezien ook is, met de
beste wil van de wereld niet uit mijn
humeur zou kunnen raken. Tot die
nieuwscategorie behoort de deze
week aangekondigde prijsverhoging
van het treinkaartje. Telkens als we
over de stijging van de spoortarieven
een mededeling in onze kolommen
opnemen (en dat gebeurt met vrij
grote regelmaat, bijna elk jaar is het
raak) denk ik bij mezelf: helemaal
niet erg, het is het dubbel en dwars
waard!
Want de trein is in mijn ogen eigen
lijk onbetaalbaar, niet alleen bereik
je je doel met een minimum aan
lijfelijke inspanning, ook kun je er
heerlijk in wegdromen en, dat vooral,
onbezorgd en ongestoord lezen.
Als ik in een moment van zwakheid of
van gezichtsverduistering al eens aar
zel of ik een tocht zal ondernemen in
het benauwde, stinkende, vierwielige
monstertje of dat ik me in de ruime,
sierlijke, alle files negerende en zich
met betrouwbare regelmaat voortbe
wegende trein zal laten vervoeren,
dan geeft vooral de mogelijkheid om
er eens heerlijk een poosje op los te
lezen de doorslag.
Het gevaar dat je als lezende treinrei
ziger midden in een boeiende alinea
afgeleid wordt door een menselijke
stem nadert tot nul of het zou de
stem van de conducteur moeten zijn,
maar die behoort zo tot het interieur
dat hij nauwelijks als storend wordt
ervaren. Geen kostbare minuut hoeft
verloren te gaan, je kunt je al lezende
latende meevoeren naar welk tijd
perk of welk land dan ook. Op zo'n
reisje kan het gebeuren dat je met
mededogen vervuld wordt voor je me
demensen die kozen voor de ongewis
heid en het lawaai van de verkeers
weg. met als enige lectuur de armzali
ge letters op de prozaïsche verkeers
borden. En de gedachte kan ook in je
opkomen hoe geschikt de trein als
vervoermiddel is voor iemand als mi
nister Albeda, die onlangs in een dag
boek in NRC/Handelsblad „het niet
meer regelmatig kunnen lezen wel
licht het ernstige nadeel van mijn
huidige functie" noemde.
Je bent ook allerminst verwonderd
als je weer eens ontdekt dat je waar
lijk de enige en de eerste niet bent die
de ijzeren spoorweg een goed hart
toedraagt. Toen de vooral als criticus
bekend en beroemd geworden auteur
Conrad Busken Huet ruim een eeuw
geleden, in 1876, na acht jaar uit Indië
terugkeerde, kwam hij onder de in
druk van allerlei vernieuwingen in
het moederland en in zijn beschou
wingen werden de spoorwegen nogal
eens genoemd. In Nederland, schreef
hij. „blinken de locomotieven en de
wagons zo alsof ze iedere zaterdag
met de glazenspuit worden nagezien.
In het goederenkantoor te Utrecht is
ir
Conrad Busken Huet
het zoo netjes dat men er zou willen
ontbijten van de vloer". Een speciali
teit van ons land vond hij de „ijzeren
bruggen" en daarvan vooral „de
Moerdijkse. boven het Hollands
Diep". Deskundigen moesten volgens
hem maar beoordelen of het aanleg
gen van de ..spoorwegwonderen'
moeilijker was dan elders: „Ik weet
alleen dat ze sterker tot de verbeel
ding spreken. Bij het overrijden der
Moerdijkbrug ontvangt men de in
druk van iets fabelachtigs".
Potgieter
Een jaar later, in 1877, herdacht Huet
zijn overleden oudere vriend Potgie
ter in een prachtig stuk, waarin hij
ook aandacht besteedde aan Potgie
ter als verwoed reiziger. Diens „ijzer-
sterk lichaam" was volgens Huet „te
gen alle vermoeienissen van het rei
zen bestand. Hoewel op weg naar de
zestig kon hij drie dagen en drie nach
ten in een spoortrein zitten zonder
dat er bij de aankomst iets aan hem
te bespeuren viel". Potgieter maakte
volgens Huet graag „vliegreisjes"
(korte uitstapjes) „hoe verder van
honk, hoe liever". En: „hij beminde
de locomotief en de spoorwegnetten"
Ook Abraham Kuyper noemde de
spoorwegen nogal eens. Zelfs in een
artikeltje over de luchtvaart, de „avi
atiek", komen we het „spoor" tegen:
„Ook van het spoorwezen kan gezegd
worden dat het telken jare nog hon
derden levens kost, en toch: wie zou
den tijd van diligence en trekschuit
terugbegeeren?", schreef hij in 1911.
