Een seizoen religie Kruisinga's voorganger Voorbarig en verwarrend im Plannen met ondernemings raad Filmen met geluid? Sankyo ttJOAG 19 MEI 1978 TROUW/KWARTET PS 13 - RH 15 door Guus van Hemert -|g< of 4 Het is een onuitgemaakte zaak of er op de radio en televisie te veel of te weinig godsdienst wordt gegeven. Religie hoort bij het leven als ademen en beminnen. Wordt dit levensgebied in een samenleving ontkend, dan richt zich het religieuze gevoel op iets anders, een parade, een praalgraf, de ikoon van de leider, de wetenschap, de eigen auto, een nieuwe wijze van koken. Religie is er en daarom is het goed als er programma's zijn die het religieuze gevoel inderdaad op zijn eigen doel en niet op vervangingsdoelen oriënteren. Bovendien: zelfs als dit menselijke vermogen zich naar het goddelijke keert, kan het een gevaarlijk instinct worden, in afgoderij ontaarden. Ook daarom is het nodig steeds met religie bezig te zijn, het te blijven richten en vorm geven. Ten derde kun je het ook vanuit ,een heel andere invalshoek benaderen: gewoon vanuit het (geloof in Christus (terzijde latend KJ of dit een 'religie' is of niet) overtuigd zijn dat zijn verrijzenis en bevrijding doorverteld moeten worden en dat als er media bestaan, het ook daar moet ■f gebeuren. Maar de media zijn een zeer vrije markt. En gericht op mensen juist wanneer zij zich willen ontspannen. Nu kan ook godsdienstige aandacht diep ontspannend zijn, Bi maar dat constateer Je na het programma, terwijl lichte cjprogramma's van te voren de Verwachting (of illusie) om zich heen hebben dat het ontspannend j ^alzijn. Religieuze uitzendingen 1 worden zodoende gemeden. Nodig is een formule die de mensen op de vrije markt van hun kamers k aantrekt. Ieder jaar opnieuw. Dit W winterseizoen heeft meerdere initiatieven op het scherm laten zien. Misschien vergeet ik de beste h— of heb ik er niet naar gekeken, ^naar in mijn gedachten zijn er een paar blijven hangen. Daar was de Englese serie die de NOS op de zondagmiddag uitzond: „The christians". De historie van het christendom in dertien uitzendingen. Met prachtige landschappen, steden en folkloristische evenementen was het echt TV. Samensteller en jiresentator Bamber Oascoigne, opgeleid in Eton, Cambridgeen Yale, quiz-master van de Engelse voorganger van 'tweekamp', vertelde glimlachend, met de idvlagen en het tegenlicht van ie werelddelen om zijn krullen, iet grote verhaal. publiciteit eromheen liet weten dat hij niet gelovig was. Dit moest Zijn geloofwaardigheid verhogen. —Wat in feite te merken viel, was dat rijn all-round beschaving hem behoedde voor het geestdrijverlge zwartmaken van het verleden dat in de Nederlandse publiciteit zo vaakje zou zeggen vanuit een mengsel van licht marxisme, Inkennig protestantisme, katholieke progressiviteit en gebrekkig historisch invoelen de toon bepaalt. Gascoigne wist daarvoor te veel van zijn onderwerp, en hield er ook te veel Al gaf hij, zoals zijn glimlach iwees, zich er niet aan over. Maar ijn interesse was echt, wat bleek ;t het feit, dat hij, in tegenstelling •tzijn eigen bewering, een irborgen theologie had, een iteresse-richting, een houding van Is het christendom goddelijk is, in moet het zo en zo handelen'. Kaar dit 'zo en zo' gaat hij ook op ek. Het is een antwoord op deze vraag: hoe slagen de christenen erin om met onderling Verschillende visies toch samen te leven, en bovendien, hoe zijn ze in staat met andere grote stromingen samen te denken en te werken? Een onuitgesproken vraag naar de universaliteit, de algemeenheid, het bij het-menselijk-wezen horen (ADVERTENTIE) en nü een