Inwoners zonder stemrecht m Eenpinksterverhaal in een Haagse schuilkelder 55e ^tanbaarb I Stoomlocomotief verslaat diesel Apen in oorlog K fTTTÜll VOOR DE Buitenlandse werknemers: 'tweederangs' gemeentenaren ZATERDAG 13 MEI 1978 BINNENLAND Trouw/Kwartel15 Wetenschap en techniek s door Rob Foppema Als het aan professor M. W. Thring en zijn medewer kers ligt. gaat de stoomlocomotief een grote toekomst tegemoet. Niet op weemoedig-romantische, door hob byisten in het seizoen bereden museumlijntjes. Maar gewoon als de zinnigste technische oplossing voor het probleem hoe je een trein in beweging krijgt, zeker over de wat langere afstanden Op de top van zijn technische ontwikkeling, aldus Thring, in de jaren dertig, was de stoom locomotief wel groter en ster ker, maar nauwelijks slimmer dan zijn prille negentiende- eeuwse voorgangers. En van dat soort rijden ze vandaag nog. Geen wonder dat het sys teem in industrielanden als ou derwets te boek staat. Maar op de afdeling werktuigbouwkun de van het Queen Mary College van de universiteit van Londen heeft men het technisch in zicht van de jaren zeventig op het probleem losgelaten en met opmerkelijk gevolg. De motivering daarvoor kwam regelrecht uit de energiepro blemen. Een stoommachine loopt op alles wat branden kan, „waaronder kolen, olie. hout. gas. turf en suikerbie ten". En omdat we niet blij vend in de olie zullen zwem men, is kolentractie helemaal niet zo'n gek idee. Bovendien had ook de oude stoomlocomo tief niet alleen de nadelen die zo direct in het oog springen (uren opstoken voordat hij rijdt, rendement hooguit acht procent en de vuiligheid na tuurlijk). Hij was betrouwbaar, kon toe met opmerkelijk wei nig onderhoud en leek haast het eeuwige leven te hebben. Zijn moderne broer, die nu op de Londense tekentafels ligt, ziet er iets kwetsbaarder want ingewikkelder uit. Maar daar voor levert hij dam ook (op papier nog) een rendement van 24,5 procent. Dat ziet men daar de moderne dieselloc alleen op zijn beste momenten halen, dus zelfs afgezien van de vraag hoeveel olie er beschikbaar blijft, zou stoom gewoon con currerend zijn. En ook elektri citeit wordt eruit gestoomd. Weliswaar, werkt een grote met kolen gestookte centrale efficiënter, aldus de Britten. Maar wanneer Je het totale elektriciteitssysteem bekijkt, inclusief bovenleidingen en treinen, heeft onze stoomloco motief een hoger rendement. Trouwens, lange lijnen zoals die voorkomen in India, Au stralië, de Sowjet-Unie, Afrika en de beide Amerika's zijn waarschijnlijk niet econo misch te elektrificeren. Ook de betrouwbaarheid ziet men zon nig in. Het stoomgedeelte van de locomotief bevat namelijk geen nieuwe techniek. Alle componenten bestaan al en er is in de industrie uitgebreid ervaring mee opgedaan. En als er een storing optreedt, aldus de ontwerpers, dan kun je meestal nog wel doorrijden, zij het niet op volle snelheid. Een dieselloc die kapot gaat, staat meteen stil ook, en met elektri sche tractie kom je ook geen stap verder als de bovenleiding stuk is. Wervellaag Het enige wat nieuwerwetse onderdeel is de stoomketel. Daarvoor kozen de Britten na tuurlijk zonder aarzeling het wervellaagtype, het „fluidized bed". (Wij hebben ooit als ver taling „vloeibed" gesugge reerd. maar het systeem blijkt Inmiddels wervellaag te heten, in de pas lopend met het Duit se „Wirbelschicht") In een laag zand en steentjes die door een van onder Ingeblazen luchtstroom wordt opgewar- reld, dansen brokjes steenkool mee terwijl zij zeer gelijkmatig verbranden. De warrelende hete massa gedraagt zich in bepaalde opzichten als een vloeistof: er stijgen lucht-,,bel len" doorheen op. die bijdra gen aan een intensieve men ging. En de warmteafgifte aan de waterpijpen die dwars door het bed heen lopen