Overdreven verbeteringszucht'
Een
marxist, die
democraat
wilde zijn
Een moeizame
geschiedenis
Sam de Wolff
honderd jaar
geleden geboren
IJDAG 11 AUGUSTUS 1978
P 11 - RHS 13
Nog steeds fungeert in ingezonden
stukken het etiket
.wereldverbeteraar" als een
scheldwoord. Een groot deel van
het kerkvolk heeft uit een
eeuwenlange indoctrinatie de
overtuiging overgehouden dat de
.wereldverbeteraars" geen
rekening houden met de
diep-gewortelde zelfzucht van de
üchzelf genoegzame mens. Volgens
.De Standaard" leden mannen als
Buskes. Schurer en Van Randwijk
blijkens het programma van hun
Christelijk-Democratische Unie
aan een vreemde ziekte: „een teveel
van rechtsgevoel en een overdreven
verbeteringszucht.
Deze angst voor overdrijving in het
;oed-doen doet wel eigenaardig aan
jij mensen die van Christus
jehoord hebben dat van zijn
volgelingen „meer dan het gewone"
jnag worden verwacht. Maar voor
deze vreesachtigen staat het bij
voorbaat vast. dat er met de
jergrede geen politiek te bedrijven
ralt Zodra de bergrede ter sprake
tornt, profeteren zij met absolute
tekerheid dat wij slechts „ten dele
profeteren." Het dogma dat een
lards paradijs onbestaanbaar is.
heeft een grote rol gespeeld in de
afwijzing van socialistische en
andere „utopieën."
Mu lijkt het een bemoedigende
joodschap, als men verkondigt dat
God zelf wel voor een rijk van
gerechtigheid zal zorgen. Maar het
ïeeft in feite alleen maar een
ontmoedigende uitwerking,
wanneer terwille van Gods eer onze
menselijke inspanningen
gedoodverfd worden als vergeefse
stuiptrekkingen van een blinde
ïoogmoed.
Psychologisch kunnen masochisme
en sadisme een rol spelen in dit
machteloos makend zondebegrip,
maar de achtergronden ervan
moeten ook sociologisch
geanalyseerd worden. Men heeft
vaak te weinig oog voor de
maatschappelijke factoren achter
de christelijke mens-visie. Zij is
ontstaan in een tijd waarin de
aardse mogelijkheden van de mens
inderdaad uiterst beperkt waren,
allereerst uiteraard zijn materiële,
maar toch ook zijn geestelijke
mogelijkheden.
Toen de geestescultuur ontstond,
moest deze beperkt blijven tot een
kleine elite, omdat het grootste deel
van de mensen zich aan de
verzorging van de dagelijkse
levensbehoeften moest wijden. Zo
vas nu eenmaal de orde in de
natuur en de maatschappelijke
orde was daarop gebaseerd. Dat de
mens in zijn aardse mogelijkheden
leperkt was, kleurde het gehele
«aardenpatroon van de cultuur.
Daarom kon de mens de aardse
geschiedenis moeilijk anders zien
lan als een toneelstuk, dat door een
Soddelijk regisseur geschreven
was. God verdeelde de rollen. De
nhoud van de rol was van weinig
belang, omdat alle mensenwerk
toch niets aan de aardse situatie
kon veranderen. Het maakte dan
ook weinig verschil, of men een
loofdrol of een figurantenrol kreeg
toebedeeld. Hoofdzaak was de
opgedragen rol goed te vervullen,
h zo'n door de geringheid van
lenselijke mogelijkheden beheerst
let is in deze dagen nog wel eens
le moeite waard enkele Israëlische
n Arabische uitspraken van zo'n
ien jaar terug tegenover elkaar te
ilaatsen. De toenmalige Israëli-
che premier Levi Esjkol zei op 30
all 1967 voor de radio: „Wij zullen
e bezette gebieden pas verlaten na
e ondertekening van een formeel
rredesverdrag. Wij willen de ga-
ntie van vrije scheepvaart door
;t Suezkanaal. Anders blijven we
n de oostelijke oever van het
anaal zitten. We zijn daar niet om
a ratersport te bedrijven." Spre-
end op het partijcongres van de
tafi zei Mosje Dayan, op dat mo
ment Israëlisch minister van De-
ensie, enkele dagen later dat hij
takooit zou willen terugkeren naar
lij e grenzen van voor de zesdaagse
i orlog, niet om strategische maar
ok niet om historische redenen:
Als men de Bijbel bezit en als men
ich beschouwt als het volk van de
lijbei, dan moet men ook de bijbel-
f grond bezitten die van de
KÉechters en de Aartsvaders van
eruzalem, Hebron, Jericho en an-
ëre plaatsen." En in september
967 legden de Arabische staats-
loofden zich op hun topconferentie
n Khartoem vast op de formule
.geen erkenning van en geen on-
lerhandelingen, geen vrede met Is-
aël." Zo lagen de kaarten bijna elf
kar geleden.