Namen
Via Kuyper kom ik op een tweede
nogal de aandacht trekkend bericht
van deze week: tientallen naamgeno
ten van Abraham de Geweldige zijn
bijeen geweest in het gebouw waarin
zijn geestelijke nalatenschap geves
tigd is: de VU in Amsterdam. Wat mij
verbaasd heeft is het gemak waarmee
men ook degenen wier naam niet als
Kuyper maar bijvoorbeeld als Kuiper
of Kuijper gespeld wordt als naamge
noten aanvaard heeft. Namen kun je
tot het terrein van de taal rekenen
en dat was een terrein waarop de
grote Abraham niet alleen geweldig
maar ook uiterst precies was. In 1880
schoot hij in „De Standaard" uit zijn
slof omdat de regering voorgesteld
had dat niet alleen „barbaarsche
woorden" als centiare en centigram
„burgerrecht erlangen", maar ook
zouden „ter wille van deze vreemde
indringers onze goede, deugdelijke,
brave, oud-Hollandsche woorden van
ons en ons en lood en el en plam en
duim enz. eenvoudig zonder proces
eerloos verklaard en ten dode verwe
zen" worden. Zelf getuigde Kuyper
eens (in 1892) van zijn liefde „voor
onze heerlijke moedertaal", een liefde
„die niet kan wegsterven in mijn
hart".
Om op de Kuypers, de Kuipers en de
Kuijpers terug te komen: zouden ze
aan de VU misschien beïnvloed zijn
door het voorbeeld van de PTT. die
blijkens nieuwe telefoonboeken druk
bezig is het onderscheid tussen Y en
IJ uit te wissen? Alsof Ymuiden niet
iets héél anders is dan IJmuiden en
de Rynlaan dan de Rijnlaan. De taal
virtuoos (zo noemde J. C. Rullman
hem) Abraham Kuyper zou er zich
vast geweldig aan geërgerd hebben!
door Rob Foppema
Als het op de wereld gemiddeld een graad of twee
warmer wordt, is dat misschien niet eens zo gek. Maar
erg veel gekker moeten we het waarschijnlijk niet
maken. Dat lijken geen verpletterende conclusies,
maar er zit wel een serieus verhaal achter. De vraag is.
hoeveel fossiele brandstoffen (gas. olie, kolen) we
kunnen verstoken voordat ons klimaat echt te warm
wordt.
Het probleem is al eerder aan de
orde geweest, ook in deze ru
briek. Het antwoord is nog
steeds onbekend (onvoldoende
gegevens op alle fronten). Maar
omdat de zaak wel enige urgen
tie heeft, willen we de verschui
vende grenzen van onze onkun
de nauwlettend volgen. De Brit
se onderzoeker John Orlbbln
gaf een waardevol overzicht in
New Scientist (79.541-543; 1978).
Even repeteren. Elk verbran
dingsproces brengt als eindpro-
dukt kooldioxyd'e-gas ln de at
mosfeer. Dat is een natuurlijk
bestanddeel (0,03 procent),
maar het blijft wel hangen en
het gehalte stijgt dus. Dat
houdt zonnestralen niet tegen,
maar wel een deel van de warm
te die de aarde terug het heelal
in straalt. Het wordt dus per
saldo warmer.
Scenario
Hoeweel warmer? Weten we
niet. Onvoldoende inzicht in de
factoren die ons klimaat bepa
len. Van de opgestelde modellen
weten we hoofdzakelijk dat ze
(nog) niet goed genoeg zijn. Als
het gehalte kooldloxyde zou
verdubbelen tot 0,06, lopen de
schattingen van de opwarming
uiteen van tien graden tot min
der dan één graad, noteerde
Gribbin uit de literatuur van de
afgelopen Jaren. De beste prik
lijkt op dit moment een graad of
twee.
Hoe vlug mogen we dat ver
wachten? Weten we ook niet,
dat hangt er van af hoe hard we
stoken. Een kwestie van ener
giebeleid dus en dat is, zeker op
wereldschaal, nog vrij ver te zoe
ken. Gribbin geeft berekenin
gen die J. Williams maakte op
het Internationaal instituut
voor toegepaste systeemanalyse
(IIASA). Williams deed dat voor
een toekomstscenario geen
voorspelling dus, maar een mo
del om de gedachten te bepalen
waar we even bij moeten stil
staan.