week fietsvakantie in eigen land! van het christelijk geloof. Of hij vanuit die interesse ons het volle verhaal gegeven heeft, is een ander kwestie, maar hij zoekt een serieus punt: die eenheid, menselijkheid, universaliteit, waar ook mensen als Erasmus en Hugo de Groot zo door getrokken werden. In hetzelfde seizoen bood de EO de cultuurhistorie van dr Francis Schaeffer. Die is mij helaas ontgaan. Maar op hun serie „Schepping of evolutie" heb ik gelet. Zij hadden hiermee een goed onderwerp. Ik denk dat het niet oplossen van de verhouding tussen Genesis en de evolutieleer een bron is van alle grote onzekerheid, ook bij mensen die er nooit aan denken. Een kruispunt van onzekerheden. De EO probeert dan het oude wereldbeeld te redden. Volgens mij is dat niet de oplossing, eenmaal Galilei is genoeg. Belangrijk is juist om de verandering bewust en aandachtig te laten gebeuren. De EO stelde het probleem, maar begaf zich niet op het gebied waar, net als in de Galilel-kwestie, de echte vraag ligt. Namelijk in het eigen taalgebruik, het eigen „literaire genre", van een Schriftpassage. Men sprak in de uitzendingen teveel over stenen en te weinig over het Woord. Overigens schijnt de EO erin geslaagd te zijn dit seizoen goede kinderprogramma's te brengen. Een echte gebeurtenis was de Oeloof-hoop-en-liefde show van Wim Neijman. Alleen al die naam: een puur geloofswoord met een puur medium-woord gecombineerd! En er werd iets van waar gemaakt. De show had een eigen karakter dat direct met de christelijke inspiratie samenhing. Een bepaalde warmte, aandacht, stilte. Zozeer dat je je afvraagt waarom, behalve de rake onderwerpen: verliefdheid, liefde, eenzaamheid, dood, niet ook het thema gebed en meditatie aangedurfd is. In deze sfeer had ik oud en Jong graag iets horen zeggen over dat wat een in Parijs wonende moslim noemde „een beleving van menselijke volkomenheid waarmee geen enkele andere vergeleken kan worden". Maar wellicht heeft Neijman niet met de moeilijkste thema's willen beginnen. Ik hoop dat hij doorgaat Hoe het onderwerp gebed dicht bij de lippen kan liggen, bewezen de uitzendingen van J an Nieuwenhuis over het geloof van jongeren van twaalf tot zeventien jaar. Hij vroeg er wel eens naar en kreeg antwoord. En dit waren nog wel programma's die vooral de twijfel en tegenzin tegen het geloof op sprekende of gesloten gezichten van jongeren in hun puberteit lieten zien. Ik denk er vaak aan terug. Teken dat het over iets ging. Ook al kwam er geestelijk meer honger dan volheid mee. Misschien daarom juist Het succes van het seizoen, wat betreft de combinatie religie-tv was het „Dagboek van een herdershond". Of het nu de beoordeling door VARA-, TROS- of VPRO-leden betrof, de waarderingspunten waren zeer hoog. En de katholieke sfeer bleek zo goed getroffen, dat ook KRO-kijkers het prachtig vonden. Het meesterschap van regisseur Willy van Hemert (nee, geen familie) in breed opgezette scènes met voel mensen leidde tot warmbloedige tv-werk. Alleen is er de veel gehoorde en terechte klacht dat hij zijn hoofdfiguur ten dele bedorven heeft. Zó stuntelig doet geen mens. De regisseur is zelf in zijn tienerjaren op een priesteropleiding geweest De seismologische trillingen daarvan drongen blijkbaar tot in het spel van Jo de Meyere door. Ook hield de serie, geestelijk gesproken, iets nostalgisch, naar-achteren-gerichts, onschadelijks. (Zo werd gebed gemythologiseerd tot een gehoorde stem). Maar blijkbaar heeft heel ons volk een moment behoefte om in die sfeer te ademen. Om, zoals iemand mij zei, in een tijd waarin duizenden van hun geloof afvallen, eens