Bijbelse bodemvondsten
Opgravingen bevestigen vooroordelen
K
o
Bart Roest moest éven wat aantrekken
^Qost-B0^
W erelddiakonaat
Giro 2211
VANDAAG
ZATERDAG 3 JUNI 1978
KERK
Trouw/Kwartet
BIJ mijn welen bestaat er geen land waarde
oudheidkunde zo populair is als in Israël. Er
wordt daar ln de bodem gewoeld door ama
teurs en deskundigen en wie niet zei! zoekt
en graaft, leest met belangstelling de berich
ten orer nieuwe en opzienbarende vondsten.
De bodem van het bijbelse land ls rijk aan
belangwekkend matenaaL Dat is sinds lang
bekend en van oude tijden af werden door
de geleerden expedities uitgerust om de
resten van een oude beschaving aan het
licht te brengen. Tegenwoordig zijn dat de
bewoners van het land die zelf zoeken naar
de nalatenschappen van hun verre voorge
slacht
De christenen hebben altijd Interesse ge
toond in de oudheidkundige oogst van de
landen van de bijbel. Sommigen vonden
daarin een bevestiging van de bijbelse ge
schiedenis en anderen werden geboeid door
de illustraties bij het milieu van het oude
volk. De archeologie biedt een wetenschap
pelijk verantwoord plaatjesboek bij de Bij
belse verhalen.
Bijzondere plaats
Nu heeft het Oude Testament ln het geeste
lijke leven van Israël een bijzondere plaats
De kinderen van de lagere school leren het
Boek te lezen ln de oorspronkelijke He
breeuwse taal. Ze kunnen dan gesticht wor
den door wat de teksten verkondigen, maar
de Inhoud spreekt hen op nog een andere
door prof. dr. M. A. Beek
wijze aan. Ze lezen bewust de bronnen van
hun eigen oude geschiedenis. Gedwongen
ballingschappen en een geïsoleerd leven on
der de gastvolken hadden een kloof gescha
pen tussen de geschiedenis van vroeger en
het leven van nu. De traditie was niet onder
broken en door deze keten was men verbon
den gebleven met de aartsvaderen en de
profeten. Nu worden de verhalen begeleid
en tot nieuw leven gewekt door aardewerk
en glas, door Inscripties en resten van verga
ne steden. Wie in Israël wel eens musea
heeft bezocht of gestaan heeft op de puin-
heuvels van Megiddo of Hazor, zal gevoeld
hebben welke emoties de vondsten bij de
Israëli wakker riepen.
Nu hoefde men niet naar het land van de
bijbel te reizen om bezienswaardige voor
werpen. opgedolven ln het Nabije Oosten te
bekijken. Ze zijn destijds gekocht, geïmpor
teerd in West-Europa, opgeslagen in musea
en tentoongesteld. Zo heeft het Bijbels Mu
seum aan de Herengracht ln Amsterdam
een aardige collectie en ln het Rijksmuseum
van Oudheden ln Leiden is heel wat te zien
met een speciale verzameling van recente
verworvenheden.
Ongezochte kans
We hebben nu een ongezochte kans, voor
werpen uit de Bijbelse tijd te bekijken en
zelfs om kruikjes, lampjes en glaswerk door
aankoop te verwerven. Deze kans wordt ons
geboden door mevrouw S. Gumprecht-Lin-
ke ln haar Israël-Galerie, Prinsengracht 690
ln Amsterdam. Het was haar verdienste de
produkten van hedendaagse Israëlische
kunstenaars ten toon te stellen en aan lief
hebbers te verkopen. Zij heeft zich de laat
ste tijd gespecialiseerd in een verzameling
bijbelse bodemvondsten Wie heden ten
dage haar zaak bezoekt, zal onder de indruk
komen van een goed geordende serie voor
werpen.
