Trouw aan leer van de Even op de tanden bijten en het is voorbij Uit de tent gelokt %stS vandaa) Wat bedoelde Paulus met het woord 'vleeF L Karl Rahner: Herdenking hond^r jaar chr. onderwK .ZATERDAG 15 JULI 1978 KERK TROUW/KWARTET door prof. dr J. Veenhof De naam van de rooms-katho- Ueke theoloog Karl Rahner is In de wereld van kerk en theo logie binnen en buiten het katholicisme reeds lang een begrip geworden. Rahner ls een van de eerste en kun- digste gangmakers van de In grijpende vernieuwing van de r.-k.-theologle, die zich weer spiegelt in de documenten van het tweede Vaticaans concilie en tot op vandaag krachtig doorwerkt. Door zijn ontzagwekkende geleerd heid en Indrukwekkende produktivi- Hans Küng E. Schillebeeckx Onze adressen: AMSTERDAM: Postbus 859 Wibautstraat 131 Tel. 020-913456 Telex 13006 ROTTERDAM DORDRECHT: Postbus 948 Westblaak 4, Rotterdam Tel. 010-115588 (Red.) Schledamsevest 52 Tel. 010-115700 (adv.) DEN HAAG/LEIDEN: Postbus 101 Parkstraat 22. Den Haag Tel. 070-469445 ZWOLLE/GRONINGEN: Postbus 3 Melkmarkt 56, Zwolle T«L 05200-17036 telt heeft hij talloze leerlingen en vakgenoten gestimuleerd om in ver antwoordelijkheid ten opzichte van het verleden (het dogma!) In het he den wegen te banen met het oog op de toekomst. Jarenlang ls de nu bijna 75-Jarige Rahner bezig geweest zijn gedachten over de meest uiteenlopende onder werpen op het gebied van kerk en theologie, maar ook op dat van mens beschouwing en samenleving te ont wikkelen en te publiceren. Tekenend voor zijn Inzet is zijn eigen uitlating. „Er komen dagen voor, dat Ik niet schrijf!" Zijn verzameld werk vult elf forse delen en er ls nog heel wat, dat daarin niet werd opgenomen. In al deze gevarieerde bijdragen tekent zich duidelijk het profiel van Rahners theologie af. Want ook hem kenmerkt de eigenschap van alle grote denkers: waar zij het ook over hebben, zij zien altijd wel kans daarbij hun eigen diepste bedoelingen te vertolken. Inleiding Intussen kan de aard en omvang van dit oeuvre een belemmering zijn om de toegang tot de gedachtenwereld van Rahner te vinden. Daarom is het een gelukkige omstandigheid, dat hij een boek het licht deed zien, waarin hij zelf zijn denken samenvat. Het werk met zijn meer dan vierhon derd pagina's toch nog dik genoeg! werd in 1976 gepubliceerd met de titel „Grundkurs des Glaubens" en ver scheen ruim een Jaar later in een Nederlandse vertaling met als titel „Wat is een christen"? Prof. dr E. Schillebeeckx, wiens theologie met die van Rahner verwant is, gaf aan deze vertaling een even bondig als leerrijk voorwoord mee. Wat bedoelt Rahner met zijn boek en aan welke behoefte wil hij daarmee voldoen? De Duitse taal laat dit dui delijker uitkomen dan de Nederland se. Rahner had bij het schrijven in eerste instantie het oog op beginnen de theologische studenten. Anders dan vroegere generaties gaan zij vaak niet studeren vanuit een min of meer vanzelfsprekend geloof. Veeleer wil len zij via de studie het geloof beter: een eigen authentiek geloof vinden en opbouwen. Rahner vindt, dat de theologie op deze situatie moet inspelen door het bieden van een inleidlngs- of grond-cursus, zoals ook het Vaticaans concilie die ver langde. Zo'n cursus dient z.i. gegeven te worden als een afzonderlijk theolo gisch vak met een eigen weten schapstheoretische fundering. Strekking Het werk, dat wij bespreken, is een dergelijke cursus in boekvorm. Voor de opzet en de inhoud ervan is bepa lend het streven van Rahner aan te tonen, dat het christelijk geloof rede lijk verantwoord-baar