De dood van Mei
Een landverrader schrijft de premier
V
Onderzoek
van bevolking
omstreden zaak
w
VRIJDAG 2 JUNI 1978
TROUW/KWARTET P13-RHS1
A
Er zullen heel wat Nederlanders
zijn die na 10 mei 1940 nooit meer
in de meimaand om vier uur
opstonden om de glorie van een
vroege lentemorgen mee te maken
Er is een oorlog voor nodig om onze
gewone gang van zaken, gedicteerd
door het werk. te onderbreken.
Maar zij die die onheilspellende
eerste oorlogsochtend
meegemaakt hebben, weten voor
altijd da» als zij nog slapen, in de
vroegste meimorgen al witte
vlinders boven onbegrijpelijk
heldere boterbloemen dansen.
De meimaand blijft de maand der
maanden. Soms wil je van de
cliché's af en denk je eigenzinnig
da» april dat eigenlijk is. Of juni. Er
zijn zelfs mensen die koketteren
met een v<wu^ê'vöorJaé nerist
met een voorue t KCUeurli die vijfde
maand waarin iedere boom
volgroen nog onbestoven". zijn
eigen kleur heeft, dan begrijp je,
zelfs bij zoveel slecht weer als dit
seizoen, da* juist mei en geen
andere maand gekozen wordt als
mensen iets heel bijzonders willen
vieren
Katholieken hebben sinds de
middeleeuwen, waarin Maria de
zeer tedere en menselijke naam
Onze Lieve Vrouw (Notre Dame)
ontving, juist deze maand aan haar
toegewijd, hiermee bewijzend, wat.
Gerard Reve eens ongeveer aldus
beschreef, „zoals in de oorlog soms
joodse vrouwen onderdoken met
een christelijk persoonsbewijs, zo
is in de katholieke kerk de aloude
moedergodin ondergedoken met
een joods persoonsbewijs." Dit
lijkt mij niet helemaal emaast.
Katholicisme heeft nu eenmaal
veel natuurlijke religiositeit en er is
zeker iets van het gevoel tegenover
de oude godinnen op Maria
overgegaan. Wat nog niet wil
zeggen dat dit gevoel onveranderd
bleef want met Maria komt ook de
geest van het evangelie mee
Naast de helderblauwe meimaand
van de katholieken is er ook de
rode eerste mei van de socialisten
en de groene meiboom
waaromheen men danste bij de
liberale revoluties. Alleen het
protestantisme heeft bij mijn
weten geen speciale band met deze
maand, zeer bewust als het zich is
dat God op ieder momeni zien in
ieders innerlijk kan laten voelen.
Maar wel Is het de domineeszoon
Herman Gorter die Nederland een
gedicht schonk waarin de oude
natuurverrukking in een nieuwe
lied werd uitgezongen.
Voor ons allen die in die maand
niet om vier uur opstaan, en nooit
eens een nacht lang blijven dwalen,
en zelfs overdag niet gewoon in het
gras durven gaan liggen, heeft zijn
„Mei" het wonder in taal
vastgelegd. Het in het voorjaar
sneller kloppende hart van de
natuurmens en de
eeuwigheidsvermoedens van de
burgelijke veiligheid komen er
bijeen tot iets dat telkens weer
voor mensen herkenbaar zal zijn.
Een rijkdom voor ons volk om nu al
bijna negentig jaar dit dichtwerk te
bezitten; „Een nieuwe lente en een
nieuw geluid: ik wil dat dit lied
klinkt als het gefluitydat ik vaak
hoorde voor een zomernacht
Nazo'n aanhef een boek vol
versregels.
In de vijfde middelbare school heb
ik de moed gehad het geheel te
lezen. Of moed was er niet voor
nodig. Het beschreef precies die
gebeurtenis die de lente een toen
nog gering aantal jaren voor je
was. Het boek had ik geleend van
een jongen uit de zesde. Kans om
het hem terug te geven is er nooit
meer geweest. Een razzia pakte
hem op voor de Arbeitseinsatz en
in het voorjaar 1945 is hij voor het
laatst leven gezien in de
heksenketel van Berlijn. Na
ontzettend lang aarzelen of ik er
wel goed aan deed, heb ik het boek
aan zijn ouders teruggebracht.
w -
Maar de lente wentelt ieder jaar
opnieuw weer over de aarde, met
sterkere krachten dan de
vuurmonden van de oorlog en toen
in het jaar na de bevrijding een
studiegenoot liep te denken over
een geschenk aan zijn pasontmoete
vriendin, kwam het idee op de Mei
van Gorter te geven. Je krijgt
gevoel van afstand als je bedenkt
dat hun kinderen nu alweer groot
zijn
door Guus van Hamert
Al die tijd ben ik het boek vergeten.
