Overdreven verbeteringszucht' Een marxist, die democraat wilde zijn Een moeizame geschiedenis Sam de Wolff honderd jaar geleden geboren IJDAG 11 AUGUSTUS 1978 P 11 - RHS 13 Nog steeds fungeert in ingezonden stukken het etiket .wereldverbeteraar" als een scheldwoord. Een groot deel van het kerkvolk heeft uit een eeuwenlange indoctrinatie de overtuiging overgehouden dat de .wereldverbeteraars" geen rekening houden met de diep-gewortelde zelfzucht van de üchzelf genoegzame mens. Volgens .De Standaard" leden mannen als Buskes. Schurer en Van Randwijk blijkens het programma van hun Christelijk-Democratische Unie aan een vreemde ziekte: „een teveel van rechtsgevoel en een overdreven verbeteringszucht. Deze angst voor overdrijving in het ;oed-doen doet wel eigenaardig aan jij mensen die van Christus jehoord hebben dat van zijn volgelingen „meer dan het gewone" jnag worden verwacht. Maar voor deze vreesachtigen staat het bij voorbaat vast. dat er met de jergrede geen politiek te bedrijven ralt Zodra de bergrede ter sprake tornt, profeteren zij met absolute tekerheid dat wij slechts „ten dele profeteren." Het dogma dat een lards paradijs onbestaanbaar is. heeft een grote rol gespeeld in de afwijzing van socialistische en andere „utopieën." Mu lijkt het een bemoedigende joodschap, als men verkondigt dat God zelf wel voor een rijk van gerechtigheid zal zorgen. Maar het ïeeft in feite alleen maar een ontmoedigende uitwerking, wanneer terwille van Gods eer onze menselijke inspanningen gedoodverfd worden als vergeefse stuiptrekkingen van een blinde ïoogmoed. Psychologisch kunnen masochisme en sadisme een rol spelen in dit machteloos makend zondebegrip, maar de achtergronden ervan moeten ook sociologisch geanalyseerd worden. Men heeft vaak te weinig oog voor de maatschappelijke factoren achter de christelijke mens-visie. Zij is ontstaan in een tijd waarin de aardse mogelijkheden van de mens inderdaad uiterst beperkt waren, allereerst uiteraard zijn materiële, maar toch ook zijn geestelijke mogelijkheden. Toen de geestescultuur ontstond, moest deze beperkt blijven tot een kleine elite, omdat het grootste deel van de mensen zich aan de verzorging van de dagelijkse levensbehoeften moest wijden. Zo vas nu eenmaal de orde in de natuur en de maatschappelijke orde was daarop gebaseerd. Dat de mens in zijn aardse mogelijkheden leperkt was, kleurde het gehele «aardenpatroon van de cultuur. Daarom kon de mens de aardse geschiedenis moeilijk anders zien lan als een toneelstuk, dat door een Soddelijk regisseur geschreven was. God verdeelde de rollen. De nhoud van de rol was van weinig belang, omdat alle mensenwerk toch niets aan de aardse situatie kon veranderen. Het maakte dan ook weinig verschil, of men een loofdrol of een figurantenrol kreeg toebedeeld. Hoofdzaak was de opgedragen rol goed te vervullen, h zo'n door de geringheid van lenselijke mogelijkheden beheerst let is in deze dagen nog wel eens le moeite waard enkele Israëlische n Arabische uitspraken van zo'n ien jaar terug tegenover elkaar te ilaatsen. De toenmalige Israëli- che premier Levi Esjkol zei op 30 all 1967 voor de radio: „Wij zullen e bezette gebieden pas verlaten na e ondertekening van een formeel rredesverdrag. Wij willen de ga- ntie van vrije scheepvaart door ;t Suezkanaal. Anders blijven we n de oostelijke oever van het anaal zitten. We zijn daar niet om a ratersport te bedrijven." Spre- end op het partijcongres van de tafi zei Mosje Dayan, op dat mo ment Israëlisch minister van De- ensie, enkele dagen later dat hij takooit zou willen terugkeren naar lij e grenzen van voor de zesdaagse i orlog, niet om strategische maar ok niet om historische redenen: Als men de Bijbel bezit en als men ich beschouwt als het volk van de lijbei, dan moet men ook de bijbel- f grond bezitten die van de KÉechters en de Aartsvaders van eruzalem, Hebron, Jericho en an- ëre plaatsen." En in september 967 legden de Arabische staats- loofden zich op hun topconferentie n Khartoem vast op de formule .geen erkenning van en geen