Met spoed op naar Antwerpen!
A
Hooahoudt
De sjah moet afremmen
Sociale innovaties
versterken het
economisch
draagvlak
Zogezegd
De eindoplossing voor de zigeuners
Verwacht niet
alles van
de technologie
VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1978
TROUW/KWARTET P13-RH15-S17
door Koos van Weringh
De trein bracht ons in ruim twee
uur van Amsterdam CS naar
Antwerpen Centraal, een station als
een kathedraal. De overkapping
een beetje in verval, maar voor het
overige een indrukwekkend
bouwwerk, afkomstig uit een
periode toen de trein nog een
voornaam middel van vervoer was.
Ik zal hier niet uitweiden over het
treurige feit dat in een trein op zo'n
toch behoorlijke afstand geen
mogelijkheid bestaat een kop koffie
te drinken. Als je geluk hebt kim je
in Roosendaal wat krijgen, maar
dat is lang niet voor iedereen
weggelegd, want twee mannen en
twee wagentjes zijn te weinig voor
Stefan Felsenthal, chef culturele pro
gramma's bij de N.O.S. over de toe
stand bij de Nederlandse televisie:
„Stilte voor de storm. De storm kan
van verschillende kanten komen,
maar moet wel komen. Ik ben er
doodsbang voor, maar ik ben qog
banger voor de stagnatie in de stilte."
Stelling van H. S. Verbrugh: „Door
fluoridering van het drinkwater zou
den de algemeen aanvaarde grenzen
van de invloed van de wetenschap op
de maatschappij ten principale over
schreden worden." (Erasmus-univer
siteit-Rotterdam).
Idem: „Medici kunnen terzake van
voorlichting aan patiënten veel leren
van journalisten."
Stelling van J. H. Santema: „De con
tinuïteit is eerder voorwaarde dan
doelstelling van een onderneming."
(T.H.-Delft).
Stelling van B. Oudega: „Een nume
rus fixus voor automobielen zal een
verantwoord planologisch beleid in
Nederland mogelijk maken en de
„koude oorlog" tussen milieugroepe
ringen en „Blij dat ik rij"-rijders ver
minderen." (V.U.-Amsterdam).
Stelling van R. K. Wierenga: „Indien
de promovendus de inhoud van het
proefschrift in algemene bewoordin
gen uitlegt aan het publiek, vooraf
gaande aan de verdediging, is dit een
nuttige eigentijdse verbetering van
het promotie-ritueel aan de rijksuni
versiteit in Groningen." (R.U.-Gro-
ningen).
een lange trein. Op de terugreis was
zelfs in Roosendaal geen koffie
meer.
Dit onderwerp is belangrijk genoeg
voor een uitvoerige verhandeling,
maar die laat ik nu achterwege;
deze keer zal ik het positief houden.
Daarom zal ik ook niet verder
ingaan op een berichtje uit de
Gazet van Antwerpen, waarin een
commandant de oud-gedienden van
de marscompagnieën in Kongo en
Ruanda van het Eerste Regiment
Grenadiers oproept zich te melden
voor de jaarlijkse bijeenkomsten op
7 oktober aanstaande. Dat wordt
zo'n koloniaal feestje, met de onder
invloed van veel pinten bier tot
stand gekomen zekerheid dat het
vroeger in de Kongo zoveel beter
was dan tegenwoordig nu die
zwarten het zelf voor het zeggen
hebben.
Met een vriend was ik een dag naar
Antwerpen, zomaar eigenlijk. We
wilden wel eens zien hoe de stad er
op een zaterdag in augustus bij lag.
Ik moet hieraan toevoegen dat we
toch ook nog een „hogere" reden
hadden we: we wilden een paar
boekhandels bezoeken. Al spoedig
zie je dan het filiaal van De Slegte,
maar daar is weinig Belgisch aan. In
de Wolstraat bevindt zich echter De
Groene Waterman, een boekhandel
met een voorraad die veel
uitvoeriger en gevarieerder is dan
wij met onze Nederlandse
vooroordelen ten opzichte van de
Belgen voor mogelijk hadden
gehouden. Wie mocht denken dat je
daar alleen maar Asterixen kunt
krijgen, moet deze boekhandel in
een oude Antwerpse straat maar
eens opzoeken.
