Een jong mens in wan
hoop en verrukking
Rembrandts moeilijkheden
met de Anatomische les
99 variaties op geen verhaal
Avondboek van
Gabriël Smit
Dylan Thomas
Als een
jonge hond
Nu schemeren een verloren kunst is
ZATERDAG 1 JULI 1978
TROUW/KWARTET PS 21 - RH 25
door J. van Doorne
De zegswijze: "Iemands pad loopt niet altijd over rozen",
drukt op een onlogische wijze uit. dat het iemand niet altijd
voor de wind gaat. Je kunt namelijk met schoenen aan rustig
over brandnetels lopen, maar met blote voeten niet over
rozen.
De beroemde "Anatomische les" waarin door Rembrandt en anderen na hem zoveel wijzigingen zijn aangebracht.
Maar goed. als recensent loop je niet
altijd over rozen. De meeste boeken
die je bespreken moet. stellen je voor
de moeilijkheid, dat je de schrijver
aan zijn trekken wil laten komen,
maar daarbij toch ook afwijzend
moet zijn.
Soms moet je een uitgave bespreken,
waarbij deze moeilijkheid zich niet
voordoet. Dat is een verademing.
De auto-biografische verhalen van
Dylan Thomas, verzameld onder de
titel "Portrait of the artist as a young
dog", geven zulk een verademing. Ze
zijn thans in het Nederlands versche
nen onder de titel: "Als een jonge
hond".
De auteur is in 1914 in Wales geboren
en in 1953 in New York gestorven. Hij
is maar negenendertig jaar geworden.
Grote werkdrift en drankmisbruik
kunnen als oorzaak van zijn vroege
dood worden aangemerkt. Hij be
hoort tot het Keltische volk, dat een
onevenredig groot aantal auteurs van
wereldformaat heeft opgeleverd. Hij
was een groot dichter, essayist en
prozaïst. Misschien het meest bekend
is "Under milkwood".
Zijn leven was vol dramatiek.
Dat blijkt al uit "Als een jonge hond",
verhalen die in Wales spelen en be
paalde voorvallen uit zijn jeugd be
schrijven.
Taalgebruik
Als koning Willem I in 1828 de
"Anatomische les" van Rem
brandt niet had gekocht (hij
betaalde er 32.000 gulden
voor) zou dat schilderij waar
schijnlijk nu in een Ameri
kaans of Sovjet-Russisch mu
seum hangen.
Rembrandt schilderde dit werk in
1632 (hij was toen 26 jaar) in opdracht
van het Amsterdams Chirurgljnsgil-
de. Toen dat gilde in 1798 werd opge
heven, werd het schilderij onderge
bracht in het pensioenfonds voor de
weduwen der chirurgijns. Of het
fonds niet goed werd beheerd, of dat
er te veel chirurgijn onder de medi
sche ingrepen van hun collega's be
zweken, waardoor het aantal pensi-
oentrekkende weduwen te groot
werd, moge hier buiten beschouwing
blijven, in elk geval kwam het fonds
in 1828 in geldverlegenheid te verke
ren. Er werd besloten ter versterking
van de kas een aantal schilderstuk
ken uit eigen bezit te verkopen. Daar
onder bevond zich "Het wyd ver
maarde en alom beroemde meester
stuk van Rembrandt, Verbeeldende
het Ontleedkundig Onderwys door
den Hoogleraar N. Tulp." Zo luidde
de omschrijving in de catalogus van
de veiling waar het stuk door koning
Willem I werd gekocht.
door R. N. Degens
Het maakt nu deel uit van de Rem-
brandt-collectie van het Mauritshuis
in Den Haag. Een collectie die in 1828
alleen nog bestond uit deze Anatomi
sche les (die direct na de aankoop
door Willem I in dit museum werd
tentoongesteld) plus "Zelfportret op
jeugdige leeftijd", "Lofzang van Si
meon". het "Zelfportret met gepluim
de hoed" en "Bathseba". Die collectie
werd vooral door het toedoen van de
toenmalige directeur van het mu
seum A. Bredius uitgebreid met een
tiental aan Rembrandt toegeschre
ven doeken. En met het in 1947 ver
worven beroemde "Zelfportret op la
tere leeftijd" werd de Rembrandt-
collectie gebracht op 16 aan hem of
zijn navolgers toe te schrijven
werken.
