Een werelddeel in gisting Wie onze dagelijkse stadsomgeving ziet groeien, zal zich wel licht afvragen waar de overmeestering van de stad op het landschap ooit zal ophouden. Het ant woord is eenvoudig „nooit meer". Want ook al zou de bevol kingsgroei van het 1 ene ogenblik op het andere drastisch verminderen, of zelfs stoppen, dan nog m plaatst de behuizing wïan de nu levende nensen ons voor rote, en nog steeds liet opgeloste moei lijkheden. Op de VN-conferentie 'Habitat' (gehouden in de zomer van 1976) werd reeds geconstateerd dat er voor het jaar 2000 zo'n Jkleine zeshonderdmiljoen nieu- -^we woningen nodig zijn, dat zijn er meer dan het totaal aan- tal woningen op de hele wereld. Al veei eerder maakte de Duit se psychosomaticus Alexander zich grote zorgen over de 'onherbergzaamheid van onze steden'. In zijn gelijk- boek verbaast hij zich lover het gedrag van de stede ling. die elk jaar meer alcohol drinkt en dit niet doet om zich te laven aan het sap der drui ven, maar omdat hij zich dron ken moet drinken. Hij be schrijft het rusteloze gedrag van de stadsbewoner, die jaar In jaar uit blindelings meer ki lometers vreet in zijn doelloze vrije tijd. omdat hij het ner gens meer uithoudt. En vooral de kinderen die op moeten groeien in onze nieuwe beton nen wereld zullen naar de me ning van Mitscherlich de meest elementaire natuurlijke ele menten missen, zoals water, modder, struikgewas en aarde. Door dit gemis zal het kind een sadistisch gewelddadig gedrag krijgen. Het is niet meer te ontkennen dat sinds we steden bouwen zoals auto's geproduceerd wor den het landschap steeds ver der aangetast lijkt door gelijk vormige flats en eensgezinswo ningen. Met alle wetenschap van onze tijd zijn we er nog steeds niet echt in geslaagd aan deze ontwikkeling een halt toe te roepen. Toen prof.ir. N. J. Habraken in 1966 in het toen malige blad Forum zijn ideeën over dit massale bouwen uit eenzette, leek het er even op dat er een forse omwenteling zou kunnen komen in de ma nier waarop we tot nu toe had den gebouwd. Habraken be toogde dat hij de mens weer kon inschakelen bi; het maken van zijn woning. „Wonen moet weer een daad worden!" riep hij; „en de industrie kan ons daar zeer goed bij helpen". De uniformiteit in onze massa-wo- ningbouw betitelde hij als „kazernering" en wat hem nog het meest verbaasde was dat de uniformiteit van het exteri eur van onze woningen door werkte in het interieur. De tele visie stond in een heel woon blok feilloos op dezelfde plek en wel die waar de architect de antenne-aansluiting had gep land. Dit had weer tot gevolg dat de meubels in de huizen op een gelijksoortige manier ge schikt stonden. Alles bleek in één zelfde schabloon te passen. Harmonieus Dit alles zag Habraken als het gevolg van de totale uitschake ling van de mens bij het bou wen. Waarom zouden de men sen niet zelf bepalen hoe ze hun woningen willen hebben? In het verleden deden ze dat ook, men bouwde zijn huis zelf of liet het bouwen in overleg met ambachtsman of architect. Er. ontstonden juist daardoor wo ningen en woonomgevingen die harmonieus waren en dat nog steeds zijn. De mensen konden zich identificeren met hun woningen. Er bestond een relatie tussen de mens en zijn woning. Daar deze relatie in de massawoningbouw doorbro ken is men vindt er zijn huis niet meer terug moeten we de mensen opnieuw inschakelen bij het vervaardigen van hun woningen, aldus Habraken. Binnen de stichting Architec ten Research ontwikkelden verschillende architecten on der leiding van ir. Habraken het systeem van de drager en