is veel ef fectiever dan wanneer diezelf de pijpen boven een overeen komstig gewoon vuur zouden hangen. Dat betekent een naar verhou ding zeer compacte installatie. De wervellaag is bij koude start in een half uurtje op te stoken (met flessegas om de verbranding op gang te krij gen). Luchtverontreiniging met zwaveldioxide kan desge wenst bijna volledig worden tegengegaan door kalksteen als toeslagmateriaal te gebrui ken. En het gedrag van de wer vellaag laat zich soepel rege len; met de nieuwe stoomloco motief zal niet het barre be roep van stoker terugkeren. Dat de stoomgenerator niet al te groot is, was mooi meegeno men, want om die stoom effec tiever te gebruiken moest er heel wat ingebouwd worden: twee zuigermachines met daartussen een turbo-com pressor en daar achter een wa- tergekoelde condensor. En dan zwijgen we nog maar van de hulpturbine voor de stoomge nerator. de ont-oververhitter en andere finesses. Toch wordt dit complexe geheel volgens de ontwerpers goedkoper dan de overeenkomstige dieselloco motief en niet bewerkelijker in het onderhoud. Zij zijn er van overtuigd dat ze de locomotief van de toekomst hebben be dacht. Voor de romantici on der ons nog een kleine teleur stelling: de stoomplulm en het tjoekjoek-geluid ontbreken Want dat was héél slecht voor het rendement. Het project is door Thring en zijn medewerkers Sharpe en Le Sueur beschreven in Spectrum nummer 153, verkrijgbaar bij de Britse ambassade en consu laten. Het is wetenschappelijk zeer de moeite waard om een groep in het wild levende chimpansees achttien jaar lang in de gaten te houden. Maar Je wordt er niet noodzakelijkerwijs vrolijker van. „Vroeger dacht ik, nou Ja, er zijn een heleboel overeenkom sten tussen chimpansees en mensen, maar in de grond zijn chimpansees tamelijk aardig, en zachter dan wij. Het afschu welijke is dat er ook een sterke overeenkomst bestaat op an dere manieren. Wij hebben een gemeenschap van chimpan sees een andere systematisch zien aanvallen en doden." De bekende biologe Jane Goodall, even weg van haar werk in Tanzania, hield on langs een lezing voor de Natio nal Geographic Society in Amerika. „Als we na tien jaar onderzoek waren opgehouden, zouden we er niets van gewe ten hebben." In 1970 werden de eerste tekenen van ver deeldheid merkbaar in de groep van ongeveer veertig apen. Twee jaar later vormden zeven een eigen gemeenschap, in een gebied ten zuiden van de oorspronkelijke groep. De eerste dodelijke aanval werd in 1974 waargenomen. Vijf mannetjes uit de hoofd groep pakten een enkele weg gelopen mannetje, met han den, voeten en tanden. „Ter wijl een aanval binnen een groep ongeveer een minuut duurt en letsel zeldzaam is. duurde dit twintig minuten en was het erg fel en wreed en het slachtoffer is bijna zeker ge storven. „Sinds *74 is dit soort aanval len vijf maal waargenomen. Het laatste bijna zeker dodelij ke gevecht gebeurde eind vorig jaar Dat was. voor zo ver we weten, het laatste mannetje van de zeven die verhuisd wa ren. Hij is nu weg. Ze braken zijn been en tuigden hem af en het was heel duidelijk dat hij niet kon blijven leven. Nie mand heeft zijn lichaam ge vonden, maar we waren er aar dig zeker van dat hij doodging. „Als gevolg hiervan heeft de hoofdgroep die wij bestuderen, al dat gebied in het zuiden bij het hare gevoegd," meldde me vrouw Goodall. Zij blijft de apen bestuderen om iets te weten te komen over het gedrag van de vroege mens. Als je zorgvuldig naar het gedrag van chimpansees en mensen kijkt, zie Je over eenkomsten. In begroetingspa- tronen bijvoorbeeld: zoenen, omhelzen, handen vasthouden en elkaar op de rug kloppen. Mensen en chimpansees ma ken en gebruiken werktuigen, werken samen bij de Jacht, en blijken dus nu ook agressief gedrag gemeen te