Inwoners zonder stemrecht
m
Eenpinksterverhaal in een Haagse schuilkelder
55e ^tanbaarb I
Stoomlocomotief
verslaat diesel
Apen in oorlog
K
fTTTÜll
VOOR DE
Buitenlandse
werknemers:
'tweederangs'
gemeentenaren
ZATERDAG 13 MEI 1978
BINNENLAND
Trouw/Kwartel15
Wetenschap en techniek
s
door Rob Foppema
Als het aan professor M. W. Thring en zijn medewer
kers ligt. gaat de stoomlocomotief een grote toekomst
tegemoet. Niet op weemoedig-romantische, door hob
byisten in het seizoen bereden museumlijntjes. Maar
gewoon als de zinnigste technische oplossing voor het
probleem hoe je een trein in beweging krijgt, zeker over
de wat langere afstanden
Op de top van zijn technische
ontwikkeling, aldus Thring, in
de jaren dertig, was de stoom
locomotief wel groter en ster
ker, maar nauwelijks slimmer
dan zijn prille negentiende-
eeuwse voorgangers. En van
dat soort rijden ze vandaag
nog. Geen wonder dat het sys
teem in industrielanden als ou
derwets te boek staat. Maar op
de afdeling werktuigbouwkun
de van het Queen Mary College
van de universiteit van Londen
heeft men het technisch in
zicht van de jaren zeventig op
het probleem losgelaten en
met opmerkelijk gevolg.
De motivering daarvoor kwam
regelrecht uit de energiepro
blemen. Een stoommachine
loopt op alles wat branden
kan, „waaronder kolen, olie.
hout. gas. turf en suikerbie
ten". En omdat we niet blij
vend in de olie zullen zwem
men, is kolentractie helemaal
niet zo'n gek idee. Bovendien
had ook de oude stoomlocomo
tief niet alleen de nadelen die
zo direct in het oog springen
(uren opstoken voordat hij
rijdt, rendement hooguit acht
procent en de vuiligheid na
tuurlijk). Hij was betrouwbaar,
kon toe met opmerkelijk wei
nig onderhoud en leek haast
het eeuwige leven te hebben.
Zijn moderne broer, die nu op
de Londense tekentafels ligt,
ziet er iets kwetsbaarder want
ingewikkelder uit. Maar daar
voor levert hij dam ook (op
papier nog) een rendement van
24,5 procent. Dat ziet men daar
de moderne dieselloc alleen op
zijn beste momenten halen,
dus zelfs afgezien van de vraag
hoeveel olie er beschikbaar
blijft, zou stoom gewoon con
currerend zijn. En ook elektri
citeit wordt eruit gestoomd.
Weliswaar, werkt een grote
met kolen gestookte centrale
efficiënter, aldus de Britten.
Maar wanneer Je het totale
elektriciteitssysteem bekijkt,
inclusief bovenleidingen en
treinen, heeft onze stoomloco
motief een hoger rendement.
Trouwens, lange lijnen zoals
die voorkomen in India, Au
stralië, de Sowjet-Unie, Afrika
en de beide Amerika's zijn
waarschijnlijk niet econo
misch te elektrificeren. Ook de
betrouwbaarheid ziet men zon
nig in. Het stoomgedeelte van
de locomotief bevat namelijk
geen nieuwe techniek. Alle
componenten bestaan al en er
is in de industrie uitgebreid
ervaring mee opgedaan. En als
er een storing optreedt, aldus
de ontwerpers, dan kun je
meestal nog wel doorrijden, zij
het niet op volle snelheid. Een
dieselloc die kapot gaat, staat
meteen stil ook, en met elektri
sche tractie kom je ook geen
stap verder als de bovenleiding
stuk is.
Wervellaag
Het enige wat nieuwerwetse
onderdeel is de stoomketel.
Daarvoor kozen de Britten na
tuurlijk zonder aarzeling het
wervellaagtype, het „fluidized
bed". (Wij hebben ooit als ver
taling „vloeibed" gesugge
reerd. maar het systeem blijkt
Inmiddels wervellaag te heten,
in de pas lopend met het Duit
se „Wirbelschicht") In een
laag zand en steentjes die door
een van onder Ingeblazen
luchtstroom wordt opgewar-
reld, dansen brokjes steenkool
mee terwijl zij zeer gelijkmatig
verbranden. De warrelende
hete massa gedraagt zich in
bepaalde opzichten als een
vloeistof: er stijgen lucht-,,bel
len" doorheen op. die bijdra
gen aan een intensieve men
ging. En de warmteafgifte aan
de waterpijpen die dwars door
het bed heen lopen is veel ef
fectiever dan wanneer diezelf
de pijpen boven een overeen
komstig gewoon vuur zouden
hangen.
