De dood van Mei Een landverrader schrijft de premier V Onderzoek van bevolking omstreden zaak w VRIJDAG 2 JUNI 1978 TROUW/KWARTET P13-RHS1 A Er zullen heel wat Nederlanders zijn die na 10 mei 1940 nooit meer in de meimaand om vier uur opstonden om de glorie van een vroege lentemorgen mee te maken Er is een oorlog voor nodig om onze gewone gang van zaken, gedicteerd door het werk. te onderbreken. Maar zij die die onheilspellende eerste oorlogsochtend meegemaakt hebben, weten voor altijd da» als zij nog slapen, in de vroegste meimorgen al witte vlinders boven onbegrijpelijk heldere boterbloemen dansen. De meimaand blijft de maand der maanden. Soms wil je van de cliché's af en denk je eigenzinnig da» april dat eigenlijk is. Of juni. Er zijn zelfs mensen die koketteren met een v<wu^ê'vöorJaé nerist met een voorue t KCUeurli die vijfde maand waarin iedere boom volgroen nog onbestoven". zijn eigen kleur heeft, dan begrijp je, zelfs bij zoveel slecht weer als dit seizoen, da* juist mei en geen andere maand gekozen wordt als mensen iets heel bijzonders willen vieren Katholieken hebben sinds de middeleeuwen, waarin Maria de zeer tedere en menselijke naam Onze Lieve Vrouw (Notre Dame) ontving, juist deze maand aan haar toegewijd, hiermee bewijzend, wat. Gerard Reve eens ongeveer aldus beschreef, „zoals in de oorlog soms joodse vrouwen onderdoken met een christelijk persoonsbewijs, zo is in de katholieke kerk de aloude moedergodin ondergedoken met een joods persoonsbewijs." Dit lijkt mij niet helemaal emaast. Katholicisme heeft nu eenmaal veel natuurlijke religiositeit en er is zeker iets van het gevoel tegenover de oude godinnen op Maria overgegaan. Wat nog niet wil zeggen dat dit gevoel onveranderd bleef want met Maria komt ook de geest van het evangelie mee Naast de helderblauwe meimaand van de katholieken is er ook de rode eerste mei van de socialisten en de groene meiboom waaromheen men danste bij de liberale revoluties. Alleen het protestantisme heeft bij mijn weten geen speciale band met deze maand, zeer bewust als het zich is dat God op ieder momeni zien in ieders innerlijk kan laten voelen. Maar wel Is het de domineeszoon Herman Gorter die Nederland een gedicht schonk waarin de oude natuurverrukking in een nieuwe lied werd uitgezongen. Voor ons allen die in die maand niet om vier uur opstaan, en nooit eens een nacht lang blijven dwalen, en zelfs overdag niet gewoon in het gras durven gaan liggen, heeft zijn „Mei" het wonder in taal vastgelegd. Het in het voorjaar sneller kloppende hart van de natuurmens en de eeuwigheidsvermoedens van de burgelijke veiligheid komen er bijeen tot iets dat telkens weer voor mensen herkenbaar zal zijn. Een rijkdom voor ons volk om nu al bijna negentig jaar dit dichtwerk te bezitten; „Een nieuwe lente en een nieuw geluid: ik wil dat dit lied klinkt als het gefluitydat ik vaak hoorde voor een zomernacht Nazo'n aanhef een boek vol versregels. In de vijfde middelbare school heb ik de moed gehad het geheel te lezen. Of moed was er niet voor nodig. Het beschreef precies die gebeurtenis die de lente een toen nog gering aantal jaren voor je was. Het boek had ik geleend van een jongen uit de zesde. Kans om het hem terug te geven is er nooit meer geweest. Een razzia pakte hem op voor de Arbeitseinsatz en in het voorjaar 1945 is hij voor het laatst leven gezien in de heksenketel van Berlijn. Na ontzettend lang aarzelen of ik er wel goed aan deed, heb ik het boek aan zijn ouders teruggebracht. w - Maar de lente wentelt ieder jaar opnieuw weer over de aarde, met sterkere krachten dan de vuurmonden van de oorlog en toen in het jaar na de bevrijding een