Deze ordening is in de eerste plaats chrono
logisch. Daarom is een begin gemaakt met
voorwerpen uit een periode die aan de bij
belse tijd is voorafgegaan. We spreken dan
van de vroege bronstijd en de midden-bron
stijd. Dan komen we aan in het tijdperk van
de aartsvaders, dat van het oponthoud in
Egypte en van de intocht van de Israëlieten
in het beloofde land. Hun nalatenschap be
staat voornamelijk uit aardewerk, aanvan
kelijk alleen met de hand gevormd en later
met hulp van de draaischijf. Het is opval
lend hoe de voorwerpen van dagelijks ge
bruik, zoals lampen en kruikjes het oog
kunnen strelen door hun fraaie vormen.
Omstreeks 1200 v. Chr. breekt de zogenaam
de Ijzertijd aan, zo genoemd naar het vinden
van ijzeren voorwerpen. Deze periode is uit
het oogpunt van bijbelse geschiedenis inte
ressant, want ze omvat de verhalen die ons
verteld worden over koningen en profeten
van David en Salomo af tot aan de balling
schap. Deze periode is vooral vertegenwoor
digd door een groot aantal voorraadkruiken,
niet meer zo verfijnd van vorm maar ge
schikt voor het aanleggen van voorraden.
Dit was niet alleen noodzakelijk voor het
levensonderhoud van de bewoners, maar
vooral als verpakking in jaren waarin de
handel toenam. Kanaan fungeerde daarbij
als doorgangsland.
Jeremia
De pottenbakkerij werd een algemeen be
kend bedrijf en zo is het begrijpelijk dat het
door Jeremia wed betrokken in zijn verkon
diging. De bijbellezer kent de tekst van
Jeremia 18 vers 1 tot 6, waarin de profeet
vertelt hoe hij op bevel van zijn God afdaal
de in het huis van een pottenbakker. Hij zag
hoe een pot mislukte en hoe de pottenbak
ker uit het leem van het misbaksel probeer
de een nieuw voorwerp te scheppen. Het
woord van Ood is dan, dat Hij met het huis
van Israël hetzelfde kan verrichten als deze
handwerker met zijn materiaal.
Belangwekkend zijn de voorwerpen uit de
volgende perioden, de Perzische, hellenisti
sche en Romeinse tijd. We verlaten dan
langzaam de oudtestamentische geschiede
nis en komen in aanraking met uitingen van
cultuur die van belang zijn voor de interpre
tatie van rabbijnse literatuur en van het
Nieuwe Testament. Behalve het aardewerk
gaat nu ook het glas een rol spelen. Aan het
strand ten zuiden van Akko wordt nog altijd
het verhaal verteld dat hier door schipbreu
kelingen die een vuur stookten, werd ont
dekt hoe door verhitting van het witte zand
de vorming van glas ontstond. Het mag een
wonder heten dat zo veel voorwerpen van
breekbaar glas de tijd doorstonden. Ze boei
en zowel door hun fraaie vormen als door
hun ouderdom.
Mevrouw Gumprecht stelt haar verzameling
thans ten toon. Aanleiding is dat de staat
Israël dertig jaar geleden werd uitgeroepen.
Op haar wijze doet zij aan de herdenking
mee.
Prof. dr. M. A. Beek is emeritus hoogleraar
van de theologische faculteit van de Universi
teit van Amsterdam
DIE DE WIL DOET
Niet iedereen die tegen Mij zegt:
Heer, Heer!
zal binnengaan in het hemels rijk,
maar die de wil doet
van mijn Vader die in de hemel is.
(Matthëus 7,21-27)
door L. M. P. Scholten
Met archeologie kun Je een hoop kanten uit. Voor mij is de ideale archeoloog de man of de
vrouw die puur wil weten, die door opgravingen zijn kennis van de oudheid wil vermeerderen.
Het is vaak maar een kleine vondst, een detail, waardoor ineens weer iets van het duister van de
geschiedenis opklaart.
Maar je hebt natuurlijk ook heel
wat archeologen die hun vak beoe
fenen om Iets te bewijzen. Over
Tjerk Vermaning praten we niet.
Vooral de politieke archeologie
wint aan betekenis. Daarmee kun
Je proberen te bewijzen, wie er bij
voorbeeld het eerst ln Zuid-Afrika
waren: de zwarten of de blanken.