Hoe weinig wij van België weten,
bleek toen wij voor het
Internationaal Cultureel Centrum
stonden, een museum op nummer
50 aan de Meir. Daar is, zoals een
spandoek aan de straat laat weten,
een tentoonstelling van werk van
Jozef Peeters (1895-1960). Het kan
aan mij liggen, maar in een
Nederlandse krant had ik niets over
deze tentoonstelling gelezen en ook
mijn reisgenoot, aan wie op dit
gebied weinig ontgaat, had er niets
over vernomen. In september van
het vorige jaar trok half cultureel
Nederland naar West-Berlijn, waar
een serie exposities rond het thema
„Tendenzen der zwanziger Jahre"
gehouden werd. De kranten hebben
er vol van gestaan.
Jozef Peeters behoorde ook tot de
belangrijke avant-garde
kunstenaars in de jaren twintig. Hij
was bevriend met mensen als Theo
van Doesburg, Michel Seuphor en
Kandinsky. Hij was betrokken bij
de organisatie van congressen over
moderne kunst, reisde naar Berlijn,
waar het toen allemaal gebeurde en
deelde in de geestdrift, die de
generatie van toen, zo vlak na dé
Grote Oorlog, bezielde.
Die geestdrift blijkt uit allerlei
tijdschriften die in die tijd werden
opgericht, om vervolgens na een
paar nummers weer te verdwijnen.
De Groningse drukker-schilder H.
N. Werkman publiceerde negen
nummers van zijn nu zeer beroemde
„The Next Call", waarvan over
enige tijd een facsimile-uitgave
verschijnt. Werkman was op de
hoogte van het Vlaamse tijdschrift
„Het Overzicht", dat min of meer
van dezelfde opvattingen uitging.
Peeters was redacteur van dat blad,
dat veel aandacht aan de abstracte
kunst besteedde. Zo ontstaan er
contacten met een aantal
kunstenaars rondom „De Ploeg" in
Groningen, Wobbe Alkema en Jan
van der Zee. Deze gaan ook
meewerken aan een nieuw blad. dat
Peeters samen met de schrijver
Edgar du Perron in 1925 begint: het
maandschrift „De Driehoek." Een
jaar later verschijnt alweer het
tiende en laatste nummer.
Ter gelegenheid van deze
Peeters-expositie zijn, naast een
fraaie catalogus en een uitvoerige
monografie, alle nummers van het
blad opnieuw uitgegeven en voor
een bedrag van 140 Belgische
franken verkrijgbaar. Verschillende
beroemdheden hebben aan „De
Driehoek" meegewerkt. In het
eerste nummer staat het bekende
gedicht van Paul van Ostaijen,
Mare groet 's morgens de dingen.
We komen houtsneden tegen van
Carel Willink, Wobbe Alkema en
J an van der Zee. Du Perron schrijft
onder de schuilnaam Duco Perkens
gedichten en boekbesprekingen en
we lezen ook gedichten van Hendrik
de Vries.
Het doorlezen van zo'n blad is een
vorm van sensatie. Je weet dat het
ooit bestaan heeft, maar gezien heb
Je het nooit. Eén dagje Antwerpen
en Je keert gelukkig naar
Amsterdam terug. In een trein
zonder koffie, langs perrons zonder
koffie, maar toch gelukkig.
De tentoonstelling duurt tot en met
drie september. Haast u dus!!
EUROPA MEUBEL
Omdat u niet
elke dag meubelen koopt
ADVERTENTIE-
door H. J. Neuman
De Chinese partijleider Hoea Kwo-
feng vindt onlusten best, zolang ze
maar niet voorkomen in zijn eigen
land. Bij zijn bezoek aan Iran was
hij niet zozeer geïnteresseerd in de
vraag of de sjah wel door al zijn
onderdanen wordt bemind. Het
gaat er Hoea voornamelijk om te
weten of de positie van het tegen
woordige bewind in Iran wezenlijk
gevaar loopt of niet en of het land
zal blijven functioneren als basti
on tegen sowjetexpansie.
