Verjaring oorlogsmisdaden in zicht
'Aan de Duitse stamtafel wordt veel verdrongen'
'Geen mantel van zwijgen over oorlogsmisdaden'
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1978
TROUW/KWARTET 13
door Huib Goudriaan en Leo Kleyn
Op 31 december 1979 loopt in West-Duitsland de daar voor moord geldende
verjaringstermijn van dertig jaar af. Dat betekent dat in de tweede wereld
oorlog gepleegde moorden na die datum niet meer berecht kunnen
worden. Anders dan Nederland, kent de Bondsrepubliek geen bijzonder
strafrecht waarin oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid niet
kunnen verjaren. Wat in de oorlog is misdreven, is niet met terugwerkende
kracht, dus tot de jaren 1939-1945. strafbaar. Alleen als het bij die misdrijven
gaat om moord of medeplegen van moord, kan de justitie nu nog optreden.
Na 1979 is ook dat niet meer mogelijk. Met het oog daarop gaan hier en daar in
de Bondsrepubliek stemmen op de verjaringstermijn te verlengen. Dat gebeur
de al tweemaal eerder. Omdat tot 1945 nazi-misdaden uiteraard niet werden
vervolgd, gold dat jaar als het begin van de verjaringstermijn, die toen nog op
twintig jaar was gesteld. In 1965 bleken zoveel oorlogsmisdadigers nog niet
berecht te zijn, dat het onverantwoord werd geacht de vervolging te beëindigen.
De termijn werd met vier jaar verlengd, door de verjaring te laten beginnen in
1949, toen met de stichting van de Bondsrepubliek het recht in eigen hand werd
genomen. Dat besluit leidde tot het aftreden van minister van justitie Bucher, lid
van de liberale FDP. die de verlenging als een aanslag op de rechtsstaat
beschouwde. Toen er in 1969 bij de opsporing van oorlogsmisdadigers nog niet
veel vorderingen waren gemaakt, werd de verjaringstermijn van twintig in dertig
jaar veranderd. Deze termijn loopt eind 1979 af.
De discussie in West-Duitsland hierover heeft aanleiding gegeven tot enige
venwarring, die er bijvoorbeeld toe leidde dat een Westduits weekblad zich in
een kop op de voorpagina afvroeg: „Ook vrijheid voor de massamoordenaars
van Hitier?" Het misverstand is gerezen dat na 31 december 1979 geen
oorlogsmisdadigers meer berecht zullen worden. Uit onderstaande interviews
blijkt dat tot die datum de verjaring bij arrestatie wordt onderbroken, wat wil
zeggen dat op dat moment de verjaringstermijn ingaat. Alleen op 1 januari 1980
nog onbekende nazi-misdadigers zullen niet meer kunnen worden vervolgd.
Wij spraken in Bonn met de parlementariër Hermann Dürr, die uiteenzet
waarom hij de verjaringstermijn niet verlengd wil zien, en in Dortmund met
Hermann Weissing, die als openbaar aanklager is belast met de vervolging van
oorlogsmisdadigers, onder wie de onlangs opgespoorde Nederlander Siert
Bruins.
Onwetendheid, maar ook
vaak onwil, gevoed door een
zekere verdringing van het
nationaal-socialistische ver
leden, spelen de Duitsers
nog parten bij de zogeheten
„Bewaltigung der Vergan-
genheit". Dit moeilijk te ver
talen begrip (letterlijk: over
meestering van het verle
den) dekt in de Bondsrepu
bliek al jaren de pogingen
om tot een bewustwording
te komen van de zwartste
bladzijde uit de Duitse ge
schiedenis.
De Duitse filosoof Karl Jaspers riep
in 1946 in de befaamd geworden
voordracht „Die Schuldfrage" zijn
volk op ernst te maken met deze
bewustwording en tot een „Reini-
gung" te komen. Is deze morele,
maar ook juridische zuivering ge
lukt?