de dragerwoning. De drager werd een constructie waarbin nen een woning geformeerd kon worden. De dragerwoning kon men naar eigen keuze inde len en uitzoeken, net zoals men nu losse kasten en keukens kan uitzoeken. De mensen zouden op deze manier weer betrokken kunnen worden bij het bou wen, en onze woonomgeving zal zijn uniformiteit gaan ver liezen. Hoe mooi dit allemaal ook klonk, het bood geen uitweg voor het ontwerpen vén een totaal nieuwe stedelijke omge ving. Een omgeving waarbin nen alle aspecten van de sa menleving weer tot hun recht zouden kunnen komen. Het werd toegevoegd aan de stapel ideeën die er over dit onder werp al bestaat. Gewetensvraag Wat er aan onze massawoning bouw zou moeten veranderen schijnt iedereen wel te weten, maar hoe we moeten verande ren is nog onduidelijk. Bouwen is een gewetensvraag geworden en hangt meer dan ooit samen met de sociaal-economische vraagstukken van onze samen leving. Een nieuwe groep speci alisten in de rij van architec ten, planologen, sociologen en stedebouwkundlgenzijnde om gevingsvormgevers. Een groep beeldende kunstenaars die zich bezig houdt met de vormge ving in, om en aan gebouwen. Hoe jong het begrip „omge- vingvormgeving" ook is, het heeft nu al een negatieve la ding. Allereerst heeft dat te maken met de positie van de beeldende kunst in onze sa menleving. Deze is verre van geïntegreerd. De kunste naar bewandelt nog steeds zijn eenzame weg, ondanks of mis schien juist door percentage regelingen en subsidies. Versiering Dan is er de architect die zich meestal zelf wel in staat acht de vormgeving van zijn werk aan te kunnen. Hij is vaak niet bereid in een vroeg stadium met de kunstenaar aan tafel te gaan zitten om de plannen door te spreken. Deze onwillig heid leidt tot de klacht dat de beeldende kunstenaar alleen maar zou mogen zorgen voor een soort versiering aan een reeds bestaand gebouw. Verder stuiten vele initiatieven op de financiën. Dit ondanks de zoge naamde 1-1/2 procentsregeling die in 1951 van kracht werd voor de rijksgebouwen. Deze regeling zorgde ervoor dat er van ieder te bouwen rijksge bouw door de overheid 1-1/2 procent van de bouwsom vrij gemaakt kon worden voor de beeldende kunst. Gemis Wat men ook voor kwaads over deze percentageregeling kan zeggen, ze veroorzaakte in ie der geval een continue stroom van opdrachten voor de ver schillende beeldende kunste naars. Als belangrijk gemis aan de 1 1/2 procentsregeling werd ervaren dat het geld dat voor kunst besteed kon worden al leen betrekking had op de ge bouwen met een zogenaamd re presentatief karakter, de wo ningbouw kwam er niet aan te pas. Er werd daarvoor een ad viescommissie voor de beel-< dende vormgeving in relatie tot architectuur en ruimtelijke or dening in het leven geroepen, ook wel de commissie-met-de- lange-naam genoemd. Doel stelling was: het stimulerend inwerken op projecten van hoofdzakelijk stedebouwkun- dige aard en van landinrich ting, het trachten nieuwe bena deringen van vormgeving aan projecten van allerlei aard te vinden, opdat in dit nog be trekkelijk onbekende gebied voorbeelden van andere werk wijzen en oplossingen inspire rend kunnen werken (noja kunst en kunstbeleid 1976). Zitkuiltjes Een fundamenteel bezwaar te gen de 1 1/2 procentsregeling is dat het bedrag dat voor de kunst vrijkomt, gekoppeld zit aan de bouwsom (hoe duurder het gebouw des te rr.eer kunst). Ondertussen wordt het steeds duidelijker dat door de stroom opdrachten die de 1 1/2 pro centsregeling op gang bracht, we opgescheept dreigen te ra ken met vele niet geslaagde