Zoveel andere goede letters gingen
langs je heen. Maar een paar jaar
terug heb ik het gedicht weer eens
opgenomen op de manier waarmee
ik ook de bijbel en andere stukken
literatuur op de haastigheid van de
daagse dag had veroverd. Door
namelijk met een gelijkgezinde
harop te lezen, afwisselend ieder
telkens een paar bladzijden.
Gorters dichtwerk zijn wij
begonnen op de eerste mei.
Maar de methode was niet zo
beproefd dat wij niet
constateerden dat er op de 31e nog
een flink stuk te lezen viel. Zo
kwam het dat wij op de lange lichte
avond van de laatste dag van de
maand, de avond van „de dood van
Mei", de hei introkken en aan de
rand van een bos gingen zitten
lezen, met geen ander geluid dan
een paar vogels, wat wind en ver
verkeer, en de verzen die soms
denk Je in negentienhonderd
zoveelenzeventigwat gekunsteld
aandoen, soms ook fris en eeuwig
blijken als schilderijen van Monet
Het was een goede plek om dat te
lezen.
Maar ineens, nog geen half uur
nadat wij begonnen waren, vulde
'onverwacht het gestamp van
popmuziek de lucht „niet dichtbij"
wel onmiskenbaar. Wij gingen
verderop zitten, maar ook daar
kwam. als de bomen even niet
ruisten, het gedreun tot je oren. De
hei was er vol van. De muziek had
bezit van heel de omgeving
genomen.
Wij hebben doorgelezen en juist
toen onze ogen in de laatste
schemer de letters niet meer
konden onderscheiden, waren wij
aan het eind van de magistrale
laatste bladzijden: „Zóó als een
kind dat in het leven wasjzóó zal
een zomerbloem in 't
gras/roode/papaver die nu neder
ligt./Zoo lag ze en der zonne laatste
licht'scheen op haar, maakte haar
een weinig rood/en goud voor 't
laatsten ging toen met haar
dood."
Maar de omgeving deed niet meer
mee. Het was geen mei-avond. Mei
was dood. Niet omdat het juni
werd. Maar omdat de eigenheid
ervan doodgestampt was door de
deun van alle dagen. Ik heb het niet
kunnen laten om te gaan kijken
waar het geluid vandaan kwam. In
een vrijstaand huls maakte een
Jongen, met zijn raam open. op
volle kracht dat verdragende
gedruis. Niet met zijn eigen kracht,
maar met de opengedraaide knop
van zij n geluidsinstallatie.
Dan had de jongen waar Gorters
gedicht mee begint, heel wat
minder middelen tot zijn
beschikking. Hij loopt te fluiten in
de straten en langs de grachten van
een oud stadje: „De klanken
schudden in de lucht zo rijp/als
jonge kersen" .Als 'n jonge
vogel fluitend, onbewust'van eigen
blijheid om de avondrust./En
menig moe man, die zijn
avondmaal/nam. luisterde als maar
een oud verhaal/glimlachend, en
een hand die 't venster
sloot/talmde een poosje wijl de
jonge floot."
Beste meneer Van Agt
Blijkens een verslag in deze krant
hebt u op een verkiezingsbijeen
komst in Groningen grote bezwa
ren tegen de aanwezigheid van me
deburgers die de bestaande samen
leving in ons land niet waard vin
den verdedigd te worden. Ik voel
me verbonden met die talloze man
nen en vrouwen, meneer Van Agt,
en ik wil graag proberen u iets meer
te vertellen over de motieven voor
hun gebrek aan vaderlandsliefde
en de daaruit voortvloeiende inzet
voor dienstweigering op politieke
gronden
U kent de geschiedenis van het
recht op dienstweigering? In pns
land werd het na een jarenlange
strijd, waarin uw politieke voorva
deren zich niet bepaald hebben on
derscheiden. in 1922 in de grondwet
opgenomen. Sindsdien kan iedere
dienstplichtige Nederlander met
een godsdienstige of zedelijke over
tuiging. die hem het doden van
medemensen verbiedt, vervangen
de burgerdienst vragen. Duizenden
jongeren, vooral uit kerkelijke
kringen, hebben de daarop volgen
de jaren een beroep gedaan op de
wetten die de zgn. gewetensbezwa
ren regelden, het wetsontwerp dat
er nu ligt. biedt ook mogelijkheden
voor hen die gewetensbezwaren
koesteren tegen het gebruik van
bepaalde bijv. atoomwapens.
