Trouw aan
leer van de
Even op de tanden bijten
en het is voorbij
Uit de tent gelokt
%stS
vandaa)
Wat bedoelde Paulus
met het woord 'vleeF
L
Karl Rahner:
Herdenking hond^r
jaar chr. onderwK
.ZATERDAG 15 JULI 1978
KERK
TROUW/KWARTET
door prof. dr J. Veenhof
De naam van de rooms-katho-
Ueke theoloog Karl Rahner is
In de wereld van kerk en theo
logie binnen en buiten het
katholicisme reeds lang
een begrip geworden. Rahner
ls een van de eerste en kun-
digste gangmakers van de In
grijpende vernieuwing van de
r.-k.-theologle, die zich weer
spiegelt in de documenten
van het tweede Vaticaans
concilie en tot op vandaag
krachtig doorwerkt.
Door zijn ontzagwekkende geleerd
heid en Indrukwekkende produktivi-
Hans Küng
E. Schillebeeckx
Onze adressen:
AMSTERDAM:
Postbus 859
Wibautstraat 131
Tel. 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM
DORDRECHT:
Postbus 948
Westblaak 4, Rotterdam
Tel. 010-115588
(Red.)
Schledamsevest 52
Tel. 010-115700 (adv.)
DEN HAAG/LEIDEN:
Postbus 101
Parkstraat 22. Den Haag
Tel. 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN:
Postbus 3
Melkmarkt 56, Zwolle
T«L 05200-17036
telt heeft hij talloze leerlingen en
vakgenoten gestimuleerd om in ver
antwoordelijkheid ten opzichte van
het verleden (het dogma!) In het he
den wegen te banen met het oog op
de toekomst.
Jarenlang ls de nu bijna 75-Jarige
Rahner bezig geweest zijn gedachten
over de meest uiteenlopende onder
werpen op het gebied van kerk en
theologie, maar ook op dat van mens
beschouwing en samenleving te ont
wikkelen en te publiceren. Tekenend
voor zijn Inzet is zijn eigen uitlating.
„Er komen dagen voor, dat Ik niet
schrijf!" Zijn verzameld werk vult elf
forse delen en er ls nog heel wat, dat
daarin niet werd opgenomen. In al
deze gevarieerde bijdragen tekent
zich duidelijk het profiel van Rahners
theologie af. Want ook hem kenmerkt
de eigenschap van alle grote denkers:
waar zij het ook over hebben, zij zien
altijd wel kans daarbij hun eigen
diepste bedoelingen te vertolken.
Inleiding
Intussen kan de aard en omvang van
dit oeuvre een belemmering zijn om
de toegang tot de gedachtenwereld
van Rahner te vinden. Daarom is het
een gelukkige omstandigheid, dat hij
een boek het licht deed zien, waarin
hij zelf zijn denken samenvat. Het
werk met zijn meer dan vierhon
derd pagina's toch nog dik genoeg!
werd in 1976 gepubliceerd met de titel
„Grundkurs des Glaubens" en ver
scheen ruim een Jaar later in een
Nederlandse vertaling met als titel
„Wat is een christen"? Prof. dr E.
Schillebeeckx, wiens theologie met
die van Rahner verwant is, gaf aan
deze vertaling een even bondig als
leerrijk voorwoord mee.
Wat bedoelt Rahner met zijn boek en
aan welke behoefte wil hij daarmee
voldoen? De Duitse taal laat dit dui
delijker uitkomen dan de Nederland
se. Rahner had bij het schrijven in
eerste instantie het oog op beginnen
de theologische studenten. Anders
dan vroegere generaties gaan zij vaak
niet studeren vanuit een min of meer
vanzelfsprekend geloof. Veeleer wil
len zij via de studie het geloof
beter: een eigen authentiek geloof
vinden en opbouwen. Rahner vindt,
dat de theologie op deze situatie
moet inspelen door het bieden van
een inleidlngs- of grond-cursus, zoals
ook het Vaticaans concilie die ver
langde. Zo'n cursus dient z.i. gegeven
te worden als een afzonderlijk theolo
gisch vak met een eigen weten
schapstheoretische fundering.