De betrekkingen tussen Iran en de
Chinese Volksrepubliek zijn van
betrekkelijk recente datum. Prin
ses Asjraf Pahlevi, de tweelingzus
ter van de sjah, heeft altijd een
grote belangstelling gehad voor
China. Zeven jaar geleden zag zij
haar kans schoon voor een bezoek
aan dat land en sindsdien heeft ze
er haar broer van weten te overtui
gen dat hij normale betrekkingen
met Peking moest aanknopen. Dat
is gebeurd: en er zijn al zo'n drie,
vier keer hoge Chinese delegaties
op bezoek geweest in Iran. Na de
pro-Russische staatsgrepen in Af
ghanistan en Zuid-Jemen is het
voor Hoea Kwo-feng van belang de
sjah een hart onder de riem te
steken.
Natuurlijk kan keizer Mohammed
Reza Pahlevi momenteel alle steun
gebruiken die hij kan krijgen. Al
jaren is hij bezig met het voorberei
den en uitvoeren van hervormin
gen in zijn land, die van Iran een
modern en machtig land moeten
maken. Maar hij. doet dit op zijn
eigen, autocratische wijze. Sommi
ge deskundigen houden vol dat er
geen andere methode is dan de au
tocratische. Maar het is een feit,
dat in Iran de meest uiteenlopende
groepering bezwaren koesteren
hetzij tegen de inhoud van de her
vormingen, hetzij tegen het tempo
waarin ze worden doorgevoerd,
hetzij tegen beide.
De sjah heeft zelf zijn concurrenten
ter linkerzijde zo veel mogelijk
trachten uit te schakelen. De com
munistische Toedeh-partij werd in
de jaren veertig verboden. En in
1953 moest de progressieve minis
ter-president Mossadeq het veld
ruimen al scheelde het maar
weinig, of Mossadeq had de sjah de
laan uitgestuurd. Volgens de ver
halen heeft prinses Asjraf haar
broer in 1953 onschatbare diensten
bewezen.
Vermoedelijk heeft zij de sjah ook
bij tal van gelegenheden aange
moedigd in zijn hervormingsijver.
Zelf pleit zij bij herhaling voor de
rechten van de Iraanse vrouwen,
hetgeen bij de islamitische traditi
onalisten steeds op fel verzet is
gestuit. Tot grootscheepse onlus
ten kwam het in 1963, toen de gees
telijke leiders van de islam in Iran
bezwaar maakten tegen de hervor
ming die de sjah wilde aanbrengen
in het grondbezit. Hoeveel doden er
toen bij botsingen tussen leger en
politie enerzijds en islamitische
betogers anderzijds zijn gevallen,
staat niet met zekerheid bekend,
aangezien beide partijen uiteenlo
pende cijfers verstrekten. Maar
wellicht zijn het er verscheidene
honderden geweest. De hoogste
geestelijke rang in Iran is die van
„ayatollah" (letterlijk: Gods uit
verkorene). Ayatollah Mohammed
Khomeini, die toen het verzet te
gen de hervormingen van de sjah
ook wel de „witte revolutie" ge
noemd leidde, week uit naar
Irak.
Twee jaar later ging de Sjah over
tot de hervorming en bundeling
van een aantal geheime diensten in
zijn land. Tevoorschijn kwam nu
de Savak, algemeen beschouwd als
een van de meest doeltreffende
maar ook meest gevreesde geheime
diensten ter wereld. Onder leiding
van generaal Nematollah Nassiri
ontwikkelde de Savak activiteiten,
die erop gericht waren de monar
chie en het hervormingsprogram
ma van de Sjah te ondersteunen en
te beschermen. Maar via publika-
ties van de Internationale Liga
voor de Mensenrechten en „Amnes
ty International" hebben ze de re
putatie van Iran ook veel kwaad
gedaan.
