^tatus, geloof en mode
an onze voorouders
andschaps parken nog ver
'Halfjoden' -
wat zijn dat?
ill;1
.positie klederdrachten in Nederlands Openluchtmuseum,
rzet uit landbouwkringen lijkt wat geluwd
DAG 27 JUNI 1978
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
H 11
br Jac. Lelsz
UHEM Kunt u zich een
jhorster voorstellen, een
J |eman nog wel, die er uit-
als een gepavoiseerd fre-
Een knaap met een pet
die is versierd met linten,
stbloemen en andere tier-
ljnen? Toch heeft deze
ihorster bestaan, en nog
bi] de gratie van de tradi-
Het was in dit dorp de
jonte, die hier en daar
wel in het buitenland
■kwam, dat een loteling
pet kreeg opgedrukt als
van dat gebeuren thuis-
de.
itjze waarop die pet werd opge-
was afhankelijk van de wei
van de familie. Doordat de Jon-
len op hun thuisgang in de langs
lute gelegen boerderijen door
iden en magen" rijkelijk op spl-
ién werden onthaald, bleef het
chap ondanks de overigens in-
en levenswandel van dit volk
nuchter, maar dat terzijde. De
orsters die gingen loten met het
p de militaire dienst, moesten
oor naar het naburige Meppel.
en W egen fje kakelbonte pet op het
wanneer ze, terugkomend van
or hen belangrijke gebeurtenis,
la-Lichtmis de gemeentegrens
essei
leid, 1
ldPle Sde:
nnge
aan
;amera e
ituur
wee
Jinnen
schu
;nrolle
traal
ssen v
I), Zwi
(2).
>teling uit Staphorst" is een van
ntig vitrines, die in het Neder-
rvsluip Openluchtmuseum te Arnhem
igericht in het kader van een
klederdrachtententoonstel-
le diejlie de naam „Kinderen vieren
heeft gekregen. Hoewel het op
manieren feestende kind het
ret ge van deze bijzonder aardige ex-
leven, wat gij zult eten of over uw
lichaam, waarmede gij u zult kleden.
Want het leven is meer dan het voed
sel en het lichaam meer dan de kle
ding. Let op de leliën, hoe zij spinnen
noch weven, en Ik zeg u, dat zelfs
Salomo in al zijn heerlijkheid niet
bekleed was als een van deze".
Hoe weelderig, om dicht bij huis te
blijven, staken de vrouwen (en man
nen) zich vaak in de kleren, die door
onze Gouden Eeuwse schilders wer
den geportretteerd? Maar in sommi
ge Nederlandse streken, waar zich
een eigen klederdracht ontwikkelde,
konden ze er ook wat mee. En dan
hoeft men echt niet alleen aan wel
gestelde boerinnen uit het noorden
des lands te denken. Het statussym
bool manifesteerde zich in 't gewaad,
de hoofdtooi en het goud of zilver,
waarmee men zich behing. Wie een
neus heeft voor het detail zal tal van
minimale verschilletjes opmerken,
die te maken hebben met de aloude
opvatting „onderscheid moet er zijn".
Een loteling uit Staphorst, circa 1910. Thuiskomst na de loting in het naburige Meppel. Bij het
overschrijden van de gemeentegrens is de jongeman, die moest loten voor de militaire dienst, een
met linten, kunstbloem en andere tierlantijnen versierde pet opgezet. De uitmonstering was weer
afhankelijk van de welstand der familie.
is, spelen ook jongere volwas-
én ouderen in het geheel mee.
jr krijgt men niet alleen een
van streekklederdracht, zoals
a in wfcor het kind gedragen werd,
in Ro K>k van de garderobe van vader
ndam eder, soms ook van grootvader
Doopstoet in Hindelopen, ongeveer 1850. Het kind bevindt zich
onder de doopdeken, die over de kleding van de „draagster" (bij
deuropening) is gespeld. Een fraai bewerkte sits, een doek die in
het oude Friesland algemeen werd gebruikt. Door middel van de
kleurstellingen duidde men het al dan niet in de rouw zijn aan
met alle gradaties daar tussen in. De draagster is geheel uit de
rouw, evenals het meisje in de loopstoel.
