Spoorwegwonderen en 'vliegreisjes' Juliana: rots in woelige baren Graad of twee warmer stoken? Wetenschap en techniek In dertig jaar koningschap veranderde de hele samenleving ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1978 BINNENLAND TROUW/KWARTET door J. G. A. Thijs Er zijn berichten waardoor ik, hoe onaangenaam hun inhoud uit materi eel oogpunt bezien ook is, met de beste wil van de wereld niet uit mijn humeur zou kunnen raken. Tot die nieuwscategorie behoort de deze week aangekondigde prijsverhoging van het treinkaartje. Telkens als we over de stijging van de spoortarieven een mededeling in onze kolommen opnemen (en dat gebeurt met vrij grote regelmaat, bijna elk jaar is het raak) denk ik bij mezelf: helemaal niet erg, het is het dubbel en dwars waard! Want de trein is in mijn ogen eigen lijk onbetaalbaar, niet alleen bereik je je doel met een minimum aan lijfelijke inspanning, ook kun je er heerlijk in wegdromen en, dat vooral, onbezorgd en ongestoord lezen. Als ik in een moment van zwakheid of van gezichtsverduistering al eens aar zel of ik een tocht zal ondernemen in het benauwde, stinkende, vierwielige monstertje of dat ik me in de ruime, sierlijke, alle files negerende en zich met betrouwbare regelmaat voortbe wegende trein zal laten vervoeren, dan geeft vooral de mogelijkheid om er eens heerlijk een poosje op los te lezen de doorslag. Het gevaar dat je als lezende treinrei ziger midden in een boeiende alinea afgeleid wordt door een menselijke stem nadert tot nul of het zou de stem van de conducteur moeten zijn, maar die behoort zo tot het interieur dat hij nauwelijks als storend wordt ervaren. Geen kostbare minuut hoeft verloren te gaan, je kunt je al lezende latende meevoeren naar welk tijd perk of welk land dan ook. Op zo'n reisje kan het gebeuren dat je met mededogen vervuld wordt voor je me demensen die kozen voor de ongewis heid en het lawaai van de verkeers weg. met als enige lectuur de armzali ge letters op de prozaïsche verkeers borden. En de gedachte kan ook in je opkomen hoe geschikt de trein als vervoermiddel is voor iemand als mi nister Albeda, die onlangs in een dag boek in NRC/Handelsblad „het niet meer regelmatig kunnen lezen wel licht het ernstige nadeel van mijn huidige functie" noemde. Je bent ook allerminst verwonderd als je weer eens ontdekt dat je waar lijk de enige en de eerste niet bent die de ijzeren spoorweg een goed hart toedraagt. Toen de vooral als criticus bekend en beroemd geworden auteur Conrad Busken Huet ruim een eeuw geleden, in 1876, na acht jaar uit Indië terugkeerde, kwam hij onder de in druk van allerlei vernieuwingen in het moederland en in zijn beschou wingen werden de spoorwegen nogal eens genoemd. In Nederland, schreef hij. „blinken de locomotieven en de wagons zo alsof ze iedere zaterdag met de glazenspuit worden nagezien. In het goederenkantoor te Utrecht is ir Conrad Busken Huet het zoo netjes dat men er zou willen ontbijten van de vloer". Een speciali teit van ons land vond hij de „ijzeren bruggen" en daarvan vooral „de Moerdijkse. boven het Hollands Diep". Deskundigen moesten volgens hem maar beoordelen of het aanleg gen van de ..spoorwegwonderen' moeilijker was dan elders: „Ik weet alleen dat ze sterker tot de verbeel ding spreken. Bij het overrijden der Moerdijkbrug ontvangt men de in druk van iets fabelachtigs". Potgieter Een jaar later, in 1877, herdacht Huet zijn overleden oudere vriend Potgie ter in een prachtig stuk, waarin hij ook aandacht besteedde aan Potgie ter als verwoed reiziger. Diens „ijzer- sterk lichaam" was volgens Huet „te gen alle vermoeienissen van het rei zen bestand. Hoewel op weg naar de zestig kon hij drie dagen en drie nach ten in een