Kabinet wil tweede fase spreiding
Rijksdiensten beter laten verlopen
'Werknemers mogen deel
commissarissen benoemen'
/aaropleiding, vaarbewijs en bemanningsperikelen op de Rijn- en binnenvaart
Werk en zorg
tussen wind
en water (3)
Werkgroepen ingesteld
Spannend slot Werkgevers in SER:
skütsjesilen
IJDAG 28 JULI 1978
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
an boord is het leven anders
INTWERPEN/ROT-
■ERDAM „Ik wil na-
'"fcurlijk schipper wor-
en," zegt Bar Klos, zes-
ld ien jaar. Hij zit in het
oorlaatste jaar lts en
toont nu nog in het in-
z™ irnaat „Vredeoord"
oor schippersjeugd in
e Rotterdamse stads-
ijk „Vredeoord".
nslrf J
den
n» ijn ouders varen met het mo-
1 h irschlp Volharding, 664 ton.
Wij komen zo'n beetje over-
m'n vader vaart niet op een
sste route", zegt Bart. „Voor
en eigen schip heb ik al vijf-
g gulden gespaard!'
ir laatste is natuurlijk een grapje,
irt wil beginnen bij zijn vader en
Ier proberen vla de bank aan een
;en schip te komen. De Volharding
veertien Jaar oud, heeft volgens
irt een waarde van ongeveer zes-
jnderdduizend gulden, HIJ wil zelf
t een overeenkomsUg schip be
nnen.
171 luim zeshonderd ton ls een goede
In het slotartikel van zijn serie
„Werk en zorg tussen wind en
water" gaat onze redacteur, die
een reis meemaakte aan boord
van het Rijnmotorschip Lin-
quenda (1273 ton) om voor onze
lezers „van binnen" kennis te
laten maken met de wereld van
het particuliere watertransport,
in op de verhoudingen aan
boord, de sfeer in de varende
gezinnen, de band tussen de
varenden onderling en de mer
kwaardige personeelsmoeilljk-
heden, Waarbij het hem trof dat
aan boord heel wat waarden, die
aan de wal gelukkig niet over
all verloren gingen, volledig
bleven bewaard, omdat, zo werd
het hem eenvoudig gezegd,
door Hans W. Ledeboer
„voor ons nog altijd elk men
senleven heel kostbaar is."
eginmaat en ook een gemakkelijke
dith iaat. Zo'n schip kan overal komen l^niiccar
ecia ehalve in delen van Zuid-Belglë en
ng, i Noord-Frankrijk. Mijn ouders va-
'nkjjtn er nog steeds goed mee. Ik wil het
Innenvaartdiploma van het Konlnk-
Jlc Onderwijsfonds voor de Scheep-
sart halen. Dat is nu nog niet ver-
plicht, maar op de duur zal het wel
erplicht worden."
kaar dan de mensen aan de wal, dat
geldt nog altijd, ook voor ons jonge
ren. Ons milieu is een kring, die altijd
om Je heen is en waarin je je veilig
voelt. Veel situaties, die Je aan de wal
ontmoet, zou ik moeilijk kunnen aan
vaarden."
waring
laarmee is Ane de Haan, wiens ou-
ers varen met het 335 ton metende
itorschip Orca, het niet eens: „Ik
•oje geen noodzaak voor zo'n verplicht
iploma, dat geeft geen enkele garan-
e, Je kunt het aan de wal halen,
aren leer je op het water en iedere
MAieroepsschipper heeft het déör ge-
Biterd. Ik ken geen beroepsschipper
le niet zou kunnen varen. Varen is in
eerste plaats ervaring, je moet het
lan boord leren."
li Veenstra, 17 jaar, hoort thuis op
•t Rijnmoterschip Vagrant, 1138
on. ZIJ heeft de mavo-opleiding voor
le detailhandel gevolgd, werkt nu als
lecretaresse op een met binnenvaart
verband houdend kantoor, gaat bin
nenkort „Vredeoord" verlaten en op
kamers wonen. Maar zij blijkt toch
ook heel sterk geworteld in het be
staan op het water:
heb nu geen vriendje, maar er kan
atuurlijk van alles gebeuren. En er
|jn twee zaken, die ik heel belangrijk
enuid. Een schippersvrouw heeft een
[gen verantwoordelijkheid tegeno-
er schip en lading en zij heeft daar-
ïee een heel andere positie dan een
l_^ulsvrouw aan de wal. In ons schlp-
ersmilieu staan wij dichter bij el-
Ook Lia van der Zee van de Fides, 360
ton, zou weerstanden ondervinden te
genover iemand die aan de wal thuis
hoort. „Onze mentaliteit is anders."
