Beweging en ontmoeting Weg uit de drukte IERDAG 27 MEI 1978 TROUW/KWARTET 13 leze pagina werd samengesteld door Huib Goudriaan," larend Mensen en Louis Zaal (vormgeving) „Stadslucht maakt vrij" was een zegswijze van onze voorouders om uit te drukken dat de stad, brandpunt van handel en cultureel leven, de mens vrij kon maken. De idee van de vrije burger, niet gebonden aan feodale machten, zoals op het platteland, werd geboren in het Europa van de late Middeleeuwen en bracht toen al een kloof tussen stedeling en buitenman. Later, in de zeventiende en achttiende eeuw ontdekten de hogere standen de charme van het buitenleven, de romantiek van de „landman". Nog later, tijdens de negentiende-eeuwse indu striële revolutie, werd de explosief groeiende stad met haar ellendige woonomstandigheden voor de massa, een plaats van verdorvenheid en decadentie. Niettemin bleef de stadsmens neerzien op de „boer", een tegenstelling stadsbewoner-platte lander, die wel vervaagde toen bombardementen en honger in de Tweede Wereldoorlog de stede ling meer waardering voor het platteland bij brachten. Na 1945 werd de wederopbouw al te yaak aangepakt volgens principes die een reactie vormden op de overbevolkte steden van de industriële revolutie: „Schaalvergroting", schei ding van wonen, werken, winkelen, uitgaan. De binnenstad werd uiteengerukt en verloor in vele gevallen de functie van ontmoetingsplaats, waar bij ook de komst van de televisie een negatieve rol speelde. Kaalslag in de oude wijken, bouw van te ver verwijderde steriele slaapsteden, grondspeculatie en de dictatuur van plannenma kers brachten de stad nog meer in een kwade reuk, naast die van de luchtverontreiniging. Einde jaren zestig en begin jaren zeventig kwam een vlucht uit de stad naar buiten op gang. De gevestigde burger kocht een tweede huis of boerderijtje, alternatieve jongeren vestigden hun communes op het platteland: terug naar de natuur, die overigens ook al werd bedreigd. Stedebouwers en bestuurders ontwaakten en onder het motto van „stadsvernieuwing" wordt geprobeerd de intimiteit en het wonen terug te brengen in de binnenstad. Kan de trek naar het land weer worden omgebogen naar de stad? Is er al een trend die daarop wijst? Waarom kiezen mensen in deze tijd bewust voor de stad of voor „buiten"? Op deze pagina trachten buitenman en stedeling hierop een antwoord te geven. STAD OF In het Nederlandse taal gebied zal wel geen tref fender typering voor ver liefdheid op het stadsle ven zijn bedacht dan die van de schrijver Nescio in zijn eerste zin van het boek De Uitvreter: „Be halve de man die de Sarphatistraat de mooi ste plaats van Europa vond, het ik nooit een merkwaardiger man ge kend dan de Uitvreter." Niettemin zijn er ook in deze tijd, ondanks de in vele toonaarden beschre ven verpaupering van het stedelijk milieu, mensen die in hun eigen stukje binnenstad de mooiste plek van Europa blijven zien. De in Rotterdam, wegens zijn „onherbergzaamheid" meest verguisde stad van Ne derland, wonende muzikant Nico Ermers zegt bij voor beeld: „Ik zou nergens anders willen wonen dan op de Rot terdamse Spoorsingel." En een Amsterdammer: „Ik ken geen mooier geluid dan het knarsen en piepen van de tram in de bocht 's avonds laat." Het „waarom" van hun voorkeur kan geen van bei den goed onder woorden brengen: „Waarom? Ik voel me hier thuis, ik zou niet an ders willen." Rien Vroegindeweij. 