is. Dank zij deze strekking is het naar de be doeling van Rahner zelf een boek, dat niet alleen a.s. theologen kan helpen, maar ook allen, die denkend rekenschap willen geven van het christelijk geloof, zonder dat zij over theologische vakkennis in specialisti sche zin beschikken. Deze doelstelling bracht Rahner tot het volgen van de zgn. transcenden tale methode, die trouwens voor heel zijn theologie kenmerkend is. Zij houdt in, zoals Schillebeeckx op merkt. dat het verstaan van God on mogelijk is zonder het menselijk zelf- verstaan en het verstaan van de we reld. Rahner. zelf leerling van Heideg ger, gaat daarbij te rade bij de filoso fie. Met behulp van de wijsbegeerte wil hij het mens-zijn zo grondig tot op de bodem doorlichten, dat de mens de voor hem bestemde bood schap aanvaardt als iets. dat echt op hem „slaat", de verantwoording biedt van datgene, wat er wellicht aan vankelijk onbewust in het diepst van zijn wezen leeft. Vooronderstel ling daarbij is natuurlijk, dat openba ring en werkelijkheid bij elkaar pas sen. beter nog: Op elkaar passen als „hol" en „bol". seren en dynamiseren van het overge leverde geloofsgoed der kerk, waar aan hij strikt trouw wénst te blijven en o.i. ook is. Het is geen wonder, dat Hans Küng, toen hij de aanspraken inzake onfeilbaarheid van het leer ambt kritiseerde, de vernieuvWngs- theoloog Rahner tegenover zich vond! Het lijkt mij dan ook waarschijnlijk, dat niet alleen de opzet van dit boek als geheel maar ook allerlei motieven daarin bij de reformatorische lezer als typisch rooms-katholiek zullen „overkomen". Ik denk hierbij b.v. aan de voor heel zijn denken fundamente le visie op de mens als „wezen van de transcendentie" (overstijging): de mens is wezenlijk gericht op het abso lute geheimenis God. Grond en doel van die transcendentie is de zelfme- dedeling Gods. Het aanbod van deze zelfmededeling is volgens Rahner het „bovennatuurlijk existentiaal" van de mens, d.w.z. de bestemming tot een bovennatuurlijk doel (de aan schouwing van God) is een wezens kenmerk van de mens, dat als een geschenk van Gods liefde aan zijn natuur wordt toegevoegd. Wat is genade? Aan deze visie op de mens ligt ten grondslag de gedachte, dat de genade niet, zoals de reformatorische theolo gie leert, in eerste instantie bevrij ding van schuld is, maar mededeling van goddelijk leven, die „vergoddelij kende" effecten in het eindig zijnde heeft (125). De aanhalingstekens mo gen van Rahner zelf stammen, de uitdrukking is er niet minder illustra tief om! Lezing van Rahner heeft mij opnieuw overtuigd van de noodzaak in het gesprek Rome-Reformatie nadrukke lijk de vraag aan de orde te stellen, wat is nu eigenlijk de aard, het karak ter van de genade? De, vertaler, Henri van der Burght, heeft zijn moeilijke taak goed vol bracht. Terecht koos hij meermalen voor een vrije weergave van het Duits (zie boven over de titel) om de bedoe ling van Rahner zo zuiver mogelijk te vertolken. Minder juist lijkt mij de vertaling van „Wissenschaftstheore- tisch" met „wetenschappelijk-theore- tisch". Hier dient men strikt letterlijk weer te geven, omdat het gaat om het bijvoegelijk naamwoord van „weten schapstheorie". Prof. dr J. Veenhof, hoogleraar aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam be spreekt: Karl Rahner, Wat is een christen? Motivering van ons geloof. Uitg. Lan- noo Tielt-Amsterdam, 441 blz., 62,-. )>ES ZOMEItS IN DEN srOOHTKF.IX. De eenc vrouw tot de andere: Heeft uwe die nieuwe naai- en stikmachiene al gezien? Een heer: O eer de naaimachine kan