projecten. We moeten gaan uit kijken dat niet het zoveelste zitkuiltje, stoepje, speeltuintje, pleintje, groenzonetje, en nog veel meer van dit soort type rende terreinen waar de kun stenaar wat mag doen, de gro tere inbreng van de beeldende kunstenaar zou gaan vertroe belen. Want het is natuurlijk niet de kunstenaar die achteraf ergens in een nieuwbouwwijk even een maatschappelijk pla nologische fout kan wegwer ken door het beschilderen van een muur of het aanleggen van een speelplaatsje. Het minste wat men van de kunstenaar mag verwachten is, dat hij zich verdiept in de aspecten van de omgeving, alvorens daarin zijn bijdrage te leveren. Daarbij zijn het juist de beeldende hoe danigheden van de omgeving, die om zijn bijzondere aan dacht vragen. Zijn bijdrage kan zoveel meer zijn dan het ontwerpen, maken of plaatsen van een object. In de nota kunst en kunstbe leid staat ergens dat de beel dende kunst niet alles kan. ze kan wel een dimensie toevoe gen aan onze omgeving en zo doende de mens gevoeliger ma ken voor de kwaliteit van de omgeving zodat er misschien een betere basis gelegd wordt voor het bouwen in de toe komst. Of deze mooie gedachte in de praktijk ook zo uitwerkt is de vraag. Zoiets zou wel mogelijk zijn als de mensen de taal van de kunstenaar zouden begrij pen. Als de kunst en bevolking, die tot nu toe ver van elkaar afstaan weer tot elkaar konden komen. De verbeelding moet een vak worden zoals de moe dertaal. betoogt George Jappe (kunstcriticus) in het boek 'Kunst en Omgeving'. Hij vraagt zich af waarom we, on danks alle wetenschappelijke onderzoekmethoden, zo in het duister tasten als het gaat om de wetmatigheden van de es thetiek. En waarom we voorbij gaan aan de fundamentele psy chologische behoefte van de mens aan onregelmatigheid en afwisseling? Vragen die onbe antwoord lijken te blijven. Protesten Inzichten over de vormgeving van onze omgeving zijn niet, zoals wel eens te makkelijk wordt verondersteld, bij te brengen door middel van een stukje kunst op de speelplaats van de lagere school. Eerst zul len we onze kinderen de meest eenvoudige esthetische princi pes moeten leren, om ze later iets meer te laten begrijpen van de visuele wereld om ons heen. Pas dan zouden meer mensen in staat zijn om met de kunstenaar en de architect iets van onze omgeving te maken. Maar zover zijn we nog lang niet Dat er ondanks al dit ge mis toch nog vermeldenswaar dige woonomgevingen zijn ont staan. is te danken aan de wil. van de bevolking om harmo nieus te wonen. Het protest van de laatste jaren werkt door en het zal er in de toekomst naar uitzien dat men niet al leen tegen een te bouwen kern centrale ageert, maar ook te gen een door de overheid opge legde nieuwbouwwijk. Voorschriften Helaas gaan de goede bedoelin gen van vele architecten en kunstenaars maar al te vaak de mist in door het grote aantal beperkende voorschriften in de bouw. Maar ondanks de tegen werkende krachten van onze bureaucratie en technocratie is het toch mogelijk gebleken om in sommige nieuwbouwprojec ten de strakke uniformiteit, waar Habraken zo tegen ageer de, te verlaten. Eén van de voorbeelden daar van is te vinden in Zoetermeer. Daar hebben architect Ton Al berts en beeldend kunstenaar Arnold Hamelberg in hechte samenwerking de woonwijk Buytenwegh gerealiseerd. Een zeer gevarieerde woonwijk waar niet alleen gespeeld is met de verschillende richtin gen van de huizen maar ook met de voor Nederland zo unie ke aanwezigheid van water. Daarbij hebben de bewoners de mogelijkheid van de per soonlijke keuze. Per