Nationale
3e serve
s wakker
geworden
De zelfkennis
van mens en rat
'De zomer pleegt ons loom en traag te maken'
d
'rijwilligers bevrijd van Daar-komen-de Schutters-imago
Wetenschap en techniek
ITEftDAG 15 JULI 1978
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
13
ie c
mii
elli J
!6)
rnt oor Huib Goudriaan
/lie
,19£ DUDA Wie de Natio-
jJ," le Reserve nog met
eur lad's Army", de lachen-
'iph tren-brullen-reserve
'ur|in de Engelsen in oor-
itijd, durft te vergelij-
ji, wordt op het stafbu-
^|au van de Nationaal
Hjerritoriaal Comman-
^nt in Gouda wel uit de
■oom geholpen. Majoor
Toes van het bureau
ileiding zegt: „De geoe-
ndheid en betrokken-
:id van deze vrijwilli-
irs vallen op; ze doen
et onder voor de solda-
b van het legerkorps en
ït is verfrissend met ze
1 oefening te gaan." Het
an van de Natres, zoals
it uit vrije-tijds-militai-
n bestaande landmach-
nderdeel kortaf wordt
raoemd, bleek trouwens
de schutterswedstrij-
dtn 1978 van de Konink-
:e Landmacht. Hoewel
Natres moest wed-
eren met de beter geoe-
de militairen van het
rps, behaalde de
roep Zuid-Limburg de
arste prijs mitrailleur en
e groep Zuid-Holland de
keede prijs geweer.
It Nationale Reserve lijkt, na
«ralanK te hebben gekampt
«(het komische Daar-komen-
iWSchutters-imago. na een slui-
toestand een nieuw leven te
|n begonnen De meer dan ge-
ie belangstelling is dit jaar
te verklaren uit het dertigja-
bestaan. Maar de hernieuw-
aandacht komt ook voort uit
veranderde kijk op de terri-
le verdediging (beveiliging
het Nederlandse grondge-
naast de gezamenlijke de-
van de NAVO-landen).
Jok kreeg Den Haag meer oog
ir de mogelijkheden, die re-
rve-personeel biedt In 1977
lette het in het Stumik-rap-
art „Krijgsmacht in verande-
ag": „De stuurgroep beveelt
tdrukkelijk aan ook in Neder-
nd een ruimer gebruik te ma
in van het potentieel dat in het
serve-personeel ligt opge-
mn."
'erouderd
ta rapport in september 1977
in de Adviesraad Defensieaan-
legenheden (ADA), was ge-
aan de territoriale verdedi-
ng als geheel, waarvan de Na-
onale Reserve een onderdeel
irmt. Hierin werd vastgesteld
it de territoriale eenheden niet
hun taak waren berekend
ilgens het ADA-rapport waren
te gering in aantal, liet de
raliteit te wensen over en zou-
zij te laat gemobiliseerd
n
Over de Nationale Reserve was
de ADA eveneens kritisch: „De
wapens van de pelotons Natio
nale Reserve zijn sterk verou
derd, de munitiesituatie is over
het algemeen slecht en de ver
bindingsmiddelen ontbreken."
De pelotons zouden niet op de
hun toegedachte taak van de
beveiliging van objecten (brug
gen. opslagplaatsen enz.) tegen
sabotage berekend zijn. Ook
was volgens de ADA de recht
spositie van de vrijwilligers on
voldoende geregeld.
De conclusies en adviezen van
de ADA werden ter harte geno
men, want,al vrij snel met een
Koninklijk Besluit van 18 janu
ari van dit jaar is de rechtspo
sitie van de Natres herzien. De
vrijwilligers hebben nu de sta
tus van reserve-militair gekre
gen, de duur van de verbintenis
is van twee jaar in vier jaar
veranderd en vastgesteld is dat
eens in de vier jaar een vijfdaag
se oefening kan worden g^hou
den. In de loop van dit jaar zal
ook de vuurkracht worden opge
voerd door vervanging van de
verouderde wapens. Karabijn
en mortier moeten het veld rui
men voor de UZI-pistoolmitrail-
leur en het FAL-lange afstand
geweer. Ook zullen draadloze
verbindingsmiddelen ter be
schikking komen.