Strekking
Het werk, dat wij bespreken, is een
dergelijke cursus in boekvorm. Voor
de opzet en de inhoud ervan is bepa
lend het streven van Rahner aan te
tonen, dat het christelijk geloof rede
lijk verantwoord-baar is. Dank zij
deze strekking is het naar de be
doeling van Rahner zelf een boek,
dat niet alleen a.s. theologen kan
helpen, maar ook allen, die denkend
rekenschap willen geven van het
christelijk geloof, zonder dat zij over
theologische vakkennis in specialisti
sche zin beschikken.
Deze doelstelling bracht Rahner tot
het volgen van de zgn. transcenden
tale methode, die trouwens voor heel
zijn theologie kenmerkend is. Zij
houdt in, zoals Schillebeeckx op
merkt. dat het verstaan van God on
mogelijk is zonder het menselijk zelf-
verstaan en het verstaan van de we
reld. Rahner. zelf leerling van Heideg
ger, gaat daarbij te rade bij de filoso
fie. Met behulp van de wijsbegeerte
wil hij het mens-zijn zo grondig tot
op de bodem doorlichten, dat de
mens de voor hem bestemde bood
schap aanvaardt als iets. dat echt op
hem „slaat", de verantwoording biedt
van datgene, wat er wellicht aan
vankelijk onbewust in het diepst
van zijn wezen leeft. Vooronderstel
ling daarbij is natuurlijk, dat openba
ring en werkelijkheid bij elkaar pas
sen. beter nog: Op elkaar passen als
„hol" en „bol".
seren en dynamiseren van het overge
leverde geloofsgoed der kerk, waar
aan hij strikt trouw wénst te blijven
en o.i. ook is. Het is geen wonder, dat
Hans Küng, toen hij de aanspraken
inzake onfeilbaarheid van het leer
ambt kritiseerde, de vernieuvWngs-
theoloog Rahner tegenover zich
vond!
Het lijkt mij dan ook waarschijnlijk,
dat niet alleen de opzet van dit boek
als geheel maar ook allerlei motieven
daarin bij de reformatorische lezer
als typisch rooms-katholiek zullen
„overkomen". Ik denk hierbij b.v. aan
de voor heel zijn denken fundamente
le visie op de mens als „wezen van de
transcendentie" (overstijging): de
mens is wezenlijk gericht op het abso
lute geheimenis God. Grond en doel
van die transcendentie is de zelfme-
dedeling Gods. Het aanbod van deze
zelfmededeling is volgens Rahner het
„bovennatuurlijk existentiaal" van
de mens, d.w.z. de bestemming tot
een bovennatuurlijk doel (de aan
schouwing van God) is een wezens
kenmerk van de mens, dat als een
geschenk van Gods liefde aan zijn
natuur wordt toegevoegd.
Wat is genade?
Aan deze visie op de mens ligt ten
grondslag de gedachte, dat de genade
niet, zoals de reformatorische theolo
gie leert, in eerste instantie bevrij
ding van schuld is, maar mededeling
van goddelijk leven, die „vergoddelij
kende" effecten in het eindig zijnde
heeft (125). De aanhalingstekens mo
gen van Rahner zelf stammen, de
uitdrukking is er niet minder illustra
tief om!
Lezing van Rahner heeft mij opnieuw
overtuigd van de noodzaak in het
gesprek Rome-Reformatie nadrukke
lijk de vraag aan de orde te stellen,
wat is nu eigenlijk de aard, het karak
ter van de genade?
De, vertaler, Henri van der Burght,
heeft zijn moeilijke taak goed vol
bracht. Terecht koos hij meermalen
voor een vrije weergave van het Duits
(zie boven over de titel) om de bedoe
ling van Rahner zo zuiver mogelijk te
vertolken. Minder juist lijkt mij de
vertaling van „Wissenschaftstheore-
tisch" met „wetenschappelijk-theore-
tisch". Hier dient men strikt letterlijk
weer te geven, omdat het gaat om het
bijvoegelijk naamwoord van „weten
schapstheorie".
Prof. dr J. Veenhof, hoogleraar aan
de theologische faculteit van de
Vrije Universiteit te Amsterdam be
spreekt:
Karl Rahner, Wat is een christen?
Motivering van ons geloof. Uitg. Lan-
noo Tielt-Amsterdam, 441 blz., 62,-.
)>ES ZOMEItS IN DEN srOOHTKF.IX.
De eenc vrouw tot de andere: Heeft uwe die nieuwe naai- en stikmachiene al gezien?