Een van de argumenten voor de
verjaring van de nazi-misdaden is
dat verdachten zowel als getuigen
óf niet meer in leven zijn, óf te oud
zijn geworden. De taak van rechters
en juristen zou moeten worden
overgenomen door historici en op
voeders. Met andere woorden: pro
cessen, tegen nazi-misdadigers die
door gebrek aan bewijsmateriaal
zeer onbevredigend verlopen, kun
nen er geen bijdrage meer aan leve
ren dat het verleden in herinnering
blijft. Wordt daarvoor in de gezin
nen en bij het geschiedenisonder
wijs wél gezorgd en wordt ervoor
gewaarschuwd, dat wat gisteren ge
beurde, ook morgen mogelijk is?
Hermann Dürr (53), jurist, SPD-af-
gevaardigde in het Duitse parle
ment. vindt dat het geschiedenison
derwijs schromelijk tekortschiet.
Hij wijt dit deels aan onwetendheid
en onkunde van de leraren. Ook
i bespeurt hij, ruim dertig jaar later,
verdringing van al te lastige vragen
over het verleden in het gezin en
aan de Duitse „stamtafel". De ge
sprekken in het stamcafé leveren
ook een bijdrage aan de menings
vorming en daar wordt nogal eens
de kreet gehoord: „Schwamm drü-
ber, wir haben die Nase voll!" (Zand
erover, we hebben er genoeg van).
Dürr: „Aan de Duitse stamtafel
wordt erg veel verdrongen. En het
gebeurt ook te vaak dat vader of
grootvader op vragen van zoon of
kleinzoon antwoordt: „Och, laten
we daar toch eindelijk eens mee
ophouden!" Informatie over de na
zi-tijd moet uiteraard niet alleen op
school worden gegeven, maar ook
thuis, in het gezin. En als het niet op
school, noch in het gezin gebeurt, is
het nodig de mensen, de leraren
ook, beter te informeren floor lezin
gen en openbare discussies. Die tijd
mag niet in de vergetelheid raken
op de manier, zoals een Duitse jour
nalist onlangs een uitlating van
CSU-chef Strauss uitlegde. Franz
Josef Strauss pleitte in een inter
view met „Bild am Sonntag" voor
een algemene amnestie (kwijtschel
ding van straf). Hierna schreef het
weekblad „Die Zeit", dat de vage,
dubbelzinnige uitlatingen van
Strauss doen vermoeden dat hij
geen amnestie wil, maar „amnesie"
(geheugenverlies); dus een totaal
vergeten van die vreselijke tijd. En
dat kan niet, wij moeten ons altijd
blijven herinneren hoe misdadig
mensen en staten kunnen optreden.
Overigens moet gezegd worden dat
het thans erg moeilijk is de Duitse
jeugd hiervoor te interesseren. In
tegenstelling tot einde jaren zestig
is de belangstelling voor politiek en
geschiedenis bijzonder gering. Vlak
na de oorlog wilden de mensen er
niet over horen, omdat ze het zo
druk hadden met de wederopbouw,
nu zeggen de jonge mensen: „Praat
toch niet over die politiek!"
U bent duidelijk niet tevreden over
het geschiedenisonderwijs. Bent u
wel tevreden over het optreden
van de Duitse justitie na de oorlog?
„Nee, ik ben niet tevreden over wat
de Duitse justitie heeft gedaan,
maar ik voeg hieraan toe dat zij ook
beperkte mogelijkheden had. De
geschiedenis van de processen te
gen de nationaal-socialistische mis
daden in Duitsland is een tragedie,
een zeer treurige zaak. Na de
oorlog
Volgens een recente tv-docümen-
taire van de Engelse omroep BBC
hebben de Engelse en Amerikaanse
regering er destijds bewust naar
gestreefd de Duitse oorlogsmisda
digers na de processen van Neu
renberg met rust te laten. Er
werd massaal gratie verleend, om
dat bondskanselier Adenauer
meende dat hij geen staat kon op
bouwen zonder de bestuurlijke ta
lenten van de ex-nazi's.
