'Roomsche meeting'
De CDA-
„loyalisten";
slechts gericht op
blufpoker aan de top?
Onraad voor Pakistan?
door Henry C. Faas
Steeds meer zekerheden ontvallen
ons. Eén ding waarop wij roomsen
dachten vast te kunnen rekenen
was, dat de
staatkundig-gereformeerden zeer
tegen ons waren en dat zij de dag
snel zagen naderen, waarop de
pauselijke handlangers in
Nederland de macht zouden
overnemen. Tegen Rome zijn ze
nog wel, maar het fanatisme is er
enigszins af.
Een en ander is deze weken
gebleken bij beschouwingen over
het zestigjarig bestaan van de
SGP. Sinds ze in 1918 onder
voorzitterschap van ds. G. H.
Kersten te Middelburg werden
opgericht, hebben ze hun
protestante broeders
gewaarschuwd hoe riskant het was
met de katholieken samen te gaan,
al was het alleen maar vanwege
hun geweldig geboortenoverschot.
Nu de samenwerking van
katholieke en protestantse partijen
in het CDA een hoogtepunt bereikt
heeft, moeten SGP-ers toegeven,
dat het met de katholieke
machtshonder althans de
mogelijkheden die te stillen
nogal meevalt. Het aantal
katholieke babies loopt niet meer
uit de hand. Romme de man, die
alleen doorzijn naam al aan het
Vaticaan doet denken stelt voor
de TV-camera op laconieke, haast
lusteloze wijze vast, dat er geen
katholieke leiders meer zijn: „Ik zie
ze niet".
Over de vraag of Nederland een
gezantschap bij de Heilige Stoel
moet hebben, wordt geen katholiek
meer warm of koud. Zelfs werkt de
term „Heilige Stoel" op sommige
hedendaagse roomse lachspieren.
Wij hebben uit kringen van de KVP
geen woord van protest vernomen
tegen het voornemen van de
regering om het volgend jaar de
Europese verkiezingen op een
donderdag te houden. Een
SGP-argument tegen de Europese
eenwording is geweest, dat de Paus
er voor was. Een belangrijk
bij-argument was echter dat
Europese verkiezingen wel op een
zondag zouden worden gehouden.
Je hoort er geen mens meer over.
Alweer een issue naar de knoppen.
Jammer, jammer. Waar zijn de
dagen van ds. Zandt, die in 1949 op
een bankbiljet van 25 gulden de
afbeelding ontdekte van bisschop
Martinns van Tours, een heilige,
die in het jaar 397 van ons is
heengegaan? Dominee Zandt
maakte er een mooi nummer van.
Hij onderstreepte, dat H. Martinus
„geen hoed draagt maar een
stralenkrans". Elk jaar had de
dominee wel een anti-roomse
verrassing.
Met weemoed denkt het katholieke
volksdeel aan die acties terug. Er
zit iets vleiends in aangevallen te
worden. Als je de moeite waard
bent om zo te worden
toegesproken, heb je blijkbaar iets
te betekenen. Je doet wel alsof je
het vervelend vindt, maar je mist
het als het er niet meer is.
De katholieken zullen het zonder
twijfel aan zichzelf te wijten
hebben. Hoe anders waren zij in
1918. Zestig jaar geleden, dus
omstreeks de tijd, dat de SGP werd
opgericht, verschenen op de muren
van Amsterdam en omgeving
grote, uitdagende
aanplakbiljetten.
„Roomsche meeting" stond er in
felle rode letters op „Zondag 30
juni 1918 ten 2 uur. Stadion". De
plaat werd overheerst door een
Bourgondische weldoorvoede page
met een enorme trompet aan zijn
bolle hoofd. Aan de trompet zat een
geel-witte - pauselijke dus - vlag.
Op de achtergrond het oude
stadion, ook met geel-witte
vlaggetjes en op weg daarheen een
onafzienbare menigte mannen met
petten.
De eerste verkiezingen met
algemeen kiesrecht (voor mannen)
zaten er aan te komen en de
katholieken moesten hun slag
slaan, hetgeen zij inderdaad deden
De Roomsche meeting was een
succes. Uit de pagina's lange
krantenverslagen weten we dat de
zon een straaltje„naar de oude
aarde" zond. „Droog en niet te
warm - kunnen we 't beter
wenschen?"
„Amsterdam stond geheel in het
teeken der Roomsche meeting! Uit
de stations stroomden na twaalven
de Roomsche kiezers naar buiten,
velen getooid met strikjes in de
Pauselijke kleuren. Het
locaalspoortje van Aalsmeer
beleefde mede een zeer zwaren dag.