on- lerhandelingen, geen vrede met Is- aël." Zo lagen de kaarten bijna elf kar geleden. y fat i er sindsdien niet allemaal ebeurd? Maarschalk Tito van Joe- oslavië bood zonder Israël te ladplegen zijn goede diensten an. De regering-Esjkol begon per- lanente Joodse nederzettingen te 'estigen buiten de grenzen van oor de zesdaagse oorlog. In de Veiligheidsraad van de Verenigde laties wist de Britse vertegen- m levensgevoel moest de christelijke leer we sterk aanspreken, als een leer die deze beperktheid bevestigde, „heiligde" en bovendien compenseerde door het eeuwigheidsperspectief. In het licht van de eeuwige bestemming van de mens leken de aardse mogelijkheden minder belangrijk, zodat de beperktheid niet als beknotting werd ervaren. Geloofsvisie en maatschappelijke werkelijkheid bevestigden elkaar. De overtuiging van de geringe aardse mogelijkheden was zozeer ingetreden in de geloofsvisie, dat zij zelfs haar dragende grond scheen te zijn. Eén kant van de bijbelse boodschap kwam naar boven en de andere bleven onzichtbaar. Hoezeer de bijbel de mens ook in positieve termen omschrijft, bleef onopgemerkt. Velen stellen ook nu nog zonder meer vast: „Het christendom definieert de mens in negatieve termen, als niet-goddelijk, als gevallen, als geschapen door God en daarom alleen zinvol door iets buiten zichzelf en buiten dit leven. Het is niet toevallig dat het christendom zowel het bestaan als de menselijke natuur tweederangszaken vindt. Nabestaan zou veel beter zijn dan bestaan en de mens zou niet geneigd zijn tot enig goed. Gegeven deze treurige omstandigheid kun je hoogstens hopen door strikte verboden die kwalijke menselijke natuur aan banden te leggen en daarmee de totale chaos te voorkomen door Okke Jager Dwingelanderige verboden roepen agressieve reacties op. En zo wordt in een perfecte zichzelf waarmakende voorspelling opgeroepen wat men voorkomen wilde" (Johanna Fortuin). Zo'n psychologische visie op het verband tussen mensbeeld en ontmenselijking (via bovenmenselijke eisen) kan op christenen een heilzaam schokeffect hebben, evenals de psychologische conclusie dat een lage zelfwaardering wel moet leiden tot conformistisch gedrag op allerlei gebied. Maar ook de psycholoog moet er rekening mee houden, dat het negatieve mensbeeld sociologisch bepaald is. Niet de Bijbel verklaart alle mensenwerk voor marionet-achtige of marginaal, maar de maatschappelijke werkelijkheid die dit mensbeeld maar al te goed gebruiken kan. De tegenwoordige tijd van het werkwoord „kunnen" is hier geen vergissing: de dagen van de beperkte aardse mogelijkheden keren in ons ruimtevaart-tijdperk onverwachts terug, via de crisis in het groeigeloof en in het vertrouwen op wetenschap en techniek. Het vooruitgangsgeloof dat de plaats was gaan innemen van het traditionele Godsgeloof, heeft nu op zijn beurt aan geloofwaardigheid ingeboet. Opnieuw twijfelen wij aan de mogelijkheden van de mens. Het is een twijfel die door het triomfalisme van de eeuwen der vooruitgang is heengegaan, maar die toch weer kan aanknopen bij de daarachter liggende periode, toen de aardse mogelijkheden inderdaad beperkt waren. Christenen die in die oude tijd waren blijven steken, kunnen nu hun hart ophalen aan het nieuwste wantrouwen tegenover de vooruitgang. Achterblijvers en drop-outs ontmoeten elkaar in éénzelfde afkeer van de wetenschappelijk-technische cultuur. Weer komt de donkere kant van de bijbelse boodschap naar boven. Weer dreigt christen-zijn samen te vallen met mens-van-deze-tijd zijn. Weer zijn christenen de eersten in de erkenning dat zij de laatsten zijn. Waarom zouden zij zich met al hun energie wijden aan iets dat toch voorbijgaat? Zij zijn al „herverzekerd" tegen mislukkingen en kunnen zich dus eerder neerleggen bij wat blijkbaar onvermijdelijk is. Dat is dan hiin bijdrage aan de „oplossing" van de actuele problematiek. Het is weer het oude lied: de gebleken beperktheden worden door een geloofdvisie bevestigd, geheiligd en gecompenseerd. Maar wij moeten nog dieper doordringen in de verborgen