studiegenoot liep te denken over een geschenk aan zijn pasontmoete vriendin, kwam het idee op de Mei van Gorter te geven. Je krijgt gevoel van afstand als je bedenkt dat hun kinderen nu alweer groot zijn door Guus van Hamert Al die tijd ben ik het boek vergeten. Zoveel andere goede letters gingen langs je heen. Maar een paar jaar terug heb ik het gedicht weer eens opgenomen op de manier waarmee ik ook de bijbel en andere stukken literatuur op de haastigheid van de daagse dag had veroverd. Door namelijk met een gelijkgezinde harop te lezen, afwisselend ieder telkens een paar bladzijden. Gorters dichtwerk zijn wij begonnen op de eerste mei. Maar de methode was niet zo beproefd dat wij niet constateerden dat er op de 31e nog een flink stuk te lezen viel. Zo kwam het dat wij op de lange lichte avond van de laatste dag van de maand, de avond van „de dood van Mei", de hei introkken en aan de rand van een bos gingen zitten lezen, met geen ander geluid dan een paar vogels, wat wind en ver verkeer, en de verzen die soms denk Je in negentienhonderd zoveelenzeventigwat gekunsteld aandoen, soms ook fris en eeuwig blijken als schilderijen van Monet Het was een goede plek om dat te lezen. Maar ineens, nog geen half uur nadat wij begonnen waren, vulde 'onverwacht het gestamp van popmuziek de lucht „niet dichtbij" wel onmiskenbaar. Wij gingen verderop zitten, maar ook daar kwam. als de bomen even niet ruisten, het gedreun tot je oren. De hei was er vol van. De muziek had bezit van heel de omgeving genomen. Wij hebben doorgelezen en juist toen onze ogen in de laatste schemer de letters niet meer konden onderscheiden, waren wij aan het eind van de magistrale laatste bladzijden: „Zóó als een kind dat in het leven wasjzóó zal een zomerbloem in 't gras/roode/papaver die nu neder ligt./Zoo lag ze en der zonne laatste licht'scheen op haar, maakte haar een weinig rood/en goud voor 't laatsten ging toen met haar dood." Maar de omgeving deed niet meer mee. Het was geen mei-avond. Mei was dood. Niet omdat het juni werd. Maar omdat de eigenheid ervan doodgestampt was door de deun van alle dagen. Ik heb het niet kunnen laten om te gaan kijken waar het geluid vandaan kwam. In een vrijstaand huls maakte een Jongen, met zijn raam open. op volle kracht dat verdragende gedruis. Niet met zijn eigen kracht, maar met de opengedraaide knop van zij n geluidsinstallatie. Dan had de jongen waar Gorters gedicht mee begint, heel wat minder middelen tot zijn beschikking. Hij loopt te fluiten in de straten en langs de grachten van een oud stadje: „De klanken schudden in de lucht zo rijp/als jonge kersen" .Als 'n jonge vogel fluitend, onbewust'van eigen blijheid om de avondrust./En menig moe man, die zijn avondmaal/nam. luisterde als maar een oud verhaal/glimlachend, en een hand die 't venster sloot/talmde een poosje wijl de jonge floot." Beste meneer Van Agt Blijkens een verslag in deze krant hebt u op een verkiezingsbijeen komst in Groningen grote bezwa ren tegen de aanwezigheid van me deburgers die de bestaande samen leving in ons land niet waard vin den verdedigd te worden. Ik voel me verbonden met die talloze man nen en vrouwen, meneer Van Agt, en ik wil graag proberen u iets meer te vertellen over de motieven voor hun gebrek aan vaderlandsliefde en de daaruit voortvloeiende inzet voor dienstweigering op politieke gronden U kent de geschiedenis van het recht op dienstweigering? In pns land werd het na een jarenlange strijd, waarin uw politieke voorva deren zich niet bepaald hebben on derscheiden. in 1922 in de grondwet opgenomen. Sindsdien kan iedere dienstplichtige Nederlander met een godsdienstige of zedelijke over