Kabinet wil tweede fase spreiding Rijksdiensten beter laten verlopen 'Werknemers mogen deel commissarissen benoemen' /aaropleiding, vaarbewijs en bemanningsperikelen op de Rijn- en binnenvaart Werk en zorg tussen wind en water (3) Werkgroepen ingesteld Spannend slot Werkgevers in SER: skütsjesilen IJDAG 28 JULI 1978 BINNENLAND TROUW/KWARTET an boord is het leven anders INTWERPEN/ROT- ■ERDAM „Ik wil na- '"fcurlijk schipper wor- en," zegt Bar Klos, zes- ld ien jaar. Hij zit in het oorlaatste jaar lts en toont nu nog in het in- z™ irnaat „Vredeoord" oor schippersjeugd in e Rotterdamse stads- ijk „Vredeoord". nslrf J den n» ijn ouders varen met het mo- 1 h irschlp Volharding, 664 ton. Wij komen zo'n beetje over- m'n vader vaart niet op een sste route", zegt Bart. „Voor en eigen schip heb ik al vijf- g gulden gespaard!' ir laatste is natuurlijk een grapje, irt wil beginnen bij zijn vader en Ier proberen vla de bank aan een ;en schip te komen. De Volharding veertien Jaar oud, heeft volgens irt een waarde van ongeveer zes- jnderdduizend gulden, HIJ wil zelf t een overeenkomsUg schip be nnen. 171 luim zeshonderd ton ls een goede In het slotartikel van zijn serie „Werk en zorg tussen wind en water" gaat onze redacteur, die een reis meemaakte aan boord van het Rijnmotorschip Lin- quenda (1273 ton) om voor onze lezers „van binnen" kennis te laten maken met de wereld van het particuliere watertransport, in op de verhoudingen aan boord, de sfeer in de varende gezinnen, de band tussen de varenden onderling en de mer kwaardige personeelsmoeilljk- heden, Waarbij het hem trof dat aan boord heel wat waarden, die aan de wal gelukkig niet over all verloren gingen, volledig bleven bewaard, omdat, zo werd het hem eenvoudig gezegd, door Hans W. Ledeboer „voor ons nog altijd elk men senleven heel kostbaar is." eginmaat en ook een gemakkelijke dith iaat. Zo'n schip kan overal komen l^niiccar ecia ehalve in delen van Zuid-Belglë en ng, i Noord-Frankrijk. Mijn ouders va- 'nkjjtn er nog steeds goed mee. Ik wil het Innenvaartdiploma van het Konlnk- Jlc Onderwijsfonds voor de Scheep- sart halen. Dat is nu nog niet ver- plicht, maar op de duur zal het wel erplicht worden." kaar dan de mensen aan de wal, dat geldt nog altijd, ook voor ons jonge ren. Ons milieu is een kring, die altijd om Je heen is en waarin je je veilig voelt. Veel situaties, die Je aan de wal ontmoet, zou ik moeilijk kunnen aan vaarden." waring laarmee is Ane de Haan, wiens ou- ers varen met het 335 ton metende itorschip Orca, het niet eens: „Ik •oje geen noodzaak voor zo'n verplicht iploma, dat geeft geen enkele garan- e, Je kunt het aan de wal halen, aren leer je op het water en iedere MAieroepsschipper heeft het déör ge- Biterd. Ik ken geen beroepsschipper le niet zou kunnen varen. Varen is in eerste plaats ervaring, je moet het lan boord leren." li Veenstra, 17 jaar, hoort thuis op •t Rijnmoterschip Vagrant, 1138 on. ZIJ heeft de mavo-opleiding voor le detailhandel gevolgd, werkt nu als lecretaresse op een met binnenvaart verband houdend kantoor, gaat bin nenkort „Vredeoord" verlaten en op kamers wonen. Maar zij blijkt toch ook heel sterk geworteld in het be staan op het water: heb nu geen vriendje, maar er kan atuurlijk van alles gebeuren. En er |jn twee zaken, die ik heel belangrijk enuid. Een schippersvrouw heeft een [gen verantwoordelijkheid tegeno- er schip en lading en zij heeft daar- ïee een heel andere positie dan een l_^ulsvrouw aan de wal. In ons schlp- ersmilieu staan wij dichter bij el- Ook Lia van der Zee van de Fides, 360 ton, zou weerstanden ondervinden te genover iemand die aan