y fat i er sindsdien niet allemaal
ebeurd? Maarschalk Tito van Joe-
oslavië bood zonder Israël te
ladplegen zijn goede diensten
an. De regering-Esjkol begon per-
lanente Joodse nederzettingen te
'estigen buiten de grenzen van
oor de zesdaagse oorlog. In de
Veiligheidsraad van de Verenigde
laties wist de Britse vertegen-
m
levensgevoel moest de christelijke
leer we sterk aanspreken, als een
leer die deze beperktheid
bevestigde, „heiligde" en bovendien
compenseerde door het
eeuwigheidsperspectief. In het licht
van de eeuwige bestemming van de
mens leken de aardse
mogelijkheden minder belangrijk,
zodat de beperktheid niet als
beknotting werd ervaren.
Geloofsvisie en maatschappelijke
werkelijkheid bevestigden elkaar.
De overtuiging van de geringe
aardse mogelijkheden was zozeer
ingetreden in de geloofsvisie, dat zij
zelfs haar dragende grond scheen te
zijn. Eén kant van de bijbelse
boodschap kwam naar boven en de
andere bleven onzichtbaar. Hoezeer
de bijbel de mens ook in positieve
termen omschrijft, bleef
onopgemerkt.
Velen stellen ook nu nog zonder meer
vast: „Het christendom definieert de
mens in negatieve termen, als
niet-goddelijk, als gevallen, als
geschapen door God en daarom
alleen zinvol door iets buiten zichzelf
en buiten dit leven. Het is niet
toevallig dat het christendom zowel
het bestaan als de menselijke natuur
tweederangszaken vindt. Nabestaan
zou veel beter zijn dan bestaan en de
mens zou niet geneigd zijn tot enig
goed. Gegeven deze treurige
omstandigheid kun je hoogstens
hopen door strikte verboden die
kwalijke menselijke natuur aan
banden te leggen en daarmee de
totale chaos te voorkomen
door Okke Jager
Dwingelanderige verboden roepen
agressieve reacties op. En zo wordt in
een perfecte zichzelf waarmakende
voorspelling opgeroepen wat men
voorkomen wilde" (Johanna
Fortuin).
Zo'n psychologische visie op het
verband tussen mensbeeld en
ontmenselijking (via
bovenmenselijke eisen) kan op
christenen een heilzaam schokeffect
hebben, evenals de psychologische
conclusie dat een lage zelfwaardering
wel moet leiden tot conformistisch
gedrag op allerlei gebied. Maar ook
de psycholoog moet er rekening mee
houden, dat het negatieve mensbeeld
sociologisch bepaald is. Niet de
Bijbel verklaart alle mensenwerk
voor marionet-achtige of marginaal,
maar de maatschappelijke
werkelijkheid die dit mensbeeld
maar al te goed gebruiken kan.
De tegenwoordige tijd van het
werkwoord „kunnen" is hier geen
vergissing: de dagen van de beperkte
aardse mogelijkheden keren in ons
ruimtevaart-tijdperk onverwachts
terug, via de crisis in het groeigeloof
en in het vertrouwen op wetenschap
en techniek.