tuiging. die hem het doden van medemensen verbiedt, vervangen de burgerdienst vragen. Duizenden jongeren, vooral uit kerkelijke kringen, hebben de daarop volgen de jaren een beroep gedaan op de wetten die de zgn. gewetensbezwa ren regelden, het wetsontwerp dat er nu ligt. biedt ook mogelijkheden voor hen die gewetensbezwaren koesteren tegen het gebruik van bepaalde bijv. atoomwapens. Niet alleen de afgrijselijke oorlogen van deze eeuw en de mensonteren de bewapeningswedloop van de af gelopen jaren brachten mensen tot dienstweigering. Als Bijbelkenner en kerklid zal het u niet onbekend zijn dat de overtuiging dat oorlog als middel tot oplossing van con flicten of verdediging van welke waarden dan ook onaanvaardbaar is, oud en hardnekkig is. Principië le anti-militaristen hebben zich wél altijd bezig gehouden met alterna tieve vormen van verdediging, waar u, alweer ondanks u kennis van het evangelie, kennelijk maar weinig heil in ziet. Gelukkig neemt toch het aantal mensen dat zich wil oefenen in geweldloze weerbaar heid toe Tallozen zetten zich in in actiegroepen die dat is mis schien wel hun voornaamste ken merk ook over nationale grenzen en westerse belangen heen kijken als het om vrede gaat Hoewel u de aanhangers van niet- militaire vormen van verdediging - - u kent bisschop Helder Camara toch wel? dus ook nogal miskent, richt uw toorn zich. als ik u goed begrijp, vooral op hen die geweld niet principieel afwijzen maar niet willen dienen in een leger dat het Nederland van nu, als onderdeel van de NAVO. zou moeten verdedi gen. Net als u hebben zij geen ethi sche bezwaren van overwegende betekenis tegen geweldgebruik, net als de principiële anti-militaristen hebben zij wél bezwaren tegen onze samenleving. Dit Nederland is niet te verdedigen mogen we niet ver dedigen. met wapens noch met niet-gewelddadige middelen, is hun overtuiging, een overtuiging die ik als christen-pacifist deel „Wat mankeert er dan m vredes naam allemaal aan ons goede va derland?" hoor ik u vragen Er klinkt, net als in Groningen, irrita tie in uw stem en u denkt: zoek je heil dan elders, amice! Denkt u echt dat het ons daarom gaat, om de vraag of en waar wij het ergens beter zouden vinden, waar wij ons het lekkerst zouden voelen? Bewaar ons voor zulk den ken! Het gaat ons uiteindelijk om niets minder dan vrede in de wereld die wij niet los kunnen zien van de situatie in het land waar wij wonen. Op het eerste gezicht komt Neder land er niet slecht af, dat willen we best toegeven. Ons land kent veel vrijheden, is één van de zeer weini ge zonder politieke gevangenen in strikte zin, geeft een relatief hoog percentage ontwikkelingshulp en zo zijn er nog wel meer dingen te noemen. Sommige ervan zijn histo risch niet los te zien van wat we wel eens de westerse beschaving noemen. Verworvenheden, zeker maar wij kunnen onze ogen niet sluiten voor de schaduwkanten. Wat volgens Heinemann gold voor de Westduit- se samenleving van na de Tweede Wereldoorlog, geldt naar ons idee in veel ruimere zin voor het Westen: „Veel geld verdienen, een leger om het te bewaken en een kerk die beide zegent". Ons politieke en economische stel sel brengt wat er aan vrede en recht is, voortdurend in gevaar door de schandelijke uitbuiting van de lan den van de derde wereld, door de maatschappelijke verloedering van velen in onze eigen samenleving, door de bevordering van angst en vijandsdenken Jegens mensen in andere landen. Velen van ons brachten de afgelopen eeuwen vrij heid, welvaart, sociale voorzienin gen. Het zijn allemaal zaken die niemand van ons zou willen mis sen, die het verdedigen waard zijn. Maar het wordt anders als