Zij is het volgende jaar klaar met
haar havo-opleiding en zij houdt van
een klein schip. „Je hebt minder op
brengst dan van een groot schip,
maar je hebt ook veel minder onkos
ten. Je kunt er overal mee komen, tot
in België en Frankrijk toe," meent zij.
En, bij wijze van gevoelsargument:
„Het is aan boord knusser en gezelli
ger dan op een groot schip". Opval
lend is, dat de kinderen van schip
pers, die willen gaan varen, over het
merendeel een begin willen maken
met een schip, dat overeenkomt met
dat van hun ouders. Misschien omdat
zij daarmee ervaring hebben, weten
hoe de bedrijfsvoering daarmee is?
Een ambacht
Schipperopleiding is nog altijs eer
zaak met allerlei problemen. Varen is
een ambacht, een vak. Dat moet wor
den geleerd, net als ieder ander am
bacht. Dat vak goed onder de knie
krijgen kost Jaren. Maar hoe? Aan
boord is er geen dag die gelijk is aar
andere dagen. Een schipper komt in
aanraking met allerlei omstandighe
den, die telkens een andere vorm van
vakmanschap eisen.
Mooi weer, zwaar weer. Zon, regen,
mist. Windstilte, harde wind. Wind
achter, dwars of schuin of recht voor
in. 8troom mee, tegen dwars of bij
een samenvloeiing van rivieren on
regelmatig uit verschillende rich
tingen.
Blak water, golfslag. Schip hoog op
het water of diep geladen. Breed,
open vaarwater of kanalen met nau
we sluizen waar jé"schip nèt doorheen
kan. Dan Je motor; een schipper moet
een scheepsmotoren-onderhouds
monteur zijn. Verder ls hij onderne
mer, hij moet contracten afsluiten,
bedrijfseconomie kennen, hij heeft te
maken met loonadministratie en so
ciaal beleid. Allemaal zaken die eer>
opleiding van de nodige jaren kosten.
Maar vaartechniek, het werk aan
boord in afhankelijkheid van wind en
water, je kunt hgt uitsluitend aan
boord leren.
De meeste schippeizoons, die zelf
weer willen gaan varen, kiezen hun
opleiding via LTS en scholen en op
leidingsschepen van het Koninklijk
Onderwijsfonds voqr de Scheepvaart.
Dat heeft een basisopleiding met
daarop aansluitend een middelbare
school voor de Rijn- en binnenvaart
in Rotterdam.
Er is een leerlingenstelsel met zelfs
schriftelijke leergangen, te volgen
door Jongens die deel uitmaken van
de bemanning van een schip. Er is
een matrozendiploma, een diploma
„vooropleiding schipper", een schip-
persdiploma en er is ook een door
Duitsland vereist kapiteinspatent
voor de Rijnvaart.
Een drempel
Eeuwenlang was er een drempel tus
sen wal en water. Iemand van de wal
staat vaak nog altljs wat vreemd, met
een soort eerbied, te kijken naar een
schipper die een duizend-tonner af
meert of er mee van een steiger ver
trekt.
Enige tientallen jaren geleden moest
er heel wat gebeuren eer iemand van
de wal eens het roer van een scheepje
van een ton of tien in handen dorst te
nemen, al is er nu nog steeds geen
wet, die het hem zou verbieden Er
waren al eeuwen zeilers en watertoe
risten op onze binnenwateren en de
beroepsschippers hadden er niet de
minste moeite mee.
Want die sportvaarders hadden, eer
zij zich met een eigen vaartuig op het
water waagden, zichzelf onderworpen
aan een geduchte leertijd bij meer
bevaren lieden en bovendien hadden
deze-mensen hun belangstelling voor
het water voor het merendeel meege
kregen omdat zij op de een of andere
manier door hun beroep of familie
met water in aanraking waren. Voor
anderen was immers de drempel naar
het water te hoog.
Natuurlijk zijn er heel wat watersporters, die het schipper-
rak terdege kennen. Geheel links een jacht, dat op de
tootor de Merwede afzakt. Het gereefde grootzeil geeft bij
Ie schuin op de kop staande harde wind steun op het roer. De
«hipper houdt precies de boeienlijn aan, die de grens van de
taargeul aangeeft.