„Daar zit iets in, maar er worden
twee zaken door elkaar gehaald. Na
1945 mochten de Duitsers alleen
processen voeren over voorvallen in
Duitsland, zoals bij voorbeeld het in
brand steken van synagogen. Maar
gebeurtenissen als bij voorbeeld de
jodenvervolging in Nederland of de
moordpartijen van Einsatzkom-
mando's pakten de geallieerden
aan. Toen zijn zeer zware gevallen
voor een deel de zogeheten schrijf
tafelmoordenaars, veroordeeld. Een
aantal van hen kreeg de doodstraf,
maar die werd al gauw omgezet in
levenslang. Na vijf, zes jaar werden
de meesten vrijgelaten, maar toen
was inmiddels de Bondsrepubliek
uitgeroepen en hadden de geallieer
den een verdrag met ons gesloten,
opdat aan die straffen niets meer
kon worden veranderd. De gealli
eerden waren namelijk bang dat de
Duitsers nazi's die zij hadden ge
straft. zouden rehabiliteren. Er wa
ren dus zeer zware gevallen die na
hun vrijlating, dank zij dat verdrag,
volkenrechtelijk waren beschermd
Ik heb zulke mensen wel meege
maakt als getuigen, zij gedroegen
zich dan zeer brutaal. Ik ben woe
dend geweest en heb mij daarover
ook geschaamd. Maar de relatief
kleine misdadigers die de laatste
jaren terechtstaan, krijgen vaak le
venslang. Door dat verdrag van
1955 is veel onrecht gebeurd en dat
kan niet worden gecorrigeerd. Na
1955, en op dit punt heeft de BBC
gelijk, hebben Adenauer en zijn mi
nister van justitie gezwegen en ook
veel verzuimd. Toen kwam het zo
geheten Ulmer Einsatzkommando-
proces, dat het Duitse publiek pas
bewust heeft gemaakt van het be
staan van- Einsatzkommando's.
Men had ondertussen kennis geno
men van de concentratiekampen,
maar de afschuwelijke misdaden
van de Einsatzkommando's. die
honderdduizenden, zo niet miljoe
nen slachtoffers hebben gemaakt,
waren onbekend. Dit omstreeks
1958 gevoerde proces gaf de stoot
tot het doorbreken van het stilzwij
gen; dat was niet langer vol te hou
den. Maar inmiddels was het 1960
geworden en lagen deze misdaden
al zo'n zestien tot achttien jaar ach
ter ons. Daarom noemde ik de ge
schiedenis van de processen tegen
de nazi's een tragedie."
Hoe denkt u als juridisch specialist
van de SPD over de verjaring?
..De Duitse Bondsdag heelt de ver
jaring voor moord tweemaal ver
lengd. Ik vind dat het daarbij moet
blijven. Hierbij moeten twee kant
tekeningen worden gemaakt. In de
eerste plaats dat de Bondsdag zich
in 1965 en 1969 zeer diepgaand met
deze problematiek heeft bezigge
houden en dat men toen veel kon
voorzien. Bijvoorbeeld hoe oud de
verdachten in een proces zouden
zijn. als dit proces in 1970, 1975 en
1980 zou werden gevoerd. Maar niet
kon worden voorzien, welke nieuwe
tot dusver onbekende gevallen, in
de toekomst zouden moeten wor
den behandeld. Wel was duidelijk
dat de processen in de loop der
jaren steeds moeilijker zouden wor
den. Ik kan dat toelichten door twee
soorten processen te onderschei
den, hoewel dat niet voor honderd
procent opgaat. Er waren processen
.-tegen de moordenaars in de concen
tratiekampen, waarbij het betrek
kelijk gemakkelijk was de daders
aan te wijzen. De overlevenden wa
ren namelijk maanden, wellicht ja
ren, in dit KZ en ze kenden hun
bewakers, of bij naam. of konden
hun gezicht precies beschrijven."