Zo ls er langzamerhand ook al een
hele bibliotheek aan boeken ver
schenen om aan de hand van arche
ologische ontdekkingen te bewij
zen. dat „de Bijbel toch gelijk
heeft", alsof dat met hulp van
schop en spade bewezen zou moe
ten worden.
Dergelijke boeken mogen van mij
verschijnen, ik lees ze met Interes
se, omdat alles wat de uitleg van de
Bijbel kan verhelderen, mijn be
langstelling heeft, en het ls natuur
lijk niet te ontkennen, dat opgra
vingsvondsten de achtergrond van
veel bijbelteksten duidelijker heb
ben gemaakt, maar ze bewijzen
voor mij niets. De Nederlandse ker
ken van gereformeerde traditie be
lijden nog altijd ln artikel 5 van
hun geloofsbelijdenis aangaande
de Schrift: „En wij geloven zonder
enige twijfeling ai wat daarin be
grepen ls inzonderheid omdat
ons de Heilige Geest getuigenis
geeft ln onze harten, dat zij van
Ood zijn."
Verbazingwekkend
Maar nogmaals, wanneer een ar
cheoloog vertelt, dat de opgravin
gen ln de bijbelse landen ,4e ge
schiedkundige betrouwbaarheid
van de oudtestamentische ge
schriften op verbazingwekkende
wijze hebben bevestigd", mag dat.
Ik pluk dat citaat uit het nieuwste
boek ln dit genre, „Opgravingen
bevestigen de Bijbel" van Siegfried
H. Hora. De prijs 34,90) ls zeker
niet te hoog voor dit fraai uitge
voerde, goed geïllustreerde boek.
Het ls een uitgave van Veritas ln
Den Haag, de uitgeverij van de
zevende-dagsadventisten. een
groep die internationaal zeker wat
voorstelt, met universiteiten ln de
Verenigde Staten en zo.
Mijnheer Horn wordt ons aange
diend als professor ln de archeolo
gie, die dikwijls aan archeologische
expedities ln het Nabije Oosten
deelnam en zelf sinds 1968 de op
gravingen van de bijbelse stad Hes
bon ln Jordanië leidde. En hij weet
inderdaad veel Interessante dingen
te vertellen, al redeneert hij naar
mijn Idee soms wel wat al te ge
makkelijk naar de „verbazingwek
kende" bewijzen van het gelijk van
de Bijbel toe.
Verzwegen
Maar er ls wat raars met dit boek.
Volgens de titels van de hoofdstuk
ken leidt de schrijver ons achter
eenvolgens door Mesopotamië,
Egypte. Perzlë, Palestina, het Over-
Jordaanse. Libanon, Syrië en Kleln-
Azlé. Ik heb het hoofdstuk Palesti
na nauwkeurig nagelezen. De naam
van de staat Israël komt nergens
voor. Wel Palestina. Noord-, Oost
en West-Palestina. afgewisseld
door „het Heilige Land".
Nog raarder: wie dit boek leest,
komt onder de Indruk van alle ar
cheologische activiteiten van sir
Flinders Petrie, Kathleen Kenyon,
William Albright. Paul Lapp en een
heleboel grootheden meer in „het
Heilige Land". Maar wij lezen vol
strekt niets over de activiteiten van
de Joden zelf, ln hun eigen land. We
merken amper, dat er Joden zijn.
En dat terwijl archeologie voor de
Israeli's een nationale hartstocht
is. Met enorm fanatisme wordt er
gegraven ln Jeruzalem en op tal
van andere plaatsen. Verbazing
wekkend ls de grote hoeveelheid
vondsten, die ln korte tijd gedaan
zijn. Daar zit natuurlijk ook bij de
Joden de drang achter om te bewij
zen, niet zozeer dat de Bijbel gelijk
heeft, alswel dat de Joden gelijk
hebben met hun aanspraken op dit
land. Het heeft alles te maken met
de inspanning van de Joden om
hun verleden opnieuw te ontdek
ken. Maar dat mag toch geen reden
zijn voor de archeoloog Horn om
maar te doen alsof deze archeologie
niet bestaat?