woning zijn meer dan honderd varian ten te bedenken, een belang rijk voorrecht waar maar zel den aan voldaan wordt. Samenwerking Het gaat er bij de samenwer king Alberts-Hamelberg om zo veel mogelijk rekening te hou den met de psychische behoef ten van de mensen. Ze bestude- Wat opvalt in het betoog van beeldend kunstenaar Hamel berg is de constatering dat veel beeldende-kunstenaars de complexiteit van de Opdrach ten die verbonden zijn aan om gevingsprojecten vaak niet aan kunnen. Hij zegt dat de ge bouwde omgeving als werkter rein voor beeldende kunste naars hoge eisen stelt aan de kunstenaar. Een gerichte oplei ding zou hier kunnen helpen liefst met veel praktijk. Voorts vindt hij dat de bijdrage van de beeldende kunstenaar inspire rend werkt en de aandacht toespitst voor een genuanceer de vormgeving. In de samenwerking tussen Al berts en Hamelberg ontstond daardoor een soort leraar-leer ling situatie de ene discipline leert van de andere). Dat bete kende niet dat daardoor de twee disciplines in elkaar op gaan. Hamelberg voelt als beel dend kunstenaar nog steeds zijn grote vrijheid tegenover het architectenschap. Hij zeg( dat de emotionele benadering en het werken aan en met emo tionele factoren in ons bestaan voor hem onontkoombaar zijn. Dat door deze vorm van samenwerking het socia le isolement, waarin de kunstenaar sinds het be gin van de industrialise ring, dreigdete raken weer opgeheven zou kun nen worden, ls een veel te voorbarige conclusie Wel ls er een nieuwe taai voor hem weggelegd. Het zal alleen aan de mede werking en de wil van alle betrokken partijen liggen om de deelname van de beeldende kun stenaar bij het vormge ven van onze omgeving tot een vanzelfsprekend heid te maken. door J. van Doorne Een Colombiaan Gabriel Garcia Mórquez behoort zonder twijfel tot de meest markante auteurs van onze tijd. Zuid-Amerika, dat alleen maar door de grillen van de kaar tenmakers niet als een werelddeel gezien wordt, is een continent, dat in de komende eeuw een grote rol zal gaan spelen. Het is rijk aan bodemschatten, heeft een paar honderd miljoen inwoners en het heeft, heel anders dan Afrika, een gemeenschappelijke culturele ba sis: de latijnse en katholieke wijze van denken en haar traditie. Het is veel verder op weg naar eenheid dan Afrika, waar vele rassen en culturen elkaar belagen. Zuid-Amerika heeft weliswaar het probleem van de Indianen, een probleem dat het zeker niet op humane wijze oplost, maar men kan toch stellen, dat het een lagenoeg Westers land is. En daar heb je iet al: het werelddeel wordt als een eenheid [gezien. i/oor Europeanen zijn de verschillende gro- Ite tot zeer grote landen eerder provincies ipan naties. Daarbij komt, dat het wereld deel tweetalig is. De talen die er gesproken worden: Spaans en Portugees, zijn zozeer verwant, dat anderhalf-talig de situatie mis schien wel beter kenschetst. Dit werelddeel wordt vrijwel geheel door militaire, fascistische regiems geleid. Het maakt dus grote kans. in de volgende eeuw de derde grote communistische macht te worden. Tussen fascisme en communisme is er weliswaar een derde mogelijkheid, die van de democratie, maar die is voor Zuid- Amerika vermoedelijk niet weggelegd. De macht van de bezitters, de militairen en de kerk is zo groot, dat na een revolutie het ergste gevreesd moet worden. Er is name lijk geen humanistische traditie. Want dat die revolutie er komen zal. is duidelijk voor wie publicaties over het werelddeel leest. Ook romans. Zuid-Amerika heeft de laatste tijd vele gro te auteurs opgeleverd. Het zou