Niet alleen de afgrijselijke oorlogen
van deze eeuw en de mensonteren
de bewapeningswedloop van de af
gelopen jaren brachten mensen tot
dienstweigering. Als Bijbelkenner
en kerklid zal het u niet onbekend
zijn dat de overtuiging dat oorlog
als middel tot oplossing van con
flicten of verdediging van welke
waarden dan ook onaanvaardbaar
is, oud en hardnekkig is. Principië
le anti-militaristen hebben zich wél
altijd bezig gehouden met alterna
tieve vormen van verdediging,
waar u, alweer ondanks u kennis
van het evangelie, kennelijk maar
weinig heil in ziet. Gelukkig neemt
toch het aantal mensen dat zich wil
oefenen in geweldloze weerbaar
heid toe Tallozen zetten zich in in
actiegroepen die dat is mis
schien wel hun voornaamste ken
merk ook over nationale grenzen
en westerse belangen heen kijken
als het om vrede gaat
Hoewel u de aanhangers van niet-
militaire vormen van verdediging
- - u kent bisschop Helder Camara
toch wel? dus ook nogal miskent,
richt uw toorn zich. als ik u goed
begrijp, vooral op hen die geweld
niet principieel afwijzen maar niet
willen dienen in een leger dat het
Nederland van nu, als onderdeel
van de NAVO. zou moeten verdedi
gen. Net als u hebben zij geen ethi
sche bezwaren van overwegende
betekenis tegen geweldgebruik, net
als de principiële anti-militaristen
hebben zij wél bezwaren tegen onze
samenleving. Dit Nederland is niet
te verdedigen mogen we niet ver
dedigen. met wapens noch met
niet-gewelddadige middelen, is hun
overtuiging, een overtuiging die ik
als christen-pacifist deel
„Wat mankeert er dan m vredes
naam allemaal aan ons goede va
derland?" hoor ik u vragen Er
klinkt, net als in Groningen, irrita
tie in uw stem en u denkt: zoek je
heil dan elders, amice!
Denkt u echt dat het ons daarom
gaat, om de vraag of en waar wij
het ergens beter zouden vinden,
waar wij ons het lekkerst zouden
voelen? Bewaar ons voor zulk den
ken! Het gaat ons uiteindelijk om
niets minder dan vrede in de wereld
die wij niet los kunnen zien van de
situatie in het land waar wij wonen.
Op het eerste gezicht komt Neder
land er niet slecht af, dat willen we
best toegeven. Ons land kent veel
vrijheden, is één van de zeer weini
ge zonder politieke gevangenen in
strikte zin, geeft een relatief hoog
percentage ontwikkelingshulp en
zo zijn er nog wel meer dingen te
noemen. Sommige ervan zijn histo
risch niet los te zien van wat we wel
eens de westerse beschaving
noemen.
Verworvenheden, zeker maar wij
kunnen onze ogen niet sluiten voor
de schaduwkanten. Wat volgens
Heinemann gold voor de Westduit-
se samenleving van na de Tweede
Wereldoorlog, geldt naar ons idee
in veel ruimere zin voor het Westen:
„Veel geld verdienen, een leger om
het te bewaken en een kerk die
beide zegent".
Ons politieke en economische stel
sel brengt wat er aan vrede en recht
is, voortdurend in gevaar door de
schandelijke uitbuiting van de lan
den van de derde wereld, door de
maatschappelijke verloedering van
velen in onze eigen samenleving,
door de bevordering van angst en
vijandsdenken Jegens mensen in
andere landen. Velen van ons
brachten de afgelopen eeuwen vrij
heid, welvaart, sociale voorzienin
gen. Het zijn allemaal zaken die
niemand van ons zou willen mis
sen, die het verdedigen waard zijn.