Het veronderstelt dat het we-
reldverbruik van energie in het
begin van de 21ste eeuw een
constant niveau bereikt, van
ruwweg driemaal het huidige
verbruik. Het vertoont daarin
overeenstemming met een be
kend scenario van onze eigen
Landelijke stuurgroep energie
onderzoek (LSEO). dat voor Ne
derland vanaf het Jaar 2000 de
nulgroei aanneemt. Verschil
lend is alleen het bereikte ni
veau van het verbruik: 140 pro
cent van het huidige bij de
L8EO. ruim 300 procent bij IIA
SA. Maar wanneer we in aan
merking nemen dat voor de ont
wikkelingslanden een inhaal
operatie wenselijk is. kunnen we
vaststellen dat beide scenario's
een grote verwantschap hebben
en dat dus ook de IIASA-veron-
derstelling aan de zeer beschei
den kant is. (De LSEO komt
neer op een groei van het ener
gieverbruik van 1,4 procent per
Jaar tot 2000 en dat is minder
dan men tot nu toe in beleid
heeft durven te vertalen. De IIA
SA komt op 2,2 procent groei
per jaar tot 2030.)
Denkmodel
Extreem daarentegen is het IIA
SA-scenario in zijn veronder
stelling dat het gehele verbruik
door fossiele brandstoffen zal
worden gedekt. Wat dat betreft
is het typisch een denkmodel,
dat de ernstigst mogelijke ont-
wikkeling aangeeft voor wat be
treft kooldioxide. Inzet op enige
schaal van kernenergie en/of
zonne-energie. zal de gevolgen
voor het klimaat beperken.
Het graflekje dat de uitkomsten
van de berekeningen samenvat,
is uiterst leerzaam. Die tempe
ratuurstijging van twee graden
bereiken we over een jaar of
vijftig. Tegen die tijd begint het
kooldioxide-effect de natuurlij
ke fluctuaties in het klimaat
voorgoed te overstemmen. Maar
tegen die tijd, merkt Gribbin
terecht op. is het al veel te laat
voor een eventuele poging om
het natuurlijk evenwicht te her
stellen. Want het vergt tiental
len Jaren om het patroon van
het energieverbruik drastisch te
veranderen. Wat deze projectie
ons vertelt, is dat wij al binnen
kort naar energiebronnen zon
der kooldioxide moeten gaan
overschakelen, „tenzij er een
goede reden is om aan te nemen
dat een wereldomvattende tem
peratuurstijging van zes graden
of meer iets is waarmee onze
kleinkinderen gelukkig zullen
kunnen leven."
Maar op dit punt waarschuwt
Gribbin voor overhaaste conclu
sies. Het is niet zinnig om aan te
nemen, .zoals zo veel mensen
doen", dat een warmere aarde
beslist minder bewoonbaar is en
dat er dus paniekmaatregelen
nodig zijn om de huidige situa
tie te handhaven. Hij ziet ln het
bijzonder reden om te geloven
dat een beetje opwarmen best
welkom zou kunnen zijn.
Reconstructie
Die reden zit in de reconstructie
die de Amerikaan Kellog ge
maakt heeft van de laatste keer
dat de aarde het wat warmer
had dan tegenwoordig, zo tus
sen vier- en achtduizend jaar
geleden. De verdeling van de
regenval toen, zag er voor de
landbouw gunstiger uit dan nu
(in bij voorbeeld het noorden
van Afrika). Een wat warmer
klimaat zou het voeden van eer.
gegroeide wereldbevolking best
kunnen helpen. Maar het moet
zeker niet verder gaan dan een
bescheiden effect, want andere
gaat het poolijs zo ver wegsmel
ten dat het water van de zee
onze nazaten tot de lippen zal
komen, en verder. We mogen
aannemen dat ze dat niet op
prijs zullen stellen. Het ziet er
dus naar uit dat we geen kolen
kunnen blijven stoken en dat we
met redelijke spoed naar alter
natieven moeten omschakelen
en onze klimaatkunde verbe
teren.