achtergronden van de negatieve mensbeschouwing. Achter de huiver tegenover wereldverbeteraars schuilt een ideologisch systeem, waarvan de oerdwaling ligt in een scheiding tussen idee en werkelijkheid, tussen hogere en lagere dingen. Zodra de werkelijkheid het hogere ideaal té kras tegenspreekt, heeft deze ideologie meteen een bruikbaar zondebegrip bij de hand: wij hadden eigenlijk (vanuit het Ideaal) wel anders gewild, maar de zondige werkelijkheid stond het niet toe. In feite weigert men de zonde te zien als een vijand die op de terugtocht is. Integendeel: men ziet de wetteloosheid nog steeds toenemen. Men verwacht dit zelfs bij voorbaat. Zo heeft de bijbel het toch voorspeld? Zo moet het dan ook maar gebeuren: „wie vuil is, moet nog vuiler worden". Des te éérder komt Jezus terug. En din is er pas ruimte voor een nieuwe levensstijl. Nü kunnen wij beter alles laten verslechteren. Als marxisten zo'n Verelendungstheorie hanteren, is dat uit den boze; maar duizenden christenen weten niet beter. Omdat zij het einde zien naderen, kunnen zij nergens een nieuw begin maken. Als anderen dat wél proberen, doen zij „tekort aan de zonde". Wij mogen zulke uitingen niet afdoen als uitzonderingen uit extreem-rechtse groepen. De gebruikelijke zondeleer pleegt zo algemeen en abstract over zonde en zondaar-zijn te spreken, dat dit wel in brede kring ook onbedoeld moet leiden tot berusting in het blijkbaar onvermijdelijke. En dan móet de zucht naar wereldverbetering wél overdreven heten door dr. J. J. Buskes Aan de discussies over het marxis me zal voorlopig wel geen einde komen. De groep „Christenen voor het socialisme" heeft in ons land kans gezien op een toch weer nieu we wijze belangstelling voor het marxisme te wekken. Wat mij opvalt is, dat de discussies zo hedendaags zijn. dat het min stens de schijn wekt. dat er in ons land eigenlijk nooit boeiende en in telligente gedachten over het mar xisme gewisseld zijn, terwijl dat toch al ruim een eeuw en minstens vanaf de oprichting van de SDAP het geval is geweest. Wanneer men wat meer op de hoogte was met wat er in het verleden door Nederlandse marxisten gepubliceerd is gewor den, zou men niet zó gemakkelijk democratische socialisten en mar xistische socialisten onder de éne noemer „socialisten" brengen, zou men weten dat in ons land nogal wat marxistische socialisten demo cratische socialisten waren en zich zelf niet suggereren, dat marxisti sche socialisten en communisten synoniemen zijn. Bovendien zou men in aanraking komen met een aantal bekwame en boeiende socialisten. De meeste van hen zijn vergeten en hun geschrif ten worden nog maar zelden gele zen, terwijl het toch mijn stellige overtuiging is, dat wanneer wij r.k. Nederlandse socialisten, er heel wat minder onzin over socialisme en marxisme gedebiteerd zou worden, zowel door voor- als tegenstanders van het socialisme. In dit korte arti kel noem ik de naam van één van die vergeten socialisten, die zich marxisten noemden en tegelijk nooit anders dan een democratisch socialisme gepropageerd hebben. De socialist, aan wie ik denk, publi ceerde in 1955 een terugblik op zijn leven onder de titel „Voor het land van belofte". Op blz. 294 schrijft hij: „De jonge Nederlandse socialist kent mij nog nauwelijks en voor de doorbraakgeneratie ben ik een vol komen onbekende." Alleen de oude re socialisten zullen zich zijn naam nog herinneren. Ook door „Christe nen voor het socialisme" heb ik zijn naam nog nooit horen noemen. Toch heeft deze marxist artikelen en geschriften gepubliceerd, van welke ik zou willen, dat zij die zich in deze jaren Intens met marxisme, het socialisme en het communisme bezighouden, ze zouden lezen. Zondag is het honderd jaar geleden dat Sam de Wolff werd geboren. Zijn belangrijkste wetenschappelij ke werk „Het economisch getij" ver scheen in 1929. De Wolff was conjec tuur-onderzoeker: zijn boek is ge heel gewijd aan de verhouding van de korte en de lange golven. De Wolff was geen orthodox mar xist. Marxisme kende volgens hem geen orthodoxie. Hij zweert