Maar het wordt anders als die ver
dediging ten koste gaat van mede
mensen, ook in ons land, die niet of
niet volledig van zulke verworven
heden genieten. Dan ontstaat de
situatie waartegen zich in feite al
onze bezwaren concentreren: het
systeem dat zulke verworvenheden
zou moeten verdedigen, onthoudt
ze niet alleen aan anderen (zie de
NAVO-gedragingen: Portugal,
Griekenland, Zuidelijk Afrika, La-
tijsn Amerika; de steun van het
Westen aan heersers als Moboetoe),
maar vormt ook een steeds duide
lijker bedreiging voor de verwor
venheden op zich.
Is de NAVO zélf democratisch?
Dient het militair-industrieel com
plex de vrede en vrijheid in binnen-
en buitenland? Wanneer u een
kiosk binnenloopt of de oplagecij
fers van onze kranten en tijdschrif
ten bekijkt, blijkt dan niet dat ons
economisch systeem een verwor
venheid als de persvjijheid in ge
vaar brengt? En hoe staat het met
het recht op werk en op een gezond
leefmilieu?
Begrijpt u dat we moeite hebben
met dat woordje „ons"? „Ons" le
ger, „onze" mariniers: hoe en waar
voor worden ze opgeleid, wat moe-
Neuman is nog steeds op reis en
laat daarom ook deze week ver
stek gaan. Op de vaste plaats nu
een reactie van de theoloog Kees
Tinga uit Deventer. Deze rea
geert op een uitlating van pre
mier Van Agt tijdens een verkie
zingstoespraak op dinsdag 16 mei
1978 in Groningen. Van Agt zei
daar dat geen enkele zichzelf res
pecterende staat kan toelaten dat
militaitre dienst wordt geweigerd
omdat sommigen de Nederlandse
samenleving niet waard vinden
verdedigd te worden. Die mensen
moeten emigreren en ook afzien
van de voordelen die deze samen
leving hun biedt, aldus het ver
slag in onze krant van Van Agts
toespraak.
Kees Tinga is actief in „Kerk en
Vrede", o.a. als bestuurslid van
het Vredesburo (een adviesor
gaan voor dienstweigeraars). Het
stuk is echter geheel voor zijn
eigen verantwoordelijkheid.
MS
door Jelle Jan Klinkert
Plotseling was ze er, de zuster van de TBC, met zo'n kapke op
en veel witte kleren aan eigenlijk te groot voor de klas. Je
moest allemaal je ene mouw opstropen en kreeg de belofte dat
het geen pijn zou doen. Je voelde er inderdaad niets van. In
feite stelde het weinig voor, zo'n prikje of schuurplekje. Wel
leuk, die onderbreking van de les. maar je was het al weer
vergeten voor de zuster de klas uit was.
ten ze verdedigen? Wij vinden ze
levens-gevaarlijk!
Moeten wij dan maar emigreren
zoals u suggereert? Maakt u zich
geen zorgen: wij zijn al geëmi
greerd. Diep in ons hart zijn we
burgers van een ander rijk. Sommi
gen van ons noemen dat „Rijk der
Vrijheid", anderen „Land van de
Toekomst", velen met mij dromen
van „Koninkrijk Gods". Het uit
zicht op de nieuwe wereld houdt
ons op de been in de bestaande
wanorde. Het inspireert ons tot die
andere weerbaarheid, tot kijken
over grenzen, tot solidariteit met
de hele bewoonde wereld.
U raakt ons niet kwijt, meneer Van
Agt, al zou u het willen. Wij blijven
aktie voeren voor vrede, voor een
andere samenleving; dat is onze
dienstplicht. 8trijd voor het recht
van dienstweigering op politieke
gronden is maar een miniem onder
deel daarvan. Maar dat recht zal er
komen, wees daarvan overtuigd!
Vriendelijke groeten,
KEES TINGA
zeggen 4.999 fletMfwnakera
Dat was het eerste deel van wat we
bevolkingsonderzoek noemen; het
tweede deel was nog minder opval
lend: weer je mouw opstropen om
de zuster te laten voelen of er iets
was opgekomen. Dat was alles.
Maar ondertussen werden er zo ge
neraties kinderen, en trouwens ook
volwassenen op TBC „gescreend",
zoals dat tegenwoordig heet. En we
zien het resultaat: TBC is een bijna
verdwenen ziekte.