Het vooruitgangsgeloof dat de plaats
was gaan innemen van het
traditionele Godsgeloof, heeft nu op
zijn beurt aan geloofwaardigheid
ingeboet. Opnieuw twijfelen wij aan
de mogelijkheden van de mens. Het is
een twijfel die door het triomfalisme
van de eeuwen der vooruitgang is
heengegaan, maar die toch weer kan
aanknopen bij de daarachter
liggende periode, toen de aardse
mogelijkheden inderdaad beperkt
waren.
Christenen die in die oude tijd waren
blijven steken, kunnen nu hun hart
ophalen aan het nieuwste
wantrouwen tegenover de
vooruitgang. Achterblijvers en
drop-outs ontmoeten elkaar in
éénzelfde afkeer van de
wetenschappelijk-technische
cultuur. Weer komt de donkere kant
van de bijbelse boodschap naar
boven. Weer dreigt christen-zijn
samen te vallen met
mens-van-deze-tijd zijn. Weer zijn
christenen de eersten in de erkenning
dat zij de laatsten zijn.
Waarom zouden zij zich met al hun
energie wijden aan iets dat toch
voorbijgaat? Zij zijn al
„herverzekerd" tegen mislukkingen
en kunnen zich dus eerder neerleggen
bij wat blijkbaar onvermijdelijk is.
Dat is dan hiin bijdrage aan de
„oplossing" van de actuele
problematiek. Het is weer het oude
lied: de gebleken beperktheden
worden door een geloofdvisie
bevestigd, geheiligd en
gecompenseerd.
Maar wij moeten nog dieper
doordringen in de verborgen
achtergronden van de negatieve
mensbeschouwing. Achter de huiver
tegenover wereldverbeteraars schuilt
een ideologisch systeem, waarvan de
oerdwaling ligt in een scheiding
tussen idee en werkelijkheid, tussen
hogere en lagere dingen. Zodra de
werkelijkheid het hogere ideaal té
kras tegenspreekt, heeft deze
ideologie meteen een bruikbaar
zondebegrip bij de hand: wij hadden
eigenlijk (vanuit het Ideaal) wel
anders gewild, maar de zondige
werkelijkheid stond het niet toe.
In feite weigert men de zonde te zien
als een vijand die op de terugtocht is.
Integendeel: men ziet de
wetteloosheid nog steeds toenemen.
Men verwacht dit zelfs bij voorbaat.
Zo heeft de bijbel het toch voorspeld?
Zo moet het dan ook maar gebeuren:
„wie vuil is, moet nog vuiler worden".
Des te éérder komt Jezus terug. En
din is er pas ruimte voor een nieuwe
levensstijl. Nü kunnen wij beter alles
laten verslechteren. Als marxisten
zo'n Verelendungstheorie hanteren,
is dat uit den boze; maar duizenden
christenen weten niet beter. Omdat
zij het einde zien naderen, kunnen zij
nergens een nieuw begin maken. Als
anderen dat wél proberen, doen zij
„tekort aan de zonde".
Wij mogen zulke uitingen niet afdoen
als uitzonderingen uit
extreem-rechtse groepen. De
gebruikelijke zondeleer pleegt zo
algemeen en abstract over zonde en
zondaar-zijn te spreken, dat dit wel in
brede kring ook onbedoeld moet
leiden tot berusting in het blijkbaar
onvermijdelijke. En dan móet de
zucht naar wereldverbetering wél
overdreven heten
door dr. J. J. Buskes
Aan de discussies over het marxis
me zal voorlopig wel geen einde
komen. De groep „Christenen voor
het socialisme" heeft in ons land
kans gezien op een toch weer nieu
we wijze belangstelling voor het
marxisme te wekken.
Wat mij opvalt is, dat de discussies
zo hedendaags zijn. dat het min
stens de schijn wekt. dat er in ons
land eigenlijk nooit boeiende en in
telligente gedachten over het mar
xisme gewisseld zijn, terwijl dat
toch al ruim een eeuw en minstens
vanaf de oprichting van de SDAP
het geval is geweest. Wanneer men
wat meer op de hoogte was met wat
er in het verleden door Nederlandse
marxisten gepubliceerd is gewor
den, zou men niet zó gemakkelijk
democratische socialisten en mar
xistische socialisten onder de éne
noemer „socialisten" brengen, zou
men weten dat in ons land nogal
wat marxistische socialisten demo
cratische socialisten waren en zich
zelf niet suggereren, dat marxisti
sche socialisten en communisten
synoniemen zijn.