die ver dediging ten koste gaat van mede mensen, ook in ons land, die niet of niet volledig van zulke verworven heden genieten. Dan ontstaat de situatie waartegen zich in feite al onze bezwaren concentreren: het systeem dat zulke verworvenheden zou moeten verdedigen, onthoudt ze niet alleen aan anderen (zie de NAVO-gedragingen: Portugal, Griekenland, Zuidelijk Afrika, La- tijsn Amerika; de steun van het Westen aan heersers als Moboetoe), maar vormt ook een steeds duide lijker bedreiging voor de verwor venheden op zich. Is de NAVO zélf democratisch? Dient het militair-industrieel com plex de vrede en vrijheid in binnen- en buitenland? Wanneer u een kiosk binnenloopt of de oplagecij fers van onze kranten en tijdschrif ten bekijkt, blijkt dan niet dat ons economisch systeem een verwor venheid als de persvjijheid in ge vaar brengt? En hoe staat het met het recht op werk en op een gezond leefmilieu? Begrijpt u dat we moeite hebben met dat woordje „ons"? „Ons" le ger, „onze" mariniers: hoe en waar voor worden ze opgeleid, wat moe- Neuman is nog steeds op reis en laat daarom ook deze week ver stek gaan. Op de vaste plaats nu een reactie van de theoloog Kees Tinga uit Deventer. Deze rea geert op een uitlating van pre mier Van Agt tijdens een verkie zingstoespraak op dinsdag 16 mei 1978 in Groningen. Van Agt zei daar dat geen enkele zichzelf res pecterende staat kan toelaten dat militaitre dienst wordt geweigerd omdat sommigen de Nederlandse samenleving niet waard vinden verdedigd te worden. Die mensen moeten emigreren en ook afzien van de voordelen die deze samen leving hun biedt, aldus het ver slag in onze krant van Van Agts toespraak. Kees Tinga is actief in „Kerk en Vrede", o.a. als bestuurslid van het Vredesburo (een adviesor gaan voor dienstweigeraars). Het stuk is echter geheel voor zijn eigen verantwoordelijkheid. MS door Jelle Jan Klinkert Plotseling was ze er, de zuster van de TBC, met zo'n kapke op en veel witte kleren aan eigenlijk te groot voor de klas. Je moest allemaal je ene mouw opstropen en kreeg de belofte dat het geen pijn zou doen. Je voelde er inderdaad niets van. In feite stelde het weinig voor, zo'n prikje of schuurplekje. Wel leuk, die onderbreking van de les. maar je was het al weer vergeten voor de zuster de klas uit was. ten ze verdedigen? Wij vinden ze levens-gevaarlijk! Moeten wij dan maar emigreren zoals u suggereert? Maakt u zich geen zorgen: wij zijn al geëmi greerd. Diep in ons hart zijn we burgers van een ander rijk. Sommi gen van ons noemen dat „Rijk der Vrijheid", anderen „Land van de Toekomst", velen met mij dromen van „Koninkrijk Gods". Het uit zicht op de nieuwe wereld houdt ons op de been in de bestaande wanorde. Het inspireert ons tot die andere weerbaarheid, tot kijken over grenzen, tot solidariteit met de hele bewoonde wereld. U raakt ons niet kwijt, meneer Van Agt, al zou u het willen. Wij blijven aktie voeren voor vrede, voor een andere samenleving; dat is onze dienstplicht. 8trijd voor het recht van dienstweigering op politieke gronden is maar een miniem onder deel daarvan. Maar dat recht zal er komen, wees daarvan overtuigd! Vriendelijke groeten, KEES TINGA zeggen 4.999 fletMfwnakera Dat was het eerste deel van wat we bevolkingsonderzoek noemen; het tweede deel was nog minder opval lend: weer je mouw opstropen om de zuster te laten voelen of er iets was opgekomen. Dat was alles. Maar ondertussen werden er zo ge neraties kinderen, en trouwens ook volwassenen op TBC „gescreend", zoals dat tegenwoordig heet. En we zien het resultaat: TBC is een bijna verdwenen ziekte. Of is dat het resultaat niet? Het Is altijd verleidelijk om mooie gevol