de wal thuis hoort. „Onze mentaliteit is anders." Zij is het volgende jaar klaar met haar havo-opleiding en zij houdt van een klein schip. „Je hebt minder op brengst dan van een groot schip, maar je hebt ook veel minder onkos ten. Je kunt er overal mee komen, tot in België en Frankrijk toe," meent zij. En, bij wijze van gevoelsargument: „Het is aan boord knusser en gezelli ger dan op een groot schip". Opval lend is, dat de kinderen van schip pers, die willen gaan varen, over het merendeel een begin willen maken met een schip, dat overeenkomt met dat van hun ouders. Misschien omdat zij daarmee ervaring hebben, weten hoe de bedrijfsvoering daarmee is? Een ambacht Schipperopleiding is nog altijs eer zaak met allerlei problemen. Varen is een ambacht, een vak. Dat moet wor den geleerd, net als ieder ander am bacht. Dat vak goed onder de knie krijgen kost Jaren. Maar hoe? Aan boord is er geen dag die gelijk is aar andere dagen. Een schipper komt in aanraking met allerlei omstandighe den, die telkens een andere vorm van vakmanschap eisen. Mooi weer, zwaar weer. Zon, regen, mist. Windstilte, harde wind. Wind achter, dwars of schuin of recht voor in. 8troom mee, tegen dwars of bij een samenvloeiing van rivieren on regelmatig uit verschillende rich tingen. Blak water, golfslag. Schip hoog op het water of diep geladen. Breed, open vaarwater of kanalen met nau we sluizen waar jé"schip nèt doorheen kan. Dan Je motor; een schipper moet een scheepsmotoren-onderhouds monteur zijn. Verder ls hij onderne mer, hij moet contracten afsluiten, bedrijfseconomie kennen, hij heeft te maken met loonadministratie en so ciaal beleid. Allemaal zaken die eer> opleiding van de nodige jaren kosten. Maar vaartechniek, het werk aan boord in afhankelijkheid van wind en water, je kunt hgt uitsluitend aan boord leren. De meeste schippeizoons, die zelf weer willen gaan varen, kiezen hun opleiding via LTS en scholen en op leidingsschepen van het Koninklijk Onderwijsfonds voqr de Scheepvaart. Dat heeft een basisopleiding met daarop aansluitend een middelbare school voor de Rijn- en binnenvaart in Rotterdam. Er is een leerlingenstelsel met zelfs schriftelijke leergangen, te volgen door Jongens die deel uitmaken van de bemanning van een schip. Er is een matrozendiploma, een diploma „vooropleiding schipper", een schip- persdiploma en er is ook een door Duitsland vereist kapiteinspatent voor de Rijnvaart. Een drempel Eeuwenlang was er een drempel tus sen wal en water. Iemand van de wal staat vaak nog altljs wat vreemd, met een soort eerbied, te kijken naar een schipper die een duizend-tonner af meert of er mee van een steiger ver trekt. Enige tientallen jaren geleden moest er heel wat gebeuren eer iemand van de wal eens het roer van een scheepje van een ton of tien in handen dorst te nemen, al is er nu nog steeds geen wet, die het hem zou verbieden Er waren al eeuwen zeilers en watertoe risten op onze binnenwateren en de beroepsschippers hadden er niet de minste moeite mee. Want die sportvaarders hadden, eer zij zich met een eigen vaartuig op het water waagden, zichzelf onderworpen aan een geduchte leertijd bij meer bevaren lieden en bovendien hadden deze-mensen hun belangstelling voor het water voor het merendeel meege kregen omdat zij op de een of andere manier door hun beroep of familie met water in aanraking waren. Voor anderen was immers de drempel naar het water te hoog. Natuurlijk zijn er heel wat watersporters, die het schipper- rak terdege kennen. Geheel links een jacht, dat op de tootor de Merwede afzakt. Het gereefde grootzeil geeft bij Ie schuin op de kop staande harde