Treinen met negen wagens, welke
men nog nimmer zag, reden het
station Willemspark binnen en
brachten drommen
meetinggangers en gangsters!"
(Dat „gangsters" was niet bedoeld
als zelfspot.
Het werd ,,'n monument van
Roomsch enthousiasme en
Roomsche kracht". Boven de
demonstranten hing een stofwolk.
„De duizenden voeten wischten uit
de aanbevelingen van candidaten
van politieke tegenstanders".
Dertigduizend mensen waren er.
Het kranteverslag: „Menigeen
sprongen de tranen van geestdrift
in de ogen, toen op den groet
„Gelooft zij Jezus Christus" als een
grommende donder het „In alle
eeuwigheid Amen" door het
Stadion weergalmde."
Kijk, dat is het ware werk. Op die
manier kan je nog lekker kwaad op
elkaar worden. Kom daar nou eens
om. Er was een heel legertje
sprekers in het stadion, die
allemaal van dik hout planken
zaagden. Zij stelden zich in de
diverse hoeken van het stadion op
en spraken ieder een deel van de
menigte toe. Zeker iets mis met de
geluidsinstallatie.
Daar was bijvoorbeeld mr. dr. J.
van Best. Hij keerde zich tegen de
SDAP, omdat die in Limburg een
einde had weten te maken aan de
toch zo goede gewoonte van de
staatsmijndirectie om aan de kerk
voor elke mijnwerker aan wie
geestelijke verzorging werd
verstrekt, een gulden te geven.
En de oude heer Bomans sprak. De
overwinning, zei hij, moest worden
behaald „ter wille van de
rechtvaardigheid, van de ziel van
ons kind (Godfried waarschijnlijk),
tot heil van den arbeider, tot
handhaving van recht en orde".
Hij had een gedicht, dat niet van
profetische gaven getuigde:
„Rijs nog eenmaal voor onze ogen
heerlijke fiere Aemstelstad
werpt uw dijk op tegen logen
„Rood" heeft nu haar tijd gehad."
Geen ingewikkelde verhalen.
Argument van redenaar B. Th. de
Wolf: „Wij stemmen Roomsch.
omdat wij zelf Roomsch zijn". En
omdat „wij invoering van goede
maatregelen tegen het bioscoop- en
schouwburggevaar bij ons zelfs
in samenwerking met de andere
Christelijke groepen het veiligst
achten".
Pater Borromaeus de Greeve, een
beroemd brullend redenaar, had
nog nooit zo'n bijeenkomst
meegemaakt. Het was zelfs beter
dan die keer in het Paleis van
Volksvlijt, toen katholiek
Amsterdam stond „te gloeien in
het pauselijk purper" in protest
tegen „Frankrijks breuk met den
H. Stoel". „Waarom stemmen op no
1? Uit eerbied voor de geheele
kiezersorganisatie. Uit eerbied voor
de R.K. staatspartij. Uit eerbied
voor kiezer en candidaat"
Duidelijke programmapunten
komen er niet uit. Pater Fabius:
„Katholiek zijn, wil zeggen te
behooren tot de grootste partij van
het heele land". Pastoor J. G. van
Kelckhoven: „Waarom op een
ander stemmen? Alwat de
Economische Bond en de SDAP
bieden, dat geven wij ook. Meer
nog en beter."
Pater van Kelckhoven meent zelfs:
„Over de Katholieke Partij behoeft
vandaag niet gesproken te worden.
Men kan hier zien, roept spreker
uit. Hier staat de Katholieke garde
in slagorde om het Stadion, het
worstel- en strijdperk.
Krijgsmuziek wekt geestdrift,
onder gezang trekt zij op met
wapperende banieren".
De verslaggever is er ook kapot
van: „Het koor zet het Roomsche
strijdlied in, het „Aan U, o Koning
der Eeuwen". Een ontroering welke
tastbaar en zichtbaar is en
menigeen even den adem doet
stokken, overweldigt de menigte
opnieuw. De dertigduizend
bezoekers rijzen op de
verschillende tribunes op,
ontblooten het hoofd en mengen
hun stemmen in het machtig koor."
Ook buiten duurt de geestdrift
voort. „Een ongelukkig rood
propagandist, die biljetten voor
Troelstra trachtte te verspreiden,
hoorde zich door een groep zangers
het „Aan U. o Koning der Eeuwen"
tegen donderen en nam verschrikt
de vlucht." In het algemeen dus
veel gedonder.