ik niet oordeelenmaar de sükmachiene daar tillen tce nu zelf in. (Uit „Humoristisch album van den 19den eeuw" van Leonard de Vries, uitg. Skarabee). door A. J. Klei Deze zomer blijf ik met vakantie thuis. Heerlijk-rustige weken strekken zich voor me uit. Geen gezanik in 'n onhandig zomerhuisje maar elke avond lekker in m'n éigen bed, en geen gesjouw in een vreemd bos, maar het vertrouwde ommetje in 't Vondelpark. Wanneer ik over deze en aanverwante geneugten spreek, bespeur ik bij mijn toehoorders soms een lichte wrevel, een zekere afgunst. En geen wonder: zij moeten zich wèl behelpen in een of ander mal optrekje en de paden op, de lanen in van onbekende terreinen. Ik heb voor hen vandaag een woord van troost. Dat haal ik uit een kerkblad, anders zou ik er op deze pagina niet mee voor de dag kunnen komen. Voor me ligt het nummer van 1 juli van „Leesdienst", het kerkblad van de Baarnse gereformeerden. Op de voorpagina staat een artikel van D. van derBtoep. Sinds hij eind 1971 met pensioen ging als directeur van de uitgeverij Bosch Keuning te Baarn heb ik niet veel meer van hem vernomen, maar ik herinnerfne hem -graag als de auteur van de roman „Laterveer wil het rechte weten", waarin hij op een milde manier de spot drijft met lief uitgevallen christelijke kleinburgerlijkheid, 'tls dat ze bij Bosch Keuning tegenwoordig meer gfericht zijn op de noden der wereld dan od het nostalgisch gerief van christelijke lezers, anders zou ik zeggen dat ze „Laterveer" nog eens moeten herdrukken. Dingeman van der Stoep heeft in onze krant een „cursief" geschreven, onder de titel: „August en Alida". Dat was zo'n vijfentwintig jaar terug, in de periode dat Trouw nog helemaal op de toer was van: gezag is gezag, en daarmee uit. Ik zeg dit laatste er met opzet bij, omdat het opmerkelijk was hoe Van der Stoep in zijn stukjes soms zat te friemelen aan gezaghebbende vanzelfsprekendheden. Heel voorzichtig natuurlijk, maar toch zó dat het de buitenwacht opviel. De Groene, die destijds (en misschien nóg wel, dat weet ik niet) Trouw maar een eng, rechts blaadje vond, wijdde een lovende beschouwing aan „August en Alida". Uit het mij toegestuurde exemplaar van „Leesdienst" blijkt, dat de publicistische bezigheid van de heer Van der Stoep nog geen einde nam. Treffend schrijft hij (en nu kom ik langzamerhand bij het aangekondigde troostwoord terecht): „Wat een onrust, wat een onzekerheid, wat een opgejaagdheid, wat een nervositeit, wat een inspanning staat al die arme mensen weer te wachten, die in deze dageri per auto, bus, trein of vliegtuig naar verre vacantie-bestemmingen vertrekken om daar in tent, caravan, appartement of hotel gedurende een aantal weken een ontworteld leven te leiden." De heer Van der Stoep wil overigens wel toegeven, dat je iets moet: „Het aantal vacantiedagen dat inc.a.o.'s en andere arbeidscontracten is opgenomen breidt zich uit als onkruid en bij de schoolgaande en studerende jeugd neemt het aantal vacantieweken (de facto dan, niet de jure) wanstaltige vormen aan. Vergeleken met het ene dagje Scheveningen (met de tram, met brood mee en met een glas ranja als opperste tractatie) dat mijn ouders zich met het hele gezin veroorloofden moet er met de zeeën van tijd die men nu ter beschikking heeft en waarin men zonder reddingsgordel geworpen wordt, wel een gevoel van ontreddering ontstaan. Men moet iets." Ik sla nu een stuk van de bijdrage van D. van der Stoep aan „Leesdienst" over en komt thans tot het troostrijk slot ervan. Hij zegt ons: „Even op de tanden bijten en het is voorbij. Nog een paar weken en alle moeite en narigheid behoort tot het verleden. Dan is er weer de diepe veiligheid van de eigen woning, de vertrouwde smaak van - de runderlap met aardappelen en spinazie De heer Van der Stoep heeft nog een Ps „De redactie vroeg om een artikeltje, 't Gaf niet wat. 