wind steun op het roer. De «hipper houdt precies de boeienlijn aan, die de grens van de taargeul aangeeft. Recreatie Dat is nu allemaal anders. Er kwa men plastic scheepjes, die in massa worden gemaakt en vrijwel geen on derhoud vergen, de recreatie verover de het water. Een welvaartsverschil n- sel? In ieder geval: de toevloed van watersporters zonder enige ervaring leidde tot allerlei narigheden waar mee de beroepsschipper van nu heeft te maken. Een schipper, die de snelheid van een aankomend Rijnschip verkeerd gist. scheert zijn Jachtje nog nèt voor de boeg van het met volle kracht achter uit slaande schip langs. Een jacht- schlpper weet niet wat de blauwe vlag op een groot schip betekent en wurmt zijn scheepje tussen wal en schip door. Tijdens de reis, welke wij met het Rijnschip Linqenda van Papen- drecht naar AMntwerpen maakten, lag er in de grote Kreekraksluis een obstakel: een jacht dwars in de sluis met aan boord drie volwassen kerels, die het nog geen tien meter lange scheepje niet langszij de sluiswand konden krijgen. Voorbeelden van le vensgevaarlijk gebrek aan vaarken- nis en schippersvaardlgheid. Hoe? Al jarenlang wordt er gesproken over de noodzaak van een vaarbewijs. Maar hoe moet dat? Wat voor test is daarvoor nodig? Op het Usselmeer, het Zeeuwse water, een kanaal, de Rijn, de Lek? Bij storm of blak weer? De omstandigheden zijn dusdanig verschillend, dat een „standaard"- vaarbewljs niet mogelijk ls en dat een vaarbewijs, hoe dan ook behaals, geen enkele garantie biedt. Een diplo ma van ee bonafide vaaropleidingsin- stelling? Hoe en met wat voor eisen? Men weet er nog geen weg mee. Toe risme weren van de vaarwegen? Maar waar ligt de grens tussen „plezier" en „beroep'? Vroeger was dat alles geen punt; ie der die zich voor „plezier" op het water waagde, was nog niet eens zo lang geleden, wat schippersvaardlg heid betreft, ten minste „seml-profes- sional". Schipper O. J. Visser van de Linquenda wist er op zijn reis van Papendrecht naar Antwerpen geen weg mee. Via de opleidingen kwamen we op het bemannen van de schepen. „Heel wat schepen varen onderbe- mand," zei hij, „ikzelf kom eigenlijk óók een man tekort. Maar wat wacht iemand, die als matroos gaat varen, voor toekomst op het water? Kan hij ooit aan een eigen schip komen? Bo vendien is het voor een ongetrouwde aan boord een hard en ook eenzaam leven." Volgens traditie heeft een Rijnschip twee verblijven. Achteruit de roef, ter grootte van een flinke flatwoning, waar de schipper met zijn gezin huist. Voorop een iets kleiner verblijf voor de bemanning. Eeveneens een wo ning, waar een gezin gerieflijk onder dak vindt. „Bij mij is dat geen punt", zegt schipper Visser, „voorin huist mijn eigen broer. Maar als je met vreemden vaart?" Goede boterham Er is inderdaad voor jongens, die van aanpakken weten, serieus zijn en vooral stevig in hun morele schoenen staan op de Rijn een goede boterham te verdienen. „Als een jongen van de wal komt en dan Ineens met de volle verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven helemaal alleen aan boord komt wonen, kan het heel moeilijk worden", zegt de echtgenote van schipper C. van Laak van de Hubert Holthuizen (3500 ton), die in Antwer pen op lading ligt te wachten. „Op de schlpperslntematen komen tegenwoordig veel jongens van de wal, met wie de ouders geen weg weten. Die kom je later op de vaart weinig meer tegen, ze vallen er na een paar jaar uit. Er varen schippers met jongens die aan de rand van de sa menleving verkeren. Dan moet de schippersvrouw óók nog sociaal werkster zijn! „We zijn nog zo gek om dat nog te doen ook, omdat