Niet zo vreemd eigenlijk, dat de
SGP werd opgericht. Alleen
hebben ze niet voorzien hoe een
emancipatie, volgens
democratische regels tot stand
gebracht, de katholieken zou
veranderen.
A
m
door Hans Feddema
De loyalisten in het CDA zijn volgens Terlouw van D'66
enerzijds bekwaam ingepakt, doordat het CDA Aantjes tot
zijn fractievoorzitter heeft benoemd, maar anderzijds hebben
ze door hun voorbehoud met betrekking tot het regeerakkoord
met de WD volgens hem zoveel invloed ook gezien hun
wippositie dat de WD meer en meer zal worden gefrus
treerd.
Dat lijkt me op zich een goede
typering van de positie der „loyalis
ten". Overigens ook een uitspraak,
die niet van politieke wijsheid is
ontbloot, omdat deze niet alleen de
WD, maar ook de „loyalisten" in
het CDA prikkelt tot een krachti
ger stellingname wat betreft het
door hen voorgestane beleid.
Welke vraagtekens we ook mogen
zetten bij de houding van de CDA-
loyalisten, Terlouw onderkent naar
door H. J. Neuman
In de oudheid heette het afwisse
lend Ariane en Bactrië, in de
Middeleeuwen Khorassan en nu
kennen we het land als Afghanistan.
Heel wat volksverhuizingen hebben
hun weg genomen door de bergen en
dalen van Afghanistan en men kan
dus zeggen dat het land ligt op een
veelbetreden invasieroute tussen de
steppegebieden en oasen van Cen-
traal-Azië en de vruchtbare dalen
van de Indus en de Ganges. In april
1950 vloog de Amerikaanse journa
list C. L Sulzberger van Karatsji in
Pakistan naar de hoofdstad van Af
ghanistan, Kaboel. In „A Long Row
of Candles" (Toronto 1969), een ver
zameling dagboeken en memoires,
beschrijft hij wat hij onderweg zag.
Het was, schrijft hij, een dramatisch
landschap van woestijnen en ber
gen. Vliegend boven de rivier Hab
zocht hij met zijn kijker naar kroko
dillen. In Baloetsjistan werden de
eerste bergen zichtbaar, sommige
met besneeuwde top. Hier en daar
groene valleien. Uitgestrekte zande
rige moerassen. Verder over zuid
westelijk Waziristan, waar de fakir
van Ipi huist. Ommuurde dorpen en
kleine vierkante aarden forten.
Langs het dal van de Logar-river;
kleine landbouwbedrijven en dor
pen als het vliegtuig Kaboel nadert.
Sulzberger beschrijft vervolgens hoe
hij in de late namiddag een gesprek
voert met koning Mohammed Zahir
Shah van Afghanistan. De vorst, die
zopas een samenzwering tegen zijn
bewind heeft ontdekt en uiteenge
slagen, ziet er ontspannen, doch ver-
re van betrouwbaar uit. Hij spreekt
over de wrijvingen, die er bestaan
tussen zijn land en Pakistan. De
Russen, zegt hij, slaan dit alles met
genoegen gade. Ze zullen zeker in
grijpen als ze hun kans schoon zien.
Zestig procent van de bevolking be
staat uit Pathanen en de moeilijk
heid is dat grote aantallen bloedver
wanten van deze Pathanen in het
zuidwesten en noordwesten van Pa
kistan wonen, met name in de voor
malige Brits-Indische gebieden Ba
loetsjistan en North-West Frontier.
Afghanistan en India hebben het
onafhankelijkheidsstreven van deze
„Pakistaanse" Pathanen sinds 1947
waar ze maar konden aangemoedigd.
De fakir van Ipi was een van de
leiders van de beweging voor cen
zelfstandig Waziristan. Luitenant-
generaal Mohammed Daud Khan.
zwager van koning Mohammed Za
hir Shah, bekleedde de post van
Afghaanse minister-president van
1953 tot 1963. Hij stimuleerde het
irredentisme van de Pathanen en
met hem had Sulzberger een ge
sprek in 1957. Was hij niet bang dat
de Russen van zijn politiek misbruik
zouden maken door op cen gegeven
ogenblik Waziristan of Pushtunistan
ondergeschikt te maken aan hun
streven Pakistan uiteen te rijten en
hun eeuwenoude droom te verwe
zenlijken van een eigen kust aan de
Indische Oceaan? Neen, luidde het
antwoord, ik kan u verzekeren dat
Afghanistan het laatste land op aar
de zal zijn dat communistisch wordt.