Verrassend
Over deze collectie is dezer dagen een
publikatie verschenen (Rembrandt in
the Mauritshuis. Sijthoff en Noord-
hoff, Alphen aan den Rijn) waarin
van alle schilderijen, maar in het bij
zonder van de Anatomische les, de
resultaten van een grondig natuurwe
tenschappelijk. historisch en icono-
grafisch-stylistisch onderzoek zijn
beschreven. Dat wil zeggen dat men
met de modernste onderzoekmetho
den en via een hernieuwd onderzoek
van de historische gegevens, de ont
staansgeschiedenis van deze werken
nauwkeurig heeft nageplozen. Tij
dens die onderzoekingen, die jaren in
beslag namen, en die alleen al door de
aard en omvang ervan voorlopig niet
voor herhaling vatbaar zijn, zijn voor
ieder van de werken nieuwe en vaak
verrassende gegevens aan het licht
gekomen.
Verbeteringen
Zo heeft het onderzoek van de Anato
mische les aangetoond, dat Rem
brandt nogal wat moeite heeft gehad
met het oplossen van de problemen
die een dergelijk onderwerp hem
stelde.
Het was zijn eerste grote opdracht en
de toen nog jonge meester heeft het
er kennelijk niet gemakkelijk mee
gehad. Er zijn diverse verbeteringen
door hemzelf aangebracht; zoals aan
de ontlede arm van het lijk en ook in
de plaatsing en de kleding van de
afgebeelde chirurgijn.
Niet alleen Rembrandt bracht veran
deringen in de oorspronkelijke opzet
aan. De vele restauraties die het
schilderij na zijn dood onderging,
hebben de oorspronkelijke versie ook
niet onbelangrijk gewijzigd. Zo werd
vastgesteld (door middel van infra
rood- en röntgenopnamen) dat de ui
terst linkse figuur (die de chirurgijn
Colevelt voorstelt) door iemand an
ders is geschilderd. Voorts is het ge
zicht van prof. Tulp vóór een van de
vele restauraties die het schilderij
onderging waarschijnlijk wat ruiger
en mannelijker geweest. Het had ver
moedelijk een forsere snor. Naar men
aanneemt is die wijziging (men
vraagt zich af in hoeverre de gelijke
nis met de geportretteerde daar on
der geleden heeft) ontstaan na de
restauratie van 1732, toen het doek
ernstige brandschade had opgelopen.
Geen kijkboek
Dat en nog veel meer is aan het licht
gebracht en op schrift gesteld door
een team van deskundigen bestaande
uit dr. A. B. de Vries (tot 1970 direc
teur van het Mauritshuis) mevr. M.
Toth-Ubbens (vroeger wetenschappe
lijk medewerkster van het museum)
en prof. dr. W. Froentjes, buitenge
woon hoogleraar in de criminalistiek
te Leiden. Ondanks de 170 zwart-wit
illustraties en de 17 klcurenreproduk-
ties die het 240 pagina's tellende boek
bevat, is het beslist niet alleen een
kijkboek geworden. Het is in de eer
ste plaats een stijlkritische studie,
gebaseerd op wetenschappelijk en
historisch onderzoek, een anatomi
sche les over een collectie en bestemd
voor gespecialiseerde liefhebbers. Die
er graag de gevraagde 120 gulden
voor zullen betalen.
Zijn gebruik van de taal is ongemeen
virtuoos. Weinig auteurs hebben de
taal zo dienstbaar gemaakt aan hun
fantasie en aan hun verlangen, uit
drukking te geven aan wat zij de lezer
willen overbrengen.
Wat wil Dylan Marlais Thomas over
brengen? Wat hem ontroerd en gegre
pen heeft. Sommige auteurs schrij
ven over ware gebeurtenissen en Je
gelooft ze niet. Anderen schrijven
verzonnen verhalen en ze komen dan
dusdanig over, dat je zegt: "Ja. zo is
het leven, zo zou het kunnen gebeurd
zijn".