Dat betekent een naar verhou
ding zeer compacte installatie.
De wervellaag is bij koude
start in een half uurtje op te
stoken (met flessegas om de
verbranding op gang te krij
gen). Luchtverontreiniging
met zwaveldioxide kan desge
wenst bijna volledig worden
tegengegaan door kalksteen
als toeslagmateriaal te gebrui
ken. En het gedrag van de wer
vellaag laat zich soepel rege
len; met de nieuwe stoomloco
motief zal niet het barre be
roep van stoker terugkeren.
Dat de stoomgenerator niet al
te groot is, was mooi meegeno
men, want om die stoom effec
tiever te gebruiken moest er
heel wat ingebouwd worden:
twee zuigermachines met
daartussen een turbo-com
pressor en daar achter een wa-
tergekoelde condensor. En dan
zwijgen we nog maar van de
hulpturbine voor de stoomge
nerator. de ont-oververhitter
en andere finesses. Toch wordt
dit complexe geheel volgens de
ontwerpers goedkoper dan de
overeenkomstige dieselloco
motief en niet bewerkelijker in
het onderhoud. Zij zijn er van
overtuigd dat ze de locomotief
van de toekomst hebben be
dacht. Voor de romantici on
der ons nog een kleine teleur
stelling: de stoomplulm en het
tjoekjoek-geluid ontbreken
Want dat was héél slecht voor
het rendement.
Het project is door Thring en
zijn medewerkers Sharpe en Le
Sueur beschreven in Spectrum
nummer 153, verkrijgbaar bij de
Britse ambassade en consu
laten.
Het is wetenschappelijk zeer de moeite waard om een groep
in het wild levende chimpansees achttien jaar lang in de
gaten te houden. Maar Je wordt er niet noodzakelijkerwijs
vrolijker van.
„Vroeger dacht ik, nou Ja, er
zijn een heleboel overeenkom
sten tussen chimpansees en
mensen, maar in de grond zijn
chimpansees tamelijk aardig,
en zachter dan wij. Het afschu
welijke is dat er ook een sterke
overeenkomst bestaat op an
dere manieren. Wij hebben een
gemeenschap van chimpan
sees een andere systematisch
zien aanvallen en doden."
De bekende biologe Jane
Goodall, even weg van haar
werk in Tanzania, hield on
langs een lezing voor de Natio
nal Geographic Society in
Amerika. „Als we na tien jaar
onderzoek waren opgehouden,
zouden we er niets van gewe
ten hebben." In 1970 werden
de eerste tekenen van ver
deeldheid merkbaar in de
groep van ongeveer veertig
apen. Twee jaar later vormden
zeven een eigen gemeenschap,
in een gebied ten zuiden van
de oorspronkelijke groep.
De eerste dodelijke aanval
werd in 1974 waargenomen.
Vijf mannetjes uit de hoofd
groep pakten een enkele weg
gelopen mannetje, met han
den, voeten en tanden. „Ter
wijl een aanval binnen een
groep ongeveer een minuut
duurt en letsel zeldzaam is.
duurde dit twintig minuten en
was het erg fel en wreed en het
slachtoffer is bijna zeker ge
storven.
„Sinds *74 is dit soort aanval
len vijf maal waargenomen.
Het laatste bijna zeker dodelij
ke gevecht gebeurde eind vorig
jaar Dat was. voor zo ver we
weten, het laatste mannetje
van de zeven die verhuisd wa
ren. Hij is nu weg. Ze braken
zijn been en tuigden hem af en
het was heel duidelijk dat hij
niet kon blijven leven. Nie
mand heeft zijn lichaam ge
vonden, maar we waren er aar
dig zeker van dat hij doodging.
„Als gevolg hiervan heeft de
hoofdgroep die wij bestuderen,
al dat gebied in het zuiden bij
het hare gevoegd," meldde me
vrouw Goodall.
Zij blijft de apen bestuderen
om iets te weten te komen over
het gedrag van de vroege
mens. Als je zorgvuldig naar
het gedrag van chimpansees
en mensen kijkt, zie Je over
eenkomsten. In begroetingspa-
tronen bijvoorbeeld: zoenen,
omhelzen, handen vasthouden
en elkaar op de rug kloppen.