hebben. Als dat gedrag bestaat bij de moderne mens en de moderne chimpansee, bestond het ver moedelijk ook bij een gemeen schappelijke voorganger, als we aannemen dat zoiets er ge weest is, aldus Goodall. We zul len nooit weten of de vroege mens handen geschud of ge zoend heeft, maar we kunnen in elk geval vermoeden wat hij gedaan zou kunnen hebben. .Als Je zo een beeld krijgt van de vroege mens, levend in een omgeving die meer op die van de huidige chimpansee lijkt dan op onze samenleving, kun Je het soort van evolutledruk beginnen te begrijpen, dat ons gedrag gevormd heeft tot wat het nu is." door J. G. A. Thijs Hebben de ministers van het tweede kabinet-De Geer op zondag 12 mei 1940 (pinkster zondag, morgen 38 jaar gele den) in het door Duitse vlieg tuigen en Duitse prachutis- ten belaagde Den Haag de gelegenheid en de geestelijke rust kunnen vinden om een kerkdienst bij te wonen? Een mededeling in die geest doet wat vreemd aan, vooral als je zelf herinneringen hebt aan een haastige evacuatie uit een brandend dorp op zater dag. een verblijf met enige tientallen andere evacuees op een boerderij in de omge ving en een geïmproviseerd stichtelijk woordje dat de eveneens gevluchte dominee daar uitsprak. Toch heeft dr. H M. Hirsch- feld, toen secretaris-generaal van economische zaken, het in zijn „herinneringen uit de bezettingstijd" verteld: de meesten van de ministers die van vrijdagmorgen vroeg af in het departementsgebouw Bezuidenhoutseweg 30 bij eenwaren, brachten op pink sterzondag „een bezoek aan de kerk". Zaterdagavond was er urenlang beraad gevoerd over de vraag of de regering naar het buitenland zou mo gen uitwijken (waarbij minis ter van justitie prof. mr P. S. Gerbrandy „zeer nerveus" de grondwet op dit punt raad pleegde i. 's Zondags gebeur de er volgens Hirschfeld in het departementsgebouw verder niet veel en dan ver telt hij over de „ministeriële" kerkgang. Is een aantal bewindslieden op die zondagmorgen onder zo gevaarlijke omstandighe den inderdaad naar de kerk geweest? De enige in Neder land die misschien deze vraag kan beantwoorden is dr. A. A. van Rhijn (nu 85 jaar) uit Den Haag, die zeer kort voor de Duitse inval, op 8 mei, beëdigd was als minis ter van Landbouw en Visse rij. Hij nam een deel van de taak van de zwaar onder het ministerschap gebukt gaan de mr. M. P. L. Steenberghe over. Van alle leden van het kabinet-De Geer is nu verder alleen nog in leven mr. E. N. van Kleffens, destijds minis ter van Buitenlandse Zaken, maar hij is moeilijk bereik baar: hij woont in Portugal. Van Rhijn was vrijdagmor gen om vier uur opgebeld; de Haagse Julianakazerne, niet ver van zijn huis, werd toen al gebombardeerd en hij be greep wat er aan de hand was. Evenals de andere mi nisters spoedde hij zich naar de woning van minister-pre sident De Geer en wat later begon hetzelfde gezelschap in het gebouw Bezuidenhout seweg 30 aan wat een verwar de, dagenlang durende minis terraad zou worden Naar huis Van Rhijn: „Ik herinner me die pihjcster-zondagmorgen ON NCJNCNTS PRIJS f ■til tafei* ua. rast OtfbW n> Nxfatend Opperbevelhebber deelt mede: „Wij hebben de wapens moeten neerleggen". VERTROUWEN IN DE TOEKOMST. Het einde. Bericht. 