Natuurlijk is het proces van ver
betering en sanering van de Na
tionale Reserve versneld door
de aandrang vanuit de NAVO de
verbindingslijnen van de Neder
landse havens naar West-Duits-
land („lines of communication")
beter te beveiligen. In geval van
oorlog zal het Nederlandse le
gerkorps immers naar Duits
land worden verplaatst en moe
ten territoriale troepen (waartoe
de Natres behoren) deze beveili-
in de vrije tijd oefenen op de schietbaan
ging van het Nederlandse
grondgebied ter hand nemen.
Oprichting
Sinds 1948. het jaar van de op
richting van de Nationale Reser
ve, is overigens de gedachte
waaruit dit vrijwilligers-onder-
deel werd geboren, niet veran
derd: beveiligen van huis en
haard door mannen, die ter
plaatse bekend zijn en die vrije
tijd willen opofferen voor de ver
dediging van de democratie. Di
recte aanleiding voor de oprich
ting was in 1948 het om hals
brengen van de democratie in
Tsjecho-Slwakije en het be
gin van de koude oorlog. De
regering, die meende over te
weinig troepen in Nederland te
beschikken (in het toenmalige
Nederlands-Indië bevonden zich
107.000 militairen) besloot een
soort "nationale garde" in het
geweer te roepen. Hierbij gingen
veel impulsen uit van studen
ten, die vrijwillige studenten
korpsen wilden oprichten.
De reserve-kapitein A. Kok. die
onlangs de geschiedenis van de
Natres beschreef in de Leger-
koerier, stipte aan dat de hoge
verwachtingen over de interesse
hiervoor onder de bevolking,
echter werden gelogenstraft.
Gerekend werd op twaalf batal
jons, tienduizend man. maar op
1 december 1949 telde de organi
satie nog slechts 3768 man. In
1959 was het aantal aanmeldin
gen weliswaar gestegen tot
12.500 man, maar door de vele
afkeuringen werd slechts 5700
man aangeworven. Tegen het
einde van de jaren vijftig kwam
er een sanering, omdat de Na
tres niet voldeed aan de oor
spronkelijke opzet. Marechaus
see-reserve en luchtdoelartille
rie ook behorend tot de Na
tres werden opgeheven en de
organisatie werd beperkt tot pe
lotons infanterie, strikt plaatse
lijk gebonden.
„Beveiliging"
Is de taak van de Nationale Re
serve in de loop der jaren ook
gewijzigd? Wie deze vraag stelt
aan de hoogste baas van de Na
tres, de Nationaal Territoriaal
Commandant in Gouda, gene-
raal-majoor M. de Jong krijgt
ten antwoord dat dit niet het
geval is. Generaal De Jong:
„Ook in 1948 was het de taak
van de vrijwilligers statische ob
jecten te beveiligen. Wel is door
het wegvallen van Frankrijk als
lid van de NAVO de beveiliging
van ons land, als aanvoergebied
voor de Amerikanen en de En
gelsen naar West-Duitsland, be-
standaardoefening voor natres-eenheden: karabijnschutter zorgt voor dek
king van raketwerper
langrijker geworden. En bij deze
beveiliging kan de Natres de an
dere territoriale troepen waar
over ik in geval van oorlog be
schik, in belangrijke mate ont
lasten. De Nationale Reserve
wordt ook geïntegreerd in de
staf van het Territoriaal Com
mando en heeft geen apart bu
reautje meer zoals vroeger het
geval was."
Wat betekent de taakomschrij
ving „beveiliging statische
objecten"?
„Deze objecten zijn militaire
verbindingscentra, wapenop
slagplaatsen, radarstations,
bruggen enz. Statische beveili
ging wil zeggen dat zij als het
ware op de objecten „zitten" en
hoogstens om de objecten pa
trouilleren. De vrijwilligers zijn
gebonden aan hun streek en in
geval van oorlog zullen zij ook
niet worden verplaatst. De Na
tres heeft drie grote voordelen.