33 jaar, geboren in Middelhamis, al vijftien jaar inwoner van Rotterdam, kan wel argu menten aanvoeren voor zijn liefde voor het stadsleven. Vroeindeweij dichter-teke- naar, auteur van een binnen kort verschijnende bundel korte verhalen is het „abso luut niet eens" met de vaak geopperde stelling dat er in onze tijd geen wezenlijk on derscheid meer zou bestaan tussen stad en platteland. Hij vindt dat de mensen buiten ondanks televisie en bete re vervoersmogelijkheden nog steeds in het isolement leven. „Het hangt er natuur lijk wel vanaf hoe je leeft, maar ik geloof niet zo in die invloed van de televisie, dat daardoor de mensen ruimer zouden gaan denken óf zo zouden vervlakken. Ik herin ner me dat er in Middelhamis een kapper was, die als hij een paar straten verder een auto sterk hoorde remmen, naar buiten holde,,je in je stoel liet zitten, terugkwam en dan zei dat er nèt geen ongeluk was gebeurd. Die man zat te wachten op een gebeurtenis. Vroeger was Middelhamis tweeënhalf uur van Rotterdam verwijderd; je moest met de veerboot mee en dan met de stoom tram. Nu zijn er weliswaar tunnels en bruggen en bin nen een uur ben je in de stad, ook hebben de mensen tv en meestal een auto, maar toch laat die kapper nog steeds zijn klanten in de steek voor het geluid van een remmen de auto. Ik wil hiermee zeg gen dat het isolement nog steeds aanwezig is. Er is wel televisie gekomen en beter vervoer, maar de mensen zijn niet veranderd. In de stad gebeurt veel, in de stad ko men alle mogelijke geestelij ke stromingen en impulsen bij elkaar, ontmoeten ze el kaar." flUM Willi |l PCI se Tiet eiland Goeree-Overflakkee en Middelhamis verlaten? „Dat heeft er altijd in geze ten. Rotterdam was voor ons de grote stad en trok je als een magneet aan. Als kind ging je met je ouders een paar keer in het jaar naar de stad en dat vond je fascine rend. Het was een soort ker mis met de trams als een soort botsautootjes, terwijl er van alles gebeurde. Iets van dat beeld is blijven hangen en nog zie ik een dorp als een lege plaats, waar niets ge beurt. In de stad zijn biosco pen. theaters, boekwinkels niet dat je daar elke dag in zit, maar je kunt erheen, De laatste jaren is er een ten dens geweest om de grote stad te verlaten. Vooral kunste naars hadden de neiging zich in een boerderij terug te trek ken op het land. „Ik heb daar nooit iets van begrepen. De mensen die dat wilden kwamen voort uit de subcultuur, uit de beweging van de zachte krachten, van de beweging van „love and peace" van de vroegere hip pies. Ik heb daar nooit iets voor gevoeld, omdat het plat teland mijn inspiratiebron niet is. Vrienden van mij trokken ook naar buiten en dachten dat ze daar volko renbrood konden eten en der gelijke. Maar ik wist uit erva ring dat dat niet zo is. Volko renbrood kun je hier kopen, in de stad. Het leven in een dorp is vervelend en hard door het gebrek aan cultuur, aan gebeurtenissen. Ook zijn de mensen er veel meer be paald dan in de stad, omdat ze meer dan in de stad hun maatschappelijke rol moeten spelen. De dokter is de dok ter en hij kan moeilijk uit die rol treden, terwijl in de stad die maatschappelijke rol de mensen veel minder be paalt." Misschien was die trek naar buiten ook een vlucht voor de cultuur uit teleurstelling over niet te verwezenlijken idealen. „Ik geloof dat het banaler was, dat het meer uit gemak zucht is voortgekomen. Kijk, sommigen trokken naar het Franse platteland, maar ble ven terwijl ze daar woonden toch afhankelijk van de stad; ze kwamen hier exposeren, zochten hier inspiratie Daarom zijn er weer te ruggekomen." Mis je in de stad de natuur niet? „Nee eigenlijk niet. Ik vind het bij voorbeeld waanzinnig mooi in de Franse Dordogne en soms vind ik het Neder landse landschap wel leuk, maar ik vind de stad mooier, ook als de stad in verval is. En wat is trouwens de natuur in Nederland? Een polder met keurige vakjes akkers of weilanden zo keurig gewas sen en geschoren? Dat is agrarische industrie! In de stad, en dat moet ik wel zeg gen, is ook meer geestelijk comfort. De cultuur, de con tacten met mensen, dat knooppunt van geestelijke stromingen, die je in een stad vindt noem ik