Een heer: O eer de naaimachine kan ik niet oordeelenmaar de sükmachiene daar tillen tce nu zelf in.
(Uit „Humoristisch album van den 19den eeuw" van Leonard de Vries, uitg. Skarabee).
door A. J. Klei
Deze zomer blijf ik met vakantie
thuis. Heerlijk-rustige weken
strekken zich voor me uit. Geen
gezanik in 'n onhandig zomerhuisje
maar elke avond lekker in m'n éigen
bed, en geen gesjouw in een vreemd
bos, maar het vertrouwde ommetje in
't Vondelpark. Wanneer ik over deze
en aanverwante geneugten spreek,
bespeur ik bij mijn toehoorders soms
een lichte wrevel, een zekere afgunst.
En geen wonder: zij moeten zich wèl
behelpen in een of ander mal optrekje
en de paden op, de lanen in van
onbekende terreinen. Ik heb voor hen
vandaag een woord van troost. Dat
haal ik uit een kerkblad, anders zou
ik er op deze pagina niet mee voor de
dag kunnen komen.
Voor me ligt het nummer van 1 juli
van „Leesdienst", het kerkblad van
de Baarnse gereformeerden. Op de
voorpagina staat een artikel van D.
van derBtoep. Sinds hij eind 1971
met pensioen ging als directeur van
de uitgeverij Bosch Keuning te
Baarn heb ik niet veel meer van hem
vernomen, maar ik herinnerfne hem
-graag als de auteur van de roman
„Laterveer wil het rechte weten",
waarin hij op een milde manier de spot
drijft met lief uitgevallen christelijke
kleinburgerlijkheid, 'tls dat ze bij
Bosch Keuning tegenwoordig meer
gfericht zijn op de noden der wereld
dan od het nostalgisch gerief van
christelijke lezers, anders zou ik
zeggen dat ze „Laterveer" nog eens
moeten herdrukken.
Dingeman van der Stoep heeft in
onze krant een „cursief" geschreven,
onder de titel: „August en Alida". Dat
was zo'n vijfentwintig jaar terug, in
de periode dat Trouw nog helemaal
op de toer was van: gezag is gezag, en
daarmee uit. Ik zeg dit laatste er met
opzet bij, omdat het opmerkelijk was
hoe Van der Stoep in zijn stukjes
soms zat te friemelen aan
gezaghebbende
vanzelfsprekendheden. Heel
voorzichtig natuurlijk, maar toch zó
dat het de buitenwacht opviel. De
Groene, die destijds (en misschien
nóg wel, dat weet ik niet) Trouw maar
een eng, rechts blaadje vond, wijdde
een lovende beschouwing aan
„August en Alida".
Uit het mij toegestuurde exemplaar
van „Leesdienst" blijkt, dat de
publicistische bezigheid van de heer
Van der Stoep nog geen einde nam.
Treffend schrijft hij (en nu kom ik
langzamerhand bij het
aangekondigde troostwoord terecht):
„Wat een onrust, wat een
onzekerheid, wat een
opgejaagdheid, wat een
nervositeit, wat een inspanning
staat al die arme mensen weer te
wachten, die in deze dageri per
auto, bus, trein of vliegtuig naar
verre vacantie-bestemmingen
vertrekken om daar in tent,
caravan, appartement of hotel
gedurende een aantal weken een
ontworteld leven te leiden."
De heer Van der Stoep wil overigens
wel toegeven, dat je iets moet:
„Het aantal vacantiedagen dat
inc.a.o.'s en andere
arbeidscontracten is opgenomen
breidt zich uit als onkruid en bij
de schoolgaande en studerende
jeugd neemt het aantal
vacantieweken (de facto dan, niet
de jure) wanstaltige vormen aan.
Vergeleken met het ene dagje
Scheveningen (met de tram, met
brood mee en met een glas ranja
als opperste tractatie) dat mijn
ouders zich met het hele gezin
veroorloofden moet er met de
zeeën van tijd die men nu ter
beschikking heeft en waarin men
zonder reddingsgordel geworpen
wordt, wel een gevoel van
ontreddering ontstaan. Men moet
iets."