't Was voor een vacantie-nummer, zodat toch niemand het zou lezen. Vandaar dit." Vandaar dit. uit de hemel gevallen „Maar hoe zullen we dat dan d) Zouden we daar zelf op kunnei antwoorden dan hoefden we 't vragen, dan wisten we 't al. Maï is 't nou juist: wij kunnen het a alle nadenken helpt niet. Wan" nadenken kan er alleen zijn all voor-denken was. En juist dat ontbreekt ons. Wat zullen wij na-denken, wat"? Zo begint Hf Kutterzijn tweede gesprek m^j kinderen over God (Das Bildeni Gottes für grosz und klein). Hf begonnen met de handkar. Dif niet na. Wij mensen vragen en' proberen te denken. Op de j( bovenstaande woorden gaat h[ verder met de vraag: maar, ma wij wel nadenken? Moeten wij) nodig een sluitend antwoord or moeilijke vragen hebben? Of m we er gewoon mee bezig zijn? I niets meer te zoeken. Dat noej de blijde boodschap, het evanf Dat alles er al is. We hoeven nitf altijd te bouwen. Het leven is i zandhoop, als hij ineenstort b weer opnieuw. Het is er al. En j£ al thuis, in de wereld van God laatste nummer van WendingE een interview van Maria de Gij, met de schrijfster Helen Knopf Het eindigt hiermee: „Ik woon huis van God. Hoe minder ik moet, des te vrijer ben ik". En^ Jesaja (55) lees ik: Zo spreekt de Heer: Zoals de regen en de sneei| uit de hemel vallen zó zal het ook gaan met het woord dat komt uit mijn mond Een gewaagde vergelijking. A ene kant deze vraag: kan dat? eeuwige Woord, het Godswooi vergeleken met zoiets voorbijl als regen en sneeuw? Goed, de ligt in het vruchtbaar maken e i doen, het Woord doet ook wat keert niet ledig terug. Toch ge Maar ook naar een andere kar 't Kan erg verticaal overkóme Woord dat uit de hemel valt. E heilig boek, gevonden in stille We weten dat het anders is. Gi voor ons, mensen van deze eei Hebben mensen 't niet geschr Maar Kutter zou zeggen: is da helemaal waar? Is dit niet juis evangelie dat ons iets gezegd i iet dat ons alleen maar „thuis 3 doen zijn in deze wereld, nl. da j allemaal niet zo menselijk-errf krampachtig is. Het komt werteri nog een keer uit de hemel vallpgj APELDOORN Ter herd eh het Volkspetionnement school met de bijbel dat dit? eeuw geleden werd aangebor de Koning, wordt op doiy; avond 17 augustus in de Grc in Apeldoorn een landelijkep dienst gehouden. De diensw om 20.00 uur. De dienst word door drs T. M. Gilhuis, vooreii de Unie School en Evangelie.j. J. Verkuyl spreekt over „Laat de kinderen toch bij men en hou ze niet tegen". Van een onzer redacteuren J' YORK Het heeft niet veel gescheeld, of de generale n van de kerk van Engeland had de „Good News Bibl(J Engelse „Groot nieuws voor u") afgekeurd voor gebruil eredienst. Wel was er veel kritiek op onzorgvuldigheden vertaling. it Stichtelijke overpeinzingen Ingenieur Wie de denkwegen volgt, die Rahner in zijn massieve volzinnen afbakent, wordt wel eens bekropen door de twijfel of het een inderdaad altijd zo mooi met het ander klopt. Ook Schil lebeeckx voelt die twijfel, getuige zijn opmerking: men kan Rahner wellicht verwijten, dat hij, in zijn poging om de breuk tussen leer en leven te over bruggen. „een te perfect ingenieur" is geweest: leer en leven lijken tot in de kleinste details wonderwel in elkaar te passen, zonder verrassingen of wrijvingen. Is