Recreatie
Dat is nu allemaal anders. Er kwa
men plastic scheepjes, die in massa
worden gemaakt en vrijwel geen on
derhoud vergen, de recreatie verover
de het water. Een welvaartsverschil n-
sel? In ieder geval: de toevloed van
watersporters zonder enige ervaring
leidde tot allerlei narigheden waar
mee de beroepsschipper van nu heeft
te maken.
Een schipper, die de snelheid van een
aankomend Rijnschip verkeerd gist.
scheert zijn Jachtje nog nèt voor de
boeg van het met volle kracht achter
uit slaande schip langs. Een jacht-
schlpper weet niet wat de blauwe
vlag op een groot schip betekent en
wurmt zijn scheepje tussen wal en
schip door.
Tijdens de reis, welke wij met het
Rijnschip Linqenda van Papen-
drecht naar AMntwerpen maakten,
lag er in de grote Kreekraksluis een
obstakel: een jacht dwars in de sluis
met aan boord drie volwassen kerels,
die het nog geen tien meter lange
scheepje niet langszij de sluiswand
konden krijgen. Voorbeelden van le
vensgevaarlijk gebrek aan vaarken-
nis en schippersvaardlgheid.
Hoe?
Al jarenlang wordt er gesproken over
de noodzaak van een vaarbewijs.
Maar hoe moet dat? Wat voor test is
daarvoor nodig? Op het Usselmeer,
het Zeeuwse water, een kanaal, de
Rijn, de Lek? Bij storm of blak weer?
De omstandigheden zijn dusdanig
verschillend, dat een „standaard"-
vaarbewljs niet mogelijk ls en dat een
vaarbewijs, hoe dan ook behaals,
geen enkele garantie biedt. Een diplo
ma van ee bonafide vaaropleidingsin-
stelling? Hoe en met wat voor eisen?
Men weet er nog geen weg mee. Toe
risme weren van de vaarwegen? Maar
waar ligt de grens tussen „plezier" en
„beroep'?
Vroeger was dat alles geen punt; ie
der die zich voor „plezier" op het
water waagde, was nog niet eens zo
lang geleden, wat schippersvaardlg
heid betreft, ten minste „seml-profes-
sional". Schipper O. J. Visser van de
Linquenda wist er op zijn reis van
Papendrecht naar Antwerpen geen
weg mee. Via de opleidingen kwamen
we op het bemannen van de schepen.
„Heel wat schepen varen onderbe-
mand," zei hij, „ikzelf kom eigenlijk
óók een man tekort. Maar wat wacht
iemand, die als matroos gaat varen,
voor toekomst op het water? Kan hij
ooit aan een eigen schip komen? Bo
vendien is het voor een ongetrouwde
aan boord een hard en ook eenzaam
leven."
Volgens traditie heeft een Rijnschip
twee verblijven. Achteruit de roef, ter
grootte van een flinke flatwoning,
waar de schipper met zijn gezin huist.
Voorop een iets kleiner verblijf voor
de bemanning. Eeveneens een wo
ning, waar een gezin gerieflijk onder
dak vindt. „Bij mij is dat geen punt",
zegt schipper Visser, „voorin huist
mijn eigen broer. Maar als je met
vreemden vaart?"
Goede boterham
Er is inderdaad voor jongens, die van
aanpakken weten, serieus zijn en
vooral stevig in hun morele schoenen
staan op de Rijn een goede boterham
te verdienen. „Als een jongen van de
wal komt en dan Ineens met de volle
verantwoordelijkheid voor zijn eigen
leven helemaal alleen aan boord
komt wonen, kan het heel moeilijk
worden", zegt de echtgenote van
schipper C. van Laak van de Hubert
Holthuizen (3500 ton), die in Antwer
pen op lading ligt te wachten.
„Op de schlpperslntematen komen
tegenwoordig veel jongens van de
wal, met wie de ouders geen weg
weten. Die kom je later op de vaart
weinig meer tegen, ze vallen er na een
paar jaar uit. Er varen schippers met
jongens die aan de rand van de sa
menleving verkeren. Dan moet de
schippersvrouw óók nog sociaal
werkster zijn!