spoortrein zitten zonder dat er bij de aankomst iets aan hem te bespeuren viel". Potgieter maakte volgens Huet graag „vliegreisjes" (korte uitstapjes) „hoe verder van honk, hoe liever". En: „hij beminde de locomotief en de spoorwegnetten" Ook Abraham Kuyper noemde de spoorwegen nogal eens. Zelfs in een artikeltje over de luchtvaart, de „avi atiek", komen we het „spoor" tegen: „Ook van het spoorwezen kan gezegd worden dat het telken jare nog hon derden levens kost, en toch: wie zou den tijd van diligence en trekschuit terugbegeeren?", schreef hij in 1911. Namen Via Kuyper kom ik op een tweede nogal de aandacht trekkend bericht van deze week: tientallen naamgeno ten van Abraham de Geweldige zijn bijeen geweest in het gebouw waarin zijn geestelijke nalatenschap geves tigd is: de VU in Amsterdam. Wat mij verbaasd heeft is het gemak waarmee men ook degenen wier naam niet als Kuyper maar bijvoorbeeld als Kuiper of Kuijper gespeld wordt als naamge noten aanvaard heeft. Namen kun je tot het terrein van de taal rekenen en dat was een terrein waarop de grote Abraham niet alleen geweldig maar ook uiterst precies was. In 1880 schoot hij in „De Standaard" uit zijn slof omdat de regering voorgesteld had dat niet alleen „barbaarsche woorden" als centiare en centigram „burgerrecht erlangen", maar ook zouden „ter wille van deze vreemde indringers onze goede, deugdelijke, brave, oud-Hollandsche woorden van ons en ons en lood en el en plam en duim enz. eenvoudig zonder proces eerloos verklaard en ten dode verwe zen" worden. Zelf getuigde Kuyper eens (in 1892) van zijn liefde „voor onze heerlijke moedertaal", een liefde „die niet kan wegsterven in mijn hart". Om op de Kuypers, de Kuipers en de Kuijpers terug te komen: zouden ze aan de VU misschien beïnvloed zijn door het voorbeeld van de PTT. die blijkens nieuwe telefoonboeken druk bezig is het onderscheid tussen Y en IJ uit te wissen? Alsof Ymuiden niet iets héél anders is dan IJmuiden en de Rynlaan dan de Rijnlaan. De taal virtuoos (zo noemde J. C. Rullman hem) Abraham Kuyper zou er zich vast geweldig aan geërgerd hebben! door Rob Foppema Als het op de wereld gemiddeld een graad of twee warmer wordt, is dat misschien niet eens zo gek. Maar erg veel gekker moeten we het waarschijnlijk niet maken. Dat lijken geen verpletterende conclusies, maar er zit wel een serieus verhaal achter. De vraag is. hoeveel fossiele brandstoffen (gas. olie, kolen) we kunnen verstoken voordat ons klimaat echt te warm wordt. Het probleem is al eerder aan de orde geweest, ook in deze ru briek. Het antwoord is nog steeds onbekend (onvoldoende gegevens op alle fronten). Maar omdat de zaak wel enige urgen tie heeft, willen we de verschui vende grenzen van onze onkun de nauwlettend volgen. De Brit se onderzoeker John Orlbbln gaf een waardevol overzicht in New Scientist (79.541-543; 1978). Even repeteren. Elk verbran dingsproces brengt als eindpro- dukt kooldioxyd'e-gas ln de at mosfeer. Dat is een natuurlijk bestanddeel (0,03 procent), maar het blijft wel hangen en het gehalte stijgt dus. Dat houdt zonnestralen niet tegen, maar wel een deel van de warm te die de aarde terug het heelal in straalt. Het wordt dus per saldo warmer. Scenario Hoeweel warmer? Weten we niet. Onvoldoende inzicht in de factoren die ons klimaat bepa len. Van de opgestelde modellen weten we hoofdzakelijk dat ze (nog) niet goed genoeg zijn. Als het gehalte kooldloxyde zou verdubbelen tot 0,06, lopen de schattingen van de opwarming uiteen van tien graden tot min der dan één graad, noteerde Gribbin uit de literatuur van de afgelopen Jaren. De beste prik lijkt op dit moment een graad of twee. Hoe vlug mogen we dat ver wachten? Weten we ook niet, dat hangt