Wie de verhalen over de jeugd van
Thomas leest, ervaart nog iets an
ders. Hij geraakt volstrekt overtuigd.
Hij denkt niet dat het zó zou kunnen
gebeurd zijn, hij wéét dat het zo ge
beurd is.
Het geheim hiervan kan ik niet door
gronden, evenmin trouwens als het
geheim van wat wij in de diepste zin
literatuur noemen.
Net zomin als wij kunnen zeggen wat
tijd is en het toch weten, weten wij
wat literatuur is. Maar definiëren
kunnen wij het begrip niet.
Vreemde wereld
Maar wat hindert dat?
De verhalen van Thomas nemen ons
mee naar Wales tussen de beide we
reldoorlogen. Het is een voor ons
vreemde wereld. Is dit echter wel zo?
Is het hele menselijke bestaan niet
absurd? Ik dacht van wel.
Thomas vertelt weinig over zijn ou
ders, hij vertelt van wat hij heeft
meegemaakt met mensen die hij ge
kend heeft en veel over wat hij inner
lijk beleefd heeft. Een stoet van gro
teske figuren trekt aan de lezer voor
bij. Het zijn meest zonderlingen, veel
drankzuchtigen, gewone mensen die
op het platteland en in de dorpen
wonen. Hij dartelt daar als kind en
later als jonge man tussendoor als
een jonge hond. Maar dan wel met de
gevoeligheid en de opmerkingsgave
van een mens.
Er wordt in de verhalen veel gedron
ken, veel gezongen en gedroomd. En
ook liefgehad op die wonderlijke,
dichterlijke en onbeholpen wijze die
wij ook uit Ierse verhalen kennen.
Het is een primitief, diep-gevoelig le
ven dat wordt uitgebeeld.
Anecdotisch zijn de verhalen een
goudmijn. Ze zijn dan ook heel boei
end. De meeste ervan (het zijn er tien)
kan men alleen al om het plot genie
ten, waarbij ik toch wel wil aanteke
nen, dat ook de in het geheel niet in
literatuur geïnteresseerde lezer zon
der dat hij het weet, gegrepen zal
worden door het sterk beeldende
taalgebruik van de auteur.
Thomas was een romanticus. Hij be
leefde de realiteit als een wonder. En
hij wist met zijn woorden een sfeer op
'te roepen die als pure realiteit bij de
lezer overkomt. Vooral zijn beschrij
vingen van de lugubere wijken in de
kleine steden, de krotten, de verval
len bouwsels, waarin zich dan aller
vreemdste mensen bewegen, zijn
meesterlijk.
Scherp inzicht
Thomas weet mensen literair zó te
tekenenn dat je ze zou kunnen uitte
kenen. Liefdeloos is hij daarbij niet.
Het is of hij al die mensen die hij laat
zien (hij heeft ze allen gekend), door
grondt.
Hij heeft er ongetwijfeld zichzelf in
teruggevonden. Hij geeft ook onder
meer in een van de verhalen, "Een
buitengewoon Kuchje" geheten, blijk
van een diep inzicht in het kwaad dat
De omslag van het boek
zich al vroeg in jonge mensen mani
festeren kan. Hij moraliseert er niet
in: nee. hij laat zien.
Ik wil de lezers van dit artikel voor
zover zij de Engelse uitgave niet gele
zen hebben, niet voor de voeten lopen
door van sommige verhalen de feite
lijke inhoud te vertellen. Wel wil ik
zeggen, dat ik ze alle tien uitstekend
vind. Literatuur van hoog gehalte.
Voor mij is het laatste het mooist.
Het heet „Een warme zaterdag". Het
is prachtig geschreven, het is symbo
lisch voor het tragische leven van de
auteur en het ademt een smartelijk
heid die diep ontroert. De uitgever
heeft aan dit zeer belangrijke boek
een lelijke en een op de inhoud in het
geheel niet terugslaande afbeelding
op het omslag meegegeven. Heel
jammer.
Dylan Thomas: "Als een Jonge hond".