„We zijn nog zo gek om dat nog te
doen ook, omdat er op het water nu
eenmaal een vaste traditie is, dat je
niemand in de steek mag laten. Maar
een jongen die serieus wil werken,
niet opziet tegen een paar harde en
misschien bittere, eenzame Jaren, die
goed studeert en zijn schippersdiplo-
ma en kapiteinspatent voor de Rijn
vaart haalt, kan in een paar jaar
schipper worden, bij voorbeeld in
loondienst of met hulp van een
bank".
J'""'
V- i''
*-V'
Nog altijd is over het algemeen de verhouding tussen beroepsvaart en watertoerisme
prettig: hier heeft een Rijnschip twee jachten op sleeptouw genomen in de Hollandse IJssel
bij Capelle aan den IJssel.
Gastarbeiders
Veel Rijnschippers varen met gastar
beiders. vooral Pakistani en Kaap-
verdianen. Dan geldt sterk de taal
barrière. Kaapverdianen geven in zo
verre weinig moeilijkheden, omdat
die mensen over het algemeen va
renslieden zijn. Pakistani zijn vaak
van huisuit boeren, die moeten het
schippersvak helemaal leren. „Dat
werkt naar twee kanten", zegt schip
per Peter Vissers van de Cama (2100
ton).
Schipper Vissers heeft ervaring met
Pakitani, hij vindt ze gewillige lieden, Hecht
die echt hun best doen, al heeft hij
aan boord wel spanningen belefd tus
sen twee Pakistaanse landgenoten,
welke hij, door een cultuur- en taal
barrière, moeilijk kon oplossen. „Op
een fabriek leert een gastarbieder
niets. Aan boord moet hij een vak
leren, waar hij thuis ook wat aan
heeft Als hij na een jaar of wat varen
bij mij naar zijn land terugkeert, wel,
in Pakistan heb Je óók rivieren. Dan
kan hij daar een betere schipper zijn
dan zijn landgenoten. Maar zijn leven
aan boord is wel heel erg eenzaam".
Anekdote
Er doet een mooie anekdote de ronde
op de Rijn. Op een avond komt een
schip laat aan bij een ankerplaats bij
Neckarsulm. Het ligt buiten aan de rij
geankerde schepen, moet dus de vol
gende ochtens als eerste weg. De
schipper waarschuwt Ahmed uit Pa
kistan in gebroken Engels: „Denk er
om, morgenochtend zes uur moet het
anker er uit."
De volgenden ochtend staat die
schipper in de vroegte voor de spiegel
met zijn gezicht half onder de scheer
zeep als er bedeesd aan de roefdeur
wordt geklopt. Het is Ahmed: „Cap
tain, anchor is out". Een paar duizend
ton Rijnschip op drift, de Rijn af!
Hevig geschrokken spoedt de schip
per zich met zijn zeepgezicht naar de
stuurhut om de motoren aan te star
ten. „Er is niet gebeurd, hij kon de
zaak blijkbaar netjes opvangen",
zegt schipper Vissers als we zijn uit
gelachen. Maar dat kan je met Pakis
tani overkomen."
Ondanks intemaatsleven mis
schien wel dank zij internaatsleven
zijn de
familieverhoudingen in schippersge-
zlnnen hechter, harmonischer en
vooral liefdevoller dan over het alge
meen in gezinnen aan de wal.
Gert-Jan is zes Jaar, de oudste zoon
van schipper G. J. Visser van de Lin
quenda. Hij gaat nu naar de kleuter
school. woont bij zijn grootvader aan
de wal in Papendrecht. volgend Jaar
moet hij naar een internaat. „Maar in
een internaat blijft hij binnen de
schippergemeenschap, en die is heel
hecht," zegt mevrouw Visser, die haar
kind niet graag afstaat.
„We zullen elkaar verschrikkelijk
missen, ik kan hem niet meer knuffe
len voor het slapen gaan. geen ver
haaltje vertellen. Maar ik weet, dat
leerkrachten en lntemaatspersoneel
dat beseffen, zelf uit ons milieu voort
komen of er in ieder geval een sterke
band mee hebben. Ik weet dat deze
mensen alles doen om de band tussen
ons en onze kinderen te verdiepen.
Onze kinderen groeien niet van ons
weg."
Vredeoord
Dat bleek duidelijk uit gesprekken
met oudere kinderen uit schippersge-
zinnen in „Vredeoord", in Rotterdam.