Ik sla nu een stuk van de bijdrage van
D. van der Stoep aan „Leesdienst"
over en komt thans tot het troostrijk
slot ervan. Hij zegt ons:
„Even op de tanden bijten en het
is voorbij. Nog een paar weken en
alle moeite en narigheid behoort
tot het verleden. Dan is er weer de
diepe veiligheid van de eigen
woning, de vertrouwde smaak van -
de runderlap met aardappelen en
spinazie
De heer Van der Stoep heeft nog een
Ps
„De redactie vroeg om een
artikeltje, 't Gaf niet wat. 't Was
voor een vacantie-nummer, zodat
toch niemand het zou lezen.
Vandaar dit."
Vandaar dit.
uit de hemel gevallen
„Maar hoe zullen we dat dan d)
Zouden we daar zelf op kunnei
antwoorden dan hoefden we 't
vragen, dan wisten we 't al. Maï
is 't nou juist: wij kunnen het a
alle nadenken helpt niet. Wan"
nadenken kan er alleen zijn all
voor-denken was. En juist dat
ontbreekt ons. Wat zullen wij
na-denken, wat"? Zo begint Hf
Kutterzijn tweede gesprek m^j
kinderen over God (Das Bildeni
Gottes für grosz und klein). Hf
begonnen met de handkar. Dif
niet na. Wij mensen vragen en'
proberen te denken. Op de j(
bovenstaande woorden gaat h[
verder met de vraag: maar, ma
wij wel nadenken? Moeten wij)
nodig een sluitend antwoord or
moeilijke vragen hebben? Of m
we er gewoon mee bezig zijn? I
niets meer te zoeken. Dat noej
de blijde boodschap, het evanf
Dat alles er al is. We hoeven nitf
altijd te bouwen. Het leven is i
zandhoop, als hij ineenstort b
weer opnieuw. Het is er al. En j£
al thuis, in de wereld van God
laatste nummer van WendingE
een interview van Maria de Gij,
met de schrijfster Helen Knopf
Het eindigt hiermee: „Ik woon
huis van God. Hoe minder ik
moet, des te vrijer ben ik". En^
Jesaja (55) lees ik:
Zo spreekt de Heer:
Zoals de regen en de sneei|
uit de hemel vallen
zó zal het ook gaan
met het woord
dat komt uit mijn mond
Een gewaagde vergelijking. A
ene kant deze vraag: kan dat?
eeuwige Woord, het Godswooi
vergeleken met zoiets voorbijl
als regen en sneeuw? Goed, de
ligt in het vruchtbaar maken e i
doen, het Woord doet ook wat
keert niet ledig terug. Toch ge
Maar ook naar een andere kar
't Kan erg verticaal overkóme
Woord dat uit de hemel valt. E
heilig boek, gevonden in stille
We weten dat het anders is. Gi
voor ons, mensen van deze eei
Hebben mensen 't niet geschr
Maar Kutter zou zeggen: is da
helemaal waar? Is dit niet juis
evangelie dat ons iets gezegd i
iet dat ons alleen maar „thuis 3
doen zijn in deze wereld, nl. da j
allemaal niet zo menselijk-errf
krampachtig is. Het komt werteri
nog een keer uit de hemel vallpgj
APELDOORN Ter herd eh
het Volkspetionnement
school met de bijbel dat dit?
eeuw geleden werd aangebor
de Koning, wordt op doiy;
avond 17 augustus in de Grc
in Apeldoorn een landelijkep
dienst gehouden. De diensw
om 20.00 uur. De dienst word
door drs T. M. Gilhuis, vooreii
de Unie School en Evangelie.j.
J. Verkuyl spreekt over
„Laat de kinderen toch bij
men en hou ze niet tegen".
Van een onzer redacteuren J'
YORK Het heeft niet veel gescheeld, of de generale n
van de kerk van Engeland had de „Good News Bibl(J
Engelse „Groot nieuws voor u") afgekeurd voor gebruil
eredienst. Wel was er veel kritiek op onzorgvuldigheden
vertaling. it
Stichtelijke overpeinzingen
Ingenieur
Wie de denkwegen volgt, die Rahner
in zijn massieve volzinnen afbakent,
wordt wel eens bekropen door de
twijfel of het een inderdaad altijd zo
mooi met het ander klopt. Ook Schil
lebeeckx voelt die twijfel, getuige zijn
opmerking: men kan Rahner wellicht
verwijten, dat hij, in zijn poging om
de breuk tussen leer en leven te over
bruggen. „een te perfect ingenieur" is
geweest: leer en leven lijken tot in de
kleinste details wonderwel in elkaar
te passen, zonder verrassingen of
wrijvingen. Is de mens, zo vraagt
Schillebeeckx. niet een gebroken we
zen tot in zijn leer toe?