De Sjah probeert telkens opnieuw
het tempo van zijn hervormingen
te versnellen. Het is een man die
haast heeft. Het financiële klimaat
dat is geschapen door de vervier
voudiging van de olieprijzen in
1973 zal niet eeuwig blijven be
staan. De Sjah wil zijn „witte revo
lutie" voltooid hebben tegen de
tijd dat de Iraanse oliebronnen zijn
uitgeput; en eigenlijk ook voordat
zijn zoon, kroonprins Reza, de
macht overneemt. Theoretisch
en onvoorziene omstandigheden
voorbehouden zou dat laatste al
over twee jaar kunnen gebeuren.
De Sjah wil zijn opvolger zo moge
lijk een stabiel regime nalaten, uit
gerust met gezonde en goed functi
onerende instellingen.
De stabiliteit blijft in gevaar, zo
lang de Sjah voortgaat alle varian
ten van de oppositie tegen zijn be
leid op één hoop te drijven. Van de
„zwart-rode samenzwering" waar
hij zelf van spreekt maken thans
groeperingen deel uit, die elkaar
anders slechts verdragen als water
en vuur. De volgelingen van Aya
tollah Mohammed Mhomeini zijn
tegen de landhervorming, tegen de
vrouwenemancipatie, tegen bios
copen, casino's, boetieks en tegen
modernisering in het algemeen.
Nauw verbonden met deze groep
zijn de Bazaris, de welvarende
kooplieden die vaak twintig pro
cent van hun winst door de geeste
lijkheid laten uitdelen onder de
armen en die het de Sjah kwalijk
nemen dat hij probeert de econo
mie wat af te koeien.
Dan zijn et de vooruitstrevende
politici, die behoren tot het Natio
nale Front van wijlen Mossadeq en
die een herstel willen van het
m eerpartijen-systeem. Tenslotte
zijn er de studenten, schrijvers, in
tellectuelen en beoefenaars van de
vrije beroepen, die kritisch staan
ten opzichte van de autocratische
aard van het regime van de Sjah, de
Savak en tegen de nauwe bindin
gen tussen Iran en de Verenigde
Staten.
Nadat de Sjah in 1975 het meerpar-
tijen-systeem heeft vervangen door
de ene HerTijzenis-partij, heeft hij
wel geprobeerd een zekere partici
perende democratie op gang te
brengen, maar binnen de eenheids
partij waren de Sjah, de Constitu
tie en het Hervormingsprogramma
taboe. Daarover mocht men niet
van mening verschillen. Sinds fe
bruari hebben zich, o.a. in Teheran,
Tabriz. Qum en Abadan, heftige
botsingen voorgedaan tussen de or
dediensten en uiteenlopende groe
pen betogers. Daarbij bleek dat de
islamitische traditionalisten zeer
wel in staat zijn menigten op de
been te brengen, die voor de Sjah
en zijn positie wel degelijk een
bedreiging kunnen vormen.
Hij heeft nu vrije verkiezingen be
loofd en een nieuwe regering aan
gesteld onder leiding van Sjarif-
Emani. Het is duidelijk dat hij tot
het besef is gekomen dat hij zijn
hervormingen wil er überhaupt
iets van terechtkomen moet af
remmen. Vooralsnog lijken zijn
concessies ten roede te komen aan
de ayatollahs en de progressieve
politici. Het is de vraag of hij beide
groepen blijvend te vriend kan
houden.
door drs. W. P. Davldse
Als één van de mogelijkheden om de economie te doen
oplleuren wordt tegenwoordig gezien het bevorderen van
technologische innovaties. Deze zienswijze zal worden ver
werkt in de Wet op de Investeringsrekening (W.I.R.); het ligt
namelijk in de bedoeling om, bij het Invoeren van de tweede
fase van de W.I.R. in januari a.s., een zogenaamde innovatie
toeslag van kracht te laten worden. Het investeren in de
ontwikkeling van nieuwe produkten en produktiemethoden
wordt met deze toeslag aantrekkelijker gemaakt.
