3ustave de Smet nog steeds verrassend
Ontmaskering van een 'paradijs'
Opmerkelijk Ernstvuurwerk van F. B. Hotz
ERDAG 12 AUGUSTUS 1978
KUNST
TROUW» KWARTET
19
Gustave Franciscus de Smet
werd in 1877 te Gent geboren
als zoon van een decoratie
schilder-fotograaf. Hij be
zocht daar ook de academie
„doch verliet", zoals hij later
liet weten, „die instelling na
korte tijd om zonder meester,
uitsluitend in de natuur, te
werken."
Tijdens de eerste wereldoor
log vluchtte hij, met Frits
van den Berghe naar Neder
land, waar hij in contact
kwam met de avantgarde.
Terug in België, in 1922,
maakte hij deel uit van de
Brusselse Selectiegroep. In
1928 vestigde hij zich voor
goed in Deurle, waar hij op 8
oktober 1943 overleed.
door G. Kruis
't Is een hele tijd geleden, dat ik zo'n tentoonstelling gezien heb. Toch
moet ik eventuele speurders naar nieuwe talenten teleurstellen: ik heb
geen nieuwe ontdekking gedaan, 'k ben gewoon gaan kijken naar de
expositie van werken van de Vlaamse kunstenaar Gustave de Smet. In
de Oude Ursulakerk te Warmenhuizen, tot 20 augustus.
Ruim vijftig schilderijen uit een periode
van dertig jaar: het is al meer dan een kwart
eeuw geleden dat er in ons land zo'n
uitgebreide tentoonstelling van deze be
langrijke Belgische expressionist te zien is
geweest. Naast bruiklenen uit Belgische en
Nederlandse museums zijn er ook veel stuk
ken uit particulier bezit waarvan er een
paar nog nooit eerder geëxposeerd werden.
Die voor bijna iedereen dan ook eigenlijk
helemaal nieuw zijn. Werkelijk een ontdek-
king kunnen zijn Vooral omdat je dat bij OntaGKkinQ
zo'n kunstenaar als Gustave de Smet. hoe
vreemd het ook moge klinken, niet ver
wacht. Iedereen immers, die zich met de
beeldende kunst bezighoudt, van bezeten
liefhebbers tot vormelijk geïnteresseerden,
denkt het werk De Smet wel enigszins te
kennen. Je hoeft maar twee of drie van die
monumentale, bonkerige felle figuurstuk
ken en maar een paar van die indrukwek
kende landschappen gezien te hebben om
de rest van zijn oeuvre te herkennen, denk
je.
Maar dat is dan alleen de hand. de manier
van de schilder: de rest is ontdekking. Veel
van wat er hier hangt, nogmaals, is zonder
meer voor velen nieuw. Voor jongeren bij
voorbeeld, die dit werk volkomen onbelast
kunnen bekijken, zonder iets van de maker
te weten. Want om het, werk van Gustave de
Smet te zien. hóef je helemaal niets te
weten van kunstgeschiedenis, niets van de
Vlaamse schilderstraditie, niets van expres
sionisme. Je moet alleen maar willen zien.
dan komt de rest vanzelf.
Kleurengamma
Gust de Smet: „Het dorpszonnetje" (ca. 1930).
De Smet namelijk doet in de eerste plaats
een beroep op je intelligentie, hij wil je
alleen maar laten beleven, wat hij beleefd
heeft. „In een tot op deze dag", schrijft
Emile Langui in zijn boek over De Smet. dat
in 1945 verscheen, „ongekend kleurengam
ma. zingen en gloeien de zeldzaamste scha
keringen van donker paars, doorschijnend
lila, roomgeel, ivoorwit, cyclamenrood. gul
den oker, fluwelig zwart, bois-de-rose en
parelgrijs. Elk van deze tinten, tot de som
berste toe. straalt met die warme zachtlich-
tende gloed die het mysterie der intimisten
uitmaakt". Misschien wat erg lyrisch, 'n
beetje uit de tijd ook, die woordkeuze, maar
't maakt wel veel duidelijk over het coloriet
van deze schilderijen.
Verf, veel zware „plakken" verf soms, met
een driftige felheid op linnen of paneel
aangebracht, direct, spontaan, vanzelfspre
kend en op een wonderlijke manier geor
dend. Donkere, sombere zaken zijn er ook.
vooral uit het begin van de periode, die hij
als vluchteling in Nederland doorbracht.