Intussen blijft het de moeite waard
zorgvuldig kennis te nemen van de
wijze, waarop Rahner In steeds nieu
we „aanlopen" (het boek ls Ingedeeld
in negen „gangen", in de Nederlandse
vertaling weergegeven met „delen")
samen met de denkende mens op weg
gaat naar en opklimt tot de centrale
inhouden van het christelijk geloof.
Contra Küng
Wie Rahner wil leren kennen, vindt in
dit boek een gids, waarvan het au
teurschap de betrouwbaarheid ga
randeert. Wie met Rahner reeds min
of meer vertrouwd ls. zal blij zijn nu
over een eigenhandige samenvatting
van zijn theologie te kunnen beschik
ken. Ik moet ervan afzien concrete
gegevens uit de rijke inhoud naar
voren te halen. Rahner betoont zich
ook hier een meester in het moderni-
door dr C. Rijnsdorp
Ds. J. C. Jonkers, van 1945 tot 1967 gereformeerd predikant te Delft, die indertijd Okke Jager
ln het ambt bevestigde, is door deze uit zijn tent gelokt om een aantal korte overdenkingen
gebundeld uit te geven. Het boekje heet dan ook terecht Uit de tent gelokt; het is een uitgave
van Kok te Kampen, telt 102 blz. en kost tien gulden.
Uit het Woord Vooraf van dr Jager-
komt men, voorzover men het al niet
wist, te weten dat ds. Jonkers, zelf
predikantszoon. opgevoed dus in het
pastoraal serail, een duidelijk her
kenbare figuur is. Zijn meditaties en
preken hebben een eigen toon. Hij is
kunstzinnig. HIJ schildert. Hij is bele
zen. Hij is welbespraakt, noemt zich
zelf op bl. 97 een praatvaar. Hij is
bijbelgelovig in hart en nieren. De
NCRV heeft hem gaarne aan het
woord gelaten en o.a. het Centraal
Weekblad heeft zijn kolommen voor
hem opengesteld.
BIJ zijn stichtelijke overwegingen be
trekt hij zowel de koeien (niet van
Bazan, maar) van Willem Maris en de
viool van Paganini. Men heeft hieT
dus niet te maken met een binnen
theologie en kerk ingekapseldè
vroomheid. Een levenslange omgang
met mensen en een rijpe kanselrouti
ne vormen de basis var; zijn spreken.
Ik kan alleen maar herhalen dat me
ditaties zich niet of nauwelijks voor
bespreking lenen. In het onderhavige
geval heb ik de indruk dat vooral de
mensen die ds. Jonkers kennen met
dit boekje blij zullen zijn. Het valt mij
op dat wat hij schrijft sterk aan zijn
persoon verbonden is. Wie hem niet
kent, krijgt wel een zekere indruk van
hem. maar men voelt dat men de
auteur bij wat hij schrijft moet kun
nen zien en horen. Bij de lectuur mist
men wat de radio wèl geeft: het con
tact met de levende mens.
Merkwaardig dat ik bij het lezen heel
weinig streepjes heb gezet. Het is ook'
wat moeilijk afgeronde uitspraken te
citeren, zoals dat bij een meer aforis
tische stijl mogelijk is. Ik kan maar
enkele uitspraken aanhalen. Zo op bl.
45: „Waarom regenen m'n preken de
sloot in? Waarom vind ik op het huis
bezoek de mensen precies eender (ge
lukkig .eender', niet .hetzelfde'! C.R.)
als ik ze de laatste keer verlaten
heb?" Zo op pag. 70: „Ik hoef niet
alles te doen. Maar alles wat ik doe,
dien ik wel zo te doen." Bedoeld is: in
dezelfde geest als het dienstbare,
maar echt vrome optreden van Elië-
zer, de knecht van Abraham.
Mag ik een kleine uitweiding maken?