niet bij de woorden van Marx, omdat er bij diens woorden niet te zweren viel, omdat Marx nooit een afgeronde crisistheorie heeft gegeven. Er be staat geen ander marxisme dan een marxistische methode van onder zoek. Uitgaande van de marxisti sche stelling, dat het maatschappe lijk zijn het bewustzijn bepaalt, heeft De Wolff in een eigen interpre tatie vastgesteld, dat het maat schappelijk gebeuren niet volko men verklaard kan worden, wan neer niet tevens rekening wordt ge houden met de psychologie, de in vloed van de menselijke persoon lijkheid. Zo maar enkele gedachten van De Wolff als marxistisch socialist. Er zou veel meer te vertellen zijn. De Wolff was Jood. socialistisch Zio nist, Socialist, Marxist. Voor alles een levend en bewogen mens. Toen ik zestig werd ontving ik van De Wolff en zijn vrouw deze brief: „BIJ je 60ste verjaardag sturen on dergetekenden de volgende zegen wens, ontleend aan Num. 6: 24-26, de bekende priesterzegen, die uit zestig letters bestaat. Wij laten deze wens, die voor jou zeker als een der hoogste zal gelden, van enkele bloe men vergezeld gaan in de kleur die voor Jou eveneens van hoge waarde is." En in het exemplaar van „Voor het beloofde land", dat ik van hem kreeg, schreef hij de woorden: „Aan mijn gelovige vriend van een onge lovige gelovige, Sam de Wolff." Nu het honderd jaar geleden is, dat Sam de Wolff geboren werd. komt de uitgeverij Sun in Nijmegen met een herdruk van de Wolffs laatste boek „Voor het land van belofte". Van harte hoop ik, dat velen deze boeiende autobiografie van de reb be van de SDAP zullen lezen. Per soonlijk heb ik veel van Sam de Wolff geleerd, niet het minst wat het socialisme en marxisme betreft. Dr. J. J. Buskes is emeritus-predi kant te Amsterdam. door H. J. Neuman woordiger Lord Caradon zo te ma noeuvreren dat daar op 22 novem ber 1967 de vermaarde resolutie 242 werd aanvaard die het midden hield tussen een Afrikaans-Azia tisch ontwerp dat aanvaardbaar was voor de Arabieren en een Ame rikaans ontwerp dat de instem ming had van Israël. Het aantrekkelijke van resolutie 242 voor de Arabieren was dat daarin de „terugtrekking van Is raëlische strijdkrachten uit bezette gebieden werd bepleit. De Israë liërs zouden in ruil daarvoor de erkenning krijgen van hun souve- reiniteit en van hun territoriale onschendbaarheid „binnen veilige en erkende grenzen." Een vertegen woordiger van secretaris-generaal Thant zou „contacten leggen" en „overeenstemming bevorderen." Deze vertegenwoordiger, de 60-ja- rige Zweedse ambassadeur in Mos kou Gunnar Jarring, heeft jaren- land zijn best gedaan om van deze missie een succes te maken, maar het was allemaal vergeefse moeite. Het wederzijds wantrouwen zat te diep. In Jeruzalem bedacht men voortdurend dat er na de eventuele uitvoering van resolutie 242 van de kant van de Arabieren maar één woord nodig was om hun deel van de transactie te herroepen, terwijl Israël een complete oorlog zou moeten voeren om weer in het bezit te komen van de bezette gebieden. Daar kwam nog bij dat de Arabi sche regeringen, voor zover ze al met Israël wilden pacteren, allerlei „Vorleistungen" verlangden, d.w.z. dat Israël van alles moest doen (zich uit alle bezette gebieden te rugtrekken het „vluchtelingenpro bleem" regelen voordat zij hun te genprestaties leverden. En alle maal schuwden zij het rechtstreeks contact; tussenpersonen en bemid delaars moesten optreden tussen hen en Israël. Ondanks dat waren er toch ver schuivingen te noteren in individu ele standpunten. Dayan zei in de cember 1967, wederom op een Rafi- congres, dat Israël niet wilde blij ven heersen over de Arabieren op de westelijke oever van de Jordaan en in de Gazastrook. Bijna een jaar later, in september 1968, heette het dat hij Gaza toch weer wél wilde houden, evenals de hoogvalkte van Golan. De Sinaï zou aan Egypte worden teruggegeven, op voor waarde evenwel dat de woestijn werd gedemilitariseerd en dat Is raëlische schepen vrij door het Su ezkanaal en de Golf van Akaba mochten varen. De westelijke Jor- daanoever