Oorspronkelijke titel: „Portrait of the
artist as a young dog". Vertaling
Hugo Claus. Bij de Arbeiderspers te
Amsterdam. Paperback. Aantal pagi
na's 204.
Prijs
Grote ABC nr. 304.
door dr. C. Rijnsdorp
Een verloren kunst: schemeren. Mijn broertje en ik hebben
zitten lezen, tot we geen woord meer konden onderscheiden.
Uit zuinigheid wordt er nog geen licht gemaakt. De avond
lucht achter het Pelgrimvaderskerkje (Delfshaven) verdon
kert snel. Het theelichtje brandt helderder en werpt schadu
wen. De gleuf boven de asla van het kacheltje geeft nu een
heldere gloed.
Er wordt gepraat over de Boerenoor
log, het beleg van Ladysmith. Vader
vertelt van zijn diensttijd: bajonet-
vechten, maneuvels (manoeuvres).
De verliefde kapitein laat de troep
door T. van Deel
Verhalen bestaan eigenlijk niet an
ders dan op een bepaalde manier
verteld. Wij vermoeden dat achter
die manier het ware verhaal schuil
gaat, maar dat is de vraag, want het
verhaal bestaat alleen maar in zo
verre het op een of andere manier
verteld wordt. Of een roman er ook
anders uit had kunnen zien, is een
diepzinnig vraagstuk, maar leidt af
van de kwestie waar het om gaat:
dat de roman er nu eenmaal is op
déze manier, en op geen enkele an
dere Pas zo n aandacht voor de
verschijningsvorm van een inhoud
die los ervan niet bestaat noem ik
aandacht voor literatuur.
Literatuur bestaat bij de gratie van
vertelmiddelen. Wie een roman
leest wordt, vaak zonder dat hij het
beseft, bestookt door kunstgrepen:
wisseling van tijd. keuze van een
bepaald vertelstandpunt, afwijking
daarvan, benadrukking van sommi
ge gebeurtenissen, weglating van
weer andere gebeurtenissen, veel of
weinig dialoog, stijlkeuze. En zo
voort. Er bestaat een omvangrijk
arsenaal van rethorische middelen
die vaak nog een naam hebben
ook waar een auteur om zo te
zeggen maar uit te kiezen heeft.
Zijn keus bepaalt ten slotte de ui
terlijke verschijningsvorm van zijn
tekst en die is er dan weer verant
woordelijk voor hoe een lezer het
verhaal opvat. Die lezer wordt ge
manipuleerd en het zou goed zijn
als hij dat ook besefte.
Nooit objectief
Soms maken auteurs die manier
van vertellen tot onderwerp van
hun boek. Als bij voorbeeld Louis
Paul Boon in 'Menuet' een zelfde
verhaal laat vertellen vanuit drie
verschillende personages een
man. een vrouw en een dienstmeisje
dan benaderukt hij het feit dat
een verhaal nooit objectief kan zijn.
dat er altijd vertelmanieren bij te
pas komen. Een verhaal op drie
manieren verteld levert geen waar*
heid op. alleen drie keer een relatie
ve, want persoonlijke waarheid.
Welk verhaal nu eigenlijk verteld
wordt is dus geen vraag, want het
gaat om drie interpretaties van een
verhaal dat wij niet anders dan door
middel van en bestaande uit deze
drie interpretaties kennen. Die
vorm is het wezen van 'Menuet'.
Een ander mooi voorbeeld heb ik
altijd K. Schippers' fascinerende
ondervraging van Ben ten Holter
gevonden. 'Een avond in Amster
dam'. Schippers interviewt Ten
Holter tien keer over zeg maar
de werkelijkheid van een korte wan
deling. De vraag is: wat gebeurt er
in die paar minuten dat je je kan
toor uitloopt, de dag zit er op, naar
huis gaat en de sleutel in het slot
steekt. Dat 'verhaal' is. zo blijkt uit
het boek. onuitputtelijk, er zijn zo
veel gezichtspunten realiseerbaar
dat men eerder de indruk krijgt dat
de werkelijkheid het ware ver
haal wegdeinst. dan dat het bena
derd wordt. Ook hier wordt duide
lijk dat er alleen manieren van zeg
gen bestaan en dat pas in een ma
nier van zeggen (subjectief) beslag
op de werkelijkheid gelegd wordt.