1 j Aan de soldaten- eer is ten volle voldaan. Het nummer van De Standaard van 15 mei 1940, waarin over de capitulatie bericht wordt. Geheel links het opzienbarende artikel van Colijn; daarnaast een „Bericht", waarin onder meer gemeld werd: „Dr. Colijn pleegt niet op de vlucht te gaan." nog goed; ik ben toen naar huis gegaan. Doordat ik de beschikking over een auto had. was het van de Bezui denhoutseweg naar mijn wo ning aan de Wassenaarseweg maar vijf minuten. Met mijn vrouw en kinderen heb ik die ochtend in de schuilkelder gezeten; we hadden er name lijk een in de tuin, een tame lijk eenvoudige, die je toen kon kopen. In de schuilkelder heb ik met mijn gezin een pinksterverhaal gelezen van een bekende jeugdpredikant, wiens naam me nu niet te binnen wil schieten. Er vlo gen vliegtuigen over. maar we voelden ons toch wel vei lig en de kinderen waren rustig." Wat de andere ministers die ochtend gedaan hebben weet Van Rhijn niet meer. Even min kan hij zich herinneren hoe het toen precies met de ministerraad gegaan is. „Het meest aannemelijk lijkt mij dat de vergadering tot zo'n uur of twaalf geschorst is om dat er een aantal ministers was die er behoefte aan had den zich op het Pinksterfeest te bezinnen. Hoe zij dat ge daan hebben, thuis of in de kerk, kan ik niet zeggen. De toestand was wel zo dat een tocht over straat niet zonder risico was. De behoefte tot bezinning was er in elk geval, dat staat voor mij vast, bij de r.k Hlinister Steenberghe (de andete r k Welter, was met Van Kleffens al naar Londen vertrekken), bij de drie CH- minitters (De Geer. H. van Boeyêft en ikzelf) en de AR Gerbrandy Ik weet nog wel dat we van een uur of twaalf af weer verder vergaderd hebben, en dat we via Dyx- hoorn (de partijloze minister van Defensie) voortdurend berichten over de militaire toestand kregen". Vertrek Die berichten waren zo depri merend en de situtatle ver slechterde zo snel dat de mi nisters de volgende dag, tweede pinksterdag, het land verlieten. Van Rhijn en Steenberghe gingen als laat- sten naar Hoek van Holland. „We wilden pas vertrekken nadat we de regeringsbe voegdheden aan generaal Winkelman overgedragen hadden. Tot elke prijs wilde we een toestand voorkomen waarin een willekeurig ie mand denk maar aan Mus- sert zich als regeringslei der zou kunnen opwerpen", vertelt Van Rhijn. Het program dat dr. Van Rhijn de maanden daarvóór opgesteld had met het oog op een ministerschap (hij was toen secretaris-generaal, de benoeming tot minster had lang in de lucht gezeten) heeft hij nimmer kunnen uit voeren. Het zou tot 1945 du ren voordat hij terug was in het vaderland (waar hij se dertdien staatssecretaris in vier kabinetten en lid van de Raad van State geweest is). Zijn gezin, dat hij in 1940 had achtergelaten, zag hij geluk kig in goede gezondheid te rug. „Maar iedereen was wel vijf jaar ouder geworden. Toen ik wegging waren de kinderen'van tien tot negen tien jaar. dan is vijf jaar later het verschil groot." Terug naar mei 1940: een dag na het vertrek van de minis ters volgde de capitulatie en nog een dag later verscheen het nummer van De Stan daard waarin Colijn de rege ring beschuldigde van „sma delijke vlucht". In dat num mer stond ook de radiotoe spraak afgedrukt waarin Winkelman de capitulatie aankondigde. Ook bij zo be langrijke dingen kan je oog vallen op kleinigheden: waar om had Winkelman het over „vertrouwen op de toe komst" en niet „vertrouwen in de toekomst, wat veel be ter lijkt? De redactie van De Standaard maakte er in de kop maar „in" van. De installatie van de migrantenraad in Utrecht: goedbedoeld maar vrijblijvend it door Barend Mensen DORDRECHT Al zijn de laatstgehouden statenverkie zingen om op zichzelf begrijpe lijke redenen tot inzet van de landspolitiek gemaakt, het zal toch niet veel mensen zijn ont gaan dat het Binnenhof iets anders is dan het provincie huis. In 's lands vergaderzaal wordt de politiek gemaakt die afstraalt op de lagere bestuurs organen zoals het provinciaal bestuur er een is. Maar het is de vraag nog maar wat beter bij de burgers overkomt: het lan delijk beleid of de op het direc te streekbelang gerichte be- stuurskoers van „de provin cie". En wint de provincie het wat dit betreft niet, dan doet in elk geval de laagste van de drie het, de gemeente. In elke stad en in elk dorp houden de inwoners