Bovendien zou men in aanraking
komen met een aantal bekwame en
boeiende socialisten. De meeste van
hen zijn vergeten en hun geschrif
ten worden nog maar zelden gele
zen, terwijl het toch mijn stellige
overtuiging is, dat wanneer wij r.k.
Nederlandse socialisten, er heel wat
minder onzin over socialisme en
marxisme gedebiteerd zou worden,
zowel door voor- als tegenstanders
van het socialisme. In dit korte arti
kel noem ik de naam van één van
die vergeten socialisten, die zich
marxisten noemden en tegelijk
nooit anders dan een democratisch
socialisme gepropageerd hebben.
De socialist, aan wie ik denk, publi
ceerde in 1955 een terugblik op zijn
leven onder de titel „Voor het land
van belofte". Op blz. 294 schrijft hij:
„De jonge Nederlandse socialist
kent mij nog nauwelijks en voor de
doorbraakgeneratie ben ik een vol
komen onbekende." Alleen de oude
re socialisten zullen zich zijn naam
nog herinneren. Ook door „Christe
nen voor het socialisme" heb ik zijn
naam nog nooit horen noemen.
Toch heeft deze marxist artikelen
en geschriften gepubliceerd, van
welke ik zou willen, dat zij die zich
in deze jaren Intens met marxisme,
het socialisme en het communisme
bezighouden, ze zouden lezen.
Zondag is het honderd jaar geleden
dat Sam de Wolff werd geboren.
Zijn belangrijkste wetenschappelij
ke werk „Het economisch getij" ver
scheen in 1929. De Wolff was conjec
tuur-onderzoeker: zijn boek is ge
heel gewijd aan de verhouding van
de korte en de lange golven.
De Wolff was geen orthodox mar
xist. Marxisme kende volgens hem
geen orthodoxie. Hij zweert niet bij
de woorden van Marx, omdat er bij
diens woorden niet te zweren viel,
omdat Marx nooit een afgeronde
crisistheorie heeft gegeven. Er be
staat geen ander marxisme dan een
marxistische methode van onder
zoek. Uitgaande van de marxisti
sche stelling, dat het maatschappe
lijk zijn het bewustzijn bepaalt,
heeft De Wolff in een eigen interpre
tatie vastgesteld, dat het maat
schappelijk gebeuren niet volko
men verklaard kan worden, wan
neer niet tevens rekening wordt ge
houden met de psychologie, de in
vloed van de menselijke persoon
lijkheid.
Zo maar enkele gedachten van De
Wolff als marxistisch socialist. Er
zou veel meer te vertellen zijn. De
Wolff was Jood. socialistisch Zio
nist, Socialist, Marxist. Voor alles
een levend en bewogen mens.
Toen ik zestig werd ontving ik van
De Wolff en zijn vrouw deze brief:
„BIJ je 60ste verjaardag sturen on
dergetekenden de volgende zegen
wens, ontleend aan Num. 6: 24-26,
de bekende priesterzegen, die uit
zestig letters bestaat. Wij laten deze
wens, die voor jou zeker als een der
hoogste zal gelden, van enkele bloe
men vergezeld gaan in de kleur die
voor Jou eveneens van hoge waarde
is." En in het exemplaar van „Voor
het beloofde land", dat ik van hem
kreeg, schreef hij de woorden: „Aan
mijn gelovige vriend van een onge
lovige gelovige, Sam de Wolff." Nu
het honderd jaar geleden is, dat
Sam de Wolff geboren werd. komt
de uitgeverij Sun in Nijmegen met
een herdruk van de Wolffs laatste
boek „Voor het land van belofte".
Van harte hoop ik, dat velen deze
boeiende autobiografie van de reb
be van de SDAP zullen lezen. Per
soonlijk heb ik veel van Sam de
Wolff geleerd, niet het minst wat
het socialisme en marxisme betreft.