gen het verdwijnen van een ziek te aan eigen activiteiten toe te schrijven. In de gezondheidszorg zijn ze daar altijd sterk in geweest Maar zelfs aan het nut van bevol kingsonderzoek naar TBC wordt tegenwoordig getwijfeld. Dr Drion, hoofdinspecteur van de volksge zondheid zei eens: „In hoeverre deze methode het onderzoek op grote schaal van werknemers in bedrijven uit epidemiologisch oogpunt een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gunstige re sultaten van de TBC-bestrijding is een vraag die toch nog steeds met vraagtekens blijft bezet" Toestaan Toch is de achterliggende idee van het bevolkingsonderzoek heel aan trekkelijk. Met omvangrijke screening van grote delen van de bevolking zijn verscheidene ziek ten wellicht in een vroeg stadium te herkennen. Ze zullen dan vaak ook gemakkelijker te genezen of al thans te behandelen zijn. Er zullen daarom weinig lezers ver baasd zijn over het feit, dat de Centrale Raad voor de volksge zondheid naar aanleiding van een concept wetsontwerp adviseerde om in principe bevolkingsonder zoek toe te staan, mits aan bepaal de regels is voldaan. Dit in tegen stelling tot het onderhavige wets ontwerp, dat bevolkingsonderzoek wil verbieden, tenzij er een speciale vergunning voor verleend is. Pi kant detail hierbij is, dat de voor zitter van de Centrale Raad zelf voorstander is vawn het wets ontwerp, en dus tegen de mening van de meerderheid van die raad ingaat. Het lijkt misschien een minimaal onderscheid: „toestaan mits" of „verbieden tenzij". En de toelich ting op het advies van de Centrale Raad is uiterst genuanceerd. Toch weerspiegelt deze tegenstelling een fundamenteel verschil in visie op het verschijnsel bevolkingsonder zoek. Heel globaal gesteld is deze. dat de onduidelijkheden en vragen rondom bevolkingsonderzoek het wetsontwerp pessimistisch maken omtrent de mogelijkheden van zulk onderzoek, en dat de Centrale Raad desondanks optimistisch blijft. Ik maak me sterk, dat de meeste Nederlanders ook in principe posi tief staan tegenover bevolkingson derzoek. Ze worden er zo vaak toe opgeroepen en er mee geconfron teerd; er schijnen al bloeddrukau to's en cervixauto's rond te rijden, die midden tussen de te onderzoe ken bevolking geparkeerd kunnen, worden om alle dreigingen op te sporen. Het lijkt tenslotte ook alle maal erg eenvoudig en aantrekke lijk. Daarom zal ik hierna enkele fundamentele vragen omtrent be volkingsonderzoek aanstippea Effect Als je op grote schaal gaat onder zoeken. dan mag Je verwachten dat de onderzochte bevolking op den den duur gezonder Zal zijn, of in elk geval gemiddeld langer zal leven, althans voor de ziekten waarop het onderzoek zich richt. Helaas, er is nog maar weinig onderzoek ge daan, dat dit soort effecten pro beerde na te gaan. Een tweetal onderzoeken wordt vaak genoemd. Het eerste is een groot onderzoek naar het effect van bevolkingsonderzoek op hart- en vaatziekten in Zuidoost-Londen. Het bleek dat er geen Invloed op sterfte of ziekte inclusief risicofac toren van hartr en vaatziekten was vast te stellen. Dit langdurige on derzoek had Juist de bedoeling om de waarde van het Invoeren van screening in de huisartsenpraktijk voor de leeftijdsgroep van 40-64 jaar na te gaan. Een tweede onderzoek vond in New York plaats. Het betrof verschillen de methoden van screening op borstkanker bij vrouwen. Slechts bij hen die ouder waren dan vijftig Jaar bleek een reductie in sterfte bereikt te kunnen wordea Overigens is het meten van het effect van bevolkingsonderzoek zelf al een heel probleem. Een voor beeld daarvan gegeven door de sociaal-geneeskundige Sturmans is het volgende, stel Je kunt een ziekte