De mannen staan snel ter
beschikking (binnen ongeveer
twee uur aanwezig) doordat de
minister van defensie ze per te
legram kan oproepen en dit in
tegenstelling tot de mobilisabe
le troepen de regering als ge
heel behoeft geen toestemming
te geven om ze te kunnen in
zetten;
Zij zijn als vrijwilligers sterk
gemotiveerd;
Zij kennen hun eigen gebied
als hun broekzak."
Stimulerend
Welke mensen geven zich hier
voor op en is er de laatste tijd
wel animo?
„Levensbeschouwelijk komen
zij veel uit christelijke kring,
maar politiek gesproken zijn er
ook veel leden van de PvdA en
D'66 bij de Natres te vinden
Verder komen zij uit alle beroe
pen: van tandarts tot buschauf
feur. Hun bezoldiging 3.20
voör een oefenperiode korter
dan vijf uur en 7,60 voor een
van vijf tot 24 uur) wijst er niet
op dat ze het voor geld doen. Ze
moeten wel hun eerste oefening
als dienstplichtige achter de rug
hebben, waarbij wij kunnen
putten uit de mobilisabele
dienstplichtigen, behoudens ge
vallen met een bijzondere mobi
lisatiebestemming. De belang
stelling die de Nationale Reser-
door J. G. A. Thijs
Het was hartje winter toen ik. jaren
geleden, de eerste schreden zette in
het lokaal waar destijds het denk-,
schrijf- en typewerk ten behoeve van
dit dagblad verricht werd. Van die
eerste dag (werkdag zou een te weidse
benaming zijn) zijn me vooral bijge
bleven de woorden die een in het vak
vergrijsd persoon met grote nadruk
tot mij sprak: Houd het steeds kort.
houd het steeds erg kort!
Weinige maanden later, toen ik vol
doende „ingewerkt" geacht werd om
heuse pennevruchten aan te leveren
en ik. de hiervoor vermelde aanwij
zing indachtig, trachtte alle overbodi
ge woorden uit mijn stukjes te weren,
ervoer ik weer eens dat er odk regels
zijn die geen absolute geldigheid be-
ritten. Het was inmiddels volop zo
mer geworden, het was vakantietijd.
er gebeurde erg weinig, het nieuws
smolt als een ijsje in de zon voordat
Je er zelfs maar naar grijpen kon. En
overmits de courant niet met ledige
bladzijden naar de abonnees verzon
den mocht worden, gebeurde h£t wel
eens dat je een opmerking in een
tegengestelde zin kreeg: het zou in
deze komkommertijd echt geen
doodzonde zijn als je „stukjes" iets
langer werden!
Sindsdien zijn heel wat komkommer
tijden verstreken; sommige waren he
vig in hun soort, andere mochten er
ook wezen maar verdwenen op een
ogenblik dat Je dat allerminst ver
wachtte; andere kwamen gewoon
niet. ze bleven weg. zonder enig leven
steken. Wie herinnert het zich niet
meer: op 20 Juli 1969. midden in de
zomer dus. stonden de eerste mensen
op de maan: dagen en weken lane
kopie volop. Drie jaar later werd
vakantievierend Nederland verrast
door het bericht dat het kabinet Bies
heuvel een flinke barst vertoonde en
iedereen zal nog wel levendig voor de
geest staan wat wéér vier Jaar later,
vorig jaar dus. in plaats van kom-
konlhiers gepresenteerd werd: maan
denlang durende formatie-ellende,
waarin het gesprek van de Haagse
heren voor zover dat af en toe naar
buiten kwam zelfs bekijks van vakan
tie-gangers trok. Op 14 juli schreef
PvdA-onderhandelaar Ed van Thijn.
die de hele zomer bleef vechten „te
gen het allesopslorpende monster dat
politiek heeft", in zijn dagboek: „Ik
moet mij een weg banen door een
dichte mensenzee. De formatie blijkt
een toeristische trekpleister te wor
den. De kortste weg (naar Den Uyl -
th.) Is volledig versperd".