Het lijkt erop dat met deze wijze
van investeringsbevordering de
aanbevelingen van de wetenschap
pelijke Raad voor het Regeringsbe
leid ter harte worden genomen.
Deze aanbevelingen zijn te vinden
in het rapport dat deze Raad in het
najaar van 1977 uitbracht onder de
(verkorte) titel: „Maken wij er werk
van?" In het kort gezegd komen
deze aanbevelingen neer op het ver
sterken van het draagvlak van de
economie, door het verbeteren van
de produktiviteit en de concurren
tiepositie van met name de indu
strie. Daarbij worden technologisch
geavanceerde bedrijven gezien als
trekpaarden die kunnen zorgen
voor hogere winsten. Dit leidt dan
niet direct tot verbetering van de
werkgelegenheid, doch het biedt
goede mogelijkheden om via het
aftappen van deze ruime winsten
arbeidsplaatsen te scheppen in bij
voorbeeld de niet-commerciële
diensten-sector, zoals onderwijs,
vereorgingswerk, enz. Aldus het
rapport.
Twee vragen
Twee vragen kunnen gesteld wor
den wanneer men kennis neemt van
deze plannen om de economie te
stimuleren. Ten eerste: is het inder
daad mogelijk om door middel van
het bevorderen van technologische
vernieuwingen de economie op
nieuw tot bloei te brengen en zo
meer werk te schappen en ten twee
de: is het wenselijk om, op dezelfde
wijze als in het verleden, door te
gaan met het opwekken van mate
riële behoeften door het op de
markt brengen van nieuwe pro
dukten?
Ter beantwoording van de eerste
vraag is het van belang vast te
stellen dat het motief om nieuwe
produktiemethoden en nieuwe pro
dukten te ontwikkelen nu anders is
dan zo'n dertig jaar geleden, aan
het begin van de economische op
bloei. Destijds was er gebrek aan
allerlei produkten die moesten
voorzien in de eerste levensbehoef
ten. Dit vormde een uitdaging om
de mouwen op te stropen en de
produktie krachtig ter hand te ne
men. De industrie ging op volle toe
ren draaien en al vrij spoedig kon
redelijk voorzien worden in de eer
ste levensbehoeften. In de jaren
vijftig en zestig kwamen vele tech
nologische vernieuwingen beschik
baar (de computer, de televisie enz.)
waardoor een stroom van aantrek
kelijke produkten op de consument
afkwam.
Ander motief
Wanneer thans echter technologi
sche vernieuwingen worden aanbe
volen staat niet een dringend ge
voelde behoefte aan nieuwe pro
duktiemethoden en nieuwe produk
ten voorop. Het motief is nu niet
een tekort aan produkten, doch een
tekort aan werk. Dit blijkt weer uit
het jongste rapport van de commis
sie van economische deskundigen
van de SER.Als één van de maat
regelen, die wordt aanbevolen ter
vermindering van de werkloosheid
wordt in dit rapport genoemd het
gericht stimuleren van innovaties.
Het is toch eigenlijk wel merkwaar
dig om de werkloosheid te bestrij
den met technologische vernieu
wingen die in het verleden juist
mede de werkloosheid hebben ver
oorzaakt!
Bovendien bevreemdt het dat bij
het bepleiten van technologische
innovaties niet voorop staat de
vraag of we wel zo dringend behoef
te hebben aan allerlei nieuwe pro
dukten. Het lijkt erop dat teveel
gekeken wordt naar de aanbodzijde
van de markt, ten behoeve van het
scheppen van werkgelegenheid. De
oude economische stelling „ieder
aanbod schept zijn eigen vraag" is
echter reeds lang achterhaald.
Geconcludeerd kan dan ook wor
den dat alleen dan technologische
Innovaties kunnen leiden tot een
opbloei van de economie wanneer
de uitdagingen bestaan uit het
voorzien in individuele en collectie
ve behoeften. Gezien het optreden
van verzadigingsverschijnselen aan
de vraagzijde en de overcapaciteit
in sommige sectoren aan de aan
bodzijde van de markt, mag men
mijns inziens niet veel heil verwach
ten van het bevorderen van techno
logische innovaties.