er op het water nu eenmaal een vaste traditie is, dat je niemand in de steek mag laten. Maar een jongen die serieus wil werken, niet opziet tegen een paar harde en misschien bittere, eenzame Jaren, die goed studeert en zijn schippersdiplo- ma en kapiteinspatent voor de Rijn vaart haalt, kan in een paar jaar schipper worden, bij voorbeeld in loondienst of met hulp van een bank". J'""' V- i'' *-V' Nog altijd is over het algemeen de verhouding tussen beroepsvaart en watertoerisme prettig: hier heeft een Rijnschip twee jachten op sleeptouw genomen in de Hollandse IJssel bij Capelle aan den IJssel. Gastarbeiders Veel Rijnschippers varen met gastar beiders. vooral Pakistani en Kaap- verdianen. Dan geldt sterk de taal barrière. Kaapverdianen geven in zo verre weinig moeilijkheden, omdat die mensen over het algemeen va renslieden zijn. Pakistani zijn vaak van huisuit boeren, die moeten het schippersvak helemaal leren. „Dat werkt naar twee kanten", zegt schip per Peter Vissers van de Cama (2100 ton). Schipper Vissers heeft ervaring met Pakitani, hij vindt ze gewillige lieden, Hecht die echt hun best doen, al heeft hij aan boord wel spanningen belefd tus sen twee Pakistaanse landgenoten, welke hij, door een cultuur- en taal barrière, moeilijk kon oplossen. „Op een fabriek leert een gastarbieder niets. Aan boord moet hij een vak leren, waar hij thuis ook wat aan heeft Als hij na een jaar of wat varen bij mij naar zijn land terugkeert, wel, in Pakistan heb Je óók rivieren. Dan kan hij daar een betere schipper zijn dan zijn landgenoten. Maar zijn leven aan boord is wel heel erg eenzaam". Anekdote Er doet een mooie anekdote de ronde op de Rijn. Op een avond komt een schip laat aan bij een ankerplaats bij Neckarsulm. Het ligt buiten aan de rij geankerde schepen, moet dus de vol gende ochtens als eerste weg. De schipper waarschuwt Ahmed uit Pa kistan in gebroken Engels: „Denk er om, morgenochtend zes uur moet het anker er uit." De volgenden ochtend staat die schipper in de vroegte voor de spiegel met zijn gezicht half onder de scheer zeep als er bedeesd aan de roefdeur wordt geklopt. Het is Ahmed: „Cap tain, anchor is out". Een paar duizend ton Rijnschip op drift, de Rijn af! Hevig geschrokken spoedt de schip per zich met zijn zeepgezicht naar de stuurhut om de motoren aan te star ten. „Er is niet gebeurd, hij kon de zaak blijkbaar netjes opvangen", zegt schipper Vissers als we zijn uit gelachen. Maar dat kan je met Pakis tani overkomen." Ondanks intemaatsleven mis schien wel dank zij internaatsleven zijn de familieverhoudingen in schippersge- zlnnen hechter, harmonischer en vooral liefdevoller dan over het alge meen in gezinnen aan de wal. Gert-Jan is zes Jaar, de oudste zoon van schipper G. J. Visser van de Lin quenda. Hij gaat nu naar de kleuter school. woont bij zijn grootvader aan de wal in Papendrecht. volgend Jaar moet hij naar een internaat. „Maar in een internaat blijft hij binnen de schippergemeenschap, en die is heel hecht," zegt mevrouw Visser, die haar kind niet graag afstaat. „We zullen elkaar verschrikkelijk missen, ik kan hem niet meer knuffe len voor het slapen gaan. geen ver haaltje vertellen. Maar ik weet, dat leerkrachten en lntemaatspersoneel dat beseffen, zelf uit ons milieu voort komen of er in ieder geval een sterke band mee hebben. Ik weet dat deze mensen alles doen om de band tussen ons en onze kinderen te verdiepen. Onze kinderen groeien niet van ons weg." Vredeoord Dat bleek duidelijk uit gesprekken met oudere kinderen uit schippersge- zinnen in „Vredeoord", in Rotterdam. Die naam voert het internaat met recht. Bar Klos, 17 Jaar, van de Vol harding (664 ton), Ali VeeJfctra. 