f in D Dtmoeder.
de IJ
de streekklederdracht een rol ge- spannen belangstelling voor de kle-
speeld hebben: maatschappelijke po- ding typisch een zonde is van deze
sitie, het geloof dat men beleed en tijd vergist zich. In Lucas 12 zegt
Brie In elk geval drie zaken, die bij mode. Wie meent dat een wat over- Christus: „weestniet bezorgd over uw
ïile
Verschillen
Het geloof. Ook dat kwam nogal eens
in de kleding tot uitdrukking. De
tentoonstelling wijdt een vitrine aan
de verjaardag van Koningin Wilhel-
mina, de 31ste augustus dus, waar
zowel aan protestantse als roomse
kindertjes onderwijs werd gegeven.
Ze zijn op deze dag samengedromd
rond een poppenkast met Jan Klaas-
sen. De roomse meisjes (en ook vrou
wen) hadden op het over het onder
lijfje (hemdrok) gedragen kostuum-
deel (beuk) een opgenaaide, met
kraaltjes bewerkte kantrand, die bij
de protestantse kinderen (en vrou
wen) ontbrak. Verder had de kinder
muts, die in opzet geheel gelijk was,
een kleine afwijking: bij de ene groep
werd de bol niet in de nek aangetrok
ken, zodat die wijder kon uitstaan;
bij de andere groep was de overmuts
zonder achterschuif, zodat die wat
nauwer om het gezicht viel. Een op
vallend verschil tussen protestantse
en katholieke dracht was voorts dat
protestanten in de rouw geen goud en
kant droegen, katholieken deden dat
wel
In een speciale vitrine met hullen ziet
men ook een door het geloof bepaald
verschil wat de muts betreft. Rond
om Utrecht had men destijds de zoge
naamde Hoveniersdracht, een vari
ant van de elders gebruikelijke vorm,
die door veel oud-lcatholieken werd
toegepast.
Verschillende taferelen spelen zich af
rond christelijke feesten, zoals een
doopstoet in Hlndeiopen, midden
19de eeuw, en een sacramentsproces
sie in de Baronie van Breda, begin
20ste eeuw. Andere hebben betrek
king op profane feesten: kermis op
Walcheren (circa 1870) of Sint-Nico-
laas in Volendam (1948). Ook andere
feestelijke gebeurtenissen vragen de
aandacht. Het duizendjarig bestaan
van Urk in 1968, bijvoorbeeld, een
Jarige schooljuf in Bunschoten/Spa
kenburg in 1947, een kraamvisite in
Groningen in 1830 of in dit geval
aan de Zaan in Waterland het
koekvergulden, waarover Hildebrand
in de Camera Obscura geschreven
heeft.
1935
Opvallend ook is het feest van de
„onnozele kinderen", gevierd in Lim
burg, omtrent 1935, de 28ste decem
ber. Een herinnering aan de uit de
Bijbel bekende Bethlehemse kinder
moord op last van koning Herodes. In
de huisgezinnen waren op die dag het
jonste meisje en het Jongste jongetje
de baas. Zij kleedden zich dan ouder
om hun gezag te onderstrepen. Een
hoogtepunt was het vaststellen van
het menu. Op de tentoonstelling ziet
men wat ze er van konden maken, een
ratjetoe.
Andere vitrines zijn Ingericht met sie
raden, hoofddeksels, schoenen (met
de fraaiste gespen en gespjes) speel
goederen en sitsen. De sits, oorspron
kelijk afkomstig uit India, werd ge
bruikt voor Jakken, rokken, mutsen
enzovoorts. Katoen dat door middel
van een soms erg ingewikkelde be
werking met beitsen, zuren, gom en
andere hulpmiddelen, ook wel eens
urine, een porseleinglansachtig effect
kreeg, dat door de eeuwen heen zeer
geliefd was. De oudste stoffen waren
volkomen met de hand beschilderd.
Het transporteren, onder meer door
onze Verenigde Oost-Indische Com
pagnie, was nogal kostbaar, reden
waarom ook in Europa begonnen
werd met de produktie van sitsen, die
wat minder verfijnd waren maar toch
wel aan de wens voldeden.