.Betoverde ledepoppen'
Bonkige mensen „betoverde ledepop
pen" noemde Langui ze vervormd vaak.
maar dat waren geen vervormingen, die
voortkwamen uit de behoefte de mens tot
een grove karikatuur te maken, maar, dat
voel je, meer uit mededogen. De Smets
vervormingen zijn namelijk nooit een ma- i
nier van doen, hij doet het steeds op een
andere, passende wijze, 't is geen modieus
gedoe, hij wilde er alleen zijn uitdrukkings
kracht mee versterken.
Gust de Smet: „Interieur met vrouw of de blauwe tafel (1914-1915).
Maar niettegenstaande die verhevigde ex
pressionistische manier van doen en de
schetsmatige vormentaal, behield dit werk
toch veel van die ietwat melancholieke te
derheid van de vroege tijd. Want Gust de
Smet begon aanvankelijk als een verfijnd
neo-impressionist. In Nederland, tijdens de
Eerste Wereldoorlog, kwam hij in contact
met mensen als Gestel. Sluyters, Charley
Toorop en de ook in Bergen wonende Frans
man Le Fauconnier. En door die laatste
leerde hij het kubisme, zij het in een gema
tigde vorm. kennen.
Die kennismaking bleek van groot belang
voor zijn verdere ontwikkeling. Want dir
kubistische Invloed, meer werd het niet. gaf
zijn werk juist die al eerder genoemde
strakke ordening, die overigens nooit en te
nimmer star werd omdat Gust de Smets
bewogenheid door alles heen toch de boven
toon bleef voeren.
Een fijne tentoonstelling: dinsdag tot en
met vrijdag van 10-12 en van 14-17 uur.
zaterdag, zondag en maandag van 14-17
uur.
De roman „De bijl" van de Tsje-
choslowaakse auteur Ludvik Va-
culik stelt de lezer voor tal van
problemen. Hij speelt in het Tsje-
chosiowakije van tussen de intro
ductie van het „socialistisch rea
lisme" (1948) en de ingreep van
Rusland na de poging in dat land
om het communisme te humani
seren. Het boek is in 1966 ge
schreven.
De problemen komen allereerst hieruit
voort, dat het de lezer ontbreekt aan infor-
I matie. Wel laat de uitgever weten, dat de
auteur eerder bekend werd in Nederland
f met zijn roman „Chinese biggetjes" (1971),
maar verder wordt ons niets medegedeeld,
i Dat is jammer, want je kunt niet alles van
iedere schrijver weten. En ook niet van de
omstandigheden, politiek en sociaal,
i waaronder de burgers van een communis
tische satelliet-staat moeten leven.
Nu zou dat zo erg niet zijn, indien uit het
boek-zelf die omstandigheden zouden blij
ken. Maar dat is niet zo, althans, dat is
voor mij niet zo.
De hoofdfiguur is een van de drie zoons
van een arbeider, die het communisme
aanvankelijk met hart en ziel is toege
daan. Geen fanaticus, maar een mens die
aan den lijve ondervonden heeft wat het
oude regiem aan ellende verschafte. De
man heeft als gastarbeider in Iran ge
werkt om zijn gezin enige Welstand te
verschaffen. Hij krijgt na de revolutie een
stukje grond, afgenomen van een groot
grondbezitter Maar dat wordt ook hem
weer afgenomen. Ten slotte wordt hij de
door J. van Doorne
leider van een staats-landgoed. Hij blijft
een eerlijk en zuiver mens. Maar de teleur
stellingen worden hem niet bespaard. Ten
slotte sterft de man, volkomen gedesillu
sioneerd. aan hersen-tumor.
Zelfmoord
Die vader nu neemt in het boek een cen
trale plaats in. De zoon waarover het gaat.
is een journalist.. Hij wordt in Praag ge
confronteerd met een geval van zelf
moord. Een meisje heeft hem een brief
geschreven, waarin zij er zich over be
klaagt. dat zij, alhoewel voldoende cijfers
hebbend, niet tot een bepaalde school is
toegelaten. De journalist tracht te achter
halen. wat daarvan de oorzaak is. Zij
pleegt na zijn eerste bezoek zelfmoord en
daar wil de „ik" méér van weten. Hij kan
het geheim echter niet'achterhalen en hij
krijgt grote narigheid met de rest van de
redactie. Hogere instanties wensen niet
dat over het geval geschreven wordt.