zou worden ontruimd behalve een strook die bescher ming moest bieden tegen guerrilla- acties en conventionele aanvallen. Jeruzalem zou Israëlisch blijven, met uitzondering van de islamiti sche heiligdommen. Volgens sommige waarnemers kon je uit de vestiging van telkens nieu we Joodse nederzettingen afleiden waar de nieuwe grenzen volgens de Israëlische regering precies zouden lopen. Het was de politiek van de „voldongen feiten". De oktoberoorlog van 1973 en het hanteren door de Arabieren van het oliewapen hebben uiteraard belangrijke wijzigingen in de situ atie tot stand gebracht. In oktober 1976 was het voor de eerste keer dat een Israëlische minister, in dit geval Yigal Allon, een kaart publi ceerde (in „Foreign Affairs") van de territoriale regeling die hem voor ogen stond: Golan en Jeruza lem bleven Israëlisch; van de wes telijke Jordaanoever werden het bergland van Judea en Samaria, alsmede een corridor die bet met de oostelijke Jordaanoever ver bindt, teruggegeven; een strook van de Sinaï met inbegrip van Sharm el-Sheik bleef Israëlisch; en de stad Gaza werd een Arabische enclave. Sadat leek steeds meer bereid de idee van een zelfstandige Palestijn se staat te laten varen. Maar de gedachte aan Israëlische „Vorleis tungen" en de afwijzing van recht streekse contacten door de Arabie ren bleven struikelblokken vor men. De Israëliërs vroegen zich af, hoe bemiddelaars en tussenperso nen een vredesregeling tot stand konden brengen, als de naast be trokken partijen niet eens met el kaar aan tafel wilden zitten. Het is de ironie van de geschiedenis dat Sadat in november 1977, met zijn historische reis naar Jeruzalem, het rechtstreeks overleg uiteinde lijk wél heeft geopend, maar nu uitgerekend met een Israëlische re gering van Menachem Begin die van start ging met de medede ling dat Judea en Samaria „bevrij de gebieden" waren en die ruim baan gaf aan nieuwe joodse neder zettingen, aan een nieuwe politiek van „voldongen feiten", zo leek bet wel. Wat we sedertdien hebben gezien is dat Sadat een aantal keren het rechtstreeks overleg met Israël heeft verbroken, omdat Begin c.s. zich niet wilden verplichten tot „Vorleistungen", omdat ze een te rugtrekking uit alle bezette gebie den bleven afwijzen en omdat de Amerikanen er niet voor voelden zelf met uitgewerkte voorstellen te komen. De Amerikaanse minister Vance is van oordeel dat Israël tijdens de ministersconferentie op Leeds Castle, medio juli, voldoen de beweging in zijn standpunt heeft gebracht op nieuw overleg (eventueel met een wat geactiveer de Amerikaanse rol, maar zeker zonder Amerikaans „Diktat") te rechtvaardigen. Dat zou o.m. zijn gebleken uit de Israëlische bereid heid om na vijf jaar Arabisch „zelf bestuur" de kwestie van de souve- reiniteit over de westelijke Jor daanoever en Gaza te bespreken. De conferentie, straks in septem ber, tussen Carter, Sadat en Begin zal moeten uitwijzen of deze schat ting van Vance juist is geweest. Sinds de jaren zestig is het voor naamste geloofsartikel van het Ne derlandse (en Europese) landbouw beleid: grotere produktie met be hulp van minder grond en met in schakeling van minder mensen. In agrarische kringen pleegt men hoog op te geven van de talrijke zegenin gen. die dit credo ons heeft ge bracht. Vooral het feit, dat onze vaderlandse landbouw voor een ex portoverschot van ettelijke miljar den guldens zorgt en voor ons land zo een zeer belangrijke deviezen- bron vormt, schijnt diepe indruk op ons te moeten maken. In de vaak wat snoeverige succesverhalen, die we te horen krijgen, keert dit punt tenminste met vaste regel maat terug. Opmerkelijk is de nonchalante ma nier, waarop men over het lot van de duizenden en duizenden boeren praat, die er dank zij het hele ratio- naliserings- en intensiveringsproces niet meer aan te pas kwamen. Be paald luchthartig gaat men er van uit. dat de meesten van hen wel weer elders in de samenleving een nieuwe bestemming hebben gevon den. Nu. wellicht hebben ze elders wérk gevonden, maar werk naar hun (boeren)hart, werk waarin