Dr. J. J. Buskes is emeritus-predi
kant te Amsterdam.
door H. J. Neuman
woordiger Lord Caradon zo te ma
noeuvreren dat daar op 22 novem
ber 1967 de vermaarde resolutie
242 werd aanvaard die het midden
hield tussen een Afrikaans-Azia
tisch ontwerp dat aanvaardbaar
was voor de Arabieren en een Ame
rikaans ontwerp dat de instem
ming had van Israël.
Het aantrekkelijke van resolutie
242 voor de Arabieren was dat
daarin de „terugtrekking van Is
raëlische strijdkrachten uit bezette
gebieden werd bepleit. De Israë
liërs zouden in ruil daarvoor de
erkenning krijgen van hun souve-
reiniteit en van hun territoriale
onschendbaarheid „binnen veilige
en erkende grenzen." Een vertegen
woordiger van secretaris-generaal
Thant zou „contacten leggen" en
„overeenstemming bevorderen."
Deze vertegenwoordiger, de 60-ja-
rige Zweedse ambassadeur in Mos
kou Gunnar Jarring, heeft jaren-
land zijn best gedaan om van deze
missie een succes te maken, maar
het was allemaal vergeefse moeite.
Het wederzijds wantrouwen zat te
diep. In Jeruzalem bedacht men
voortdurend dat er na de eventuele
uitvoering van resolutie 242 van de
kant van de Arabieren maar één
woord nodig was om hun deel van
de transactie te herroepen, terwijl
Israël een complete oorlog zou
moeten voeren om weer in het bezit
te komen van de bezette gebieden.
Daar kwam nog bij dat de Arabi
sche regeringen, voor zover ze al
met Israël wilden pacteren, allerlei
„Vorleistungen" verlangden, d.w.z.
dat Israël van alles moest doen
(zich uit alle bezette gebieden te
rugtrekken het „vluchtelingenpro
bleem" regelen voordat zij hun te
genprestaties leverden. En alle
maal schuwden zij het rechtstreeks
contact; tussenpersonen en bemid
delaars moesten optreden tussen
hen en Israël.
Ondanks dat waren er toch ver
schuivingen te noteren in individu
ele standpunten. Dayan zei in de
cember 1967, wederom op een Rafi-
congres, dat Israël niet wilde blij
ven heersen over de Arabieren op
de westelijke oever van de Jordaan
en in de Gazastrook. Bijna een jaar
later, in september 1968, heette het
dat hij Gaza toch weer wél wilde
houden, evenals de hoogvalkte van
Golan. De Sinaï zou aan Egypte
worden teruggegeven, op voor
waarde evenwel dat de woestijn
werd gedemilitariseerd en dat Is
raëlische schepen vrij door het Su
ezkanaal en de Golf van Akaba
mochten varen. De westelijke Jor-
daanoever zou worden ontruimd
behalve een strook die bescher
ming moest bieden tegen guerrilla-
acties en conventionele aanvallen.
Jeruzalem zou Israëlisch blijven,
met uitzondering van de islamiti
sche heiligdommen.
Volgens sommige waarnemers kon
je uit de vestiging van telkens nieu
we Joodse nederzettingen afleiden
waar de nieuwe grenzen volgens de
Israëlische regering precies zouden
lopen. Het was de politiek van de
„voldongen feiten".
De oktoberoorlog van 1973 en het
hanteren door de Arabieren van
het oliewapen hebben uiteraard
belangrijke wijzigingen in de situ
atie tot stand gebracht. In oktober
1976 was het voor de eerste keer
dat een Israëlische minister, in dit
geval Yigal Allon, een kaart publi
ceerde (in „Foreign Affairs") van
de territoriale regeling die hem
voor ogen stond: Golan en Jeruza
lem bleven Israëlisch; van de wes
telijke Jordaanoever werden het
bergland van Judea en Samaria,
alsmede een corridor die bet met
de oostelijke Jordaanoever ver
bindt, teruggegeven; een strook
van de Sinaï met inbegrip van
Sharm el-Sheik bleef Israëlisch; en
de stad Gaza werd een Arabische
enclave.