Niets leest men over het pioniers
werk van Eleazar Soekenik, niets
over de Indrukwekkende vondsten
van Bar Adon ln de Negev, van
Rothenberg in de Sinai. De namen
van Nachman Avigad, van Aharoni
en (het is ongelooflijk, maar waar)
zelfs van de grote Yigael Yadin
komen in dit boek niet voor!
Niets leest men over de befaamde
expeditie van Yadin naar Hazor,
die Juist ln de opzet van mijnheer
Hom niet geheel onbelangrijk ge-
Israël kent naast de beroepsarcheologen honderden verwoede amateurs. Een van hen is minister
Mosje Dayan. Hier een deel van zijn „archeologische tuin" bij zijn huis in Tel Aviv.
noemd mocht worden, want pas
deze expeditie heeft duidelijk ge
maakt, hoe deze stad Hazor in Jo-
zua 11:10 „het hoofd van al deze
koninkrijken" genoemd kon wor
den. Niets over Yadin's ontdekking
van de paardenstallen van koning
Achab in Megiddo.
Trotse zonen
Dat kan geen toevalligheid zijn.
Lyrisch wordt Hom, als hij de ar
cheologie even in de steek laat en
een speciaal hoofdstuk wijdt aan
de ménsen die hij in de bijbelse
landen tegenkwam, hun gastvrij
heid en zo. Dat leidt hij zo in: „Over
de mensen, die tegenwoordig in
deze historische streken wonen, zal
het nu gaan. De bijbelse landen
worden hoofdzakelijk door Arabie
ren bewoond, die trotse zonen van
het Arabische schiereiland" enz.
(blz. 177). Joden is Hom blijkbaar
niet tegengekomen, al moest hij
mediterend bij de puinhopen toch
wel eens aan hen denken.
Dat gaf hem op pag. 144 ln de pen:
„Zoals Silo eens de plaats van
het ene ware heiligdom van God
tegenwoordig een puinhoop met
een onooglijk Arabisch dorpje is, zo
kunnen vele andere vroeger bloei
ende steden van het oude Palestina
in hun huidige toestand van troos
teloosheid evenzeer merktekenen
zijn van de afvalligheid van het
volk Israël ten opzichte van God."
Dat is speciaal van een schrijver
met een Duits klinkende naaip on
verdraaglijk. De opgravingen be
vestigen voor mijnheer Hom de
Bijbel. De tekenen van Gods blij
vende bewarende zorg over het
zaad van Abraham zijn hem
ontgaan.
doe
'NE1
|en
De woorden die hier staan vormen
een gedeelte van de afsluiting van d("
Bergrede van Jezus. Ze zijn van een|
diepe ernst. Het komt erop aan. 't Is •D^
toch mooi, als de mensen „Heer.
Heer!" zeggen en als ze met de naaiqden
van de Heer voor ln hun mond gaa!
profeteren en duivels uitwerpen en !lar]c
wonderen doen! Dat is toch
prachtig! Zo moet 't toch! Dat werftr
Dat trekt de aandacht van Jezus! D^ier
Heer zelf heeft daar een veel minder kerv
hoge dunk van. Hij vindt 't een ;nen
beetje goedkoop om b.v. per 'em(
advertentie te zeggen dat de dinÉ
ovërheid z'n werk moet doen ter ere "ori
van God. Wie denkt dat-ie dan Jv"1
gehandeld heeft in Pn
overeenstemming met wat
afgesproken is, die is er naast. Voor4dus
als men zich terecht kan afvragen: is v
dat dan zo duidelijk, van die eer van l\€l
GodIk denk dat we zo ook moeten
denken over die bede in de In
troonrede. Je kan daar wel Heer, mer'
Heer! zeggen, maar heeft dat
betekenis, als de meerderheid van
een regering nauwelijks weet wat
zoiets zou kunnen inhouden? Jezus dlt
verzet zich tegen dergelijk goedkoop
gepraat. Wie de wil van God doet, duic
daar gaat het om. En die wil heeft
gewoon te maken met ons
samen-leven, onze samenleving en
met het recht en de ruimte die we
elkaar geven. En dat we het
onmogelijk maken dat de een alles
krijgt en de ander niets. Dat er een Jne'
beetje gewone, menselijke *er
eerlijkheid komt. En dat we niet deIe,
altijd uit de angst leven, maar uit héjjjfjj
vertrouwenEn niet de machten
naar de ogen kijken, maar stelling
durven nemen. Dat laatste hoort
allemaal bij het betrouwbare. Het
heeft iets van een rots waar je op
bouwen kunt. De rest is zand. IJl
gepraat. Schijn-vroom, omdat de
naam van de Heer zo vaak genoemd !nga
wordt. Maar daat zit 't niet in. 't Zit tev®
'm erin wat je doet en voorstaat en met
bevordert. En of mensen zich aan je1——
kunnen toevertrouwen, omdat je
voor hen opkomt.