de mens, zo vraagt Schillebeeckx. niet een gebroken we zen tot in zijn leer toe? Intussen blijft het de moeite waard zorgvuldig kennis te nemen van de wijze, waarop Rahner In steeds nieu we „aanlopen" (het boek ls Ingedeeld in negen „gangen", in de Nederlandse vertaling weergegeven met „delen") samen met de denkende mens op weg gaat naar en opklimt tot de centrale inhouden van het christelijk geloof. Contra Küng Wie Rahner wil leren kennen, vindt in dit boek een gids, waarvan het au teurschap de betrouwbaarheid ga randeert. Wie met Rahner reeds min of meer vertrouwd ls. zal blij zijn nu over een eigenhandige samenvatting van zijn theologie te kunnen beschik ken. Ik moet ervan afzien concrete gegevens uit de rijke inhoud naar voren te halen. Rahner betoont zich ook hier een meester in het moderni- door dr C. Rijnsdorp Ds. J. C. Jonkers, van 1945 tot 1967 gereformeerd predikant te Delft, die indertijd Okke Jager ln het ambt bevestigde, is door deze uit zijn tent gelokt om een aantal korte overdenkingen gebundeld uit te geven. Het boekje heet dan ook terecht Uit de tent gelokt; het is een uitgave van Kok te Kampen, telt 102 blz. en kost tien gulden. Uit het Woord Vooraf van dr Jager- komt men, voorzover men het al niet wist, te weten dat ds. Jonkers, zelf predikantszoon. opgevoed dus in het pastoraal serail, een duidelijk her kenbare figuur is. Zijn meditaties en preken hebben een eigen toon. Hij is kunstzinnig. HIJ schildert. Hij is bele zen. Hij is welbespraakt, noemt zich zelf op bl. 97 een praatvaar. Hij is bijbelgelovig in hart en nieren. De NCRV heeft hem gaarne aan het woord gelaten en o.a. het Centraal Weekblad heeft zijn kolommen voor hem opengesteld. BIJ zijn stichtelijke overwegingen be trekt hij zowel de koeien (niet van Bazan, maar) van Willem Maris en de viool van Paganini. Men heeft hieT dus niet te maken met een binnen theologie en kerk ingekapseldè vroomheid. Een levenslange omgang met mensen en een rijpe kanselrouti ne vormen de basis var; zijn spreken. Ik kan alleen maar herhalen dat me ditaties zich niet of nauwelijks voor bespreking lenen. In het onderhavige geval heb ik de indruk dat vooral de mensen die ds. Jonkers kennen met dit boekje blij zullen zijn. Het valt mij op dat wat hij schrijft sterk aan zijn persoon verbonden is. Wie hem niet kent, krijgt wel een zekere indruk van hem. maar men voelt dat men de auteur bij wat hij schrijft moet kun nen zien en horen. Bij de lectuur mist men wat de radio wèl geeft: het con tact met de levende mens. Merkwaardig dat ik bij het lezen heel weinig streepjes heb gezet. Het is ook' wat moeilijk afgeronde uitspraken te citeren, zoals dat bij een meer aforis tische stijl mogelijk is. Ik kan maar enkele uitspraken aanhalen. Zo op bl. 45: „Waarom regenen m'n preken de sloot in? Waarom vind ik op het huis bezoek de mensen precies eender (ge lukkig .eender', niet .hetzelfde'! C.R.) als ik ze de laatste keer verlaten heb?" Zo op pag. 70: „Ik hoef niet alles te doen. Maar alles wat ik doe, dien ik wel zo te doen." Bedoeld is: in dezelfde geest als het dienstbare, maar echt vrome optreden van Elië- zer, de knecht van Abraham. Mag ik een kleine uitweiding maken? Het feit dat bij ds. Jonkers het ge drukte woord zo sterk terugwijst naar de persoon die het schreef, of liever die het uitsprak, openbaart onge zocht een facet van de literatuur. Het gedrukte woord wordt (onder andere mogelijkheden of eisen) tot litera tuur, wanneer het zich van de auteur kan losmaken. O zeker, het is van belang van alles te weten over