Friese oranje
Een van de mini-vitrines toont de
bezoekers Koningin Wilhelmina in
Fries Kostuum. Zij heeft zich nooit in
een andere klederdracht dan het
Friese gestoken. Zij noemde zich
„een Friese Oranje". Zij staat er in de
uiterst rijke dracht, die alleen de wel
gestelde Friezin zich kon veroorlo
ven. De plattelandsfriezin kleedde
zich veel eenvoudiger, en we kunnen
dan ook gevoeglijk aannemen, gezien
haar toenemende zin tot soberheid,
dat Koningin Wilhelmina in haar la
tere leven zich daarin veel meer zou
hebben thuisgevoeld.
Het tentoongestelde materiaal is af
komstig van zowel het Nederlands
Openluchtmuseum als van de Stich
ting „H M. Koningin Wilhelmina".
Een moeilijkheid was dat er in beide
collecties een grote lacune zat wat
betreft kinderkleren. Die slijten snel
ler dan de kleren van volwassenen.
Bovendien is er in de jaren 1940-'45.
een tijd van textielschaarste. veel
verdwenen. Toch heeft men zich kans
gezien een redelijk beeld van de kle
derdrachten van jongeren uit het ver
leden te geven. Ook de aankleding
van de interieurs werd zo goed moge
lijk aangepast met gebruikmaking
van wand teksten, spiegels, portret
ten. snuisterijen enz. Binnen handbe
reik beyindt zich vaak de oude, dikke
Statenbijbel. Om de historische wer
kelijkheid zoveel mogelijk te bande
ren, is veel gestudeerd op oude pren
ten. Verder is door samensteller Jan
Duyvetter en zijn medewerkers dank
baar gebruik gamaakt van de advie
zen van een uitgebreid gezelschap
deskundigen.
In de 20ste eeuw zijn de streekkleder-
drachten in Nederland evenals elders
als sneeuw voor de zon verdwenen.
Weliswaar zijn er nog steeds wat bol
werken. waar de klederdrachten zich
met name bij de vrouwen redelijk
hebben gehandhaafd als folkloristi
sche schouwspel ten behoeve van het
toerisme, en in die omstandigheden
tilt men niet erg zwaar aan de stijlzui-
verheld. Alles bijeen voor geïnteres
seerden reden temeer voor een be
zoek aan de klederdrachtententoon
stelling „Kinderen vieren feest",
waarop een grote mate van authenti
citeit is gemikt.
tadje
voor
ie de
i on-
;val-
bben
1. Ze
il die
Het
t nu
1 een
agcn.
Hans Schmit
A'itjS
1978
mees-
ngenis
,er om
HAAG Drie jaar gele-
intstond in landbouw-
de nodige onrust en
tele plaatsen werd aan-
digd dat men zou schro
ot actie over te gaan.
ing tot die onrust en
;et vormden de in fe-
1975 door het kabinet-
yl uitgebrachte „groene
waarin werd aange-
(d dat naast de instel-
van twintig nationale
ook een aantal land-
tparken worden aange-
gelijk landschapspark is aan-
groter dan een nationaal
sarin de natuurbescherming
ik is. In een landschapspark
ir activiteiten mogelijk, maar
ogen er niet toe leiden dat
olie en kwetsbare onderde-
het landschap verloren gaan.
en in zo'n gebied zullen het
ip moeten beheren en zullen
r financieel worden beloond,
n globaal de plannen. Om te
dat in de praktijk zou wer-
tien vijf proefgebieden aan-
NW-Overijssel, Waterland,
sd om Winterswijk, de Velu-
lergelland.
politie
Heel
ar zijn
politie
kijkers
stond
alleen
omge-
iurven
idat ze fcn lieten weten het te vertlk-
er toe- parkwachter op te gaan tre-
met name rondom Winters-
eide het verzet, waarbij voor-
niniaterie van CRM en de
ge staats-secretaris Wim
•t moesten ontgelden. Inmid-
r heel wat afgepraat tussen
ers en betrokkenen, het ver
toen lijkt wat geluwd en de
psparken lijken nog lang
Icht.