Voor journalisten die in de zomerva
kantie ervoor moeten zorgen dat de
courant ook in die weken zo redelijk
mogelijk gevuld wordt, brengt de
komkommertijd vaak extra zorgen
mee: als de bronnen van het nieuws al
te zeer opdrogen, wat dan? Reeds
Abraham Kuyper heeft die situatie
eens geschetst In De Standaard van
24 augustus 1887 noemde hij het in
een driestar (een kort. puntig hoofd
artikel) opvallend dat het zo rustig en
stil was in het land, waar zo spoedig 1
september) verkiezingen gehouden
zouden worden. „De zomer pleegt ons
loom en traag te maken, en in de
komkommerweken krijgt ge geen
Hollander flink aan den arbeid", luid
de zijn klacht.
Uitstel
Een goede maand eerder, op 10 juli.
had Kuyper al in een briefje aan de
redactie van Het Algemeen Handels
blad naar de komkommertijd verwe
zen. Het was toen een jaar geleden
dat in Amsterdam de Doleantie be
gon en Kuyper. wiens Standaard toen
al vijftien jaar oud was. raakte over
de kerkelijke verwikkelingen in felle
pennestrijd met de hoofdredacteur
van Het Handelsblad. Charles Boisse-
vain. Beiden waren met hart en ziek
journalist (Kuyper zou in 1897 zeggen
dat hij de krant niet begeerde om
„een positie" te verwerven: „Neen,
het dagblad was mij alleen een paard
waarop ik als ruiter kon gaan zitten
om U te leiden naar eene schoone
gedachte"), hun pennestrijd is eens
aangeduid als „een behendig gespeel
de schermpartij waarin het woord de
floret heeft vervangen". Scherpe
stukken en artikelen volgden in dat
jaar elkaar snel op. inaar op de tiende
juli meldde Kuyper de Handelsblad
redactie dat hij volgaarne de verde
re bespreking van het geding dat tus-
schen uwen Hoofdredacteur en mij
hangt, tot na afloop van de komkom
merweken zou uitstellen". Zo is het
gebeurd.
Zeilen slap
Na Kuyper hebben hele generaties
dagbladschrijvers met het verschijn
sel van de komkommertijd moeten
leven. In het christelijk weekblad De
Ster. dat van 1919 af vijf jaar lang
verscheen, signaleert kroniek-schrlj
ver P. Brouwer in de zomermaanden
regelmatig de windstilte op het ter
rein van het nieuws en hij geeft af en
toe de journalisten (waarbij hij zich
zelf toch wel rekende) op hun huid
omdat ze. als er geen nieuws is. het
zelf maar verzinnen zouden. Op 20
augustus 1920 heeft Brouwer het over
„de groote 'men', die in de komkom
merdagen hoogtij viert" en hij con
stateert: „Op de politieke, binnen-
landsche wateren geen zuchtle zelfs,
alle zeilen hangen slap. 't Gewone
verschijnsel in de vacantietijd"
Op 21 juli 1922 juicht hij bijna omdat
er een kabinetscrisis (het einde van
het eerste kabinet Ruljs de Beeren-
brouck) is: „Komkommertijd én een
kabinetskwestie. Wat een heerlijke
samenloop van omstandigheden om
den Zeerveelwetenden „Men" op z'n
praatstoel te zetten". Op 11 augustus
is hij wat pessimistischer: slechts „af
en toe lanceert n krant eenlg be
richt". Een week later schrijft hij
zelfs: „De duim moet er bijkomen in
dezen tijd van 't jaar". Ongeveer een
jaar later, op 27 juli 1923 (het tweede
ministerie Ruijs zit dan al weer een
maand of negen) meldt Brouwer een
zelfde „heuglijk" feit: „Als een vette
kluif, net toen schraalhans in kom
kommertijd keukenmeester werd.
kwam de ontslagaanvrage van minis
ter De Geer. En óf er door de vader-
landsche pers werd gesmuld".