Energie-crisis
Een tweede reden waarom de eerste
vraag niet met „ja" beantwoord kan
worden, vormt de kans op een nieu
we energie-crisis. Een aantal des
kundigen verwacht in de Jaren tach
tig een ernstige energieschaarste.
Dit maakt de basis voor het bevor
deren van technologische vernieu
wingen en het stimuleren van kapi
taalintensieve speerpuntindustrie-
en wel erg wankel. De winsten die
van deze industrieën afgetapt móe
ten worden om werkgelegenheid te
scheppen, zoals minister Van Aar-
denne (op 9 Juli) voor de radio ver
klaarde. zouden dan wel eens snel
kunnen opdrogen.
Moeten we op dezelfde wijze als in
het verleden doorgaan met het op
wekken en bevredigen van materië
le behoeften, zoals hierboven als
tweede vraag werd gesteld? Het op
treden van verzadigingsverschijn
selen bij consumenten maakt dui
delijk dat deze vraag niet zomaar
met Ja" kan worden beantwoord.
Wanneer mensen reeds over een
flinke hoeveelheid consumptiegoe
deren beschikken zal het kopen van
nieuwe artikelen steeds minder nut
of genot opleveren. Dé eerste zwart
wit televisie die men kocht, was een
grote stap vooruit bij de beleving
van nut en genoegen door middel
van duurzame consumptiegoede
ren. Dit stapje vooruit zal bij de
aanschaf van een kleuren televisie
in het algemeen kleiner zijn (ge
weest) en de drie-dimensionale tele
visie, die in ontwikkeling schijnt te
zijn, zal vermoedelijk per bestede
gulden een nog geringer nut opleve
ren. Een dergelijk optredend verza
digingseffect is in de economische
wetenschap reeds lang geleden be
schreven in de wet van het afne
mend grensnut.
Andere behoeften
Wanneer mensen in de materiële
sfeer aardig aan hun trekken begin
nen te komen worden immateriële
behoeften sterker voelbaar. De be
hoefte aan plezierig werk bijvoor
beeld is 'nu duidelijk groter dan
enige tientallen Jaren geleden, toen
veel mensen moesten ploeteren
voor „het brood op de plank". Er
bestaat in onze samenleving een
schaarste aan diepgaande, voldoe
ning gevende contacten van mens
tot mens, getuige de eenzaamheid,
stukgelopen relaties en psychische
problemen waaronder veel mensen
lijden.
Gesteld kan dan ook worden dat in
de afgelopen decennia de sociale
groei bij de economische groei ten
achter is gebleven. Zoals in de Jaren
na de tweede wereldoorlog bij een
schaarste aan allerlei produkten de
economische doelen voorop gesteld
werden, zouden nu bij tekorten in
de immateriële sfeer, sociale doel
stellingen meer voorrang dienen te
krijgen. Vanzelfsprekend is dit niet
alleen een zaak voor de overheid;
iedereen kan zijn of haar sociale
doelstellingen afwegen tegen de
economische. De overheid kan zich
in dit verband tot taak stellen om
nog meer dar technologische inno
vaties, sociale innovaties te bevor
deren.
Enige tijd geleden is in deze krant
een reeks artikelen afgedrukt over
„mensvriendelijke" bedrijven waar
in dergelijke sociale innovaties zijn
Ingevoerd (Breman B.V., Helioform
en andere). Het kabinet-Van Agt
zou eens kunnen overwegen of het
bevorderen van sociale innovaties
in het kader van de W.I.R., of op een
andere wijze wenselijk is. Daarbij
kan dan bedacht worden dat een
versterking en vooral ook een ver
breding van het economische
draagvlak kan ontstaan, doordat
mensen via een ruimere ontplooiing
van zichzelf in het werk, zich meer
betrokken voelen bij de doelstellin
gen van hun bedrijf.
ADVERTENTIF
morgen weer een
fietsfeestje
zeggen 4.999 i(et een makers