Prillevitz, hoofd van de dlrec-
irbehoud en openluchtrecre-
CRM, over wat er nu met die
Psparken gaat gebeuren:
e bedoeling dat aan het eind
aar de Interdepartementale
e nationale parken en natio-
schapsparken met een eind-
nt. waarin wordt aangege-
*n landschapspark het bes
orden ingesteld en hoe het
kan functioneren. Dat ad-
ils een nota naar de Tweede
he ruimtelijke reservering,
ien waar de landschapspar-
an te liggen, worden aange*
m het structuurschema na-
tndschapsbehoud, dat naar
en volgend voorjaar ver-
tracten tot beheer en behoud van het
landschap worden afgesloten.
Engeland
Het gebied rondom Winterswijk, een van de vijf proefgebieden voor de instelling van landschaps
parken.
schijnt. Dat schema doorloopt de uit
gebreide inspraak van de planologi
sche kernbeslissing een procedure
die ongeveer twee Jaar vergt. We ho
pen tegelijk met het structuursche
ma voorstellen tot wijziging van de
Natuurbeschermingswet in te dienen,
die het mogelijk moeten maken de
twintig nationale parken in te
stellen."
Veel geleerd
De afgelopen jaren is er veel gepraat
en CRM heeft daar, aldus ir. Prille-
vitz, veel van opgestoken: „We heb
ben geleerd dat we niet over de hoof
den van de mensen heen moeten be
slissen, dat de verantwoordelijkheid
voor een landschapspark in de eerste
plaats bij het provinciaal bestuur ligt
en dat een landschapspark volgens
een goede democratische procedure
moet worden Ingesteld. We weten nu
ook dat niet ieder landschapspark
hetzelfde kan zijn. Je weet wat je wilt
met een landschapspark, maar wat
het wordt hangt af van hoe het gebied
is en van de mensen die er wonen en
werken."
Hoewel de feitelijke instelling van de
landschapsparken nog wel drie jaar
op zich zal laten wachten, is er de
afgelopen jaren toch wel enige voor
uitgang te bespeuren. De toekomsti
ge landschapsparken hebben op vele
terreinen hun schaduw reeds vooruit
geworpen. Ir Prillevitz: „De periode
van de proefgebieden heeft boeiende
dingen opgeleverd. Er is sprake van
beïnvloeding van plannen van andere
departementen, zoals de plannen
voor de landinrichting. Ook streek-
en bestemmingsplannen spelen op de
toekomstige status in. zoals in de
ontwerp-streekplannen Oost-Gelder
land en Veluwe. In de discussie over
de afgraving van het plateau van
Margraten speelt het feit dat het ge
bied is aangewezen als proefgebied
een belangrijke rol. Ditzelfde geldt
voor de discussie over rijksweg 7 door
Waterland: kun Je die weg wel door
een proefgebied aanleggen?"
Mogelijkheden
Naast het feit dat de plannen hun
schaduw vooruit werpen, zijn ook
dingen mogelijk gebleken die anders
onmogelijk waren. Een kleine greep
uit de vele voorbeelden die ir Prille
vitz aandraagt: in Zuid-Limburg
wordt een onderhoudsvergoeding ge
geven voor driehonderd kilometer
meidoorn-hagen, in hetzelfde gebied
zijn drie campings van kwetsbare
plaatsen verdwenen, in NW-OveriJs-
sel worden rietmaaivergoedingen en
voor 250 hectare beheersvergoedin
gen gegeven, in Zuid-Limburg wordt
een vuursteengrot gerestaureerd,
voor ieder proefgebied is bij Staats
bosbeheer een aparte medewerker
aangesteld, vele onderzoeken in de
proefgebieden (zoals naar het effect
van de verblijfsrecreatie op de Velu
we) worden gesubsidiëerd.