alleen maar bezig te zijn met iemand die van zijn fiets valt Er is natuurlijk nog veel meer gedaan. Zelf heb ik met grote vreugde de paasnachtmis van het omroeppastoraat 't Zand 33 gevolgd, net goed rommelig genoeg om warm en echt te zijn, met een passend woord van Maria ter Steeg. Dat was geen verleden, maar gewoon heden. Het religieuze programma ten slotte waar ik het meest over heb horen praten hier in het Oosten des lands is de Jezus-film van Zeffirelli, die in de week voor Pasen door Duitsland in vier afleveringen uitgezonden is. Een kundig en eerbiedig naspelen van het verhaal zoals het er staat. Zoiets mag natuurlijk alleen als in het verhaalritme, in de beweging van de vertelling ook de symbolische waarden die de evangeliën tot meer dan een verslag maken, meekomen. Ik dacht dat dat soms- gebeurde. Zou er ten slotte over al hét getoonde iets algemeens te zeggen zijn? Misschien dit: dat het 'schriftuurlijke thema van gerechtigheid; menselijkheid, bevrijding op vele manieren doorgeklonken heeft. Daarentegen lijkt het thema van spiritualiteit, innerlijke volheid, lof van God, stilte, gebed, dus het zelf direct omgaan met het geloof, eer onderontwikkeld en verweesd te ?Un. door H. J. Neuman Neen, het gaat in deze bijdrage niet over personen die dr. Roelof Krui- singa in de bekleding van diens offi ciële functies, tot en met de post van Nederlands minister van defensie, zijn voorafgegaan. Het gaat zelfs niet zozeer over zijn vertrek uit het kabinet-Van Agt/Wiegel. Waar het om gaat is of er meer gevallen zijn geweest van mensen die een open baar ambt opgaven onder aanvoering van het motief dat zij het niet eens konden zijn met het kernwapenbe- leid van hun regering. Zoals bekend heeft de heer Kruisinga verklaard dat hij afstand deed van zijn minis terschap omdat hij de produktie en opstelling van het „Enhanced Radi ation Reduced Biast"-wapen (het neutronenwapen dus) niet met zijn geweten als christen overeen kon brengen. Eind april verscheen in het Britse dagblad „The Guardian" over het aftreden van de Nederlandse minis tereen beschouwing. Daarin merkte de schrijver, Mark Arnold-Forster, op dat de heer Kruisinga de tweede westerse politicus was die om een meningsverschil over nucleaire za ken was afgetreden. Nu leert de er varing dat journalisten en anderen die zich met grote stelligheid uitla ten over de omvang en de samenstel ling van kleine categorieën veelal moeilijkheden op hun pad ontmoe ten. Te zeggen dat er al die jaren maar twee gevallen van aftreden we gens bezwaren tegen de atoombewa pening van het westen zijn geweest, is vermoedelijk net zo riskant als mededelingen over de oudste inwo ner van een land of een groep van landen. Er zijn er altijd die nóg ouder zijn. Toch is het interessant om te verne men wie Arnold-Forster aanwijst als de enige en onvervalste voorganger van de beer Kruisinga. Dat blijkt dan te zijn Sir Richard Acland, een naam die de meeste lezers vermoe delijk niets zegt Wie is deze Sir Richard? De Britse ambassade in Den Haag was aanstonds bereid en kele nadere mededelingen te ver schaffen. Sir Richard Acland is in 1906 gebo ren uit een familie van grootgrond bezitters in het westen van Enge land. In 1943 schonk hij beide land goederen van de familie aan de Nati onal Trust. Hij studeerde in Oxford (Balliol College) en werd advocaat. In 1935 stelde hij zich namens de Liberale Partij kandidaat voor het lidmaatschap van het Lagerhuis in North Devon. Hij werd gekozen, maar reeds het volgende jaar maakte hij een politie ke ommezwaai. Na het lezen van Keynes' „General Theory" werd hij bekeerd tot het