Bij die alternatieven noemt
Gribbin één mogelijkheid die ik
maar moeizaam zie zitten: wé;
doorstoken maar het kooldioxi
de opvangen voordat het do
schoorsteen uit gaat. Er zijn vol
gens optimisten geen duidelijk»
technische problemen die dat
onmogelijk zouden maken,
schrijft hij. Het is nog niet se
rieus geprobeerd omdat kooldi
oxide nooit als luchtvervuller is
aangemerkt. „Maar een beetje
wetgeving zou wonderen kun
nen doen".
Nu wil het geval dat in kolen een
paar procent zwavel zit, dat bi
verbranding zwaveldioxldf
geeft. Dat wordt soms ai we
opgevangen. Behalve over do
kosten, klaagt men daarbij ovei
de hoeveelheden vast afval dit
dat oplevert. Nu wil het geva
ook, dat in kolen zo'n 75 procen'
koolstof zit. Per ton kolen lever',
dat een kleine drie ton kooldi
oxide. Die kun je desgewens
vastleggen, in de vorm van bi.
voorbeeld een kleine vijf tor
calciumcarbonaat. Als Je he:
ten minste droog kunt houden
ik zie het eerder aankomen oj
vijftien ton smurrie. Kortom
het is de vraag of dit nu echt
zo'n praktisch idee was.
Energieverbruik per jaar
(miljarden ton steenkool)
door Fred Lammers
Toen koningin Juliana in
1973 haar zilveren rege
ringsjubileum vierde, kon
niemand vermoeden welk
een bewogen periode nog
voor haar lag. Ons volk
zag tijdens de feestelijk
heden in die eerste week
-f van de septembermaand,
nu vijf jaar geleden, een
ontspannen landsvrouwe
te midden van haar toen
al uitgebreide familie, een
vrouw die de wat men
noemt pensioengerech
tigde leeftijd naderde en
die kon terugzien op een
kwarteeuw koningschap
met weinig wanklanken,
en dat wil in deze tijd veel
zeggen.
Natuurlijk, in die 25 jaar waren
er ook moeilijke momenten ge
weest. De affaire rondom de ge
bedsgenezeres Greet Hofmans,
die tot een ernstig conflict op
Soestdijk aanleiding gaf al
drong daar maar weinig van
door tot de buitenwacht en
niet te vergeten de strubbelin
gen bij de huwelijken van haar
twee oudste dochters waren za
ken die de Koningin niet onbe
roerd lieten.
Tfl- Maar geen van die gebeurtenis-
sen was zo ingrijpend als het
■i drama dat zich in 1976 afspeelde
met als inzet de persoon van
prins Bernhard: de Lockheedaf-
faire. Toen die ten slotte in de
openbaarheid kwam was daar
- binnenskamers al veel aan voor-
r. afgegaan. Hoe koningin Juliana
L* die maanden van telkens weer
V, nieuwe beschuldigingen en ont-
f. hullingen aan het adres van
l) haar man is doorgekomen weet
alleen haar naaste omgeving.
Uit de schaarse uitlatingen die
daarover worden gedaan blijkt
echter duidelijk dat het een ver
schrikkelijke ervaring voor de
Koningin is geweest.
Toen de klap in augustus 1976
viel en prins Bernhard zich uit
bijna al zijn openbare functies
moest terugtrekken omdat hij,
zoals hij zelf toegaf, „niet die
zorgvuldigheid in acht had ge
nomen, die op grond van zijn
kwetsbare positie als echtge
noot van de Koningin en als
i Prins der Nederlanden vereist
is" kwam dat hard aan. Het was
een slag voor de monarchie als
i nooit tevoren. Hoewel koningin
k. Juliana als staatshoofd vrijuit
ging vele onthullingen waren
W ook voor haar als een onaange-
r name verrassing gekomen
was zij de eerste die begreep dat
het koningschap in Nederland
door het optreden van de man
naast de troon, in een diep dal
terecht was gekomen.
Het vertrouwen in het konings-
huis was geschokt. Een begrij
pelijke menselijke reactie zou
dan zijn geweest er het bijltje
bij neer te leggen, de koffers te
pakken om op een rustig plekje
van de aardbol van alle emoties
te bekomen en te proberen te
vergeten wat er allemaal was
1 voorgevallen. Koningin Juliana
deed dat niet. Zij koos de moei
lijkste weg, deed naar buiten of
er niets was voorgevallen. Zij
was ook ontgoocheld. Degenen
die haar na de ontknoping van
„Lockheed" met gebogen hoofd
door de gang van paleis Soest
dijk hebben zien lopen zal dat
beeld van een verslagen vrouw
altijd bijblijven.