De belangrijkste impuls echter zullen
de landschapsparken dit najaar krij
gen, wanneer 86.000 hectare wordt
aangewezen waar beheers- en onder-
houdsvergoedingen kunnen worden
gegeven. Niet alleen in de landschap
sparken. maar ook in ruilverkave-
lingsgebieden en gebieden die CRM
wil aankopen, kunnen dan de con-
De zorg voor het landschap zoals dat
in de loop der èeschiedenis mede
door menselijk ingrijpen is ontstaan,
komt voorzichtig en aarzelend op
gang. In andere landen dateert die
zorg echter al van veel eerdere da
tum. In Engeland en Wales bij voor
beeld zijn omstreeks de jaren vijftig
tien grote landschapsparken aange
wezen, die ongeveer tien procent van
de oppervlakte beslaan. Binnen die
parken (en ook erbuiten) liggen na
tuurreservaten. Ieder park heeft zijn
eigen bestuur, dat beslist over nieuw
bouw, ontwikkelingsplannen en alle
andere zaken die van belang zijn voor
het landschap. De bewoners van zo'n
park krijgen hulp bij de aanleg van
paden, hekken, steenwallen, het plan
ten van bomen, bij de verbouw van
woningen en boerderijen, het op
knappen van historische gebouwen,
landverbetering enz.
De zorg voor een boom, een houtwal,
een stukje land lijkt in het aan tradi
ties hangende Engeland groter dan ln
Nederland, waar de bijl nogal gemak
kelijk in een boom wordt gezet. Ir
Prillevitz: „Misschien is er inderdaad
sprake van een stukje verschil in
mentaliteit. Maar je moet hierbij niet
vergeten dat Nederland een krachti
ge ontwikkeling in de landbouw kent.
De honger naar grond is zo groot dat
elke meter telt en dat werkt sterk ten
nadele van wat dan „lastige elemen
ten" in het landschap worden: een
boom die in de weg staat, een heg, een
beekje."
Informatiebron
In het buitenland opgedane ervarin
gen vormen voor CRM een waarde
volle informatie-bron. Ir Prillevitz:
„We brengen ln het kader van de
culturele akkoorden regelmatig be
zoeken aan de Oostbloklanden. We
hebben onlangs een studieprogram
ma ln Polen afgesloten. Duidelijk is
dat de mate van natuurbescherming
afhangt van de ontwikkeling van de
landbouw. Nederland behoort tot de
koplopers wat betreft het landbouw
kundig gebruik van de grond. Polen
loopt veertig Jaar achter, maar vanuit
het oogpunt van natuurbescherming
honderden jaren vóór. Wat de verge
lijking met andere landen ons ook
heeft geleerd, is dat het niet belache
lijk is in een klein land als Nederland
twintig nationale parken en een aan
tal landschapsparken ln te stellen. De
bijzondere status is zonder meer ge
rechtvaardigd.
door A. J. U. Cohen
Huib Goudriaan berichtte een tijd
je geleden in „Trouw" over een boek
van Martin van Amerongen, waarin
deze zichzelf en een neef van hem
betitelt als „halfjood". Ik herinner
mij de terminologie van „halfjo
den" nog heel goed uit de oorlogsja
ren, in de leugenpers van Goebbels,
waartegen „Trouw" en „Je Main-
tiendrai" een verkwikking
vormden.
„Je Malntiendrai" bestaat niet
meer, het is in het huidige „Vrij
Nederland" verdronken. Martin van
Amerongen, een van de schrijvers
ln „Vrij Nederland" bezigt nu weer
de typische Hitler-terminologle van
„halfjoden". Een verzonnen en niet
bestaand soort. Gelukkig wordt
Joodse identiteit niet door een ze
ker bloedpercentage bepaald.
Spanje's Torquemada en Duits-
lands Hitler hebben deze maatstaf
aangelegd. Torquemada bracht zijn
slachtoffers via de Inquisitie tot de
brandstapels van het autodafé. WIJ
beleefden dat Hitler en Auschwitz
twee woorden zijn voor één soort
moord. Is het bloedmengsel of het
bezit van Joodse ouders en grootou
ders de voorwaarde voor Joodse
identiteit?
Saul uit TarsjlesJ en zeker de apos
telen hadden Joodse ouders, maar
vanuit de Joodse ooghoek leven ze
reeds haast tweeduizend jaren bul
ten de geschiedenis van de Joodse
gemeenschap. Nobelprijswinnaar
Henri Bergson is een Europese filo
soof. Voor Joden en Jodendom leeft
hij nog niet eens in de marge. Tra
gisch is de afstand tussen Martin
Buber en het voortlevende Joden
dom. HIJ is ten hoogste een randfi
guur. HIJ werd een theologisch
leidsman voor een deel der christe
lijke wereld. De Joodse antiquari
aatsboekhandelaren bieden zijn
werken laag geprijsd aan. Hun klan
ten hebben de binding met hem
verloren.