socialisme. In het midden en tegen het eind van de jaren dertig nam hij een actief aan deel in de zgn. „Popular Front"- campagne die gericht was tegen de al te grote inschikkelijkheid van o.m. de Cliveden Set jegens Hitier c.s. (tegen wat in die dagen dus „appea sement" werd genoemd) en die sterk pleitte ten gunste van collectieve veiligheidsafspraken. Begin 1940 publiceerde hij „Unser Kampf', een wervend geschrift waarin hij het socialisme bepleitte op meer zedelijke dan economische gronden. Deze publikatie leidde tot de opkomst van een overigens niet zo omvangrijke politieke beweging, die culmineerde in de oprichting van de „Common Wea!th"-organisatie. In de laatste jaren van de tweede wereldoorlog zagen kandidaten van deae organisatie kans enkele tussen tijdse verkiezingen te winnen van de Conservatieven. „Common Wealth" werd echter weggevaagd bij de alge mene verkiezingen van 1945. In 1947 won Sir Richard een belang rijke tussentijdse verkiezing na mens de Labour Party. De eerste vier jaar behoorde hij aldus tot de regeringspartij. Er heerste een La- bour-kabinet onder leiding van Cle ment Attlee. Wat Sir Richard en het overgrote deel van de Labour Party toen niet wisten, was dat dit kabinet toestemming had gegeven voor de produktie van een Britse atoombom. Dat feit werd pas bekend toen Sir Winston Churchill, opvolger van Attlee als minister-president, er in 1954 melding van maakte. De verwarring in de socialistische gelederen was groot. Dit, niettegen staande het feit dat al in mei 194S de toenmalige minister van defensie, A. V. Alexander, in antwoord opeen vraag uit het Lagerhuis had ver klaard dat „aan de ontwikkeling van alle soorten moderne wapens, met inbegrip van atoomwapens, wordt gewerkt." Toen had niemand zich opgewonden. De volgende dag druk te de „Times" het ministeriële ant woord af in een berichtje van twintig regels druks; het blad vond het niet de moeite waard er enig commentaar aan te wijden. Maar nu, zes jaar later, was de kat in de gordijnen. In februari 1955 publiceerde de Con servatieve regering een Witboek, waarin voorstellen waren opgeno men om over te gaan tot de vervaar diging van de waterstofbom. Hier mee had de Labour Party het zo mogelijk nóg moeilijker. Tenslotte hechtte ze formeel haar godkeuring aan een politiek die erop gericht was Groot-Brittannië in het bezit te stel len (of liever het bezit te handha ven) van een onafhankelijke nucle aire afschrikkingsmacht. Het was toen dat Sir Richard Acland zijn parlementszetel opgaf en tevens bedankte als lid van de Labour Par ty. In die zin was hij dus inderdaad een voorganger van dr Kruisinga. Na zijn heengaan uit de politiek heeft Sir Richard zich aan het onderwijs gewijd. Eerst doceerde hij enkele jaren wis- en natuurkunde aan mid delbare scholen en daarna (1960-74) pedagogie aan St. Luke's College of Education in Exeter. Hij heeft nog verschillende malen boeken en boekjes geschreven. Een paar titels: „We teach them wrong", „Religion and the Young" en „the Next Step". Hij is intussen alweer enkele jaren gepensioneerd. Zoals ik al opmerk te: het staat niet vast dat Sir Richard Acland de enige voorganger van dr Kruisinga is geweest. In de landen van het Westelijke bondgenootschap kunnen er sinds 1945 nog wel tal van andere parlementsleden, diploma ten e.d. zijn geweest, die het met het bezit en/of de verdere ontwikkeling van kernwapens niet eens waren en 'die zich daarom hebben terugge trokken. Eigenlijk zou er eens een lijst van die mensen gemaakt moeten wor den, zo mogelijk vergezeld van over zichten van hun levensloop en zeker ook een samenvatting van