er van af hoe hard we stoken. Een kwestie van ener giebeleid dus en dat is, zeker op wereldschaal, nog vrij ver te zoe ken. Gribbin geeft berekenin gen die J. Williams maakte op het Internationaal instituut voor toegepaste systeemanalyse (IIASA). Williams deed dat voor een toekomstscenario geen voorspelling dus, maar een mo del om de gedachten te bepalen waar we even bij moeten stil staan. Het veronderstelt dat het we- reldverbruik van energie in het begin van de 21ste eeuw een constant niveau bereikt, van ruwweg driemaal het huidige verbruik. Het vertoont daarin overeenstemming met een be kend scenario van onze eigen Landelijke stuurgroep energie onderzoek (LSEO). dat voor Ne derland vanaf het Jaar 2000 de nulgroei aanneemt. Verschil lend is alleen het bereikte ni veau van het verbruik: 140 pro cent van het huidige bij de L8EO. ruim 300 procent bij IIA SA. Maar wanneer we in aan merking nemen dat voor de ont wikkelingslanden een inhaal operatie wenselijk is. kunnen we vaststellen dat beide scenario's een grote verwantschap hebben en dat dus ook de IIASA-veron- derstelling aan de zeer beschei den kant is. (De LSEO komt neer op een groei van het ener gieverbruik van 1,4 procent per Jaar tot 2000 en dat is minder dan men tot nu toe in beleid heeft durven te vertalen. De IIA SA komt op 2,2 procent groei per jaar tot 2030.) Denkmodel Extreem daarentegen is het IIA SA-scenario in zijn veronder stelling dat het gehele verbruik door fossiele brandstoffen zal worden gedekt. Wat dat betreft is het typisch een denkmodel, dat de ernstigst mogelijke ont- wikkeling aangeeft voor wat be treft kooldioxide. Inzet op enige schaal van kernenergie en/of zonne-energie. zal de gevolgen voor het klimaat beperken. Het graflekje dat de uitkomsten van de berekeningen samenvat, is uiterst leerzaam. Die tempe ratuurstijging van twee graden bereiken we over een jaar of vijftig. Tegen die tijd begint het kooldioxide-effect de natuurlij ke fluctuaties in het klimaat voorgoed te overstemmen. Maar tegen die tijd, merkt Gribbin terecht op. is het al veel te laat voor een eventuele poging om het natuurlijk evenwicht te her stellen. Want het vergt tiental len Jaren om het patroon van het energieverbruik drastisch te veranderen. Wat deze projectie ons vertelt, is dat wij al binnen kort naar energiebronnen zon der kooldioxide moeten gaan overschakelen, „tenzij er een goede reden is om aan te nemen dat een wereldomvattende tem peratuurstijging van zes graden of meer iets is waarmee onze kleinkinderen gelukkig zullen kunnen leven." Maar op dit punt waarschuwt Gribbin voor overhaaste conclu sies. Het is niet zinnig om aan te nemen, .zoals zo veel mensen doen", dat een warmere aarde beslist minder bewoonbaar is en dat er dus paniekmaatregelen nodig zijn om de huidige situa tie te handhaven. Hij ziet ln het bijzonder reden om te geloven dat een beetje opwarmen best welkom zou kunnen zijn. Reconstructie Die reden zit in de reconstructie die de Amerikaan Kellog ge maakt heeft van de laatste keer dat de aarde het wat warmer had dan tegenwoordig, zo tus sen vier- en achtduizend jaar geleden. De verdeling van de regenval toen, zag er voor de landbouw gunstiger uit dan nu (in bij voorbeeld het noorden van Afrika). Een wat warmer klimaat zou het voeden van eer. gegroeide wereldbevolking best kunnen helpen. Maar het moet zeker niet verder gaan dan een bescheiden effect, want andere gaat het poolijs zo ver wegsmel ten dat het water van de zee onze nazaten tot de lippen zal komen, en verder. We mogen aannemen dat ze dat niet op prijs zullen stellen. Het ziet er dus naar uit dat we geen kolen kunnen blijven stoken en dat we met redelijke spoed naar alter natieven moeten omschakelen