Zoals men ziet: van wat bloemrijke
taal waren ze destijds niet vies Om
daarvan nog een voorbeeld te geven,
tot slot een citaat uit wat Spectator,
die in de jaren twintig en dertig de
gereformeerde kerkbode van Bra
bant en Limburg wekelijks van kro
nieken voorzag, eens in de komkom
mertijd schreef: „Vacantie' dat
woordt smaakt als een geliefkoosde
lekkernij. Het klinkt als goud op mar
mer. Het geurt als rozen der valleien".
door Rob Foppema
Wanneer iemand, filosoferend met louter biologischf
argumenten, een theorie ontwikkelt waarin kinder
spel en nachtmerries een vergelijkbare functie het
ben. wordt het tijd om even op te letten en op z
minst om te zien in verwondering. Wanneer die thee
rie volgens zijn bedenker gelijkelijk geldt voor mer.
sen, apen, olifanten en ratten, maar niet voor kikker
en kabeljauwen, kan dat de nieuwsgierigheid alleei
maar verder prikkelen.
ve dit jubileumjaar heeft gekre
gen, heeft enorm stimulerend
gewerkt. In het Noorden van het
land hebben wij bijvoorbeeld
sinds 1 januari driehonderd
nieuwe aanmeldingen gekregen.
De sterkte is 105 pelotons totaal
en elk peloton moet bestaan uit
43 man. Voor het bereiken van
de sterkte kunnen we nog wel
zo'n duizend man gebruiken. De
animo verschilt overigens wel
van provincie tot provincie. In
Zeeland kampen wij met een
tekort, maar in Gelderland
moesten nieuwe pelotons wor
den opgericht om de vele vrij
willigers op te vangen. Ik kan
niet zeggen dat het mannen zijn,
die soldaatje willen spelen: wij
willen trouwens geen avontu
riers en voor die categorie zou
het ook niet interessant zijn: het
gaat om eenvoudig infanterie-
werk."
Zullen zij in oorlogstijd wel op
gewassen kunnen zijn tegen bij
voorbeeld aanvallen van para
chutisten in het achterland of
beperkte invasies op de kust?
„De verdediging tegen dergelij
ke aanvallen komt niet voor re
kening van de Nationale Reser
ve, die alleen moet beveiligen.
Er bestaat een verschil tussen
verdedigen en beveiligen en dat
wordt nogal eens uit het oog
verloren. Onder beveiliging ver
sta ik het ons veilig stellen tegen
incidentele pogingen van de vij
and om onrust te zaaien in het
achterland of de verbindingslij
nen te verstoren Wij houden
ons bij de Territoriale Troepen
bezig met de beveiliging van het
achterland. Hiervoor kan ik
naast de Natres in oorlogstijd
beschikken over twee mobilisa
bele brigades van het legerkorps
en over ongeveer vijftig bewa
kingscompagnieën van het be
wakingsbataljon Van Heutsz,
waarvan er acht paraat zijn. De
verdediging tegen massale aan
vallen is de taak van de NAVO
strijdkrachten. Dat zou onze
krachten te boven gaan. In het
rapport van de ADA wordt ook
de fout gemaakt dat deze twee
zaken verward worden.
Nederland beschikt niet over de
financiële mogelijkheden het ei
gen grondgebied met eigen mid
delen ook nog eens te verdedi
gen tegen dit soort aanvallen en
bovendien in bondgenootschap
pelijk verband een legerkorps in
Duitsland te hebben. Dat zou
dubbel-op zijn, dat zou ten kos
te van het legerkorps gaan
Wat mensen, apen. olifanten en
ratten gemeen hebben, is vol
gens dr Nick Humphrey zelfken
nis. En toen hij in de trein naar
Cambridge een moeder haar
vierjarig dochtertje zag pesten,
kon hij ook dat, na het overwin
nen van zijn morele verontwaar
diging, zien als een positieve ac
tie die geheel paste in zijn theo
retische raamwerk.
Het was dus geen gering ver
haal, wat Humphrey voorlegde
aan een bijeenkomst van de
Britse vereniging tot bevorde
ring der wetenschappen. Hij
had er geen spat onderzoek voor
gedaan, alleen in zijn leunstoel
uiteenlopende dingen op een rij
tje gezet zodat er nieuwe inzich
ten uit voortkwamen pure
filosofie dus. Laten we proberen,
zijn verhaal zo ordelijk mogelijk
te volgen.
Wat mensen, apen, olifanten en
ratten onderscheidt van kikkers
en kabeljauwen, is dat zij in
sociale groepen samenleven, dat
er tussen individuele leden van
zo'n groep ingewikkelde relaties
bestaaan. Zij zijn op elkaar aan
gewezen voor hun voortbestaan
samen zijn ze sterker. Dat
betekent, aldus Humphrey, dat
het erg belangrijk voor ze is. te
weten wat ze aan elkaar hebben.