geestelijk com fort. Je ziet ook dat die stede lingen die in een dorp zijn gaan wonen, daar bij elkaar hokken en zo proberen de stad na te doen, omdat ze dat comfort missen. Daardoor krijg je in zo'n dorp een nieu we elite, die van de „import" tegenover de oorspronkelijke dorpsbewoners." Nu wordt van Rotterdam juist gezegd dat er geen echt stadle ven is omdat het nieuwe hart niet functioneert. „In Rotterdam is wel degelijk die uitwisseling van contac ten die je in een echte stad vindt. Mensen van buiten Rotterdam vinden het hier koud en ongezellig, maar de Rotterdammers zijn het daar helemaal niet mee eens. In vergelijking met Amsterdam is er wel minder stads leven, maar daar staat tegenover dat Rotterdam meer toe komst heeft: er is hier de ruimte om terug te komen op de fouten van de wederop bouw, om nieuwe denkbeel den voor het centrum uit te werken. Amsterdam is trou wens meer een toeristische stad, is meer „plaatjes kij ken" terwijl het leven in Rot terdam meer naakt is, harder is." „Ja, ik had graag in een stad willen opgroeien, hoewel ik doordat ik in Middelhamis geboren en getogen ben. na tuurlijk beter kan vergelij ken. Ik zie nu beter de schaal vergroting van de stad tegen over de kleinere schaal van het leven in een dorp." PLATTELAND In de buurtschap De Wacht wonen meer kip pen dan mensen. Daar lijkt het althans op als je via een polderweg de aandoenlijk kleine woonkern binnen rijdt die zich in de Hoekse Waard heeft verscholen achter de westelijke dijk van de Dordtse Kil. Op de kippen na, die op en rond de achter de plaatselij ke boerderij opgetaste mest hoop scharrelen, is er weinig openbaar leven te bespeuren. Rijd je zo ver als Je kunt dan kom je voor een verschoten, tegen een schuur gespijkerd verkeersbord te staan. Het is het enige in De Wacht, model n van het reglement verkeerstekens (doodlopende weg) en op deze plaats nogal vermakelijk. Want tussen de oude bebouwing door zie je het groene talud van de Kil- dijk voor Je neus oprijzen. Alleen een tank zou door kunnen rijden en die helling kunnen nemen. Hij zou dan op de erfjes van een paar op de dijk gebouwde huizen te recht komen. Een daarvan is van de exploitant van een in de Dordtse Kil liggend bun kerschip. die we later de „gouverneur van 't spul" ho ren noemen. Op de dijk staand heb Je een weids uitzicht over het water met in de verte de industriële architectuur van „Moerdijk" en dichterbij de silhouetten van Dordrecht en 's-Graven- deel. Tot laatstgenoemde ge meente behoort De Wacht bestuurlijk. Draai Je je om dan zie je van bovenaf het handvol huizen van deze buurtschap. Drie eeuwen ge leden is ze ontstaan toen aan de Dordtse Kil een douane post voor de schipperij werd ingesteld. Vandaar dat deze speldeknop op een beetje goede kaart nog altijd, zij het met haast onleesbare letter tjes en een ministip wordt vermeld. De stadsmens, die nu consta teert dat hier een onvervalste negorij wordt beschreven, heeft volkomen gelijk. Maar wie met enkelen van de om streeks vijftig mensen tellen de bevolking praat komt er al ras achter dat ze op dit stille plekje met zin en lust en vooral met een groot gevoel van vrijheid wonen. Ook de voor het merendeel Jonge be woners van de eerste en voor lopig laatste na-oorlogse nieuwbouw van De Wacht, die bestaat uit vijf, helaas keurig op een rijtje staande blokjes van twee-onder-één kap. Ter gelegenheid van het gereedkomen van dit ambi tieuze bouwplan werd de eni ge weg van deze grietenij op kosten van de gemeente 's- Gravendeel geasfalteerd en modieus van parkeerhavens voorzien. Doelmatig natuur lijk, maar in deze omgeving absoluut uit de toon vallend. Niemand van de oudere be woners die er ook maar over zou denken De Wacht te ver laten om op een wat levendi- gere plaats te gaan wonen, aldus verklaren