Sadat leek steeds meer bereid de
idee van een zelfstandige Palestijn
se staat te laten varen. Maar de
gedachte aan Israëlische „Vorleis
tungen" en de afwijzing van recht
streekse contacten door de Arabie
ren bleven struikelblokken vor
men. De Israëliërs vroegen zich af,
hoe bemiddelaars en tussenperso
nen een vredesregeling tot stand
konden brengen, als de naast be
trokken partijen niet eens met el
kaar aan tafel wilden zitten. Het is
de ironie van de geschiedenis dat
Sadat in november 1977, met zijn
historische reis naar Jeruzalem,
het rechtstreeks overleg uiteinde
lijk wél heeft geopend, maar nu
uitgerekend met een Israëlische re
gering van Menachem Begin
die van start ging met de medede
ling dat Judea en Samaria „bevrij
de gebieden" waren en die ruim
baan gaf aan nieuwe joodse neder
zettingen, aan een nieuwe politiek
van „voldongen feiten", zo leek bet
wel.
Wat we sedertdien hebben gezien is
dat Sadat een aantal keren het
rechtstreeks overleg met Israël
heeft verbroken, omdat Begin c.s.
zich niet wilden verplichten tot
„Vorleistungen", omdat ze een te
rugtrekking uit alle bezette gebie
den bleven afwijzen en omdat de
Amerikanen er niet voor voelden
zelf met uitgewerkte voorstellen te
komen. De Amerikaanse minister
Vance is van oordeel dat Israël
tijdens de ministersconferentie op
Leeds Castle, medio juli, voldoen
de beweging in zijn standpunt
heeft gebracht op nieuw overleg
(eventueel met een wat geactiveer
de Amerikaanse rol, maar zeker
zonder Amerikaans „Diktat") te
rechtvaardigen. Dat zou o.m. zijn
gebleken uit de Israëlische bereid
heid om na vijf jaar Arabisch „zelf
bestuur" de kwestie van de souve-
reiniteit over de westelijke Jor
daanoever en Gaza te bespreken.
De conferentie, straks in septem
ber, tussen Carter, Sadat en Begin
zal moeten uitwijzen of deze schat
ting van Vance juist is geweest.
Sinds de jaren zestig is het voor
naamste geloofsartikel van het Ne
derlandse (en Europese) landbouw
beleid: grotere produktie met be
hulp van minder grond en met in
schakeling van minder mensen. In
agrarische kringen pleegt men hoog
op te geven van de talrijke zegenin
gen. die dit credo ons heeft ge
bracht. Vooral het feit, dat onze
vaderlandse landbouw voor een ex
portoverschot van ettelijke miljar
den guldens zorgt en voor ons land
zo een zeer belangrijke deviezen-
bron vormt, schijnt diepe indruk op
ons te moeten maken. In de vaak
wat snoeverige succesverhalen,
die we te horen krijgen, keert dit
punt tenminste met vaste regel
maat terug.
Opmerkelijk is de nonchalante ma
nier, waarop men over het lot van
de duizenden en duizenden boeren
praat, die er dank zij het hele ratio-
naliserings- en intensiveringsproces
niet meer aan te pas kwamen. Be
paald luchthartig gaat men er van
uit. dat de meesten van hen wel
weer elders in de samenleving een
nieuwe bestemming hebben gevon
den.
Nu. wellicht hebben ze elders
wérk gevonden, maar werk naar
hun (boeren)hart, werk waarin ze
hun oorspronkelijke roeping en
identiteit kunnen beleven? Het is
onbegrijpelijk, dat men zo weinig
begrip heeft voor de enorme psychi
sche schade, die een boer oploopt,
wanneer hij van zijn land wordt
verdreven. Alsof hij niet met hart en
ziel véstzat aan dat land, alsof hij er
niet als een boom in geworteld
stond.
