'Roomsche meeting' De CDA- „loyalisten"; slechts gericht op blufpoker aan de top? Onraad voor Pakistan? door Henry C. Faas Steeds meer zekerheden ontvallen ons. Eén ding waarop wij roomsen dachten vast te kunnen rekenen was, dat de staatkundig-gereformeerden zeer tegen ons waren en dat zij de dag snel zagen naderen, waarop de pauselijke handlangers in Nederland de macht zouden overnemen. Tegen Rome zijn ze nog wel, maar het fanatisme is er enigszins af. Een en ander is deze weken gebleken bij beschouwingen over het zestigjarig bestaan van de SGP. Sinds ze in 1918 onder voorzitterschap van ds. G. H. Kersten te Middelburg werden opgericht, hebben ze hun protestante broeders gewaarschuwd hoe riskant het was met de katholieken samen te gaan, al was het alleen maar vanwege hun geweldig geboortenoverschot. Nu de samenwerking van katholieke en protestantse partijen in het CDA een hoogtepunt bereikt heeft, moeten SGP-ers toegeven, dat het met de katholieke machtshonder althans de mogelijkheden die te stillen nogal meevalt. Het aantal katholieke babies loopt niet meer uit de hand. Romme de man, die alleen doorzijn naam al aan het Vaticaan doet denken stelt voor de TV-camera op laconieke, haast lusteloze wijze vast, dat er geen katholieke leiders meer zijn: „Ik zie ze niet". Over de vraag of Nederland een gezantschap bij de Heilige Stoel moet hebben, wordt geen katholiek meer warm of koud. Zelfs werkt de term „Heilige Stoel" op sommige hedendaagse roomse lachspieren. Wij hebben uit kringen van de KVP geen woord van protest vernomen tegen het voornemen van de regering om het volgend jaar de Europese verkiezingen op een donderdag te houden. Een SGP-argument tegen de Europese eenwording is geweest, dat de Paus er voor was. Een belangrijk bij-argument was echter dat Europese verkiezingen wel op een zondag zouden worden gehouden. Je hoort er geen mens meer over. Alweer een issue naar de knoppen. Jammer, jammer. Waar zijn de dagen van ds. Zandt, die in 1949 op een bankbiljet van 25 gulden de afbeelding ontdekte van bisschop Martinns van Tours, een heilige, die in het jaar 397 van ons is heengegaan? Dominee Zandt maakte er een mooi nummer van. Hij onderstreepte, dat H. Martinus „geen hoed draagt maar een stralenkrans". Elk jaar had de dominee wel een anti-roomse verrassing. Met weemoed denkt het katholieke volksdeel aan die acties terug. Er zit iets vleiends in aangevallen te worden. Als je de moeite waard bent om zo te worden toegesproken, heb je blijkbaar iets te betekenen. Je doet wel alsof je het vervelend vindt, maar je mist het als het er niet meer is. De katholieken zullen het zonder twijfel aan zichzelf te wijten hebben. Hoe anders waren zij in 1918. Zestig jaar geleden, dus omstreeks de tijd, dat de SGP werd opgericht, verschenen op de muren van Amsterdam en omgeving grote, uitdagende aanplakbiljetten. „Roomsche meeting" stond er in felle rode letters op „Zondag 30 juni 1918 ten 2 uur. Stadion". De plaat werd overheerst door een Bourgondische weldoorvoede page met een enorme trompet aan zijn bolle hoofd. Aan de trompet zat een geel-witte - pauselijke dus - vlag. Op de achtergrond het oude stadion, ook met geel-witte vlaggetjes en op weg daarheen een onafzienbare menigte mannen met petten. De eerste verkiezingen met algemeen kiesrecht (voor mannen) zaten er aan te komen en de katholieken moesten hun slag slaan, hetgeen zij inderdaad deden De Roomsche meeting was een succes. Uit de pagina's lange krantenverslagen weten we dat de zon een straaltje„naar de oude aarde" zond. „Droog en niet te warm - kunnen we 't beter wenschen?" „Amsterdam stond geheel in het teeken der Roomsche meeting! Uit de stations stroomden na twaalven de Roomsche