plechtig de bewoners van de boerderij. Deze mensen echter vinden in vergelijking met waar ze zo'n dertig jaar geleden sa men begonnen De Wacht al druk genoeg. Ze woonden 21 jaar in volstrekte eenzaam heid in een gedeelte van de Sliedrechtse Biesbosch, nu als recreatie- en natuurge bied De Merwelanden gehe ten. Ze waren daar volkomen op zich zelf aangewezen. „Dat was wonen!" zegt de boer ver genoegd. Zijn vrouw, die Juist heeft verteld dat ze het kook- en waswater uit de regenton of uit de rivier betrok, niet de beschikking had over gas en elektriciteit, voor doktersbe zoek afhankelijk was van de politieboot en maar hoogst zelden de eenzame woonstee verliet, zegt het hem na. „Mijn man was toen griend- hakker", verduidelijkt ze. „We vonden het wat erg dat we daar op den duur weg moesten. Acht jaar geleden verhuisden we per schip naar De Wacht toen mijn man het bedrijf van zijn broer kon overnemen. Het kon niet an ders dan over het water. En nu zitten we dus hier en ook wel goed. Of ik de stad mis? Die ken ik eigenlijk alleen van de jaren dat ik dienst meisje was. Ik vond het er toen wel leuk maar ik zou er nu niet aan moeten denken om er te wonen. Het is best aardig om er eens te winkelen en dat doen we dan ook wel. Maar op een gegeven mo ment krijg ik er genoeg van en ben ik blij als we weer naar huis gaan." Goed. goed, de stad is druk en roezemoezig, maar het le ven in zo'n piepkleine ge meenschap als deze, waar ie dereen toch wel alles weet van iedereen, heeft toch ook wel bezwaarlijke kanten? „Ach", zegt ze wat aareelend, „dat valt wel mee. De mensen hier gaan goed met elkaar om. Het voornaamste is trou wens dat je fijn en rustig woont en van niemand last hebt. Je leidt je eigen le ven...." „Ik heb m'n werk", zegt haar man en hij bedoelt daarmee dat hij de beesten gaat voeren. Eerst geeft hij het consigne zijn naam niet te vermelden alsof het voor de buurt een puzzel zou zijn hem te identificeren als hij iets kwaads zou hebben ge zegd. „Ben Je een heer?" vraagt hij nog spottend. „Zo ja dan kun je hier ook komen wonen. Er staat nog een van die nieuwe huizen leeg en het zijn nu eenmaal héren huizen!" Die huizen waren niet ge wenst, horen we later van „Import-bewoner" l. Haver kamp. „De mensen vonden zo'n grote aanwas van de be volking als de bouw van tien woningen tot gevolg zou heb ben aanvankelijk maar niets. De nieuwe bewoners, die wel uit de stad zouden komen, werden dan ook argwanend bekeken. Maar ik vind dat we, na een periode van we derzijds wennen, vrij goed door de gemeenschap zijn op genomen. Geen van de nieuwkomers heeft er spijt van zich op dit plekje in het weidse polderland te hebben gevestigd". Maar vliegen die rust en die stilte een in de stad Gronin gen geboren en in een grotere Zuidhollandse gemeente ge woond hebbende man als hij nu niet eens een keer naar de keel? „Geen sprake van", al dus deze kapitein op de Rijn vaart. „mij niet en mijn vrouw evenmin. Afgezien van het woongerief dat we hier hebben (en met een mooi stukje grond) gaat het ons voornamelijk om de vrijheid die je voelt als Je om Je heen kijkt. We hebben, niet eens ongunstig, in een flat ge woond en dat was heel an ders. Ik zou het erg vinden om, bij voorbeeld in verband met werk, verplicht in een drukke stad te moeten wo nen. En de praktische nadelen van het afgelegen wonen vallen hier ook wel mee. Er rijdt bij voorbeeld dagelijks een schoolbusje voor de kin deren van De Wacht, er ko men enkele malen in de week leveranciers en we hebben dan altijd het bunkerschip nog waar van alles is te krij gen. Wil je eens uit of zou Je behoefte hebben aan wat drukte dan is het heus zo moeilijk niet om daar aan toe te komen. Laat ons hier maar zitten, wij redden het wel!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 13