Wat is dan eigenlijk Joodse identi
teit? Zijn de Joden niet één volk,
een religie? Neen, ze zijn „anders".
Anders als volk en anders als reli
gie. Ze zijn een cultuur en ze hebben
nog een derde dimensie. Ze zijn
benej b'riet. Kinderen van het Ver
bond. Het Verbond van de God van
Abraham. Isaak en Israël (Jakob)
met de kinderen Israëls, waarvan
het teken de besnijdenis is. Dit ver
bond was niet aan een nationale
staat of een architectonisch pracht-
gebouw gebonden.
De spiritualiteit van een springle
vende cultuur, die alle 24 uren van
de dag omspant, heeft meer dan
1900 jaar ballingschap getrotseerd.
Een gemeenschap zonder eigen
land, steeds in vluchthouding ver
spreid onder de volkeren en talen
der wereld. Waar men ook kwam,
had men bij zich de leer en traditie
en heeft de kinderen ermee en erin
grootgebracht.
Deze voortdurende studie van
schriftelijke en mondelinge tora
kweekte geslachten van sterk Joods
bewustzijn. Ludwig Börne en Hein-
rich Heine, beiden gedoopt, door
Van Amerongen gepresenteerd als
voorbeelden van de Joodse geest,
zijn carrièremakers die voor het
bordje linzen van de Europese
emancipatie de eigen haard hebben
verkocht.
Alleen die Jood zal zich handhaven,
die bestaat vanuit zijn geestelijk
erfgoed en die terwille van het over
leven der volgende generaties ook
leert te leven in de cultuur van zijn
omgeving. Bewust als culturele mi
noriteit; bicultuur levend.
De assimilatie onder de Joden ln
Nederland is zo doorgewoekerd, dat
men deze basiswaarheid vergeten
is. De Joodse gemeenschap in Ne
derland wordt eenzijdig voorgelicht
door het Nieuw Israëlitisch Week
blad dat zeker journalistieke kwali
teiten heeft, maar zoals de meeste
Joodse kranten in Europe, niet ge
ïnspireerd is door de Joodse cultu
rele erfenis der millenia. Als surro
gaat voor geestelijke diepe waarden
biedt men een vrijblijvende identifi
catie met de staat Israël aan. zonder
zich ervan bewust te zijn dat de
ongeveer 15.000 talmoed-studenten
en de groep waarop zij stoelen het
belangrijkste raison d'être van de
staat Israël vertegenwoordigen.
Van Europese oorsprong is het nati
onalistische denkpatroon dat Jo
den en Jodendom wil herscheppen
tot een staat als alle andere weste
lijke naties. Dit leidt dan ook tot
het uit het spoor lopen en het creë
ren van Joden en halfjoden. Oun
ons .hele" Joden te zijn. die de Heer
onze Ood met heel onze harten, heel
onze zielen en heel het ons beschik
bare liefhebben en dienen (Deut. 6:4
en 11:3), die door voortdurende stu
die van en het zich verdiepen ln het
Joodse weten bewust „anders" zijn
en „anders" willen blijven.
Er is geen gebeuren in het leven van
de enkeling en geen uur gedurende
het Jaar die niet zijn ingebed in de
brede stroom van het Joodse weten
en de Joodse overlevering. Joden
en niet halfjoden zijn al diegenen,
die het dagelijks leven laten teke
nen door de huiselijke liturgie (Ja,
inderdaad. Joden bezitten een huls
liturgie). De vlucht naar het geeste
lijke Europa trouwens een doch
tercultuur vla het christendom
geeft geen oplossing van het „Jood
se probleem". Het „overblijfsel van
het Huls Israëls" (Jes. 46:3) moet
zich zelf helpen door zijn kinderen
te voeden met de vruchten van de
„Boom des Levens" de Tora.