Mensen en chimpansees ma
ken en gebruiken werktuigen,
werken samen bij de Jacht, en
blijken dus nu ook agressief
gedrag gemeen te hebben.
Als dat gedrag bestaat bij de
moderne mens en de moderne
chimpansee, bestond het ver
moedelijk ook bij een gemeen
schappelijke voorganger, als
we aannemen dat zoiets er ge
weest is, aldus Goodall. We zul
len nooit weten of de vroege
mens handen geschud of ge
zoend heeft, maar we kunnen
in elk geval vermoeden wat hij
gedaan zou kunnen hebben.
.Als Je zo een beeld krijgt van
de vroege mens, levend in een
omgeving die meer op die van
de huidige chimpansee lijkt
dan op onze samenleving, kun
Je het soort van evolutledruk
beginnen te begrijpen, dat ons
gedrag gevormd heeft tot wat
het nu is."
door J. G. A. Thijs
Hebben de ministers van het
tweede kabinet-De Geer op
zondag 12 mei 1940 (pinkster
zondag, morgen 38 jaar gele
den) in het door Duitse vlieg
tuigen en Duitse prachutis-
ten belaagde Den Haag de
gelegenheid en de geestelijke
rust kunnen vinden om een
kerkdienst bij te wonen? Een
mededeling in die geest doet
wat vreemd aan, vooral als je
zelf herinneringen hebt aan
een haastige evacuatie uit
een brandend dorp op zater
dag. een verblijf met enige
tientallen andere evacuees
op een boerderij in de omge
ving en een geïmproviseerd
stichtelijk woordje dat de
eveneens gevluchte dominee
daar uitsprak.
Toch heeft dr. H M. Hirsch-
feld, toen secretaris-generaal
van economische zaken, het
in zijn „herinneringen uit de
bezettingstijd" verteld: de
meesten van de ministers die
van vrijdagmorgen vroeg af
in het departementsgebouw
Bezuidenhoutseweg 30 bij
eenwaren, brachten op pink
sterzondag „een bezoek aan
de kerk". Zaterdagavond was
er urenlang beraad gevoerd
over de vraag of de regering
naar het buitenland zou mo
gen uitwijken (waarbij minis
ter van justitie prof. mr P. S.
Gerbrandy „zeer nerveus" de
grondwet op dit punt raad
pleegde i. 's Zondags gebeur
de er volgens Hirschfeld in
het departementsgebouw
verder niet veel en dan ver
telt hij over de „ministeriële"
kerkgang.
Is een aantal bewindslieden
op die zondagmorgen onder
zo gevaarlijke omstandighe
den inderdaad naar de kerk
geweest? De enige in Neder
land die misschien deze
vraag kan beantwoorden is
dr. A. A. van Rhijn (nu 85
jaar) uit Den Haag, die zeer
kort voor de Duitse inval, op
8 mei, beëdigd was als minis
ter van Landbouw en Visse
rij. Hij nam een deel van de
taak van de zwaar onder het
ministerschap gebukt gaan
de mr. M. P. L. Steenberghe
over. Van alle leden van het
kabinet-De Geer is nu verder
alleen nog in leven mr. E. N.
van Kleffens, destijds minis
ter van Buitenlandse Zaken,
maar hij is moeilijk bereik
baar: hij woont in Portugal.
Van Rhijn was vrijdagmor
gen om vier uur opgebeld; de
Haagse Julianakazerne, niet
ver van zijn huis, werd toen al
gebombardeerd en hij be
greep wat er aan de hand
was. Evenals de andere mi
nisters spoedde hij zich naar
de woning van minister-pre
sident De Geer en wat later
begon hetzelfde gezelschap
in het gebouw Bezuidenhout
seweg 30 aan wat een verwar
de, dagenlang durende minis
terraad zou worden
Naar huis
Van Rhijn: „Ik herinner me
die pihjcster-zondagmorgen
ON NCJNCNTS PRIJS f
■til tafei* ua. rast
OtfbW n> Nxfatend
Opperbevelhebber deelt mede:
„Wij hebben de wapens moeten neerleggen".
VERTROUWEN IN DE TOEKOMST.
Het einde.
Bericht.
1 j
Aan de soldaten-
eer is ten volle
voldaan.