die de dood veroorzaakt dank zU onderzoek twee jaar eerder ontdekken. Als zo'n patiënt dan twee jaar langer leeft vanaf het tijdstip van de diagnose, dan heeft men in feite alleen die diagnose twee Jaar eerder gesteld maar niet de levensduur verlengd. Dit is. vol gens Sturmans, een valkuil in de beoordeling van screening die vaak over het hoofd wordt geziea Schade Hier komt echter nog iets bij. Niet alleen bestaan er soms twijfels over het nut van bevolkingsonderzoek, soms kan dat onderzoek zelf scha de toebrengen. Een deel van die schade is in cijfers uit te drukken. Zo zijn er schattingen gemaakt over de effecten op de sterftecijfers van het gebruik van röntgenstra- ling bij het onderzoek naar borst- kanker. De schattingen verschillen in grootte, maar maken duidelijk dat hier de methode van onderzoek zelf een risicofactor is. Een tweede soort schade is minder makkelijk in cijfers uit te drukken. Dat betreft het effect van de even tuele behandeling van een ontdek te aandoening op de patiënt: deze behandeling kan variëren van in grijpende leefregels tot nog meer Ingrijpende operaties. De vraag rijst dan: is de kwaliteit van het resterende leven de therapie waard? Ik zelf weet geen antwoord dat moeten de patiënten zelf geven, maar het stellen van deze vraag is uiterst belangrijk. Een derde soort schade is nog min der hard te maken. Hier gaat het om de effecten van bevolkingson derzoek op de laat ik zeggen geeste lijke rust van de onderzochte per sonen. Wat maakt een vrouw door die hoort, dat er misschien een po sitieve uitslag van een onderzoek naar baarmoederhalskanker is? Welke onrust wordt door het onder zoek naar allerlei ziekten gewekt? Ook hier geldt: het is van belang deze vragen niet uit de weg te gaan. Advies Met het voorgaande wil ik bevol kingsonderzoek in het algemeen niet veroordelen. Natuurlijk niet. want wanneer het op verstandige en voorzichtige wijze wordt toege past kan het positieve resultaten hebben. Maar wel wil ik duidelijk maken dat er vele deskundigen op dit terrein zijn sociaal-geneesku- nigen, epidemiologen, medisch so ciologen die grote vraagtekens zetten bij vele vormen van dit on derzoek. Het laatste woord is er bepaald nog niet over gesproken Daarom ls het onderscheid tussen „verbieden tenzij" van het wetsont werp en „toestaan mits" van de Centrale Raad toch erg belangrijk, en daarom ben ik niet gelukkig met het advies van de Centrale Raad. Zolang zovelen het nog oneens zijn over een zo ingrijpende zaak en zolang daar nog zoveel vraagtekens bij gezet worden, dient de aller grootste terughoudendheid be tracht te worden. De tijd is voorbij dat alles wat nieuw was in de ge zondheidszorg ook automatisch goed was. en dus moest worden toegepast. Het denken over en bin nen de gezondheidszorg laat zo'n houding niet meer toe. Eigenlijk hebben we hier opnieuw de gelegenheid na te denken over wat we met die gezondheidszorg eigenlijk aan het doen zijn. Het is jammer dat de Centrale Raad zich daar in zijn advies niet mee heeft beziggehouden Misschien helpt het daarbij als we een vergelijking maken met een huwelijk, waarin de echtelieden steeds maar weer aan elkaar vragen: hou je nog wel van me? Dat is niet een goed nuwelijk; er is iets mis in die relatie. Daaraan moet ik denken als ik zie. dat bij bevolkingsonderzoek de gezond heidszorg steeds maar weer aan ons vraagt: ben je nog wel gezond? Misschien moeten wij dezelfde vraag eerst aan de gezondheidszorg stellen en dan is er wel iets mis in onze relatie. Drs J. J. Klinkert is wetenschappe lijk medewerker van de vakgroep Gedragswetenschappen van de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 15