maa
de s
best
[die
nenl
sten
deril
vooi
hors
duid
voor
land
der
„Hei
moe
BEROEPINGSWERK
NED. HERV. KERK
Bedankt voor Werkendam (toez.): J
den Hoed te Sliedrecht; voor Oudi
Tonge: J. Smit te Hilversum.
GEREF. KERKEN
Beroepen te 't Harde: W. v.d. Kooij t<
St. Jansklooster
Aangenomen naar Curasao: G. H
Renting te Vollenhove.
GEREF. KERKEN (VRIJG. B.V.)
Beroepen te Maassluis: F. van Deur
sen te Apeldoorn.
ADVERTENTIE
Kent u
WOORD EN GEEST
het orgaan v.d. Vereniging tot bevordering v.h
gereformeerd kerkelijk leven?
Voor abonn. en proefnrs.: Driehoek 29. Ede
Vai
DE
dig:
bes
de
door A. J. Klei
Bart Roest woonde aan dezelfde weg
als wij. alleen iets verder van de
hoofdstraat af en daarom zagen wij
hem vaak voorbij fietsen een forse
man. geheel ln 't zwart gestoken.
Naar mijn zusjes en mij zwaaide hij
altijd, voor mijn ouders echter
maakte hij een zwierig gebaar naar
rijn hoed net alsof hij die afnam. Hij
nam hem nooit écht af. dat hebben
wij tenminste nooit waargenomen.
Hij was ouderling-voorganger van de
gereformeerde gemeente in ons
dorp. Ik was bevriend met zijn beide
zoons en kwam nogal eens bij hem
over de vloer. Meestal op
zondagmiddag, dan mochten zU de
deur niet uit (behalve voor de
kerkgang) en lk mocht dat wel. De
heer Roest was een joviaal en
hartelijk gastheer. Als hU na zijn
middagslaapje naar beneden kwam,
vroeg hij eerst aan zijn oudste
dochter, die de huishouding dreef
(hij was al een aantal jaren
weduwnaar) of de Jongens al wat
gehad hadden. Als het antwoord
bevredigend was uitgevallen, ging
hij bU ons ritten en nam met veel
genoegen deel aan onze gesprekken.
Het onderwerp godsdienst werd
gemeden. Niet nadrukkelijk, maar
gewoon, denk lk, omdat hij het
verschil tussen hemzelf en het
Onze adressen:
AMSTERDAM:
Postbus 859
Wlbautstraat 131
Tel. 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM/
DORDRECHT:
Postbus 948
Westblaak 4, Rotterdam
Tel. 010-115588
(Red.)
bchledamsevest 52
Ttó. 010-115700 (adv.l
DEN HAAO/LEIDEN:
Postbus 101
Parkstraat 22. Den Haag
TeL 07Q-489445
ZWOLLE ORONINGEN:
Postbus 3
Melkmarkt 56. Zwolle
Td. 05200-17030
boekennieuws
[JPJKOK KAMPEN
„lichte" gereformeerdendom, dat ik
vertegenwoordigde te groot achtte.
Ik herinner me dat hij eens, toen ik
ergens de prijs van wilde noemen,
me vriendelijk onderbrak met de
mededeling, dat ln zijn huis des
zondags niet over geldzaken werd
gepraat, maar daar liet hU het bij.