Verborgen
Dit is een wat uitgelopen inleiding
op een zojuist verschenen vertaling
van Raymond Queneau's magnifie
ke boek 'Exercices de Style' 'Stij
loefeningen'.
De 'Stijloefeningen' zijn 99 variaties
op één verhaal. Welk verhaal dat is.
wie zal het zeggen? Het blijft ver
borgen in 99 varianten. Daarin
komt wel steeds, min of meer her
kenbaar. een jongeman voor met
een hoed op. die zich, in lijn 16.
kwaad maakt omdat hij op z'n te
nen getrapt wordt en die later op de
dag zich in gezelschap bevindt van
een andere jongen die hem advi
seert een extra knoop aan zijn jas te
laten zetten. Wat er echter door
Queneau met deze constanten, die
nog geen verhaal zijn, eerder 'gege
vens'. gedaan wordt, grenst aan het
ongelooflijke. Ik ken geen boek dat
voorbeeldiger ein humoristi-
scher, èn diepzinniger, èn intelligen
ter uitdrukt dat wij voor inhou
den aan vormen zijn overgeleverd.
Er bestaat geen verhaal, er bestaan
alleen minstens 99 varianten, vari
anten op geen verhaal.
Queneau's stijloefeningen zouden
verplichte lectuur moeten zijn in de
les Nederlands. Ik denk niet dat er
een beter middel voor handen is om
mensen duidelijk te maken dat er
alleen manieren van vertellen be
staan. De manier van: Notaties,
Dubbel op. Figuurlijk, Achterstevo
ren, Droom, Aarzelingen, Relaas,
Ontkenningen, Anagrammen, Offi
cieel schrijven, Flaptekst, Alexan
drijnen, Ondervraging, Blijspel,
Wijsgerig. Onhandig. Sonnet, Tele
grafisch. Verkeerd verstaan. Ik doe
maar een greep uit de 99.
Een aardige variant om te citeren is
'Niet op de hoogte':
'Ik snap niet wat ze van me willen
hoor. Ja. ik heb vanmiddag lijn 16
genomen. Of het druk was? Ja na
tuurlijk, om die tijd. Een jongeman
met een slappe vilthoed? Best mo
gelijk. Ik sta niet iedereen onder de
loep te nemen. Ik heb wel wat an
ders te doen. Een soort gevlochten
koordje? Om z'n hoed? Het zal best
waar wezen dat dat ongewoon is
maar ik kan niet zeggen dat mij
zoiets speciaal frappeert Een ge
vlochten koordje.Hij had ruzie
staan maken met een andere me
neer? Zoiets komt wel meer voor.
En toen zou ik hem een of twee uur
later weer zijn tegengekomen?
Waarom niet? Er gebeuren nog wel
gekkere dingen in het leven. Ik her
inner me bijvoorbeeld dat mijn va
der me vaak vertelde dat.
Een bepaald indrukwekkende vari
ant is die waarin de gegevens in hun
tegendeel verkeerd zijn. 'Antoni-
misch'.
'Middernacht. Het regent. Vrijwel
leeg rijden de trams voorbij. Op het
dak van de motorwagen van lijn 91
zit een grijsaard met het hoofd in de
schouders gedrongen en zonder
hoed op; hij bedankt een dame die
ver van hem vandaan staat omdat
zij hem de handen streelt. Daarna
klimt hij op de knieën van een heer
die nog steeds op zijn plaats zit.
Twee uur eerder, ver van de Apollo-
hal, stopte deze grijsaaard zijn oren
dicht om niet te horen hoe een bede
laar weigerde te zeggen dat hij de
onderste knoop op zijn onderbroek
wat lager moest zetten.'
Deze variatie wordt in relatie tot de
andere vertelvormen natuurlijk nog
veel boeiender, maar dat geldt ei
genlijk voor alle 99 manieren. Eén
van een meer clowneske soort wil ik
nog kwijt, 'Syncope':
'Ik stpte op achbalkn lijstien. In de
menigwaarde ik jman met lnek en
besphoed omgvn dr gevloordje. Hij
vlotseling uit teguurman die be-
schuldat teenmorzelde Daarna
schijlings af op legitpl. Ik zzelfde
jman twuurltr op J.W. Brein. Een
kameradviseerde hgrpltsing kno-
verjas.'