Of is dat het resultaat niet? Het Is
altijd verleidelijk om mooie gevol
gen het verdwijnen van een ziek
te aan eigen activiteiten toe te
schrijven. In de gezondheidszorg
zijn ze daar altijd sterk in geweest
Maar zelfs aan het nut van bevol
kingsonderzoek naar TBC wordt
tegenwoordig getwijfeld. Dr Drion,
hoofdinspecteur van de volksge
zondheid zei eens: „In hoeverre
deze methode het onderzoek op
grote schaal van werknemers in
bedrijven uit epidemiologisch
oogpunt een wezenlijke bijdrage
heeft geleverd aan de gunstige re
sultaten van de TBC-bestrijding is
een vraag die toch nog steeds met
vraagtekens blijft bezet"
Toestaan
Toch is de achterliggende idee van
het bevolkingsonderzoek heel aan
trekkelijk. Met omvangrijke
screening van grote delen van de
bevolking zijn verscheidene ziek
ten wellicht in een vroeg stadium te
herkennen. Ze zullen dan vaak ook
gemakkelijker te genezen of al
thans te behandelen zijn.
Er zullen daarom weinig lezers ver
baasd zijn over het feit, dat de
Centrale Raad voor de volksge
zondheid naar aanleiding van een
concept wetsontwerp adviseerde
om in principe bevolkingsonder
zoek toe te staan, mits aan bepaal
de regels is voldaan. Dit in tegen
stelling tot het onderhavige wets
ontwerp, dat bevolkingsonderzoek
wil verbieden, tenzij er een speciale
vergunning voor verleend is. Pi
kant detail hierbij is, dat de voor
zitter van de Centrale Raad zelf
voorstander is vawn het wets
ontwerp, en dus tegen de mening
van de meerderheid van die raad
ingaat.
Het lijkt misschien een minimaal
onderscheid: „toestaan mits" of
„verbieden tenzij". En de toelich
ting op het advies van de Centrale
Raad is uiterst genuanceerd. Toch
weerspiegelt deze tegenstelling een
fundamenteel verschil in visie op
het verschijnsel bevolkingsonder
zoek. Heel globaal gesteld is deze.
dat de onduidelijkheden en vragen
rondom bevolkingsonderzoek het
wetsontwerp pessimistisch maken
omtrent de mogelijkheden van
zulk onderzoek, en dat de Centrale
Raad desondanks optimistisch
blijft.
Ik maak me sterk, dat de meeste
Nederlanders ook in principe posi
tief staan tegenover bevolkingson
derzoek. Ze worden er zo vaak toe
opgeroepen en er mee geconfron
teerd; er schijnen al bloeddrukau
to's en cervixauto's rond te rijden,
die midden tussen de te onderzoe
ken bevolking geparkeerd kunnen,
worden om alle dreigingen op te
sporen. Het lijkt tenslotte ook alle
maal erg eenvoudig en aantrekke
lijk. Daarom zal ik hierna enkele
fundamentele vragen omtrent be
volkingsonderzoek aanstippea
Effect
Als je op grote schaal gaat onder
zoeken. dan mag Je verwachten dat
de onderzochte bevolking op den
den duur gezonder Zal zijn, of in elk
geval gemiddeld langer zal leven,
althans voor de ziekten waarop het
onderzoek zich richt. Helaas, er is
nog maar weinig onderzoek ge
daan, dat dit soort effecten pro
beerde na te gaan.
Een tweetal onderzoeken wordt
vaak genoemd. Het eerste is een
groot onderzoek naar het effect van
bevolkingsonderzoek op hart- en
vaatziekten in Zuidoost-Londen.
Het bleek dat er geen Invloed op
sterfte of ziekte inclusief risicofac
toren van hartr en vaatziekten was
vast te stellen. Dit langdurige on
derzoek had Juist de bedoeling om
de waarde van het Invoeren van
screening in de huisartsenpraktijk
voor de leeftijdsgroep van 40-64
jaar na te gaan.