en onze klimaatkunde verbe teren. Bij die alternatieven noemt Gribbin één mogelijkheid die ik maar moeizaam zie zitten: wé; doorstoken maar het kooldioxi de opvangen voordat het do schoorsteen uit gaat. Er zijn vol gens optimisten geen duidelijk» technische problemen die dat onmogelijk zouden maken, schrijft hij. Het is nog niet se rieus geprobeerd omdat kooldi oxide nooit als luchtvervuller is aangemerkt. „Maar een beetje wetgeving zou wonderen kun nen doen". Nu wil het geval dat in kolen een paar procent zwavel zit, dat bi verbranding zwaveldioxldf geeft. Dat wordt soms ai we opgevangen. Behalve over do kosten, klaagt men daarbij ovei de hoeveelheden vast afval dit dat oplevert. Nu wil het geva ook, dat in kolen zo'n 75 procen' koolstof zit. Per ton kolen lever', dat een kleine drie ton kooldi oxide. Die kun je desgewens vastleggen, in de vorm van bi. voorbeeld een kleine vijf tor calciumcarbonaat. Als Je he: ten minste droog kunt houden ik zie het eerder aankomen oj vijftien ton smurrie. Kortom het is de vraag of dit nu echt zo'n praktisch idee was. Energieverbruik per jaar (miljarden ton steenkool) door Fred Lammers Toen koningin Juliana in 1973 haar zilveren rege ringsjubileum vierde, kon niemand vermoeden welk een bewogen periode nog voor haar lag. Ons volk zag tijdens de feestelijk heden in die eerste week -f van de septembermaand, nu vijf jaar geleden, een ontspannen landsvrouwe te midden van haar toen al uitgebreide familie, een vrouw die de wat men noemt pensioengerech tigde leeftijd naderde en die kon terugzien op een kwarteeuw koningschap met weinig wanklanken, en dat wil in deze tijd veel zeggen. Natuurlijk, in die 25 jaar waren er ook moeilijke momenten ge weest. De affaire rondom de ge bedsgenezeres Greet Hofmans, die tot een ernstig conflict op Soestdijk aanleiding gaf al drong daar maar weinig van door tot de buitenwacht en niet te vergeten de strubbelin gen bij de huwelijken van haar twee oudste dochters waren za ken die de Koningin niet onbe roerd lieten. Tfl- Maar geen van die gebeurtenis- sen was zo ingrijpend als het ■i drama dat zich in 1976 afspeelde met als inzet de persoon van prins Bernhard: de Lockheedaf- faire. Toen die ten slotte in de openbaarheid kwam was daar - binnenskamers al veel aan voor- r. afgegaan. Hoe koningin Juliana L* die maanden van telkens weer V, nieuwe beschuldigingen en ont- f. hullingen aan het adres van l) haar man is doorgekomen weet alleen haar naaste omgeving. Uit de schaarse uitlatingen die daarover worden gedaan blijkt echter duidelijk dat het een ver schrikkelijke ervaring voor de Koningin is geweest. Toen de klap in augustus 1976 viel en prins Bernhard zich uit bijna al zijn openbare functies moest terugtrekken omdat hij, zoals hij zelf toegaf, „niet die zorgvuldigheid in acht had ge nomen, die op grond van zijn kwetsbare positie als echtge noot van de Koningin en als i Prins der Nederlanden vereist is" kwam dat hard aan. Het was een slag voor de monarchie als i nooit tevoren. Hoewel koningin k. Juliana als staatshoofd vrijuit ging vele onthullingen waren W ook voor haar als een onaange- r name verrassing gekomen was zij de eerste die begreep dat het koningschap in Nederland door het optreden van de man naast de troon, in een diep dal terecht was gekomen. Het vertrouwen in het konings- huis was geschokt. Een begrij pelijke menselijke reactie zou dan zijn geweest er het bijltje bij neer te leggen, de koffers te pakken om op een rustig plekje van de aardbol van alle emoties te bekomen en te proberen te vergeten wat er allemaal was 1 voorgevallen. Koningin Juliana deed dat niet. Zij koos de moei lijkste weg, deed naar buiten of er niets was voorgevallen. Zij was ook ontgoocheld. Degenen die haar na de ontknoping van „Lockheed" met gebogen hoofd door de gang van paleis Soest dijk hebben zien lopen zal dat beeld van een verslagen vrouw altijd bijblijven. 