Sulzberger vond dat maar een ge
vaarlijke uitspraak en hij was per
soonlijk erg opgelucht toen de ko
ning in 1963 een constitutionele mo
narchie instelde en Daud de laan
uitstuurde.
Maar Daud kwam terug. In juli 1973.
toen de koning Mohammed aan het
„kuren" was op Ischia nabij Napels,
voerde de gewezen premier in een
bondgenootschap met 65 officieren
van het midden-kader een snelle en
efficiënte staatsgreep uit. Hij riep
Afghanistan uit tot republiek en
zichzelf tot president, llij beloofde
een eind te zullen maken .tan het
corrupte en afgeleefde beleid van de
vorst en diens regering en de „pseu-
do-democratie" te zullen vervangen
door een echte. Een niet nader ge
noemde diplomaat werd in die dagen
aangehaald als gezegd hebbende,
dat je van Daud ook niet al te veel
moest verwachten. Zijn „revolutie"
leverde volgens deze diplomaat het
beeld op van een land, dat op het
punt staat in één keer de zestiende
eeuw binnen te springen. Maar
Sulzberger, die zich zijn vroegere
gesprekken in Kaboel herinnerde,
schreef in de New York Times dat de
machtsgreep van Daud, met zijn ge
vaarlijke oogmerken tegen Pakistan,
in Azië een nieuwe lont had ontsto
ken. De sovjet-positie was er volgens
hem een stuk gemakkelijker op ge
worden. Intussen waren immers de
Sovjet-Unie en India formele bond
genoten geworden een arrange
ment dat het India mede mogelijk
had gemaakt Pakistan in de Bangla-
desj-oorlog te verslaan en samen
kenden zij aan Afghanistan dezelfde
rol toe. In Kaboel was het roer in
handen gekomen van een man,
wiens streven erop gericht was Pa
kistan nog verder te verzwakken en
de Pathaanse stammen van de North
West Frontier los te maken van het
gezag van Islamabad.
Tijdens het presidentschap van
Daud zijn de spanningen met Paki
stan zeker niet geluwd. In januari
1975 bijvoorbeeld gaf Pakistan de
Afghaanse regering de schuld van
een reeks incidenten in Peshawar,
waar een bureau van de Pakistaanse
luchtvaartmaatschappij door bom
men werd verwoest. Nabij de strate
gisch belangrijke Khyber Pas slaag
den 500 Pakistaanse stamleden erin
twee Pakistaanse militaire posten
onder de voet te lopen en te verwoes
ten. De radiozenders van beide lan
den voerden een complete propagan
daoorlog tegen elkaar. En de benoe
ming van generaal Akbar Khan tot
speciaal medewerker van de Paki
staanse minister-president Bhoetto
voor stammen-aangelegenheden gaf
aanleiding tot het gerucht dat de
Pakistaanse regering overwoog in
Kaboel cen aanslag te laten plegen
op Ajmal Khatak, cen van de leiders
van het Pathaanse verzet in Paki
stan. Hij moest in 1973 naar Kaboel
vluchten, toen hem de grond in Pa
kistan te warm onder de voeten
werd. Zijn groep draagt de naam van
„Revolutionair Democratische
Front". In mei en juli van dat jaar
liepen de spanningen zo hoop op, dat
ook Iran zich zorgen begon te ma
ken. Er werden in het Pakistaons-
Afghaanse grensgebied zo veel en
zulke geavanceerde wapens gevon
den, dat inmenging van de Sovjet-
Unie niet uitgesloten leek. Stonden
de Russen op het punt door te drin
gen tot de Arabische Zee? Pakistan
liet voor alle zekerheid zijn Chinese
vrienden maar vast een strategisch
wegennet aanleggen. Maar hoe dit
alles ook zij. Daud is voor de uiterste
consequenties van zijn Pathaanse
„bevrijdingsbeleid" terugge
schrokken.
De vraag is nu of de nieuwe macht
hebbers, de luchtmachtgeneraal Ab
dul Kader en de communistische
partijleider Nur Mohammed Tarakki
die vorige week Daud en de zijnen
ten val hebben gebracht, verder zul
len gaan. Zullen ze in hun steun aan
de Pathanen zo ver gaan, dat Pakis
tan verder uiteenvalt?
mijn mening terecht dat hun poli
tieke visie en die van de WD niet
te verenigen zijn en, als ze zichzelf
en hun politieke geloofwaardigheid
ernstig nemen, ook niet verenigd
kunnen of mogen worden onder de
paraplu van één kabinet.