'Zware taak'
Na een paar rustige weken ging
Juliana echter gewoon door met
het afwerken van haar program
ma. Het was in die periode dat
Nederland de mens Juliana pas
echt leerde kennen, de vrouw
die in volle omvang werd gecon
fronteerd met hetgeen zij in
haar inhuldigingsrede zo met
nadruk had gezegd; dat het ko
ningschap een taak is „zó zwaar
dat niemand die zich daarin ook
maar één ogenblik heeft inge
dacht haar zou begeren."
Voor een Koningin komt het
persoonlijk belang altijd op de
tweede plaats. Dat kwam in het
najaar van 1976 in volle omvang
naar voren. Als de Koningin
destijds zou zijn afgetreden, had
het Lockheedschandaal in de
geschiedenis een nog sterker ac
cent gekregen. Koningin Julia
na heeft in die moeilijke maan
den vaak gedacht aan het slot
van haar inhuldigingsrede.
Vlak voordat zij op de zesde
september 1948 in de Amster
damse Nieuwe Kerk de eed op
de grondwet aflegde zei ze: „Zo
dadelijk zal ik mijn eed afleggen
in honderd jaar oude bewoor
dingen. Daarbij zal mij voor
ogen staan het zinnebeeld waar
mee ik de regering van mijn
moeder kenmerkte en dat voor
mij het wezen van het Neder
landse koningschap weergeeft:
de rots te midden der woelige
baren."
Hoewel koningin Wilhelmina als
figuur uiterlijk veel meer weg
had van een rots was het de
vriendelijke, moederlijke per
soon van Juliana die, toen de
naam van haar man in ongunsti
ge zin wereldnieuws werd, op
grootse wijze liet zien dat een
Koningin die uit het goede hout
is gesneden niét op de vlucht
gaat voor problemen, hoe bo-
venmenselijk groot die soms
ook schijnen te zijn.
Populairder
Nederland heeft die moed naar
waarde weten te schatten. Nu
koningin Juliana haar zesde re
geringslustrum beleeft, kan
worden gezegd dat zij populair
der is dan ooit tevoren. Wat de
buitenkant betreft heeft zij de
deuken die de monarchie door
'Lockheed' opliep aardig weten
weg te werken. In haar persoon
lijk leven wordt zij er nog dage
lijks mee geconfronteerd. Haar
echtgenoot is sindsdien op een
zijspoor gezet en degenen die
prins Bernhard goed kennen we
ten hoe moeilijk hij het daarmee
haaft. De Koningin maakt zich
daar zorgen over. De gevolgen
van 'Lockheed' zullen de konin
klijke familie nog lang blijven
voelen. In de particuliere sfeer is
de hemel boven Soestdijk niet
onbewolkt!
Afgezien daarvan is het ko
ningschap er de laatste vijf jaar
niet eenvoudiger op geworden.
De gijzelingen en kapingen die
Nederland heeft meegemaakt
en waarbij de Koningin zich
nauw betrokken voelde, vroe
gen veel van haar krachten. Ook
als landsvrouwe moet je teleur
stellingen incasseren. In haar
kersttoespraak van 1976 bracht
zij haar gevoelens wat dit be
treft onder woorden: „We zien
blijvende onenigheid, zelfs oor
logen in de wereld, weinig ver
zoening, weinig vooruitgang en
we zien te veel mislukken; en bij
dat alles is telkens weer zicht
baar dat beangstigende gebrek
aan eerbied voor eikaars leven
en welzijn, voor alle leven op
aarde. Zoveel van het bekende
en van huis af gewende waarvan
gedacht werd, dat je erop mocht
vertrouwen, is weggevallen. Het
lijkt velen duister waar we heen
gaan. of er een bedoeling is in
wat ons overkomt, ook in het
persoonlijk leven. Je bent als in
een tunnel, daarbinnen is het
donker en hij kan zó lang zijn,
dat het licht aan de uitgang niet
zichtbaar is, zodat je vergeet,
dat daarbuiten daglicht is en
dat je op weg bent daar weer
naar toe."