'Zware taak' Na een paar rustige weken ging Juliana echter gewoon door met het afwerken van haar program ma. Het was in die periode dat Nederland de mens Juliana pas echt leerde kennen, de vrouw die in volle omvang werd gecon fronteerd met hetgeen zij in haar inhuldigingsrede zo met nadruk had gezegd; dat het ko ningschap een taak is „zó zwaar dat niemand die zich daarin ook maar één ogenblik heeft inge dacht haar zou begeren." Voor een Koningin komt het persoonlijk belang altijd op de tweede plaats. Dat kwam in het najaar van 1976 in volle omvang naar voren. Als de Koningin destijds zou zijn afgetreden, had het Lockheedschandaal in de geschiedenis een nog sterker ac cent gekregen. Koningin Julia na heeft in die moeilijke maan den vaak gedacht aan het slot van haar inhuldigingsrede. Vlak voordat zij op de zesde september 1948 in de Amster damse Nieuwe Kerk de eed op de grondwet aflegde zei ze: „Zo dadelijk zal ik mijn eed afleggen in honderd jaar oude bewoor dingen. Daarbij zal mij voor ogen staan het zinnebeeld waar mee ik de regering van mijn moeder kenmerkte en dat voor mij het wezen van het Neder landse koningschap weergeeft: de rots te midden der woelige baren." Hoewel koningin Wilhelmina als figuur uiterlijk veel meer weg had van een rots was het de vriendelijke, moederlijke per soon van Juliana die, toen de naam van haar man in ongunsti ge zin wereldnieuws werd, op grootse wijze liet zien dat een Koningin die uit het goede hout is gesneden niét op de vlucht gaat voor problemen, hoe bo- venmenselijk groot die soms ook schijnen te zijn. Populairder Nederland heeft die moed naar waarde weten te schatten. Nu koningin Juliana haar zesde re geringslustrum beleeft, kan worden gezegd dat zij populair der is dan ooit tevoren. Wat de buitenkant betreft heeft zij de deuken die de monarchie door 'Lockheed' opliep aardig weten weg te werken. In haar persoon lijk leven wordt zij er nog dage lijks mee geconfronteerd. Haar echtgenoot is sindsdien op een zijspoor gezet en degenen die prins Bernhard goed kennen we ten hoe moeilijk hij het daarmee haaft. De Koningin maakt zich daar zorgen over. De gevolgen van 'Lockheed' zullen de konin klijke familie nog lang blijven voelen. In de particuliere sfeer is de hemel boven Soestdijk niet onbewolkt! Afgezien daarvan is het ko ningschap er de laatste vijf jaar niet eenvoudiger op geworden. De gijzelingen en kapingen die Nederland heeft meegemaakt en waarbij de Koningin zich nauw betrokken voelde, vroe gen veel van haar krachten. Ook als landsvrouwe moet je teleur stellingen incasseren. In haar kersttoespraak van 1976 bracht zij haar gevoelens wat dit be treft onder woorden: „We zien blijvende onenigheid, zelfs oor logen in de wereld, weinig ver zoening, weinig vooruitgang en we zien te veel mislukken; en bij dat alles is telkens weer zicht baar dat beangstigende gebrek aan eerbied voor eikaars leven en welzijn, voor alle leven op aarde. Zoveel van het bekende en van huis af gewende waarvan gedacht werd, dat je erop mocht vertrouwen, is weggevallen. Het lijkt velen duister waar we heen gaan. of er een bedoeling is in wat ons overkomt, ook in het persoonlijk leven. Je bent als in een tunnel, daarbinnen is het donker en hij kan zó lang zijn, dat het licht aan de uitgang niet zichtbaar is, zodat je vergeet, dat daarbuiten daglicht is en dat je op weg bent daar weer naar toe." Veranderingen In de dertig jaar van Juliana's koningschap is de samenleving drastisch veranderd. Dat komt ook tot uiting in de betekenis die