Het droevige is echter dat buiten
staanders dit wel, maar dat de be
trokkenen zelf dit (nog) niet onder
kennen. Bij de WD en een groot
deel van het CDA is dit te herleiden
tot het feit dat ze maar al te gretig
waren toen zich de kans voordeed
de PvdA en haar leider buiten het
regeringskasteel te zetten. Bij de
CDA-,,loyalisten" ligt dat anders
en spelen andere factoren een rol.
1. De CDA-loyallsten hebben on
danks hun (redelijk) vooruitstre
vende ideeën van praktische poli
tiek. zich te weinig de strategie van
de evangelische politiek van ge
rechtigheid en vrede eigen ge
maakt. Zij blijven nog aanleunen
tegen de irreéle opvatting van
Steenkamp als zou het CDA een
derde weg kunnen zijn tussen het
liberalisme en socialisme. Zij door
zien nog te weinig dat de evangeli
sche politiek van gerechtigheid en
vrede alleen gestalte kan krijgen
samen met democratische socialis
ten en radicale democraten, die. zij
het vanuit een andere inspiratie
bron, ook willen werken aan ge
rechtigheid en vrede.
Twee grenzen
Het is juist om zich bij zo'n samen
werking dat is dan in wezen de
derde weg te distantiëren van
uiterst links, waar, althans ideolo
gisch, een conflictmodel is te be
speuren welke loodrecht staat op
het conflictmodel van het evange
lie, via welke men zijn doelen wil
bereiken. Maar het is evenzeer zaak
ten aanzien van „rechts" duidelijk
de grens te trekken en dit dan ook
eerlijk aan de kiezers te zeggen.
Het gaat toch niet aan om met een
beroep op het evangelie en op
grond van een redelijk program,
zoals „Niet bij brood alleen", her
vormingen te beloven en vervol
gens een bondgenootschap aan te
gaan met de krachten op wie juist
deze hervormingen moeten worden
bevochten? Dit gebrek aan strate
gisch inzicht met betrekking tot
evangelische politiek, heeft er ook
mede toe geleid dat de A.R.-„loya-
listen" niet veel krachtiger verzet
hebben geboden tegen het onzalige
CDA-idee van 8teenkamp en de
zijnen (en ook dat ze dat niet veel
eerder hebben gedaan, toen het
nog tegen te houden was).
2. De CDA-„loyalisten" hebben te
weinig bij zichzelf overwogen waar
voor hen. politiek strategisch en in
geweten, de grens ligt van het ver
der meegaan met de anderen en
ook wat er zou moeten gebeuren,
als die grans bereikt is. Geluiden
uit de kring der „loyalisten" dat zij
niet een alternatief kunnen stellen,
maar dat ze zich uit de praktische
politiek zullen terugtrekken of dat
ze zullen overstappen naar één der
progressieve partijen indien voor
hen de grens is bereikt, zijn weinig
bevorderlijker, zo niet dodelijk
voor hun geloofwaardigheid.
Het is één van tweeën. Of je gelooft
niet in de kracht van een gezamen
lijke politiek vanuit het evangelie
en dan moeten er andere (minder
zuivere?) redenen zijn waarom je
toch op die grondslag vertegen
woordigende en uitvoerende func
ties blijft uitoefenen of je gelooft er
wel in en dan zul je dienend en
hervormend blijven volhouden om
daaraan gestalte te geven, ook al
betekent dat het scheppen van een
nieuwe, alternatieve organisatie als
het weer niet lukt in de oude.
3. Ook wreekt zich bij de CDA-
„loyalisten" dat ze over het alge
meen nog te elitair denken en ope
reren, dat wil zeggen: dat zij zich in
hun hervormingsactiviteiten te
veel richten op de „machtigen" aan
de top en te weinig op de „machte
lozen" aan de basis. Hervormings
activiteiten moeten gevoed worden
van uit de basis, anders verworden
ze tot een geheimzinnig en behen
dig spelletje blufpoker aan de top.
dat weinig betrouwbaar overkomt
en waarmee in elk geval geen en
thousiasme is op te wekken.
De boer op
Na het tot standkomen van het
kabinet-Den Uyl in 1973 maakten
Aantjes en de zijnen indruk omdat
ze de boer opgingen en de AR-leden
met elan en met een beroep op de
bergrede en andere centrale delen
van het evangelie wezen op het
positieve van een samenwerking
met democratische socialisten, ge
zien de gemeenschappelijke bewo
genheid voor de verdrukten.