hun mo tleven. Zo'n bundel van gegevens zegt misschien meer over de gesple tenheid van onze tijd dan menige roman of politieke verhandeling. A w door prof. dr. H. J. van Zulhem Het voorjaar schijnt voor een kabinet een ideaal moment te zijn om met wijzigingen van de wet op de ondernemingsraden te komen. TWee jaar geleden kwam het kabinet-Den Uyl met zijn geruchtmakende plannen, die de geschiedenis zijn inge gaan als de poging tot verzelfstandiging van de ondernemings raad. Ook het kabinet-Van Agt komt nu met plannen de directeur uit de ondernemingsraad te halen. We zullen een ondernemingsraad krijgen, waarin de directeur opzijn verzoek toegang zal krijgen op het moment, dat deze raad zijn advies aan de directie samenstelt Het oordeel over deze plannen hangt natuurlijk af van de visie, die men heeft op de bedrijfsdemocra- tie. Wanneer men in twee partijen denkt, die om de macht strijden, is een zelfstandige ondernemings raad met veel bevoegdheden een aantrekkelijke zaak. De leden van de ondernemingsraad kunnen on gehinderd door de directeur over het beleid praten en vervolgens hem de resultaten van dat gesprek meedelen. Weliswaar moeten zij volgens de plannen van het kabinet de vaststelling van het officiële ad vies uitstellen tot de directeur de vergadering bijwoont, maar hun onderling beraad heeft dan al plaatsgevonden. De directeur wordt met dat beraad geconfron teerd. De ene partij krijgt te horen wat de andere partij heeft uitge dacht. De ene macht tegenover de andere macht. Wanneer men echter de onderne ming ziet als een samenwerkings verband, ligt de zaak wel anders. De uitdrukking „samenwerkings verband" behoeft overigens wel enige toelichting. Er zijn mensen, die denken dat hiermee de gevoe lens van werkgever en werknemers tegenover elkaar worden bedoeld of de manier, waarop men elkaar als regel behandelt. Dit is geen Juis te weergave van deze uitdrukking. Een onderneming of bedrijf is een samenwerkingsverband, omdat werkgever en werknemers, kapi taal en arbeid, leiding en medewer kers op de samenwerking met el kaar zijn aangewezen. Noodzakelijk Die samenwerking is een noodza kelijk gegeven, wil men afzonderlij ke en gemeenschappelijke doelein den bereiken. Wie beseft, hoe een onderneming of bedrijf in de prak tijk functioneert, zal erkennen dat de een niet zonder de ander kan. Ook in landen, waar men het arbei ders-zelfbestuur toepast (zoals Joe goslavië en Israël), beseft men heel goed, dat arbeiders zonder kapitaal en goede leiding niets kunnen be ginnen, ook al is hun zeggenschap nog zo groot. Wordt dit samenwerkingsverband nu om zeep geholpen door een on dernemingsraad, waarin de direc teur geen zitting meer heeft? De huidige wet kent immers ook al de vóór-vergadering van de gekozen leden? Bovendien is het toch wat vreemd, dat een directeur die voor zitter is van de ondernemingsraad, aan zichzelf advies uitbrengt. We kunnen op deze kwestie alleen maar goed ingaan, wanneer we de democratisering van het bedrijf als geheel bekijken. Het is een opval lend gegeven, dat er over de onder nemingsraad wordt gesproken los van wat men bij voorbeeld met de raad van commissarissen wil. Er is in ons land op het ogenblik een politieke meerderheid voor de zogenaamde gekozen commissaris. Volgens de huidige wet benoemen in de grotere bedrijven de commis sarissen elkaar. De politieke meer derheid wil, dat werknemers en aandeelhouders commissarissen kiezen. Die gekozen commissaris sen zullen met elkaar de hoofdlij nen van het beleid moeten vaststel len en de directie moeten adviseren en controleren. Nergens zal dan be ter dan in de raad