aan de monarchie wordt toe gekend. Ten tijde van koningin Wilhemina zou het ondenkbaar zijn geweest dat, zoals vorig Jaar bij de kabinetsformatie door oud-WD-senator Van Riel werd gedaqp, kritiek werd geleverd op de rol die het staatshoofd daarbij speelde, zelfs haar on partijdig zijn in twijfel werd ge trokken. Het zou evenmin zijn voorgekomen dat er zo openlijk werd gepraat en geschreven over het tijdstip van aftreden van de draagster van de kroon, zoals nu al sinds enige jaren wordt gedaan. Het is waar dat de vriendinnen van de Koningin hadden verwacht dat zij er op haar 65e verjaardag mee zou stoppen. Nu wagen zij zich niet meer aan speculaties. Het is een teer onderwerp, waar de vorstin het zelf nooit over heeft, althans niet buiten de familiekring. Prinses Beatrix Thuis wordt er wel over gespro ken. Te zeggen dat prinses Bea trix staat te trappelen om de taak van haar moeder over te nemen is wat overdreven, maar feit is dat zij al sinds enige tijd verlangend uitziet naar het mo ment waarop zij in praktijk kan gaan brengen waarop zij haar hele leven is voorbereid. Elk jaar dat zij langer moet wachten wordt het moeilijker, vindt de prinses om aansluiting bij de jeugd te vinden, en dat is in deze tijd hoogst belangrijk. Deze opvatting houdt de prinses niet voor zich. Het leidt in de familiekring tot spanningen. Want hoewel er vanuit het standpunt van prinses Beatrix bezien wel iets in deze gedach- tengang zit, is het koningschap niet aan een leeftijd gebonden. In het verleden is het pas twee keer eerder voorgekomen dat ln Nederland een vorst aftrad. Ko ning Willem I moest dat wel doen omdat hij zijn door velen veroordeelde huwelijk met de rooms-katholieke gravin Hen- riette d'Oultremont wilde door zetten, koningin Wilhelmina ging heen omdat zij zich men taal niet meer opgewassen voel de tegen de na-oorlogse proble men. met name de Indonesische kwestie. Ook in het buitenland denk aan de Scandinavische landen en de Britse koningin Victoria zijn bejaarde vorsten een normaal verschijnsel. Een groot pluspunt van een langdurig koningschap is trou wens de grote ervaring die zo iemand in de loop der jaren op doet en die steeds meer gaat meespreken. Premier Van Agt onderstreepte dat op de jongste verjaardag van de landsvrouwe, toen hij constateerde dat de Ko ningin „boven politieke wisse lingen verheven, in bewonde renswaardige zorgvuldigheid, haar kennis en ervaring aan wendt". Als de Koningin er nog plezier in heeft, en dat schijnt zo te zijn, en er bovendien lichamelijk toe in staat is, kan niets en niemand haar dwingen te vertrekken. Daar zitten echter wel wat ha ken en ogen aan. In een moder ne samenleving wordt het steeds problematischer van le den van een hofhouding te ver langen dat zij met hun werk blijven doorgaan tot ze oud en der dagen zat zijn. Daar er tus sen onze vorstin en deze figuren uit haar naaste omgeving in de loop der jaren een heel persoon lijke relatie is gegroeid, kunnen deze mensen niet zo gemakke lijk door jongeren worden ver vangen. Het is een vraagstuk dat de koningin onder ogen ziet. Het is onder deze omstandighe den dat Koningin Juliana haar dertigste regeringsjaar vol maakt. Zonder uiterlijk vertoon. Dé dag waarop zij dertig Jaar geleden de taak van haar moe der overnam zal er een zijn als vele andere. In de beslotenheid van Soestdijk zal de koningin ongetwijfeld terugzien, zoals zij vorig jaar kerstmis deed, toen zij sprekend over het leven zei: „We voelen allen, dat we er iets van moeten maken. Het is een grote opgave, soms héél moei lijk. En dan denk je over Je verleden: Wat heb ik ervan ge maakt? en over je toekomst: Wat ga ik er van maken?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 15