Mocht u er niets van begrijpen, het
zal u zeker nieuwsgierig maken
naar deze virtuoze stijloefeningen,
nieuwsgierig ook naar de vertaling
van Rudy Kousbroek een onmo
gelijkheid. op het eerste gezicht.
Hoe kanp die is valt misschien al op
te maken uit de gegeven citaten.
Kousbroeks prestatie dwingt dan
ook de grootste bewondering af.
Het feit dat deze Queneau van 1947
•een volwaardig Nederlands equiva
lent heeft kunnen krijgen, is ver
bluffend.
Raymond Queneau. Stijloefenin
gen. Inleiding en vertaling Rudy
Kousbroek. Amsterdam. De Bezige
Bij. 1978. 148 blz. ƒ22.50 (prachtig
uitgegeven)
Raymond Queneau
langs de villa marcheren, waar zijn
beminde Sophie zich ophoudt.
In de Intimiteit van het schemeren
(wij liggen nu op onze buik vóór de
kachel) gaan beelden leven; de fanta
sie krijgt ruimte en er is inkeer.
Een boek in de avond is een andere,
Individuele vorm van Inkeer. Meer
voor volwassenen met verantwoorde
lijkheid. zorgen en vermoeienis. Ik
bedoel niet het zich in slaap lezen met
lichte lectuur. Integendeel: men is
wakker, de geest wil bezig zijn met
iets dat waarde heeft, na de chaoti
sche indrukken van de dag, van
beeldscherm en radio. Die brengen
óók veel belangrijks, maar lezen heeft
een aparte dimensie.
De sympathieke literator GabriéUl
Smit heeft bij Am boboeken. Baarn,
een Avondboek gepubliceerd, „tek
sten ter overweging" (126 blz.. 15.-).
Het is een verzameling, vaak frag
mentarisch, van proza en poéijzie,
stukjes die zelden meer dan één blad
zij vullen. De 91 stukjes van 75 au
teurs van vroeger en later datum zijn
zeer gevarieerd van inhoud, maar alle
van een beschouwelijk karakter. Ze
zijn uit eigen lectuur gekozen en bij
eengevoegd. Soms is de toon hard,
zoals op blz. 67: „De gevoelige men
sen zijn niet in staat/ Om een kip te
doden/ Maar ze zijn wel in staat/ Om
kip te eten".
Maar meestal is de toon rustig, soms
zelfs teder en mystiek. Het zijn dan
vaak gebeden, zoals van Barth, Eras
mus. Gertrudls van Helfta. Oezelle,
Guardini, Loyola, Muus Jacobse,
Kierkegaard en Huub Oosterhuis.
Soms zijn het spreuken of aforismen,
zoals van Blake, Bosco, Eckehart, Mi
chelangelo, Novalis. Pascal. Angelus
Silesius en Simone Weil.
Over al die namen wordt achterin
alfabetisch informatie verstrekt Een
korte inleiding gaat aan het geheel
vooraf. Kan men er nog toe komen
aan de hand van zulke lectuur te
mediteren, is er nog een omgeving die
zich daartoe leent? Dreigt het avond
boek een anachronisme te worden,
evenals het schemeren, dat door de
opkomst van het elektrisch licht in
onbruik is geraakt? Het opsteken van
een petroleumlamp, die geregeld bij
gevuld moest worden en waarvan het
katoen zorg vereiste, of het afbran
den van een nieuw gaskousje. kostte
meer tijd dan het omdraaien van een
knop en dat werkte vertragend op het
licht aansteken.
Vandaag, nu schemeren een verloren
kunst is. kan van alles ons verhinde
ren 's avonds met een boek tot onszelf
in te keren Laten we het meditatieve
lezen stimuleren en propageren. Met
het boek van Smit kan dit. gebeuren,
zijn keus is gevarieerd genoeg.