Een tweede onderzoek vond in New
York plaats. Het betrof verschillen
de methoden van screening op
borstkanker bij vrouwen. Slechts
bij hen die ouder waren dan vijftig
Jaar bleek een reductie in sterfte
bereikt te kunnen wordea
Overigens is het meten van het
effect van bevolkingsonderzoek
zelf al een heel probleem. Een voor
beeld daarvan gegeven door de
sociaal-geneeskundige Sturmans
is het volgende, stel Je kunt een
ziekte die de dood veroorzaakt
dank zU onderzoek twee jaar eerder
ontdekken. Als zo'n patiënt dan
twee jaar langer leeft vanaf het
tijdstip van de diagnose, dan heeft
men in feite alleen die diagnose
twee Jaar eerder gesteld maar niet
de levensduur verlengd. Dit is. vol
gens Sturmans, een valkuil in de
beoordeling van screening die vaak
over het hoofd wordt geziea
Schade
Hier komt echter nog iets bij. Niet
alleen bestaan er soms twijfels over
het nut van bevolkingsonderzoek,
soms kan dat onderzoek zelf scha
de toebrengen. Een deel van die
schade is in cijfers uit te drukken.
Zo zijn er schattingen gemaakt
over de effecten op de sterftecijfers
van het gebruik van röntgenstra-
ling bij het onderzoek naar borst-
kanker. De schattingen verschillen
in grootte, maar maken duidelijk
dat hier de methode van onderzoek
zelf een risicofactor is.
Een tweede soort schade is minder
makkelijk in cijfers uit te drukken.
Dat betreft het effect van de even
tuele behandeling van een ontdek
te aandoening op de patiënt: deze
behandeling kan variëren van in
grijpende leefregels tot nog meer
Ingrijpende operaties. De vraag
rijst dan: is de kwaliteit van het
resterende leven de therapie
waard? Ik zelf weet geen antwoord
dat moeten de patiënten zelf
geven, maar het stellen van deze
vraag is uiterst belangrijk.
Een derde soort schade is nog min
der hard te maken. Hier gaat het
om de effecten van bevolkingson
derzoek op de laat ik zeggen geeste
lijke rust van de onderzochte per
sonen. Wat maakt een vrouw door
die hoort, dat er misschien een po
sitieve uitslag van een onderzoek
naar baarmoederhalskanker is?
Welke onrust wordt door het onder
zoek naar allerlei ziekten gewekt?
Ook hier geldt: het is van belang
deze vragen niet uit de weg te gaan.
Advies
Met het voorgaande wil ik bevol
kingsonderzoek in het algemeen
niet veroordelen. Natuurlijk niet.
want wanneer het op verstandige
en voorzichtige wijze wordt toege
past kan het positieve resultaten
hebben. Maar wel wil ik duidelijk
maken dat er vele deskundigen op
dit terrein zijn sociaal-geneesku-
nigen, epidemiologen, medisch so
ciologen die grote vraagtekens
zetten bij vele vormen van dit on
derzoek. Het laatste woord is er
bepaald nog niet over gesproken
Daarom ls het onderscheid tussen
„verbieden tenzij" van het wetsont
werp en „toestaan mits" van de
Centrale Raad toch erg belangrijk,
en daarom ben ik niet gelukkig met
het advies van de Centrale Raad.
Zolang zovelen het nog oneens zijn
over een zo ingrijpende zaak en
zolang daar nog zoveel vraagtekens
bij gezet worden, dient de aller
grootste terughoudendheid be
tracht te worden. De tijd is voorbij
dat alles wat nieuw was in de ge
zondheidszorg ook automatisch
goed was. en dus moest worden
toegepast. Het denken over en bin
nen de gezondheidszorg laat zo'n
houding niet meer toe.
Eigenlijk hebben we hier opnieuw
de gelegenheid na te denken over
wat we met die gezondheidszorg
eigenlijk aan het doen zijn. Het is
jammer dat de Centrale Raad zich
daar in zijn advies niet mee heeft
beziggehouden Misschien helpt
het daarbij als we een vergelijking
maken met een huwelijk, waarin de
echtelieden steeds maar weer aan
elkaar vragen: hou je nog wel van
me? Dat is niet een goed nuwelijk;
er is iets mis in die relatie. Daaraan
moet ik denken als ik zie. dat bij
bevolkingsonderzoek de gezond
heidszorg steeds maar weer aan
ons vraagt: ben je nog wel gezond?
Misschien moeten wij dezelfde
vraag eerst aan de gezondheidszorg
stellen en dan is er wel iets mis in
onze relatie.
Drs J. J. Klinkert is wetenschappe
lijk medewerker van de vakgroep
Gedragswetenschappen van de Vrije
Universiteit te Amsterdam.