Waarom is er nu niet hetzelfde elan
om de basis te winnen voor hun
„dissidente" opstelling en om dui
delijk te maken dat zij een regeer
akkoord met de WD niet voor hun
rekening konden en kunnen ne
men, omdat een evangelische poli
tiek van gerechtigheid en vrede nu
eenmaal geen gestalte kan krijgen
samen met hen die daar in de kern
tegen zijn? (In het huidige politieke
krachtenveld is de WD nu een
maal het concentratiepunt van de
behoudende krachten).
In plaats daarvan hebben de „loya
listen" zich om tactische redenen
en in een compromis met de top
laten manoeuvreren in de positie
van een evolutie van „dissidenten"
naar „loyalisten", vervolgens naar
„verbondenen" en ten slotte naar
een zonder protest moeten aan
vaarden dat premier Van Agt zijn
kabinet met Wiegel (min of meer)
tot inzet van de provinciale verkie
zingen maakte. Vanuit hun positie
menen ze dit te moeten accepteren
om zo met des te meer kracht hun
collega's in de CDA-fractie voor
hun ideeën te kunnen winnen. Naar
mijn mening een verwerpelijk en
noodlottig compromis, omdat ze zo
tijdelijk wel het een en ander berei
ken achter gesloten deuren in de
CDA-fractie, maar intussen de ba
sis ook het potentiële voetvolk
der jonge kiezers meer en meer
van zich vervreemden. En het is
juist die basis waarvan ze het moe
ten hebben als de onvermijdelijk
lijkende breuk in de CDA-fractie
op een gegeven ogenblik tot stand
komt.
Vervreemding
4. Met het voorgaande hangt ten
slotte samen dat enkele of vele
„loyalisten" de moed missen om
hun politieke carrière al te zeer in
de waagschaal te stellen. Een op dit
moment nog redelijk levenskrach
tige organisatie als het CDA lijkt,
althans op korte termijn, zekerheid
te bieden en is dus voor hen een
grote verleiding. En zo ontstaat een
zichzelf versterkend proces, waar
bij de angst om niet uit de grote
CDA-boot te vallen de houding in
de hand werkt om zich met name
op de CDA-top te richten in plaats
van alles op alles te zetten om de
basis voor hun standpunten te
winnen.
Daardoor vervreemden de „loya
listen" zich van de basis, en dat
veroorzaakt weer hun angst geen
aanhang te zullen vinden als ze op
een gegeven moment toch de moed
zouden hebben „nee" te zeggen en
een daad te stellen.
Het is ook in die zin een zichzelf
versterkend proces, dat de kiezers
in Nederland de laatste tijd veel
weerbaarder worden en beginnen
te doorzien als de vertegenwoordi
gers het „dienen" laten overheer
sen door de angst voor het verlies
van hun politieke carrière en zij
zich ook daardoor van deze verte
genwoordigers afwenden.
Een ernstig gevolg van het huidige
optreden van de „loyalisten" en de
vervreemding die dat bij het voor
hen belangrijke deel van het voet
volk te weeg brengt, is dat de evan
gelische politiek meer en meer in
discrediet raakt. Daarom ben ik erg
blij dat, nu men aan de top verstek
laat gaan, er van onderop een be
weging op gang is gekomen die
geleid heeft tot de oprichting van
de Evangelische Progressieve
Volkspartij.
Als de AR-„loyalisten" gewild had
den. hadden zij de ene CDA-lijst
kunnen voorkomen en de ARP
kunnen ombouwen tot een Evange
lische Progressieve Volkspartij, die
dan ook vele katholieke en andere
kiezers zou hebben aangetrokken.
Nu zal de ARP in 1980 worden
opgeheven om volledig op te gaan
in het CDA. Als de „loyalisten" zich
niet snel bezinnen om te komen tot
een andere strategie, zal zich in-
1980 de formele bevestiging van
hun volledig falen voltrekken, ook
al doen ze nog zo hun best nog
enkele prijsjes binnen te halen aan
de top. al of niet via wat blufpoker.
De Evangelische Progressieve
Volkspartij staat nu voor de uitda
ging hun taak over te nemen en te
laten zien dat het voetvolk weer
baar is. Deze kritiek aan het adres
van de „loyalisten" is overigens
constructief bedoeld en is ook een
appèl aan hen.
Dr. J. P. Feddema is lid van de ARP,
maar ook adviserend lid van het be
stuur van de Evangelische Progres
sieve Volkspartij.