Het wordt de lezer duidelijk, dat het dag
blad waaraan de „ik" verbonden is, zich
moet conformeren aan wat het pers-syndi
caat wenst, en dat is: geen onderzoek,
geen waarheid. De journalist wordt ter
verantwoording geroepen en hij gaat zich
verdedigen door het levenslot van zijn
vader, die dan al vijf jaar dood is, voor een
voltallige Vergadering van mederedacteu
ren, uit de doeken te doen. Hij heeft,
evenals zijn vader, opgemerkt, dat het
land langzaam maar zeker aan verloede
ring dood gaat.
Zijn verdediging wordt hem zeer kwalijk
genomen. Als zoon van een arbeider heeft
hij de nagedachtenis van zijn vader ont-
eerd Let wel, op zijn kritiek wordt niet
ingegaan. Het is voor hem onmogelijk,
zijn toehoorders te doen inzien, dat het
niet om de vader gaat, maar om het re
giem, dat het particulier initiatief doodt
en de mens berooft van eigen bezit en
verantwoordelijkheid.
Bureaucratie
De journalist heeft een veel jongere
broer, die hij aan het einde van de roman
opzoekt, nadat hij volkomen teleurgesteld
is. De broer is bus-chauffeur. Ook die
broer heeft in zijn leven te maken gekre
gen met dezelfde verlammende bureau
cratie als waarmee de vader als beheerder
van een collectief landbouwbedrijf en zijn
broer als journalist te maken hebben
gehad.
Er is uiteraard veel meer waartegen de
auteur zich verzet dan een bureaucratie,
hoe verlammend die ook werken kan. Het
regiem heeft alle trekken van een fanatie
ke. religieuze secte, die door een elite
geleid wordt en alle aanhangers en zeker
alle nieteaanhangers tot slaven maakt.
Het is een schrikwekkend beeld van een
verrotte samenleving, die ons het ergste
doet vrezen, zo onze eigen samenleving,
hoeveel gebreken die ook vertoont, aan
eenzelfde regiem ten prooi zou vallen. Het
boek is dan ook een niet mis- te verstane
waarschuwing. Het is een felle aanklacht
tegen het communisme.
Bezwaar
Tegen de manier waarop de auteur zijn
aanklacht gestalte geeft, heb ik enig be
zwaar. Hij trekt niet van leer tegen de
ideologie als zodanig. Dat neem ik hem
uiteraard niet kwalijk. Hij heeft zijn boek
in een communistisch land uitgegeven en
hij moest dus buitengewoon tactisch, dus
heel voorzichtig zijn. Hij schreef niet als
dissident, maar hij liet de gevaren en
excessen zien van een regiem dat aan
bureaucratie en dirigisme lijdt.
Mijn bezwaar is van andere aard. De au
teur past een procédé toe, dat de lezer,
althans mij, voor grote moeilijkheden
stelt. Hij is buitengewoon wijdlopig en
geeft weinig feitelijke informatie Om te
beginnen: waar het bij het meisje dat
zelfmoord pleegt, nu eigenlijk om gaat,
blijft duister. Waarom de hogere instan
ties niet wilden dat erover geschreven
werd. is niet duidelijk. Nu kan men stel
len, dat dit er niet meer toe doet. Ddt het
verbod afkwam, is belangrijk. Dat is dan
ook zo. Dit bezwaar vervalt dan ook.
Maar het nare is, dat hij nergens aangeeft
of zelfs maar laat vermoeden wanneer hij
van tijd verandert. Zonder enige overgang
gaat hij een tiental of meer jaren terug en
daar kom je dan pas na enkele regels
achter. Dat is hinderlijk. De hoofdfiguur,
zijn achtergronden (hoe kwam het dat hij
journalist werd?) en zijn gezin blijven
schimmig. Ook de verdediging die de „ik"
houdt en waarover hij wordt aangevallen,
wordt ons onthouden. Toch is dit juist een
meesterlijke wijze van doen. Want in de
daarna volgende bladzijden, wanneer de
lezer zich maar blijft afvragen wat de „ik"
toch wel voor schandelijks van zijn vader
gezegd heeft, blijkt dat er helemaal niets
schandelijks gezegd is. Slechts de waar
heid is gezegd. Maar dan niet de partij
waarheid, maar de echte.