Om die sociale relaties doeltref
fend te kunnen hanteren, is net
van levensbelang dat Je'een mo
del hebt om het gedrag van me-
dedieren (of -mensen) onder ge
geven omstandigheden te kun
nen voorspellen.
band tussen die twee „pijn" noe
men en dan ben ik net zo wijs.
zonder dat ik daar iets ongrijp
baars zoals introspectie voor no
dig heb.
Maar die tegenwerping deugt
niet, vindt Humphrey. Wie ge
voelens en Introspectie wil uit
schakelen, gaat de mist In: hij
moet alle mogelijke oorzaken en
alle daarop volgende handelin
gen vastleggen en kijken of er
statistisch verbanden zijn aan
te geven. Maar wie ln zichzelf te
rade gaat, weet naar welk ver
band hij zoeken moet. Hij kent
zelfs subtiele gevoelens die door
geen statistische operatie eüs
verklaring boven water zullen
komen. „Sprekend voor mij
zelf," zegt Humphrey, „ken ik
gevoelens van ontzag, van jaloe
zie. van hoop, van verliefdheid,
die allemaal een plaats hebben
in mijn model van hoe andere
mensen zich gedragen."
Psychologen
Dat is geen geringe opgaaf; psy
chologen zijn er al jaren mee
bezig, om het voorzichtig te zeg
gen. Maar die opgaaf werd be
antwoord, denkt Humphrey,
door de ontwikkeling van zelf
kennis. Of, om het actiever uit
te drukken, introspectie: het be
kijken van de inhoud van het
eigen bewustzijn. Dat Is een be
zigheid die aanmerkelijk meer
inzicht oplevert dan het bekij
ken van anderen, legt hij uit (en
daar kan hij duidelijk niet meer
namens de rat spreken, maar
nou Ja).
„Wanneer ik mijn eigen gedrag
overweeg, word Ik niet alleen de
uitwendige feiten van mijn han
delingen gewaar, maar ook een
bewuste aanwezigheid, „ik", die
die handelingen „wil". Dat „ik"
heeft ook redenen voor de din
gen die het wil. Die redenen zijn
verschillende soorten gevoelens,
emoties, herinneringen, verlan
gens. „Ik wil eten omdat ik hon
ger heb", „Ik weiger te bewegen
omdat ik pijn heb."
„Bovendien leert de ervaring
mij dat die gevoelens zelf wor
den veroorzaakt door bepaalde
dingen die in de buitenwereld
met mijn lichaam gebeuren. „Ik
heb honger omdat mijn lichaam
zonder eten is geweest", „ik heb
pijn omdat mijn voet op een
doorn heeft getrapt"."
Ik ontdek al vlug, aldus Hum
phrey, dat verschillende soorten
gebeurtenissen een oepaald ge
voel kunnen veroorzaken, en
dat een bepaald gevoel ervoor
verantwoordelijk kan zijn dat lk
verschillende soorten handelin
gen wil. Kortom, ik ontwikkel
een model van mijn eigen ge
drag, waarin gevoelens het oor
zakelijk verband geven tussen
wat er met „mij" gebeurt en wat
„ik" doe.
Rat
Voor hardnekkige behaviouris-
ten (want tegen deze richting
pakt hij hier uit) wil Humphrey
het nog wel wat aanscherpen
wanneer de kennis van een rat
óver het gedrag van andere rat
ten, zou worden beperkt tot al
les wat behaviouristen tot nog
toe over ratten hebben ontdekt
zou die rat zc weinig van zijn
moderatten begrijpen dat hij
elke sociale relatie rampzalig
zou verknollen.
Maar boelender dan deze rich
tingenstrijd is wat Humphrey
nu verder met zijn theorie doet
Om ln relaties goed te functio
neren, redeneert hij, moet elk
sociaal dier voor zichzelf een
brede basis van innerlijke erva
ringen opbouwen. Een soort bi
bliotheek van gevoelens die hij
als verklaringen voor het gedrag
van anderen kan gebruiken. Dat
heeft de natuur niet aan het
toeval overgelaten, gelooft hij
er zijn biologische mechanis
men die ervoor zorgen dat jonge
dieren (en mensen) snel de erva
ring opdoen die de basis voor
hun psychologisch inzicht ver
schaft. Hij ziet er drie: spelen
gemanipuleerd worden door de
ouders, en dromen.