17 jaar, van de Vagrant (1138 ton). Jan Tonnis Femhout, 16 Jaar. van de Pa- tria (500 ton), Harm Voserveld, 16 jaar, van de Oeertje (600 ton). Lia van der Zee, 16 jaar, van de Fides (360 ton). Carl Schmitz, 16 Jaar. van de AnJa 8 (725 ton) en Berja Suyker, 19 jaar, van de AnJo 2. zij allen zijn, na jaren Intemaatsleven, nog hecht ver bonden met hun ouders en ook met de hele varende gemeenschap, waar binnen zij nooit eenzaam zullen kun nen zijn. „Ach",zegt mevrouw Visser van de Linquenda, „voor ons op het water is ieder mensenleven heel kostbaar." Nieuwe schepen Een nieuwe ontwikkeling op de Rijn vaart is de komst van schepen, die niet zijn Ingericht voor varen met gezinnen. Dat is al te zien aan de Hubert Holthuizen, al heeft schipper Van Laak daar zijn hele gezin aan boord. Maar de Hubert Holthuizen heeft geen bemanningsverblljf voorop, ie der hulst in de roef. die een groot aantal slaapkamers heeft „Dat kan nu. omdat mijn Jongens mijn beman ning zijn", zegt schipper Van Laak. „maar met vreemden aan boord wordt de situatie moeilijk. De Hubert Holthuizen is gebouwd voor een mannengemeenschap, een wisselbemanning in de contlnuvaart. Datzelfde geldt voor de duwboten, die bakken de Rijn op en af voeren. Continu-arbeid met een bemanning waarin voor de huisvrouw geen plaats meer is. Het gezin moet aan de wal blijven, net als in de zeevaart het geval ls Veel schippersgezinnen vin den die ontwikkeling geen prettige. Schipper Visser van de Linquenda: „Ik heb er nog weinig mee te maken, de Linquenda is in dit opzicht een ouderwets schip. Maar die ontwikke ling is in de concurrentiestrijd met de contlnuvaart niet tegen te houden." Van onze parlementsredactie DEN HAAG Het kabinet- Van Agt neemt pas in 1980 of 1981 een beslissing over de omvang en het tempo van de tweede fase van de spreiding van de Rijksdiensten. Maar dat die tweede fase „in een of andere vorm" zal doorgaan is voor het kabinet boven elke twijfel verheven. to die zin liet gisteren vice-premier wiegel zich uit na afloop van de ver tedering van de ministerraad. De mi nisterraad besloot tot het instellen twee ambtelijke werkgroepen, ton de volgende fase van de over plaatsing van ambtenaren-arbeids plaatsen vanuit Den Haag naar het noorden en zuiden van het land beter te laten verlopen dan de eerste fase. Die eerste fase betreft vooral de nu In gang zijnde overplaatsing van de cen trale directie van de PTT naar Oro- ningen (ruim 3000 arbeidsplaatsen). Wiegel zei gisteren dat het kabinet lessen uit dat verleden heeft geleerd, en daarom de volgende spreldlngsfa- se tot in de puntjes wil voorbereiden. Daarbij zal ook het overleg met de ambtenarenorganlsaties grote aan dacht krijgen, aldus Wiegel. De werkgroepen die het kabinet gis teren instelde staan onder verant woordelijkheid van minister Bee- laerts van Blokland van ruimtelijke ordening, en staatssecretaris Koning van binnenlandse zaken. Limburg Vlce-premler Wiegel zei gisteren des gevraagd dat het besluit van het ka binet om een goede procedure voor de tweede fase van de spreiding voor te bereiden, niet direct betekent dat een concreet besluit is genomen over de vraag of de tweede fase van de spreiding wel moet doorgaan. Hij wees erop dat al aan Limburg ls toe gezegd dat de tweede fase voor een belangrijk deel overplaatsingen naar die provincie zal betreffen. Maar een snel besluit over de tweede fase stelde hij niet in het vooruit zicht: in 1980 of 1981 zal pas een beslissing genomen worden over „het schema voor de tweede fase van de spreiding." LEMMER Het skütsjesilen op de Friese