Het nummer van De Standaard van 15 mei 1940, waarin over de capitulatie bericht wordt. Geheel
links het opzienbarende artikel van Colijn; daarnaast een „Bericht", waarin onder meer gemeld
werd: „Dr. Colijn pleegt niet op de vlucht te gaan."
nog goed; ik ben toen naar
huis gegaan. Doordat ik de
beschikking over een auto
had. was het van de Bezui
denhoutseweg naar mijn wo
ning aan de Wassenaarseweg
maar vijf minuten. Met mijn
vrouw en kinderen heb ik die
ochtend in de schuilkelder
gezeten; we hadden er name
lijk een in de tuin, een tame
lijk eenvoudige, die je toen
kon kopen. In de schuilkelder
heb ik met mijn gezin een
pinksterverhaal gelezen van
een bekende jeugdpredikant,
wiens naam me nu niet te
binnen wil schieten. Er vlo
gen vliegtuigen over. maar
we voelden ons toch wel vei
lig en de kinderen waren
rustig."
Wat de andere ministers die
ochtend gedaan hebben weet
Van Rhijn niet meer. Even
min kan hij zich herinneren
hoe het toen precies met de
ministerraad gegaan is. „Het
meest aannemelijk lijkt mij
dat de vergadering tot zo'n
uur of twaalf geschorst is om
dat er een aantal ministers
was die er behoefte aan had
den zich op het Pinksterfeest
te bezinnen. Hoe zij dat ge
daan hebben, thuis of in de
kerk, kan ik niet zeggen. De
toestand was wel zo dat een
tocht over straat niet zonder
risico was. De behoefte tot
bezinning was er in elk geval,
dat staat voor mij vast, bij de
r.k Hlinister Steenberghe (de
andete r k Welter, was met
Van Kleffens al naar Londen
vertrekken), bij de drie CH-
minitters (De Geer. H. van
Boeyêft en ikzelf) en de AR
Gerbrandy Ik weet nog wel
dat we van een uur of twaalf
af weer verder vergaderd
hebben, en dat we via Dyx-
hoorn (de partijloze minister
van Defensie) voortdurend
berichten over de militaire
toestand kregen".
Vertrek
Die berichten waren zo depri
merend en de situtatle ver
slechterde zo snel dat de mi
nisters de volgende dag,
tweede pinksterdag, het land
verlieten. Van Rhijn en
Steenberghe gingen als laat-
sten naar Hoek van Holland.
„We wilden pas vertrekken
nadat we de regeringsbe
voegdheden aan generaal
Winkelman overgedragen
hadden. Tot elke prijs wilde
we een toestand voorkomen
waarin een willekeurig ie
mand denk maar aan Mus-
sert zich als regeringslei
der zou kunnen opwerpen",
vertelt Van Rhijn.
Het program dat dr. Van
Rhijn de maanden daarvóór
opgesteld had met het oog op
een ministerschap (hij was
toen secretaris-generaal, de
benoeming tot minster had
lang in de lucht gezeten)
heeft hij nimmer kunnen uit
voeren. Het zou tot 1945 du
ren voordat hij terug was in
het vaderland (waar hij se
dertdien staatssecretaris in
vier kabinetten en lid van de
Raad van State geweest is).
Zijn gezin, dat hij in 1940 had
achtergelaten, zag hij geluk
kig in goede gezondheid te
rug. „Maar iedereen was wel
vijf jaar ouder geworden.
Toen ik wegging waren de
kinderen'van tien tot negen
tien jaar. dan is vijf jaar later
het verschil groot."
Terug naar mei 1940: een dag
na het vertrek van de minis
ters volgde de capitulatie en
nog een dag later verscheen
het nummer van De Stan
daard waarin Colijn de rege
ring beschuldigde van „sma
delijke vlucht". In dat num
mer stond ook de radiotoe
spraak afgedrukt waarin
Winkelman de capitulatie
aankondigde. Ook bij zo be
langrijke dingen kan je oog
vallen op kleinigheden: waar
om had Winkelman het over
„vertrouwen op de toe
komst" en niet „vertrouwen
in de toekomst, wat veel be
ter lijkt? De redactie van De
Standaard maakte er in de
kop maar „in" van.
De installatie van de migrantenraad in Utrecht: goedbedoeld maar vrijblijvend
it
door Barend Mensen
DORDRECHT Al zijn de
laatstgehouden statenverkie
zingen om op zichzelf begrijpe
lijke redenen tot inzet van de
landspolitiek gemaakt, het zal
toch niet veel mensen zijn ont
gaan dat het Binnenhof iets
anders is dan het provincie
huis. In 's lands vergaderzaal
wordt de politiek gemaakt die
afstraalt op de lagere bestuurs
organen zoals het provinciaal
bestuur er een is. Maar het is de
vraag nog maar wat beter bij
de burgers overkomt: het lan
delijk beleid of de op het direc
te streekbelang gerichte be-
stuurskoers van „de provin
cie". En wint de provincie het
wat dit betreft niet, dan doet in
elk geval de laagste van de drie
het, de gemeente.