Afgod
De auteur ontmaskert hier het doctrinaire
marxisme als een religie, een religie die
pretendeert, dat haar waarheid de enige
is. De gestorven communistische vader
kan eenvoudig niet teleurgesteld zijn ge
weest, want wie twijfelt, doet zonde. En
een communist zondigt niet. De zonde van
de zoon is. dat hij. gebruik makend van
het levenslot van zijn vader, de god van
het communisme ontmaskert en hem
maakt tot een afgod. Ik moet zeggen dat
ik dat heel knap vind en mijn bezwaar
tegen onduidelijkheid en wijdlopigheid
niet laat gelden bij mijn eindoordeel: een
buitengewoon goed en belangrijk boek
Het Nederlands heeft enkele hinderlijke
taalfouten.
Lodvik Varulik: „De bijl." Oorspronke
lijke titel: „Sekyra." Vertaald door Kees
Mercks. Bij Meulenhoff te Amsterdam.
Paperback. Aantal pagina's 209. Prijs
24.50.
3oor T. van Deel
I
B. Hotz debuteerde twee jaar geleden met de verhalenbundel „Dood
^leermiddel". Dat was een opmerkelijk en gelukkig ook ruimschoots
Ijjgemerkt boek. „Ernstvuurwerk", zijn tweede bundel, is onlangs
«erschenen en moest meteen in herdruk. Geen gebrek aan aandacht dus,
■ipor deze al wat oudere nieuwkomer.
i< e titelverhalen van beide bundels verto
lk n een treffende parallel. In „Dood weer
al iddel" figureert een ontwerper van een
a ilitair bastion, gedacht als weermiddel
ten de Pruisen (het verhaal speelt in de
ie eeuwi. Hij leeft uitsluitend voor de
j tstandkoming van dat bouwwerk, zijn
'le levensbeschouwing waagt hij er aan en
t s tenslotte het weermiddel er staat, is het
nder nut. want niet bestand tegen het
"uwste wapentuig. Alle inspanning was
)r niets.
'Veermiddei
..Ernstvuurwerk" vindt iets dergelijks
ats. Ook dat verhaal speelt in de vorige
w. Een jongeman legt zich met hart en
toe op de vervaardiging van vuurwerk,
rmee een eventuele vijand kan worden
geweerd fvoor „ernstvuurwerk" zie het
rdenboeki. Uiteindelijk mag hij zijn vin-
g in een verre oorlog praktiseren, maar
daar haalt deze niets uit. Het ideaal wordt
door de tijd geïroniseerd.
In beide verhalen treden mensen op die
maar van één ding vervuld zijn. Ze willen
een effectief weermiddel tot stand brengen,
waarmee ze zich kunnen beveiligen tegen
de buitenwereld In mijn bespreking des
tijds van Hotz' debuut heb ik die behoefte
aan weerbare isoiering niet alleen in ver
band gebracht met mystieke tendensen in
Hotz' verhalen (voorzover zijn personages
verlangen naar stilstand, naar absoluut
heid, en dergelijke), maar ook met het
schrijverschap zelf. Een beklemmende we
reld roept om retraite, in langdurige fasci
natie. of in schrijven. Vandaar dat ook
„Ernstvuurwerk" een ander woord voor
„verhaal" kan zijn. Hotz' verhalen bedoelen
een soort ernstvuurwerk te zijn: prachtig én
schrikaanjagend voor de vijand, de wereld,
de mensen en in het algemeen de tijd.
Het slotverhaal van de nieuwe bundel. „Ver
plaatsing". geeft daar een mooi voorbeeld
van. Het is een van Hotz' beste autobiogra
fisch aandoende verhalen en het speelt in
de crisistijd. Met weglating van alle details
waarin Hotz eigenlijk nu juist zo goed is
kan men zeggen dat in dit verhaal cen
traal staat: de fanate behoefte aan terug
keer. Het is namelijk de geschiedenis van
een verhuizing, van Leiden naar Haarlem,
die uit alle macht ongedaan gemaakt
wordt. Het verhaal is vervuld van verlangen
naar de Weg, waaraan het Leidse huis
stond, een Weg die zich het beste liet be
schouwen in „een grote vaas van groen
glas" op het dressoir: „Ze bestond uit een
aantal bolle ringen, naar boven toenemend
in grootte Op iedere ring spiegelde zich. op
het kleinst van de ronding, de Weg in een
mysterieus verkleind en gerekt perspectief
Op iedere ring wat groter Zesmaal naderde
in die vaas de stoomtram in toenemend
miniatuur: je kon nog kiezen. Meestal koos
ik de onderste, de kleinste en donkerste.