me niet verwonderen als de eerst volgende Nobelprijzén voor literatuur naar Zuid-Amerika gingen. Ik noem twee namen: die van de Chileen José Donoso en Gabriel Garcia Mérquez. De laatste heeft het mees terwerk „Honderd Jaar eenzaamheid" ge schreven. Heel de explosieve situatie in Zuid-Amerika vindt men terug in de literatuur. Thans is in het Nederlands het boekje ..Cuando era filiz e indocumentado" van Marquez verschenen onder de titel: „Toen ik nog gelukkig was en ongedocumenteerd". Het bevat reportages en verhalen. Voor wie zich slechts oppervlakkig en dus in grote lijnen heeft georiënteerd, zal dit boekje niet doorzichtig zijn. Althans, bepaalde bijdra gen zullen dat niet zijn. De wereld, waarin de lezer verplaatst wordt, is zo verscheiden van Europa, dat het werk een groot vermo gen tot inleven vereist. Maar de moeite wordt alleszins beloond. Mfltrquez schrijft zeer beeldend, zijn stijl ls uitnemend en zijn, bijna teder te noemen humaniteit is opvallend. Het zijn. zoals ik al zei, niet allemaal politie ke geschriften die in de bundel zijn opgeno men, Ik denk aan „Maar twaalf uur om hem te redden", dat een relaas is over het redden van een kind, dat, gebeten door een hond. nog maar een dag te leven had. Een ander verhaal is „Caracas zonder water". Door het langdurig uitblijven van regen raakten de spaarbekkens die Caracas van water moe ten voorzien, geheel leeg. Wat dit voor het leven betekent, wordt op onthutsende wijze uitgebeeld. Het leven wordt volledig ontwricht. Ik ver klap het bevrijdende en verrassende slot van het verhaal uiteraard niet. De meeste bijdragen hebben echter een politieke achtergrond. Zij zijn volgens mij nog belangrijker dan de niet-politieke reportages. Wie ze gelezen heeft, zal begrijpen waarom ik dit artikel met een kleine beschouwing begon. Er is een bijdrage, „De geestelijkheid in de strijd" geheten, die duidelijk maakt, dat de kerk zich in toenemende mate bewust wordt van haar verantwoordelijkheid. De reportage gaat over het ten val brengen van de dictator Pérez Jimenez van Venezuela, waarin de kerk een leidende rol gespeeld heeft. Een hartverwarmend relaas. Welis waar is Venezuela Zuid-Amerika niet en weliswaar is het land nog geen voorbeeld van ware democratie, maar het land steekt zeer gunstig af tegen de rest van het conti nent. Overigens kan gezegd worden, dat nergens ter wereld een echte democratie bestaat. De rest van de reportages is zeker niet hartverwarmend. Het is niet altijd duidelijk, aan welk land bij het lezen gedacht moet worden; de Europe se lezer zal zich enige studie van de recente historie van Zuid-Amerika moeten getroos ten om de reportages volledig te kunnen begrijpen. Het totaalbeeld is schrikwek kend: een werelddeel onder de dictatuur van militairen en schatrijken. Nu heeft het werelddeel een gemengde bevolking. Tal van volkeren hebben zich vermengd, maar de machtige bovenlaag is goeddeels lattjns. De spanningen zijn dus ook ten dele die van een samenleving waar verschillende rassen tezamen leven: indianen, negers, mestiezen en de oude (maar ook nieuwei blanke „adel". Een bonte verscheidenheid, die een ongelooflijk boelend levensbeeld vertoont.- Mórquez geeft zijn lezers alleszins gelegen heid. dit beeld te zien. Gabriel Garcia Mirquex: „Toen ik nog ge lukkig was en ongedocumenteerd". Oor spronkelijke titel: „Cuando era felix e indo cumentado". Vertaald door Aline Gastra van Loon en Mieke Westra. Bij Meulenhoft te Amsterdam. Paperback. Aantal pagina's 139. Prijs f. 22.30.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 21