In elke stad en in elk dorp houden de
inwoners nauwlettend de verrichtin
gen van hun gemeentebestuur in de
gaten. Als zij dat nodig achten, ste
ken zij hun kritiek niet onder stoelen
of banken. Een gemeentebestuur, zo
als de kiesgerechtigde Nederlanders
er woensdag 31 mei elk voor hun
eigen woonplaats weer een gaan kie
zen. staat dan ook het dichtst bij de
burger. In directe zin gesproken
heeft hij er het meeste van te ver
wachten. Hij mag verlangen dat het
plaatselijk bestuur ernst maakt met
zijn taak om binnen de wettelijke (en
ook financiële) mogelijkheden zijn
belangen te behartigen.
Die belangen liggen op het vlak van
materiële voorzieningen, nodig om
het maatschappelijk leven op gang
te houden. Zij betreffen ook en voor
al het welzijn van de burger en dan
in de meest ruime betekenis van dit
vaak alleen aan sociaal-cultureel
werk gekoppelde begrip. Veilig
heid valt evengoed onder de aan de
gemeenten opgedragen welzijnstaak
als huisvesting, gezondheidszorg net
zo goed als onderwijs om enkele
grootheden te noemen. De gemeente
met als hoogste bestuurscollege
de gemeenteraad voert taken uit
die haar in het kader van de rijks-
Buitenlanders kunneii hun invloed niet via het stembiljet doen
gelden. Wat hun overblijft is het middel van de demonstratie.
wetgeving zijn opgedragen of over
gedragen Zij heeft krachtens de ge
meentewet ook een belangrijke ei
gen taak. Zij heeft op bepaalde ter
reinen eigen verantwoordelijkheden
en eigen bevoegdheden. Zij kan met
verordeningen regelend optreden en
aan plaatselijke behoeften aange
paste besluiten nemen. Dat heet dan
de gemeentelijke autonomie en dit
zelfstandig handelen kan gaan tot
waar hogere wetgeving geldt.
Ernaast
Het is triest te bedenken dat veel
gemeenten in dit land inwoners heb
ben die zo'n beetje naast dit alles
staan. Die óók belasting betalen, óók
opdraaien voor allerlei heffingen en
retributies, óók deel uitmaken van
de plaatselijke samenleving en vaak
al jaren in een gemeente wonen en
werken, maar die er doodgewoon
niet aan te pas komen. Soms zelfs
ook niet als het om rechten gaat die
een gemeente haar inwoners moet
bieden: recht op behoorlijke huisves
ting bijvoorbeeld en recht op aan
speciale behoeften aangepaste voor
zieningen.
De overheden in dit land hebben het
er nog altijd moeilijk mee eraan te
wennen dat de buitenlandse arbei
der want over hem gaat het
geen „tijdelijk verschijnsel" is, maar
dat hij en zij en, met nóg grotere
waarschijnlijkheid, hun kinderen
blijven. Met name de gemeentelijke
overheden die met hen te maken
hebben laten hen doorgaans in de
kou staan. De regionale welzijns-
stichtingen en het deze instellingen
overkoepelend Nederlands centrum
buitenlanders (NCB), alsmede de
vele actiecomité's die zich voor hun
belangen inspannen, hebben daar
hun eigen duidelijke ideeën over.
Achtergesteld
„De buitenlanders zijn naar Neder
land toegehaald om er aan mee te
helpen de overspannen economie in
de pas te houden. Als ze plotseling
weg zouden gaan dan zouden, on
danks het grote aantal werklozen,
verscheidene bedrijven moeten slui
ten zodat de werkloosheid nóg groter
zou worden. Op allerlei gebied zijn ze
achtergesteld, maar er is geen enkele
politieke partij die zich daar erg
druk om maakt. Ze hebben immers
geen stemrecht!" Aldus een bitter
gestemde functionaris van het NCB.
Een wat ongenuanceerd oordeel mis
schien, doch een feit is dat maar
weinig gemeentebesturen zich er
werkelijk voor inspannen ook voor
de vreemdelingen in hun poorten
een woon- en leefklimaat te schep
pen dat beantwoordt aan wat hun
alleen al uit menselijke overwegin
gen zou moeten worden geboden.