nauwlettend de verrichtin gen van hun gemeentebestuur in de gaten. Als zij dat nodig achten, ste ken zij hun kritiek niet onder stoelen of banken. Een gemeentebestuur, zo als de kiesgerechtigde Nederlanders er woensdag 31 mei elk voor hun eigen woonplaats weer een gaan kie zen. staat dan ook het dichtst bij de burger. In directe zin gesproken heeft hij er het meeste van te ver wachten. Hij mag verlangen dat het plaatselijk bestuur ernst maakt met zijn taak om binnen de wettelijke (en ook financiële) mogelijkheden zijn belangen te behartigen. Die belangen liggen op het vlak van materiële voorzieningen, nodig om het maatschappelijk leven op gang te houden. Zij betreffen ook en voor al het welzijn van de burger en dan in de meest ruime betekenis van dit vaak alleen aan sociaal-cultureel werk gekoppelde begrip. Veilig heid valt evengoed onder de aan de gemeenten opgedragen welzijnstaak als huisvesting, gezondheidszorg net zo goed als onderwijs om enkele grootheden te noemen. De gemeente met als hoogste bestuurscollege de gemeenteraad voert taken uit die haar in het kader van de rijks- Buitenlanders kunneii hun invloed niet via het stembiljet doen gelden. Wat hun overblijft is het middel van de demonstratie. wetgeving zijn opgedragen of over gedragen Zij heeft krachtens de ge meentewet ook een belangrijke ei gen taak. Zij heeft op bepaalde ter reinen eigen verantwoordelijkheden en eigen bevoegdheden. Zij kan met verordeningen regelend optreden en aan plaatselijke behoeften aange paste besluiten nemen. Dat heet dan de gemeentelijke autonomie en dit zelfstandig handelen kan gaan tot waar hogere wetgeving geldt. Ernaast Het is triest te bedenken dat veel gemeenten in dit land inwoners heb ben die zo'n beetje naast dit alles staan. Die óók belasting betalen, óók opdraaien voor allerlei heffingen en retributies, óók deel uitmaken van de plaatselijke samenleving en vaak al jaren in een gemeente wonen en werken, maar die er doodgewoon niet aan te pas komen. Soms zelfs ook niet als het om rechten gaat die een gemeente haar inwoners moet bieden: recht op behoorlijke huisves ting bijvoorbeeld en recht op aan speciale behoeften aangepaste voor zieningen. De overheden in dit land hebben het er nog altijd moeilijk mee eraan te wennen dat de buitenlandse arbei der want over hem gaat het geen „tijdelijk verschijnsel" is, maar dat hij en zij en, met nóg grotere waarschijnlijkheid, hun kinderen blijven. Met name de gemeentelijke overheden die met hen te maken hebben laten hen doorgaans in de kou staan. De regionale welzijns- stichtingen en het deze instellingen overkoepelend Nederlands centrum buitenlanders (NCB), alsmede de vele actiecomité's die zich voor hun belangen inspannen, hebben daar hun eigen duidelijke ideeën over. Achtergesteld „De buitenlanders zijn naar Neder land toegehaald om er aan mee te helpen de overspannen economie in de pas te houden. Als ze plotseling weg zouden gaan dan zouden, on danks het grote aantal werklozen, verscheidene bedrijven moeten slui ten zodat de werkloosheid nóg groter zou worden. Op allerlei gebied zijn ze achtergesteld, maar er is geen enkele politieke partij die zich daar erg druk om maakt. Ze hebben immers geen stemrecht!" Aldus een bitter gestemde functionaris van het NCB. Een wat ongenuanceerd oordeel mis schien, doch een feit is dat maar weinig gemeentebesturen zich er werkelijk voor inspannen ook voor de vreemdelingen in hun poorten een woon- en leefklimaat te schep pen dat beantwoordt aan wat hun alleen al uit menselijke overwegin gen zou moeten worden geboden. „Elke gemeente heeft haar eigen pakket welzijnszorg en recreatie," zegt de NCB-man. „Er worden ton nen uitgetrokken voor voetbalvel den en allerlei sociaal-cultureel werk. Maar wordt er aan