wateren krijgt een ongekend spannende slotdag. Vier kanshebbers strijden vandaag in de skütsjevloot op het Sneekermeer om de eindzege, nadat Lodewijk Meeter uit Huizem gisteren op het IJsselmeer bij Lem mer had gezegevierd. Het was Mee- ters eerste triomf dit Jaar. TJitte Brouwer (Heerenveen) werd tweede. Siete Meeter (Bolsward) derde, Jan van Akker (Sneek) vierde, en Rlenk Zwaga (Zuidwesthoek) vijfde. De groep van vier, die in punten dicht bij elkaar liggen, wordt aangevoerd door 8iete Meeter met 26.8, eentlende punt voor Rlenk Zwaga. TJitte Brou wer heeft 27.7 punten en Lodewijk Meeter staat op 29.9 punten. Zelfs Lammert Zwaga 'Langweer) die in het begin van het evenement aan de leiding stond, maar gtsteren met een negende plaats veel terrein verspeel de. heeft met 34,9 punten op papier nog kans op de hoofdprijs, het zilve ren Skütsje. De laatste wedstrijd be gint vanmiddag op het Sneekermeer om 14 uur. Van onze Haagse redactie DEN HAAG Het is „op zich zelf aanvaardbaar" dat ten minste een derde deel van de commissarissen bij grote be drijven benoemd wordt door de werknemers. Dat zeggen de werkgevers in de Sociaal- Economische raad. Het is een voorlopig commentaar op Eu ropese ideeën over de struc tuur van ondernemingen. Het standpunt hoeft niet per se te gelden voor Nederlandse on dernemingen. De werkgevers vinden het Juist aan trekkelijk dat een voorgestelde EO- richtlijn „ruimte laat voor verschil lende situaties en opvattingen in de lidstatenDe 8ER heeft zich nog niet gezet aan de discussie over de gewenste situatie in Nederland. Het kabinet-Van Agt heeft eerder deze zomer een advies gevraagd over de mogelijkheid, dat een derde deel van de commissarissen door de werkne mers wordt benoemd. In die opzet wordt ook eenderde deel door de aan deelhouders benoemd De aldus ge kozen commissarissen benoemen het resterende derde deel. Op EG-nlveau ls die mogelijkheid ook naar voren gebracht. In de discussie daarover heeft de SER niet willen uitspreken, dat dit model of een ander beter is dan het bestaande in Nederland Voor de werknemers bestaat nu alleen de mo gelijkheid om bezwaar te maken te gen kandidaten, die door zittende commissarissen naar voren worden geschoven. De werkgevers verzetten zich niet te gen „verpilchtstelllng van werkne mersinvloed op de samenstelling van de raden van commissarissen." In de ogen van de werkgevers ls het daarbij „op zich zelf aanvaardbaar" dat de werknemers een derde deel van de commissarissen benoemen. De werknemers in de SER vinden dat de EO-ldeeèn niet ver genoeg gaan. In een (nog niet definitief) commen taar zeggen zij dat de werknemers tenminste evenveel commissarissen moeten benoemen als de aandeelhou ders. De werkgevers zijn het daar princlpi eel niet mee eens. Er wordt, zeggen zij, dan aan voorbijgegaan, dat de werknemers ook langs andere kana ien Invloed hebben op het beleid in ondernemingen. De werkgevers heb ben daarbij met name het oog op de ondernemingsraden. Daar stellen de werknemers echter weer tegenover, dat die feitelijke Invloed niet stoelt op enige wet. Die invloed kan dus verzwakken, of zelfs geheel verdwij nen. Bovendien is de rol van de on dernemingsraden een heel andere dan die van de raden van commissa rissen „Over onderwerpen, waarover de raad van commissarissen kan <mee)beslissen. kan de onderne mingsraad slechts adviseren," aldus de werknemers in de 8ER. De SER neemt volgende maand een definitief standpunt in over de EO ideeën. Voor ons land hebben die alleen-betrekking op grote NV's (meer dan 500 personeel), niet op BV's

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 9