Alleen ai omdat het thans gevoerde
landbouwbeleid voor één op de
twee boeren het einde betekent,
kunnen wij het enthousiasme,
waarmee het ons van agrarische zij
de wordt aangeprezen, maar moei
lijk delen. Doch ook nog om een
andere reden zijn we er allerminst
gelukkig mee. ja, achten wij het
zelfs zonder meer een ramp. Onze
op technologische leest geschoeide
landbouw moeten we namelijk tot
een van de grimmigste bedreigin
gen voor ons natuurlijke milieu re
kenen. De tóch al zo labiele even
wichten van ons ecosysteem wor
den door onze agressieve agrarische
methodieken nog eens extra zwaar
onder druk gezet
Heel ernstig is bij voorbeeld het
werkelijk ruïneuze effect van de él-
les egaliserende, nog steeds voort-
door Hans Bouma
woedende ruilverkaveling. Niet
minder dramatisch is het giganti
sche gebruik van bestrijdingsmid
delen De hoge opbrengsten, waar
men zo op pocht, kunnen alleen met
bombardementen vergif op de na
tuur worden veroverd. En hoe lang
de natuur zich nog zo bruut laat
verkrachten? ZIJ toont zich steeds
uitgeputter.
Verliespost
Er is nóg iets, dat onze moderne
landbouw tot een bijzonder dubieu
ze affaire maakt: zij is enkel moge
lijk bij de gratie van een reusachtig,
veel te laag geprijsd energie-aan
bod. Wanneer we de weinige ener
gie. die ons nog rest. de prijs zouden
geven, die ze. gezien haar schaarste,
verdient, zouden we ontdekken, dat
heel onze gerationaliseerde, indu
striële landbouw in feite één grote
verliespost betekent. De technolo
gische revolutie, waaraan het oude
ambachtelijke landbouwbedrijf
moest geloven, berust op de kapita
le vergissing, dat de energievoorra-
den eindeloos zijn.
Zouden we de wérkelijke energie
kosten, verbonden aan de verho
ging van de opbrengsten en de eli
minatie van arbeidskrachten, in de
prijzen van de landbouwprodukten
doorberekenen, dan zouden die pro-
dukten volstrekt onbetaalbaar zijn.
Alleen door de, overigens mét de
dag manifester wordende schaarste
aan energie te verdoezelen, kunnen
we de illusie levend houden, dat we
met onze agrarische activiteiten op
de goede weg zijn en dat onze land
bouw één van de pijlers vormt van
onze vaderlandse economie. Zolang
echter de energie, in welke vorm
dan ook (olie. gas, elektriciteit,
kunstmest, vergiften, veevoer) voor
een schijntje te koop is. zullen we
ijverig mensen blijven vervangen
door machines en met inzet van
steeds meer technische en chemi
sche hulpmiddelen grond en dieren
blijven opjagen tot almaar stijgen
de produktiviteit.
Failliet
Louter zakelijk bekeken, had onze
trotse landbouw-business al lang
failliet moeten zijn. Huiselijk ge
zegd: er gaat véél meer in dan er ten
slotte uitkomt De winsten, waaro
ver men zo opgewonden spreekt
blijken een sprookje te zijn, wan
neer we de reëel gemaakte energie
kosten laten meewegen. Als we dan
ook nog de door onze technologi
sche landbouw veroorzaakte func
tieverliezen van het natuurlijke mi
lieu in rekening zouden brengen,
zou het gepraat over winsten hele-
méél een lachertje blijken te zijn.
Maar het kan ook anders. We hoe
ven maar te denken aan het ouder
wetse gemengde bedrijf, dat geen
arbeidkrachten afstootte maar Juist
aantrok, dat het milieu niet uitmer
gelde maar verrijkte en dat door
een perfecte kringloophuishouding
vrijwel compleet in z'n eigen ener
giebehoefte voorzag Vandaag to
nen verschillende kleinschalige en
ambachtelijk opgezette biologische
bedrijfjes aan. dat de arbeidsinten
sieve. milieuvriendelijke en géén
energie verspillende werkmethode
van vroeger nog steeds geen verle
den tijd hoeft te zijn. Zal onze land
bouw zo wijs zijn het oude spoor
weer op te zoeken? Of laat ze het
liever op een algehele katastrofe
aankomen?