„De tweede soort processen zijn de
Einsatzkommandoprocessen en
hierbij is het bewijs erg moeilijk te
leveren. De Einsatzkommando's
volgden, toen Hitier Rusland bin
nenviel, de Wehrmacht en hadden
als opdracht joden en „van commu
nisme verdachte personen" dood te
schieten. Als bij zo'n moordpartij
het iemand lukte te ontsnappen en
hem nu wordt gevraagd naar de
dadefs, luidt het antwoord dat het
mensen waren die bijzonder boos
keken, zwarte uniformen droegen
en geweren of automatische pisto
len hadden
Zoals bij ons in de zaak-Menten.
„Ja. dat was een Einsatzkomman-
dogeval. Als de rechter dan vraagt
wie erbij was, komt aan de wijsheid
van de getuigen een einde. Ik wil
hiermee zeggen dat het voor histori
ci mogelijk is precies vast te stellen
wat er gebeurde, maar dat het voor
de justitie langzamerhand onmoge
lijk wordt om te bepalen wie aan
deze moorden schuldig was."
Maar in processen van vlak na de
oorlog moeten deze moeilijkheden
er toch ook geweest zijn?
„Jawel, maar toen waren er nog
verdachten die toegaven dat zij er
bij waren, die dus bekenden. Maar
nu zwijgen de verdachten. Twtntig
jaar geleden gebeurde dat veel
minder."
Wordt in alle partijen gelijk ge
dacht over de verjaring?
„In alle drie partijen, CDU/CSU,
FDP en SPD, is de meerderheid er
wel voor de verjaring niet meer te
verlengen. Overigens heeft mijn
fractiegenoot Ernst Waltenathe. die
als kind van een Duitse emigrant
voor de oorlog in Holland opgroeide
en iets van het lot van Anne Frank
onderging, zich in een interview
vóór een verdere verlening uitge
sproken. Ik heb hem toen in een
brief geschreven: Ernst, het is mo
gelijk dat je denkt dat na er 1 janua
ri 1980 niet meer gestraft kan wor
den. maar het Duitse recht kent de
onderbreking van verjaring."
Wiesenthal en De Jong, de direc
teur van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie, hebben zich
tegen verjaring uitgesproken. De
Jong heeft althans gezegd dat het
moreel en juridisch niet verant
woord is verdachten die zich aan
berechting hebben onttrokken, te
laten lopen.
„Hij heeft gelijk in zoverre het ver
dachten betreft die zich tot nu toe
aan berechting hebben onttrokken.
Maar er behoeft over zulke gevallen
geen verontrusting te zijn. Als de
verjaring na 1 januari 1980 een feit
is, kan zo'n verdachte wel degelijk
worden aangehouden: volgens het
Duitse recht kan de verjaring door
het bestaan van een arrestatiebevel
worden onderbroken. Dan geldt die
verjaring dus niet meer. Het is na
tuurlijk wel zo. dat nazi-misdaden
en nazi-misdadigers, die pas op 1
januari 1980 bekend worden, dus
nieuwe gevallen, niet meer berecht
kunnen worden. Dat is treurig,
maar dat moeten we op de koop toe
nemen. Laten we de zaak overigens
eens omdraaien: aangenomen dat
de verjaring weer wordt verlengd en
er duiken nieuwe gevallen op. kun
nen wij dan met getuigen die steeds
ouder en steeds zeldzamer worden,
nog voldoende bewijs aanvoeren?
En kunnen wij verdachten, dus le
den van Einsatzkommando's die nu
tussen de zestig en tachtig Jaar zijn,
nog berechten? Het is waarschijn
lijk dat deze mensen voor het pro
ces sterven of niet in staat zijn
terecht te staan. Nogmaals, over
bestraffing van nazi-misdadigers
die bekend zijn. hoeven wij geen
zorgen te hebben.
Een wat theoretisch voorbeeld. Er is
nog steed een arrestatiebevel van
Adolf Hitler. Dank zij de onderbre
king is het niet zo dat op 2 januari
1980 een oeroude Adolf Hitler zou
kunnen opduiken hij zou nu 89
.jaar zijn die zou zeggen: mij kan
niets meer gebeuren. Een absurd
voorbeeld, omdat Hitler met aan
zekerheid grenzende waarschijn
lijkheid dood is, maar het is wel een
argument tegen de door Strauss be
pleite algemene amnestie. In dit ge
val zou Hitier namelijk vrijuit gaan.