Veranderingen
In de dertig jaar van Juliana's
koningschap is de samenleving
drastisch veranderd. Dat komt
ook tot uiting in de betekenis
die aan de monarchie wordt toe
gekend. Ten tijde van koningin
Wilhemina zou het ondenkbaar
zijn geweest dat, zoals vorig Jaar
bij de kabinetsformatie door
oud-WD-senator Van Riel werd
gedaqp, kritiek werd geleverd
op de rol die het staatshoofd
daarbij speelde, zelfs haar on
partijdig zijn in twijfel werd ge
trokken. Het zou evenmin zijn
voorgekomen dat er zo openlijk
werd gepraat en geschreven
over het tijdstip van aftreden
van de draagster van de kroon,
zoals nu al sinds enige jaren
wordt gedaan. Het is waar dat
de vriendinnen van de Koningin
hadden verwacht dat zij er op
haar 65e verjaardag mee zou
stoppen. Nu wagen zij zich niet
meer aan speculaties. Het is een
teer onderwerp, waar de vorstin
het zelf nooit over heeft, althans
niet buiten de familiekring.
Prinses Beatrix
Thuis wordt er wel over gespro
ken. Te zeggen dat prinses Bea
trix staat te trappelen om de
taak van haar moeder over te
nemen is wat overdreven, maar
feit is dat zij al sinds enige tijd
verlangend uitziet naar het mo
ment waarop zij in praktijk kan
gaan brengen waarop zij haar
hele leven is voorbereid. Elk
jaar dat zij langer moet wachten
wordt het moeilijker, vindt de
prinses om aansluiting bij de
jeugd te vinden, en dat is in deze
tijd hoogst belangrijk.
Deze opvatting houdt de prinses
niet voor zich. Het leidt in de
familiekring tot spanningen.
Want hoewel er vanuit het
standpunt van prinses Beatrix
bezien wel iets in deze gedach-
tengang zit, is het koningschap
niet aan een leeftijd gebonden.
In het verleden is het pas twee
keer eerder voorgekomen dat ln
Nederland een vorst aftrad. Ko
ning Willem I moest dat wel
doen omdat hij zijn door velen
veroordeelde huwelijk met de
rooms-katholieke gravin Hen-
riette d'Oultremont wilde door
zetten, koningin Wilhelmina
ging heen omdat zij zich men
taal niet meer opgewassen voel
de tegen de na-oorlogse proble
men. met name de Indonesische
kwestie. Ook in het buitenland
denk aan de Scandinavische
landen en de Britse koningin
Victoria zijn bejaarde vorsten
een normaal verschijnsel.
Een groot pluspunt van een
langdurig koningschap is trou
wens de grote ervaring die zo
iemand in de loop der jaren op
doet en die steeds meer gaat
meespreken. Premier Van Agt
onderstreepte dat op de jongste
verjaardag van de landsvrouwe,
toen hij constateerde dat de Ko
ningin „boven politieke wisse
lingen verheven, in bewonde
renswaardige zorgvuldigheid,
haar kennis en ervaring aan
wendt".
Als de Koningin er nog plezier in
heeft, en dat schijnt zo te zijn,
en er bovendien lichamelijk toe
in staat is, kan niets en niemand
haar dwingen te vertrekken.
Daar zitten echter wel wat ha
ken en ogen aan. In een moder
ne samenleving wordt het
steeds problematischer van le
den van een hofhouding te ver
langen dat zij met hun werk
blijven doorgaan tot ze oud en
der dagen zat zijn. Daar er tus
sen onze vorstin en deze figuren
uit haar naaste omgeving in de
loop der jaren een heel persoon
lijke relatie is gegroeid, kunnen
deze mensen niet zo gemakke
lijk door jongeren worden ver
vangen. Het is een vraagstuk
dat de koningin onder ogen ziet.
Het is onder deze omstandighe
den dat Koningin Juliana haar
dertigste regeringsjaar vol
maakt. Zonder uiterlijk vertoon.
Dé dag waarop zij dertig Jaar
geleden de taak van haar moe
der overnam zal er een zijn als
vele andere. In de beslotenheid
van Soestdijk zal de koningin
ongetwijfeld terugzien, zoals zij
vorig jaar kerstmis deed, toen
zij sprekend over het leven zei:
„We voelen allen, dat we er iets
van moeten maken. Het is een
grote opgave, soms héél moei
lijk. En dan denk je over Je
verleden: Wat heb ik ervan ge
maakt? en over je toekomst:
Wat ga ik er van maken?"