In vakantietijd kwam ik ook op
doordeweekse dagen bij de familie
Roest thuis. Hij was zelf erg vaak
weg, hij moest ook in andere
plaatsen catechiseren, begrafenisser
leiden en verder pastoraal werk
doen. Toch heb ik een paar maal
meegemaakt dat hij in de huiskamer
een gemeentelid ontving en dan
deed zich het merkwaardige feit voor
dat er Ineens twee heren Roest
waren. Eén die zich op normale
conversatietoon tot mij richtte over
de dingen van alledag, en één die
zuchtend en steunend, met bijna
huilerige stem, tot de ander sprak in
zinnen die steevast met „Och" en
„Oh" begonnen en de geestelijke
toestand van de betrokkene tot
onderwerp hadden. Nauwelijks had
hij tegen mij opgemerkt dat het
frisjes was vandaag, of hU wendde
zich tot zijn tweede bezoeker met de
verzuchting dat diens banden toch
eens verbroken mochten komen te
wordenDeze wisseling
geschiedde niet stuntelig of
tersluiks, maar met
bewonderenswaardig gemak.
ZUn soepel voorkomend optreden
was alle mensen bekend en daarom
gaven de politiemensen, die hem ln
het laatste oorlogsjaar 's nachts
kwamen ophalen omdat hij als
gijzelaar moest dienen, hem in goed
vertrouwen gelegenheid zich te
kleden, zij zouden rustig op hem
wachten. Vriendelijk knikkend
verdween Bart Roest (hij werd door
vrijwel ledereen met de voornaam
aangeduid) uit hun
gezichtsvelden verliet ijlings via
de keukendeur het huis. Later kon
hij daar smakelijk lachend over
vertellen en de meeste voldoening
schonk het hem, dat hU geen
noodleugen had gebruikt. Hij had
niet gezegd dat hij mee zou gaan,
alleen dat hij éven wat moest
aantrekken.
Ik denk met veel genegenheid aan
deze aardige man terug, nu ik een
door een Veenendaalse
boekhandelaar O. Kool uitgegeven
boekje voor me heb, waarin onder de
titel „Henoch en Heman" brieven
zijn gebundeld, die Bart Roest aan
zijn vriend Floor de Kruljff heeft
geschreven. Als ik ze doorlees, is het
alsof ik de heer Roest hoor praten,
maar dan niet tegen mij, maar tegen
iemand van zijn gemeente, tegen
iemand met dezelfde
geloofsbeleving. Het is een
opeenstapeling van zinnen vol
bevindelijke vroomheid, een
onafgebroken stroom van mystieke
uitingen, zoals die tot vandaag toe te
vernemen zijn ln de uiterst rechtse
flank van de gereformeerde
gezindte. Ik begrijp ze niet, ik heb er
geen deel aan. Ik geef er een paar
voorbeelden van. willekeurig hier en
daar uit het boekje geplukt:
„O die blUdschap. die ootmoed, dat
verheugen ln verlegenheid, dat niets
worden, dat geen raad weten met de
weldaden, och dat bukken eerbiedig,
als ik aan de Heere dacht, begon ik
te wenen van liefdesbetrekking, Hij
zo groot en ik zo klein, en dan
waarvan ik vandaan gehaald ben."
„De vrouw (zijn eigen vrouw, Ajk)
weet beter, zij heeft zalig boven het
stof verkeerd, een Drieënig God in
Christus vervulde haar."
„De vrouw ls verleden week
woensdag zalig gesteld geweest en
heeft gekregen ps. 85:1, ber."
„Geliefde zielevriend Floor, lk heb zo
eene liefdesbetrekking op uwe ziel
dat lk u even moet schrijven. O, die
zoete banden van ouds en nu zo
sterk."
De man die dergelijke zinnen aan
elkaar reeg, pagina na pagina, en die
ze bij gelegenheden ook moeiteloos
uitsprak, was dezelfde als die bij t
voorbijgaan vrolijk naar ons
zwaaide. Blijkens zijn brieven was
hij veelvuldig aan het wenen, maar
ik houd Bart Roest in gedachtenis
als een blijmoedig christenmens.
Bestem daarom ook deze maand 1%
van uw netto maandinkomen voor het
Algemeen Diakonaal Bureau van de Gereformeerde Kerken, Burg. de Beaufort weg 18, Leusden
G'W
Pi
ten
SI
s v
a>