Ik zie de koppen in de buitenlandse
kranten al. „Duitsland geeft Hitler
amnestie".
Een groot aantal dossiers
dat op oorlogsmisdaden be
trekking heeft, belandt op
de bovenste verdiepingen
van een onopvallend na-oor-
logs kantoorgebouw in het
centrum van Dortmund.
Voor wie het reukvermogen
niet hoeft te ontberen, valt
duidelijk vast te stellen dat
in dit gebouw ook een tan
darts zijn praktijk uitoefent.
Het onderste van de rij
naambordjes bij de deur
geeft aan dat hier het bij
kantoor van het parket in
Dortmund is gevestigd.
Hier resideert de hoofdofficier van
justitie („Oberstaatsanwalt") Her
mann Weissing. met zijn 43 jaar
duidelijk een vertegenwoordiger
van een nieuwe, zakelijk ingestelde
generatie van openbare aanklagers
Hij is ..Leiter" van de „Zentralstelle
im Land Nordrhein-Westfalen" die
met de opsporing en vervolging van
oorlogsmisdagers is belast. Het bu
reau dateert van 1961, toen het wen
selijk werd geacht tot een effectie
vere vervolging te komen. Weissing
zit er sinds 1965.
Bij de „Zentralstelle" verdiepen ne
gen gespecialiseerde officieren van
justitie zich dagelijks in het verle
den van landgenoten die ervan wor
den verdacht zich tijdens de jongste
wereldoorlog aan moord te hebben
schuldig gemaakt. Sinds oktober
1961, zegt Weissing. zijn er 561 pro
cessen aanhangig gemaakt. Die
processen hebben betrekking op
misdrijven die buiten de concentra
tiekampen zijn bedreven. Wat zich
in concentratiekampen heeft afge
speeld, staat ter beoordeling aan
een speciale rechtbank in Keulen.
Pas door zijn werk in Dortmund,
zegt Weissing, is hij erachter geko
men wat zich tussen 1939 en 1945
heeft afgespeeld. In het grensgebied
met Nederland, waar hij werd gebo
ren en opgroeide, viel naar zijn zeg
gen van de oorlog nauwelijks iets te
merken. Hij herinnert zich weinig
meer dan een bomaanval en de in
tocht van de geallieerden. Ten tijde
van die intocht was hij 9 jaar; hij
was zelfs te jong om bij de Hitlerju-
gend te worden ingelijfd.
Ook Weissing vindt dat het in de
processen tegen oorlogsmisdadi
gers steeds moeilijker wordt de
schuld van de gewezen nazi's onom
stotelijk vast te stellen. Hij wijst
erop dat getuigen, zo ze al niet over
leden zijn, zich steeds minder herin
neren van wat zo lang geleden is
voorgevallen, en dat belangrijke do
cumenten in de loop van de tijd
verloren zijn gegaan.
Als ambtenaar zegt Weissing zich
niet te kunnen uitlaten over de
vraag of de verjaringstermijn voor
moord in de Bondsrepubliek na 31
decèmber 1979 moet worden ver
lengd. Maar als particulier wil hij
wel zeggen dat hij het onverdraag
lijk zou vinden als de „vreselijkste
misdaden" na ontdekking niet meer
berecht zouden kunnen worden. Die
misdaden, zegt hij, moeten niet
„met de mantel van het zwijgen"
worden bedekt. Vervolging wegens
in de oorlog gepleegde moorden
moet naar zijn mening mogelijk
blijven.
De door hemzelf geschetste moei
lijkheden bij de vervolging be
schouwt Weissing niet als onover
komelijk. Ook de houding van de
verdedigers, door voorstanders van
de verjaring als „agressief" en „bru
taal" aangemerkt, mag naar zijn
mening geen argument zijn om het
Hermann Weissing
bijltje er maar bij neer te goojen.