ze hun oorspronkelijke roeping en identiteit kunnen beleven? Het is onbegrijpelijk, dat men zo weinig begrip heeft voor de enorme psychi sche schade, die een boer oploopt, wanneer hij van zijn land wordt verdreven. Alsof hij niet met hart en ziel véstzat aan dat land, alsof hij er niet als een boom in geworteld stond. Alleen ai omdat het thans gevoerde landbouwbeleid voor één op de twee boeren het einde betekent, kunnen wij het enthousiasme, waarmee het ons van agrarische zij de wordt aangeprezen, maar moei lijk delen. Doch ook nog om een andere reden zijn we er allerminst gelukkig mee. ja, achten wij het zelfs zonder meer een ramp. Onze op technologische leest geschoeide landbouw moeten we namelijk tot een van de grimmigste bedreigin gen voor ons natuurlijke milieu re kenen. De tóch al zo labiele even wichten van ons ecosysteem wor den door onze agressieve agrarische methodieken nog eens extra zwaar onder druk gezet Heel ernstig is bij voorbeeld het werkelijk ruïneuze effect van de él- les egaliserende, nog steeds voort- door Hans Bouma woedende ruilverkaveling. Niet minder dramatisch is het giganti sche gebruik van bestrijdingsmid delen De hoge opbrengsten, waar men zo op pocht, kunnen alleen met bombardementen vergif op de na tuur worden veroverd. En hoe lang de natuur zich nog zo bruut laat verkrachten? ZIJ toont zich steeds uitgeputter. Verliespost Er is nóg iets, dat onze moderne landbouw tot een bijzonder dubieu ze affaire maakt: zij is enkel moge lijk bij de gratie van een reusachtig, veel te laag geprijsd energie-aan bod. Wanneer we de weinige ener gie. die ons nog rest. de prijs zouden geven, die ze. gezien haar schaarste, verdient, zouden we ontdekken, dat heel onze gerationaliseerde, indu striële landbouw in feite één grote verliespost betekent. De technolo gische revolutie, waaraan het oude ambachtelijke landbouwbedrijf moest geloven, berust op de kapita le vergissing, dat de energievoorra- den eindeloos zijn. Zouden we de wérkelijke energie kosten, verbonden aan de verho ging van de opbrengsten en de eli minatie van arbeidskrachten, in de prijzen van de landbouwprodukten doorberekenen, dan zouden die pro- dukten volstrekt onbetaalbaar zijn. Alleen door de, overigens mét de dag manifester wordende schaarste aan energie te verdoezelen, kunnen we de illusie levend houden, dat we met onze agrarische activiteiten op de goede weg zijn en dat onze land bouw één van de pijlers vormt van onze vaderlandse economie. Zolang echter de energie, in welke vorm dan ook (olie. gas, elektriciteit, kunstmest, vergiften, veevoer) voor een schijntje te koop is. zullen we ijverig mensen blijven vervangen door machines en met inzet van steeds meer technische en chemi sche hulpmiddelen grond en dieren blijven opjagen tot almaar stijgen de produktiviteit. Failliet Louter zakelijk bekeken, had onze trotse landbouw-business al lang failliet moeten zijn. Huiselijk ge zegd: er gaat véél meer in dan er ten slotte uitkomt De winsten, waaro ver men zo opgewonden spreekt blijken een sprookje te zijn, wan neer we de reëel gemaakte energie kosten laten meewegen. Als we dan ook nog de door onze technologi sche landbouw veroorzaakte func tieverliezen van het natuurlijke mi lieu in rekening zouden brengen, zou het gepraat over winsten hele- méél een lachertje blijken te zijn. Maar het kan ook anders. We hoe ven maar te denken aan het ouder wetse gemengde bedrijf, dat geen arbeidkrachten afstootte maar Juist aantrok, dat het milieu niet uitmer gelde maar verrijkte en dat door een perfecte kringloophuishouding vrijwel compleet in z'n eigen ener giebehoefte voorzag Vandaag to nen verschillende kleinschalige en ambachtelijk opgezette biologische bedrijfjes aan. dat de arbeidsinten sieve. milieuvriendelijke en géén energie verspillende werkmethode van vroeger nog steeds geen verle den tijd hoeft te zijn. Zal onze land bouw zo wijs zijn het oude spoor weer op te zoeken? Of laat ze het liever op een algehele katastrofe aankomen?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 13