de grote schrijvers en dichters. Maar ook dan wanneer wij weinig of niets van hen afweten, leidt wat ze hebben ge schreven een eigen leven. En schep pen ze figuren, zoals Don Quijote, Hamlet, Faust, Droogstoppel des noods. dan maken die zich op hun beurt uit de context van het geschre vene los. Ze stappen om zo te zeggen het boek uit en gaan een eigen leven leiden. Ze hebben, in de goede zin van het woord, mythische proporties aan genomen. Je komt er niet op uitgeke ken, ze zijn tijdloos geworden. Meditaties behoeven natuurlijk geen literatuur te zijn en het is mijn bedoe ling ook niet hier deze maatstaf aan te leggen. Het drong zich alleen zo sterk aen mij op dat hier een manier van schrijven is die zo sterk afhanke lijk blijkt te zijn van de levende voor dracht en de levende mens. Dr. Eric Kemp, de bisschop van Chi chester, betoogde, dat het Engelse „Groot nieuws" in veel opzichten aantrekkelijk was, maar te veel een omschrijving, in plaats van een verta ling, dan dat zij in de kerk gebruikt zou kunnen worden. Hij kritiseerde vooral de vertaling van het Griekse woord „sarx" als „menselijke natuur" in Galaten 5, vers 19. Paulus heeft het daar over de werken van „het vlees" (sarx). zoals hoererij en onreinheid. Door in plaats van „vlees" „menselijke natuur" te verta len wordt de christelijke leer van de goedheid van de schepping aange tast. aldus bisschop Kemp. Dit heeft ook grote betekenis voor de christelij ke houding tegenover seksualiteit, voor de leer van de vleeswording en vele andere zaken, zei hij. Verloren Professor J. R. Porter van de univer siteit van Exeter zei, dat vele theolo gische verfijningen in het oorspron kelijke Hebreeuws en Grieks ip de Groot-nieuws vertaling verloren zijn gegaan. Deze vertaling is veel minder betrouwbaar dan de vijf vertalingen, die door de Anglicaanse kerk zijn goedgekeurd. Vertalingen die goed gekeurd zijn voor gebruik in de ere dienst maken daardoor deel uit van de leerstellige basis van de kerk van Engeland en vragen daarom de groot ste nauwkeurigheid. De „Good News Bible" werd verde digd door de aartsbisschop van York, dr. Stuart Blanch, die zei. dat elke vertaling gebreken heeft. Deze voor ziet in een bijzondere behoefte, om dat gewerkt is volgens Luthers me thode van „wat zouden Duitsers in dezelfde omstandigheden hebben ge zegd". De „Good News Bible" (waarvan in tegenstelling tot het Nederlandse „Groot nieuws voor u" ook het oude testament al verschenen is) is een universele vertaling voor de hele En gels sprekende wereld geworden en moet naar de totale indruk beoor deeld worden. „Menselijke natuur" is eep mogelijke, zeker niet ide taling van het Griekse „sarx' zijn letterlijke betekenis ..vle».N de moderne mens onbegrijp£t aldus aartsbisschop Blanch. De kritiek van bisschop Kei niet op voor de Nederlands! nieuws-vertaling, want da „sarx" in Galaten 5 vers 19 v ven door „onzé zondige natu VOORBIJGANt Beroepingswerk Jal jdd erk NED. HERV. KERK fl Beroepen te Barchem: dr fgt mendaal te Apeldoorn. lek Bedankt voor GiessendamT Brummelen te Huizen (NH). t Aangenomen naar Noord- wolde (voor een-derde deel derde deeltaak ten behoevi classis Winsum in het kadei project Zending in Nederlai G. Keijzer, laatstelijk zend. Kameroen. GEREF. KERKENlntrede men: H. P. Mulder uit Nieuu Beroepen te Sassenheira: Dercksen te Ede. GEREF KERKEN (vrijg.) Beroepbaar: kand. H. R. v. Rijksstraatweg 59, Warnsve GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Temeuzen: te Opheusden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 2