Het gaat, zegt hij, maar om een
klein aantal advocaten dat zich niet
als een „orgaan van de rechtsple
ging" wenst te beschouwen, maar
zich met de verdachte identificeert.
En dat kleine aantal is volgens
Weissing gemakkelijk door de presi
dent van de rechtbank of door de
officier van justitie tot de orde te
roepen.
Tot de dossiers die Weissing zijn
toegeschoven, behoort ook dat van
de Nederlandse oorlogsmisdadiger
Siert Bruins, die op 4 juji in de
Bondsrepubliek werd gearresteerd.
De „Oberstaatsanwalt" in Dort
mund heeft Bruins in hechtenis la
ten nemen wegens moord, nadat
het gerechtshof („Oberlandesge-
richt"» in het Westduitse Hamm tot
de voorlopige conclusie was geko
men dat uitlevering, waarom Neder
land heeft gevraagd, niet mogelijk
is.
Volgens het gerechtshof is het „niet
uit te sluiten en zelfs waarschijn
lijk" dat Bruins tijdens de oorlog
Duits staatsburger is geworden. En
evenals Nederland levert Wést-
Duitsland eigen onderdanen niet
uit.
Weissing verdiept zich op het ogen
blik in de vraag of Bruins moet
worden beschuldigd van het mede-
plegen van moord, waarop levens
lange gevangenisstraf staat, of van
medeplichtigheid aan moord („Bei-
hllfe zu Mord"), waarvoor maximaal
vijftien jaar gevangenisstraf kan
worden opgelegd. Bruins is in 1949
in Nederland bij verstek ter dood
veroordeeld wegens moord op twee
joden, gepleegd in de laatste dagen
van de oorlog.
Volgens Weissing ontkent Bruins
dat hij op de twee geschoten heeft;
hij zou slechts een graf voor hen
hebben gegraven. Ook beroept hij
zich erop dat hij daarbij op bevel
heeft gehandeld. Bruins, die in het
Westduitse Hagen gevangen zit en
die volgens Weissing een gelaten
indruk maakt, heeft laten weten dat
een Nederlandse geestelijke kan ge
tuigen dat hij niets tegen Joden
heeft.
Weissing zegt er nog geen idee van
te hebben wanneer het tot een pro
ces tegen Bruins komt. Via de
hoofdofficier van justitie in Gronin
gen heeft hvj vijf of zes getuigen
opgeroepen, en hij weet nog niet of
en wanneer die zullen komen. Van
die getuigen hoopt hij te horen wel
ke rol Bruins bij de hem ten laste te
leggen executie heeft gespeeld.
De strafzaak wegens moord tegen
Bruin loopt parallel met de zaak die
diens uitlevering als inzet heeft.
Omdat het gerechtshof in Hamm
nog slechts een voorlopig oordeel
heeft gegeven, moet nog definitief
worden beslist of Bruins al dan niet
over de grens met Nederland zal
worden gezet. Het is denkbaar, zegt
Weissing, dat Bruins na een eventu
ele veroordeling in West-Duitsland
alsnog aan Nederland wordt uitge
leverd.
Wanneer Hermann Weissing ge
durende een minuut of tien elders
in het gebouw moet zijn, vraagt hij
zijn bezoekers zich even onledig te
houden in een nabijgelegen koffie
huis. Hij kan hen niet in zijn kamer
achterlaten, vanwege het belasten
de materiaal dat daar hoog ligt op
getast.
Ook als moord in de Bondsrepu
bliek binnenkort zal verjaren, ko
men de „Oberstaatsanwalt" en zijn
medewerkers voorlopig niet zonder
werk te zitten. De verjaring is niet
van toepassing op zaken die al on
der aandacht van de justitie zijn
gebracht Zodra daarin enige actie,
ook de geringste, is ondernomen,
geldt dit optreden als het begin van
de verjaringstermijn van dertig
Jaar. Over voortzetting van de ver
volging in de nu lopende zaken, zegt
Weissing, hoeft niemand zich zor
gen te maken.