van commissaris sen blijken, hoezeer de onderne ming of het bedrijf een samenwer kingsverband is. ook al zal men elkaar wel eens in de haren vliegen vanwege de verschillende visie op de belangen-verhoudlngen. Hoogste macht Een dergelijke raad van commissa rissen vormt de hoogste macht in het bedrijf en is daarmee de beste uitdrukking van de medezeggen schap van de werknemers. Ook de vakbonden hebben blijkens diver se recente rapporten voor deze weg gekozen, niet alleen het CNV maar ook de FNV. Deze keuze moet naar mijn mening beslissend zijn voor de vormgeving van de onderne mingsraad. Wie de raad van commissarissen als hoogste machtsorgaan ziet en de werknemers daarin op z'n minst een plaats gelijkwaardig aan het kapitaal geeft, moet de volgende consequenties voor de onderne mingsraad trekken: a) de ondernemingsraad is een „la ger" orgaan, die niet met eigen be slissingsbevoegdheden de raad van commissarissen voor de voeten moet gaan lopen, maar die vooral in de sfeer van het overleg beleids- voorbereidend bezig moet zijn; b) als beleidsvoorbereidend or gaan is de ondernemingsraad ge baat met de voortdurende aanwe zigheid van de meest deskundigen, waaronder een vertegenwoordiger van de directie of de directie zelf Het ontgaat mij volledig, waarom er tegen de achtergrond van reële verwachtingen omtrent de veran deringen in de positie van de raad van commissarissen op dit moment een weg voor de ondernemingsraad wordt uitgestippeld, die de be- drijfsdemocratle zal frustreren. Ik herhaal, wat ik ook twee jaar gele den publiekelijk heb gezegd: het is voorbarig nu aan de ondernemings raad te gaan sleutelen. Eerst zal de positie van de raad van commissa rissen moeten worden herzien, liefst binnen een totaal-visie op de bedrijfsdemocratle. De praktijk van de ondernemingsraden geeft geenszins aanleiding hals-over-kop tot een verzelfstandigde onderne mingsraad over te gaan. Afwachten Waarom zal een vercelfstandlgde ondernemingsraad frustrerend werken? Er is weinig fantasie en bedrijfservaring nodig om te be denken, dat een directeur die geen toegang heeft tot het voortdurende proces van beraad en overleg van de gekozen leden, wel eens een af wachtende houding zal kunnen gaan aannemen. Die directeur zou wel eens minder scheutig kunnen worden met Informatie of zich kun nen beperken tot hetgeen strikt is voorgeschreven. Het allerbelang rijkste is echter, dat een directeur die zich geplaatst weet tegenover een gedemocratiseerde raad van commissarissen en een verzelfstan digde ondernemingsraad wel eens In de verleiding zou kunnen komen beide instellingen tegen elkaar uit te spelen. Erg moeilijk zal dat niet zijn, want een directeur zal ook in ons land wel een machtig en veel wetend man blijven. Ik zie maar één oplossing. De politi ci moeten de ondernemingsraad voorlopig met rust laten. Laten de zelfde politici eens wat meer haast maken met de herziening van de raad van commissarissen. Zij ver keren in de gelukkige omstandig heid. dat de huidige minister van sociale zaken in staat is een goed doordachte totaal-visie op de be drijfsdemocratle op tafel te leggen. Daaraan heeft ons land behoefte en niet aan een voorbarig en verwar rend geharrewar over de onderne mingsraad. H. J. van Zuthem is hoogleraar in de bedrijfssociologie aan de TH- Twente. (ADVERTENTIE) n*uwe Sankyo Sound XL-400S Licht m gewicht Handiaam Autom aiuche ge- Iwdssterklerege- hng en behchtings- meting 4a Zoom Len* 1 2/8 S 34 ei macro en fading Sankyo Sound XL-300S.XL-400S XL-600S. IWon/conUoeMol WibaulHuol 212 Amtte'djm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 15