Die naam voert het internaat met
recht. Bar Klos, 17 Jaar, van de Vol
harding (664 ton), Ali VeeJfctra. 17
jaar, van de Vagrant (1138 ton). Jan
Tonnis Femhout, 16 Jaar. van de Pa-
tria (500 ton), Harm Voserveld, 16
jaar, van de Oeertje (600 ton). Lia van
der Zee, 16 jaar, van de Fides (360
ton). Carl Schmitz, 16 Jaar. van de
AnJa 8 (725 ton) en Berja Suyker, 19
jaar, van de AnJo 2. zij allen zijn, na
jaren Intemaatsleven, nog hecht ver
bonden met hun ouders en ook met
de hele varende gemeenschap, waar
binnen zij nooit eenzaam zullen kun
nen zijn.
„Ach",zegt mevrouw Visser van de
Linquenda, „voor ons op het water is
ieder mensenleven heel kostbaar."
Nieuwe schepen
Een nieuwe ontwikkeling op de Rijn
vaart is de komst van schepen, die
niet zijn Ingericht voor varen met
gezinnen. Dat is al te zien aan de
Hubert Holthuizen, al heeft schipper
Van Laak daar zijn hele gezin aan
boord.
Maar de Hubert Holthuizen heeft
geen bemanningsverblljf voorop, ie
der hulst in de roef. die een groot
aantal slaapkamers heeft „Dat kan
nu. omdat mijn Jongens mijn beman
ning zijn", zegt schipper Van Laak.
„maar met vreemden aan boord
wordt de situatie moeilijk.
De Hubert Holthuizen is gebouwd
voor een mannengemeenschap, een
wisselbemanning in de contlnuvaart.
Datzelfde geldt voor de duwboten,
die bakken de Rijn op en af voeren.
Continu-arbeid met een bemanning
waarin voor de huisvrouw geen plaats
meer is. Het gezin moet aan de wal
blijven, net als in de zeevaart het
geval ls Veel schippersgezinnen vin
den die ontwikkeling geen prettige.
Schipper Visser van de Linquenda:
„Ik heb er nog weinig mee te maken,
de Linquenda is in dit opzicht een
ouderwets schip. Maar die ontwikke
ling is in de concurrentiestrijd met de
contlnuvaart niet tegen te houden."
Van onze parlementsredactie
DEN HAAG Het kabinet-
Van Agt neemt pas in 1980 of
1981 een beslissing over de
omvang en het tempo van de
tweede fase van de spreiding
van de Rijksdiensten. Maar
dat die tweede fase „in een of
andere vorm" zal doorgaan is
voor het kabinet boven elke
twijfel verheven.
to die zin liet gisteren vice-premier
wiegel zich uit na afloop van de ver
tedering van de ministerraad. De mi
nisterraad besloot tot het instellen
twee ambtelijke werkgroepen,
ton de volgende fase van de over
plaatsing van ambtenaren-arbeids
plaatsen vanuit Den Haag naar het
noorden en zuiden van het land beter
te laten verlopen dan de eerste fase.
Die eerste fase betreft vooral de nu In
gang zijnde overplaatsing van de cen
trale directie van de PTT naar Oro-
ningen (ruim 3000 arbeidsplaatsen).
Wiegel zei gisteren dat het kabinet
lessen uit dat verleden heeft geleerd,
en daarom de volgende spreldlngsfa-
se tot in de puntjes wil voorbereiden.
Daarbij zal ook het overleg met de
ambtenarenorganlsaties grote aan
dacht krijgen, aldus Wiegel.
De werkgroepen die het kabinet gis
teren instelde staan onder verant
woordelijkheid van minister Bee-
laerts van Blokland van ruimtelijke
ordening, en staatssecretaris Koning
van binnenlandse zaken.
Limburg
Vlce-premler Wiegel zei gisteren des
gevraagd dat het besluit van het ka
binet om een goede procedure voor
de tweede fase van de spreiding voor
te bereiden, niet direct betekent dat
een concreet besluit is genomen over
de vraag of de tweede fase van de
spreiding wel moet doorgaan. Hij
wees erop dat al aan Limburg ls toe
gezegd dat de tweede fase voor een
belangrijk deel overplaatsingen naar
die provincie zal betreffen.
Maar een snel besluit over de tweede
fase stelde hij niet in het vooruit
zicht: in 1980 of 1981 zal pas een
beslissing genomen worden over „het
schema voor de tweede fase van de
spreiding."