„Elke gemeente heeft haar eigen
pakket welzijnszorg en recreatie,"
zegt de NCB-man. „Er worden ton
nen uitgetrokken voor voetbalvel
den en allerlei sociaal-cultureel
werk. Maar wordt er aan de buiten
landers gedacht als het gaat om ob
jecten of manifestaties op het gebied
van bijvocrbeeld sport, recreatie,
ontmoeting, wijkwerk? Is de mede
werking groot en wordt zij als van
zelfsprekend verleend als het erom
gaar de mensen in staat te stellen
hun godsdienstplichten na te ko
men? Voor Nederlanders in den
vremde is dat doorgaans geen punt.
Als ze met een groep bij elkaar zijn,
is er aan geld en organisatietalent
altijd wel voldoende vermogen aan
wezig om iets van de grond te krij
gen. De buitenlanders zijn daartoe
niet' in staat. Zij vallen terug op de
welzijnsstichtingen, die de lokale
overheden de een meer, de ander
minder zien als instanties waar
aan zij hun eigen verantwoordelijk
heden jegens de buitenlanders kun
nen toeschuiven.
Uitzonderingen
Er zijn uitzonderingen, zij het gering
in getal. In drie gemeenten het
kunnen er inmiddels vijf zijn wor
den met toepassing van artikel 61
van de Gemeentewet de specifieke
belangen van de buitenlandse inwo
ners centraal aan de orde gesteld en
besproken. Dat gebeurt in commis
sies waarin een scala van deskundig
heid is ingebracht en waarin de ver
schillende nationaliteiten vertegen
woordigd zijn. In Utrecht bestaat de
door het gemeentebestuur in het le
ven geroepen Migrantenraad. Deze
commissies adviseren de gemeente
besturen. Allemaal goed bedoeld
volgens het NCB, maar ook allemaal
even vrijblijvend. „Die commissies
hebben geen enkele beslissingsbe
voegdheid. Van hun adviezen en sug
gesties zal best met belangstelling
worden kennis genomen maar tus
sen horen en uitvoeren ligt een we
reld van verschil".
Weinig navolging
Directeur F. L. Koppe van de Dordt-
se stichting, die eraan meegewerkt
heeft dat de geiheente Dordrecht
met een commissie ex artikel 61 van
de Gemeentewet de primeur had,
vindt dit oordeel veel te negatief.
„Als je zo'n commissie aan haar lot
overlaat is het inderdaad mogelijk
dat ze niet veel voorstelt. Maar met
goede leiding en begeleiding, onder
meer met kaderscholing, kan zij uit
stekend werk doen. Zo'n .gemeente
lijke' commissie kan met het ge
meentebestuur een goed samenspel
bereiken en voor bepaalde zaken
zelfs landelijke aandacht trekken.
Het is daarom jammer dat dit pio
nierswerk zo weinig navolging onder
vindt."
Eens is iedereen in de welzijnszorg
voor buitenlanders het over de wen
selijkheid de ruim 200.000 gastarbei
ders in ons land kiesrecht te geven,
bij wijze van eerste fase uit te oefe
nen bij raadsverkiezingen. Het gaat
er daarbij niet om dat er per se
buitenlanders in gemeenteraden
moeten zitten (hoewel ook dat denk
baar is) maar het gaat erom dat er
politiek meer aandacht aan hun be
langen zou worden besteed als ook
hiin stemmen meetelden. „Want ook
in de politiek wordt uitgegaan van
het profijtbeginsel." aldus de heer
Koppe, die daarbij vaststelt dat
maar een heel enkel voor de komen
de verkiezingen uitgebracht ge
meenteprogram aandacht schenkt
aan de problematiek van de buiten
lander en wat daar plaatselijk aan
zou moeten worden gedaan.
Al eerder
Het idee de buitenlander, die jaren
in dit land verblijft en ijverig bij
draagt tot het draaiende houden van
de economie, kiesrecht te geven is
niet van vandaag of gisteren. Bij
diverse gelegenheden heeft men het
laten doorklinken, aan tal van poli
tieke prominenten is het voorgelegd.
Maar als men al de moeite heeft
genomen nut en mogelijkheid ervan
te overwegen, maakt men er wel erg
weinig haast mee het ter discussie te
stellen. En dus zal de grote groep
achtergestelde, kansarme en van
goed- en kwaadwillende afhankelij
ke mensen, die wij eens hiet naar toe
hebben gelokt, nog wel lang moeten
wachten voor het haar zal worden
toegestaan op normale wijze aan de
Nederlandse samenleving deel te
nemen.