Spelen ligt voor de hand. vindt
hij. Het roept gevoelens op van
opwinding, ongerustheid, com
petitie, voldoening, teleurstel
ling. Maar er zijn grenzen aan
het soort gevoelens dat je zo
leert kennen, want je speelt om
dat het leuk is. het moet leuk
zijn, anders doe je het niet. Echt
nare gevoelens komen zo niet
aan bod.
Ouders
Voor een deel zorgen de ouders
daarvoor, denkt Humphrey, en
hij heeft het gevoel dat de ge
dragsdeskundlgen daar wel
eens wat overheenkijken Een
treffend voorbeeld kwam hij te
gen in die trein naar Cambridge
Vierjarig meisje vraagt iets on
schuldigs aan moeder, die doet
of ze het niet hoort. Na nog eens
aandringen zegt ze: „Ik ben je
mammie niet. je mammie is uit
gestapt". Meisje begint be
nauwd te kijken: „JIJ bent mijn
mammie Moeder: „Nee, ik heb
Je nooit eerder gezien." En zo
heen en weer, tot huilens toe.
Sprong
En dan komt de gedachten-
sprong. wanneer ik een model
nodig heb om het gedrag van
mijn mededemens (of -dier) te
voorspellen of te begrijpen,
neem ik intuïtief aan dat hij net
zo in elkaar zit als ik. Als ik Jan
in een doorn zie trappen, ver
wacht ik niet dat hij fluitend
door zal lopen. Of hij het zelfde
gevoel heeft dat ik bij mij als
pijn ken. zal hij mij nooit kun
nen vertellen (leert Wittgen
stein). Maar als hij naar zijn
voet grijpt, neem ik aan van wel.
en zulk soort aannames heeft
geregeld succes: mijn model
werkt, ik begrijp Jan. ik ben
zij het ongediplomeerd psy
choloog.
Nu zou men mij kunnen tegen
werpen. aldus Humphrey ten hij
kijkt daarbij naar een soort psy
chologen dat vooral in Amerika
bloeit), dat die gevoelens er
niets toe doen. Ik zie Jan ln een
doorn trappen, ik zie hem stil
staan en naar zijn voet grijpen,
over pijn kan hij mij strikt lo
gisch redenerend niets duidelijk
maken. Maar als ik nog wat van
zulke Incidenten zie, kan ik oor
zaak en gevolg wel degelijk her
kennen en het (abstracte) ver-
Humphrey koos inwendig partij
voor de zwakste, maar twijfelde
later aan zijn eerste oordeel. Dal
meisje leerde hoe het voelt om
in de war en bang gemaakt te
worden. „Ze leerde in die paar
ongelukkige minuten misschien
meer van werkelijk belang dan
ik uit de honderd boeken die ik
ooit ln treinen heb gelezen Een
biologisch bepaald moment
waarop nare gevoelens worden
opgewekt, ziet Humphrey in dt
soms pittige manier waarop he'
moederdier het jong duidelij)
maakt dat het voortaan nie-
meer gevoed wordt. „Het is in
zijn beste belang dat het uit dt
eerste hand frustratie, honger
verwerping en eenzaamheid er
vaart
En dan zijn er als. soms benau
wende speeltuin voor gevoelen:
de dromen. Daarin gebeurt niet
echt. zegt Humphrey, maar d-
opgewekte gevoelens zijn we
degelijk echt. Wanneer ik droon
dat een krokodil mij achterna
zit. voel ik een angst die dooi
echte gebeurtenissen nooit bi
mij is opgeroepen. En dat kar
toch weer helpen om andert
mensen te begrijpen Het hielp
ln elk geval een illustrator aar
het thema voor de schitterend»
plaat bij de samenvatting di<
Humphrey zelf schreef ln dr
New Scientist (78. 900-903; 1978i