LEMMER Het skütsjesilen op de
Friese wateren krijgt een ongekend
spannende slotdag. Vier kanshebbers
strijden vandaag in de skütsjevloot
op het Sneekermeer om de eindzege,
nadat Lodewijk Meeter uit Huizem
gisteren op het IJsselmeer bij Lem
mer had gezegevierd. Het was Mee-
ters eerste triomf dit Jaar. TJitte
Brouwer (Heerenveen) werd tweede.
Siete Meeter (Bolsward) derde, Jan
van Akker (Sneek) vierde, en Rlenk
Zwaga (Zuidwesthoek) vijfde.
De groep van vier, die in punten dicht
bij elkaar liggen, wordt aangevoerd
door 8iete Meeter met 26.8, eentlende
punt voor Rlenk Zwaga. TJitte Brou
wer heeft 27.7 punten en Lodewijk
Meeter staat op 29.9 punten. Zelfs
Lammert Zwaga 'Langweer) die in
het begin van het evenement aan de
leiding stond, maar gtsteren met een
negende plaats veel terrein verspeel
de. heeft met 34,9 punten op papier
nog kans op de hoofdprijs, het zilve
ren Skütsje. De laatste wedstrijd be
gint vanmiddag op het Sneekermeer
om 14 uur.
Van onze Haagse redactie
DEN HAAG Het is „op zich
zelf aanvaardbaar" dat ten
minste een derde deel van de
commissarissen bij grote be
drijven benoemd wordt door
de werknemers. Dat zeggen
de werkgevers in de Sociaal-
Economische raad. Het is een
voorlopig commentaar op Eu
ropese ideeën over de struc
tuur van ondernemingen. Het
standpunt hoeft niet per se te
gelden voor Nederlandse on
dernemingen.
De werkgevers vinden het Juist aan
trekkelijk dat een voorgestelde EO-
richtlijn „ruimte laat voor verschil
lende situaties en opvattingen in de
lidstatenDe 8ER heeft zich nog
niet gezet aan de discussie over de
gewenste situatie in Nederland. Het
kabinet-Van Agt heeft eerder deze
zomer een advies gevraagd over de
mogelijkheid, dat een derde deel van
de commissarissen door de werkne
mers wordt benoemd. In die opzet
wordt ook eenderde deel door de aan
deelhouders benoemd De aldus ge
kozen commissarissen benoemen het
resterende derde deel. Op EG-nlveau
ls die mogelijkheid ook naar voren
gebracht.
In de discussie daarover heeft de
SER niet willen uitspreken, dat dit
model of een ander beter is dan
het bestaande in Nederland Voor de
werknemers bestaat nu alleen de mo
gelijkheid om bezwaar te maken te
gen kandidaten, die door zittende
commissarissen naar voren worden
geschoven.
De werkgevers verzetten zich niet te
gen „verpilchtstelllng van werkne
mersinvloed op de samenstelling van
de raden van commissarissen." In de
ogen van de werkgevers ls het daarbij
„op zich zelf aanvaardbaar" dat de
werknemers een derde deel van de
commissarissen benoemen.
De werknemers in de SER vinden dat
de EO-ldeeèn niet ver genoeg gaan.
In een (nog niet definitief) commen
taar zeggen zij dat de werknemers
tenminste evenveel commissarissen
moeten benoemen als de aandeelhou
ders.
De werkgevers zijn het daar princlpi
eel niet mee eens. Er wordt, zeggen
zij, dan aan voorbijgegaan, dat de
werknemers ook langs andere kana
ien Invloed hebben op het beleid in
ondernemingen. De werkgevers heb
ben daarbij met name het oog op de
ondernemingsraden. Daar stellen de
werknemers echter weer tegenover,
dat die feitelijke Invloed niet stoelt
op enige wet. Die invloed kan dus
verzwakken, of zelfs geheel verdwij
nen. Bovendien is de rol van de on
dernemingsraden een heel andere
dan die van de raden van commissa
rissen „Over onderwerpen, waarover
de raad van commissarissen kan
<mee)beslissen. kan de onderne
mingsraad slechts adviseren," aldus
de werknemers in de 8ER.
De SER neemt volgende maand een
definitief standpunt in over de EO
ideeën. Voor ons land hebben die
alleen-betrekking op grote NV's (meer
dan 500 personeel), niet op BV's