Het feit dat bij ds. Jonkers het ge
drukte woord zo sterk terugwijst naar
de persoon die het schreef, of liever
die het uitsprak, openbaart onge
zocht een facet van de literatuur. Het
gedrukte woord wordt (onder andere
mogelijkheden of eisen) tot litera
tuur, wanneer het zich van de auteur
kan losmaken. O zeker, het is van
belang van alles te weten over de
grote schrijvers en dichters. Maar ook
dan wanneer wij weinig of niets van
hen afweten, leidt wat ze hebben ge
schreven een eigen leven. En schep
pen ze figuren, zoals Don Quijote,
Hamlet, Faust, Droogstoppel des
noods. dan maken die zich op hun
beurt uit de context van het geschre
vene los. Ze stappen om zo te zeggen
het boek uit en gaan een eigen leven
leiden. Ze hebben, in de goede zin van
het woord, mythische proporties aan
genomen. Je komt er niet op uitgeke
ken, ze zijn tijdloos geworden.
Meditaties behoeven natuurlijk geen
literatuur te zijn en het is mijn bedoe
ling ook niet hier deze maatstaf aan
te leggen. Het drong zich alleen zo
sterk aen mij op dat hier een manier
van schrijven is die zo sterk afhanke
lijk blijkt te zijn van de levende voor
dracht en de levende mens.
Dr. Eric Kemp, de bisschop van Chi
chester, betoogde, dat het Engelse
„Groot nieuws" in veel opzichten
aantrekkelijk was, maar te veel een
omschrijving, in plaats van een verta
ling, dan dat zij in de kerk gebruikt
zou kunnen worden. Hij kritiseerde
vooral de vertaling van het Griekse
woord „sarx" als „menselijke natuur"
in Galaten 5, vers 19.
Paulus heeft het daar over de werken
van „het vlees" (sarx). zoals hoererij
en onreinheid. Door in plaats van
„vlees" „menselijke natuur" te verta
len wordt de christelijke leer van de
goedheid van de schepping aange
tast. aldus bisschop Kemp. Dit heeft
ook grote betekenis voor de christelij
ke houding tegenover seksualiteit,
voor de leer van de vleeswording en
vele andere zaken, zei hij.
Verloren
Professor J. R. Porter van de univer
siteit van Exeter zei, dat vele theolo
gische verfijningen in het oorspron
kelijke Hebreeuws en Grieks ip de
Groot-nieuws vertaling verloren zijn
gegaan. Deze vertaling is veel minder
betrouwbaar dan de vijf vertalingen,
die door de Anglicaanse kerk zijn
goedgekeurd. Vertalingen die goed
gekeurd zijn voor gebruik in de ere
dienst maken daardoor deel uit van
de leerstellige basis van de kerk van
Engeland en vragen daarom de groot
ste nauwkeurigheid.
De „Good News Bible" werd verde
digd door de aartsbisschop van York,
dr. Stuart Blanch, die zei. dat elke
vertaling gebreken heeft. Deze voor
ziet in een bijzondere behoefte, om
dat gewerkt is volgens Luthers me
thode van „wat zouden Duitsers in
dezelfde omstandigheden hebben ge
zegd".
De „Good News Bible" (waarvan in
tegenstelling tot het Nederlandse
„Groot nieuws voor u" ook het oude
testament al verschenen is) is een
universele vertaling voor de hele En
gels sprekende wereld geworden en
moet naar de totale indruk beoor
deeld worden. „Menselijke natuur" is
eep mogelijke, zeker niet ide
taling van het Griekse „sarx'
zijn letterlijke betekenis ..vle».N
de moderne mens onbegrijp£t
aldus aartsbisschop Blanch.
De kritiek van bisschop Kei
niet op voor de Nederlands!
nieuws-vertaling, want da
„sarx" in Galaten 5 vers 19 v
ven door „onzé zondige natu
VOORBIJGANt
Beroepingswerk Jal
jdd
erk
NED. HERV. KERK fl
Beroepen te Barchem: dr fgt
mendaal te Apeldoorn. lek
Bedankt voor GiessendamT
Brummelen te Huizen (NH). t
Aangenomen naar Noord-
wolde (voor een-derde deel
derde deeltaak ten behoevi
classis Winsum in het kadei
project Zending in Nederlai
G. Keijzer, laatstelijk zend.
Kameroen.
GEREF. KERKENlntrede
men: H. P. Mulder uit Nieuu
Beroepen te Sassenheira:
Dercksen te Ede.
GEREF KERKEN (vrijg.)
Beroepbaar: kand. H. R. v.
Rijksstraatweg 59, Warnsve
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Temeuzen:
te Opheusden.