Daar was de stilte compleet; het witte
stoomwolkje op het groen kon zich daar het
verst uitzetten. Althans de Weg bleef zo
onder handbereik."
Kinderspelletje
Dit kinderspelletje met de werkelijkheid
om deze in al zijn omvang zo klein mogelijk
onder handbereid te krijgen is. vind ik,
exemplarisch voor een bepaald verlangen
in Hotz' werk. Meestal drukt zich dat niet zo
ondubbelzinnig uit. maar toch kan uit de
stroeve, geserreerde manier van meedelen.
uit de laconieke en zwart-humoristische
toon worden bevroed dat het deze verteller
om tedere en eeuwige dingen gaat.
Iets verderop in „De verplaatsing" komt
nóg een spel voor Tussen haakjes schrijft
Hotz erbij: „als het nog een spel kon heten",
een wel erg nadrukkelijke aanwijzing. „Als
ik met m'n speelgoedauto's speelde was er
steeds één spel (als het nog een spel kon
heten) dat de werkelijkheid het dichtst be
naderde en waarin teleurstellende momen- _j
ten geheel konden worden opgeheven. V6N0O6n TlJO
zonder dat hij in versimpeling belandt. Sti
listisch zijn deze verhalen stuk voor stuk
juweeltjes; de zinnen, hoe ingewikkeld ook.
lopen perfect; de woorkeus heeft dikwijls
iets pikants, waardoor in een lezer wisselen
de snaren worden aangeroerd en in het
algemeen heeft Hotz een heel bijzondere,
zeer verstopte en onderdrukte, maar daar
door Juist machtige emotionaliteit
Stond mijn beste blikken auto op tafel, in
de voorname, afwachtende rust geparkeerd
langs een der randen, dan bracht ik mijn
ogen zo dicht bij deze tafelrand dat mijn
auto in al z'n onbeweeglijkheid op m'n
netvlies groeide en een dimensie verkreeg,
.waartegenover de realiteit van de kamer
met al haar voorwerpen het veld moest
ruimen. Zo was ik dan afgebakend met dit
bezit en door een kleine optische handgreep
had ik het alle realiteit verschaft die de
volwassenen eraan ontzegden. Dit wachten
op de tafel gaf een oneindig grotere voldoe
ning dan de onvolledige nabootsing van het
rijden. Alles scheen dan nog mogelijk."
Verstilling
Hier dus alweer de behoefte aan verstilling,
aan een werkelijkheid zonder teleurstelling,
waarin nog alles kan en niets is afgelopen
Hotz weet zulke inwendigheden van zijn
hoofdfiguren zorgvuldig te veruiterlijken.
„Ernstvuurwerk" bevat twaalf verhalen.
Net als in „Dood weermiddel" zijn ze in drie
soorten te verdelen: historische, autobio
grafische en „verzonnen" verhalen Het is
een wat onzinnige rubricering, ik geef het
toe. maar een indruk geeft het toch. Hotz
situeert zijn verhalen met liefde in verleden
tijd en graag ook stelt hij het ogenblik
waarop duidelijk wordt aan de lezer dat
deze niet met een eigentijdse geschiedenis
van doen heeft, enige bladzijden uit. Zo zal
men er pas na een tijdje achterkomen dat
de Willem uit het verhaal „Anna" dezelfde
als Willem van Oranje is.
Het zou de moeite lonen preciser na te gaan
welke constanten er in dit werk zitten Zo is
er wel verband te leggen tussen „De toren"
over de bouw van e»n watertoren en
„Dood weermiddel": of tussen de oorlogssi
tuaties her en der. de trams en treinen, de
vrouwen (die dit keer iets minder dodelijk
voor mannen lijken». Hotz' verhalen zfjn
echter zo rijk aan details, dat alleen a
gewoon lezen en herlezen niet gauw ver
veelt. De analyse van alle samenhang kar
nog wel even wachten.
F. B. Hots. Ernstvuurwerk. Amsterdam
Arbeiderspers, 1978. 264 blz. 23.50