de buiten landers gedacht als het gaat om ob jecten of manifestaties op het gebied van bijvocrbeeld sport, recreatie, ontmoeting, wijkwerk? Is de mede werking groot en wordt zij als van zelfsprekend verleend als het erom gaar de mensen in staat te stellen hun godsdienstplichten na te ko men? Voor Nederlanders in den vremde is dat doorgaans geen punt. Als ze met een groep bij elkaar zijn, is er aan geld en organisatietalent altijd wel voldoende vermogen aan wezig om iets van de grond te krij gen. De buitenlanders zijn daartoe niet' in staat. Zij vallen terug op de welzijnsstichtingen, die de lokale overheden de een meer, de ander minder zien als instanties waar aan zij hun eigen verantwoordelijk heden jegens de buitenlanders kun nen toeschuiven. Uitzonderingen Er zijn uitzonderingen, zij het gering in getal. In drie gemeenten het kunnen er inmiddels vijf zijn wor den met toepassing van artikel 61 van de Gemeentewet de specifieke belangen van de buitenlandse inwo ners centraal aan de orde gesteld en besproken. Dat gebeurt in commis sies waarin een scala van deskundig heid is ingebracht en waarin de ver schillende nationaliteiten vertegen woordigd zijn. In Utrecht bestaat de door het gemeentebestuur in het le ven geroepen Migrantenraad. Deze commissies adviseren de gemeente besturen. Allemaal goed bedoeld volgens het NCB, maar ook allemaal even vrijblijvend. „Die commissies hebben geen enkele beslissingsbe voegdheid. Van hun adviezen en sug gesties zal best met belangstelling worden kennis genomen maar tus sen horen en uitvoeren ligt een we reld van verschil". Weinig navolging Directeur F. L. Koppe van de Dordt- se stichting, die eraan meegewerkt heeft dat de geiheente Dordrecht met een commissie ex artikel 61 van de Gemeentewet de primeur had, vindt dit oordeel veel te negatief. „Als je zo'n commissie aan haar lot overlaat is het inderdaad mogelijk dat ze niet veel voorstelt. Maar met goede leiding en begeleiding, onder meer met kaderscholing, kan zij uit stekend werk doen. Zo'n .gemeente lijke' commissie kan met het ge meentebestuur een goed samenspel bereiken en voor bepaalde zaken zelfs landelijke aandacht trekken. Het is daarom jammer dat dit pio nierswerk zo weinig navolging onder vindt." Eens is iedereen in de welzijnszorg voor buitenlanders het over de wen selijkheid de ruim 200.000 gastarbei ders in ons land kiesrecht te geven, bij wijze van eerste fase uit te oefe nen bij raadsverkiezingen. Het gaat er daarbij niet om dat er per se buitenlanders in gemeenteraden moeten zitten (hoewel ook dat denk baar is) maar het gaat erom dat er politiek meer aandacht aan hun be langen zou worden besteed als ook hiin stemmen meetelden. „Want ook in de politiek wordt uitgegaan van het profijtbeginsel." aldus de heer Koppe, die daarbij vaststelt dat maar een heel enkel voor de komen de verkiezingen uitgebracht ge meenteprogram aandacht schenkt aan de problematiek van de buiten lander en wat daar plaatselijk aan zou moeten worden gedaan. Al eerder Het idee de buitenlander, die jaren in dit land verblijft en ijverig bij draagt tot het draaiende houden van de economie, kiesrecht te geven is niet van vandaag of gisteren. Bij diverse gelegenheden heeft men het laten doorklinken, aan tal van poli tieke prominenten is het voorgelegd. Maar als men al de moeite heeft genomen nut en mogelijkheid ervan te overwegen, maakt men er wel erg weinig haast mee het ter discussie te stellen. En dus zal de grote groep achtergestelde, kansarme en van goed- en kwaadwillende afhankelij ke mensen, die wij eens hiet naar toe hebben gelokt, nog wel lang moeten wachten voor het haar zal worden toegestaan op normale wijze aan de Nederlandse samenleving deel te nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 15