kiezers naar buiten, velen getooid met strikjes in de Pauselijke kleuren. Het locaalspoortje van Aalsmeer beleefde mede een zeer zwaren dag. Treinen met negen wagens, welke men nog nimmer zag, reden het station Willemspark binnen en brachten drommen meetinggangers en gangsters!" (Dat „gangsters" was niet bedoeld als zelfspot. Het werd ,,'n monument van Roomsch enthousiasme en Roomsche kracht". Boven de demonstranten hing een stofwolk. „De duizenden voeten wischten uit de aanbevelingen van candidaten van politieke tegenstanders". Dertigduizend mensen waren er. Het kranteverslag: „Menigeen sprongen de tranen van geestdrift in de ogen, toen op den groet „Gelooft zij Jezus Christus" als een grommende donder het „In alle eeuwigheid Amen" door het Stadion weergalmde." Kijk, dat is het ware werk. Op die manier kan je nog lekker kwaad op elkaar worden. Kom daar nou eens om. Er was een heel legertje sprekers in het stadion, die allemaal van dik hout planken zaagden. Zij stelden zich in de diverse hoeken van het stadion op en spraken ieder een deel van de menigte toe. Zeker iets mis met de geluidsinstallatie. Daar was bijvoorbeeld mr. dr. J. van Best. Hij keerde zich tegen de SDAP, omdat die in Limburg een einde had weten te maken aan de toch zo goede gewoonte van de staatsmijndirectie om aan de kerk voor elke mijnwerker aan wie geestelijke verzorging werd verstrekt, een gulden te geven. En de oude heer Bomans sprak. De overwinning, zei hij, moest worden behaald „ter wille van de rechtvaardigheid, van de ziel van ons kind (Godfried waarschijnlijk), tot heil van den arbeider, tot handhaving van recht en orde". Hij had een gedicht, dat niet van profetische gaven getuigde: „Rijs nog eenmaal voor onze ogen heerlijke fiere Aemstelstad werpt uw dijk op tegen logen „Rood" heeft nu haar tijd gehad." Geen ingewikkelde verhalen. Argument van redenaar B. Th. de Wolf: „Wij stemmen Roomsch. omdat wij zelf Roomsch zijn". En omdat „wij invoering van goede maatregelen tegen het bioscoop- en schouwburggevaar bij ons zelfs in samenwerking met de andere Christelijke groepen het veiligst achten". Pater Borromaeus de Greeve, een beroemd brullend redenaar, had nog nooit zo'n bijeenkomst meegemaakt. Het was zelfs beter dan die keer in het Paleis van Volksvlijt, toen katholiek Amsterdam stond „te gloeien in het pauselijk purper" in protest tegen „Frankrijks breuk met den H. Stoel". „Waarom stemmen op no 1? Uit eerbied voor de geheele kiezersorganisatie. Uit eerbied voor de R.K. staatspartij. Uit eerbied voor kiezer en candidaat" Duidelijke programmapunten komen er niet uit. Pater Fabius: „Katholiek zijn, wil zeggen te behooren tot de grootste partij van het heele land". Pastoor J. G. van Kelckhoven: „Waarom op een ander stemmen? Alwat de Economische Bond en de SDAP bieden, dat geven wij ook. Meer nog en beter." Pater van Kelckhoven meent zelfs: „Over de Katholieke Partij behoeft vandaag niet gesproken te worden. Men kan hier zien, roept spreker uit. Hier staat de Katholieke garde in slagorde om het Stadion, het worstel- en strijdperk. Krijgsmuziek wekt geestdrift, onder gezang trekt zij op met wapperende banieren". De verslaggever is er ook kapot van: „Het koor zet het Roomsche strijdlied in, het „Aan U, o Koning der Eeuwen". Een ontroering welke tastbaar en zichtbaar is en menigeen even den adem doet stokken, overweldigt de menigte opnieuw. De dertigduizend bezoekers rijzen op de verschillende tribunes op, ontblooten het hoofd en mengen hun stemmen in het machtig koor." Ook buiten duurt de geestdrift voort. „Een ongelukkig rood propagandist, die biljetten voor Troelstra trachtte te verspreiden, hoorde zich door een groep zangers het „Aan U. o Koning der Eeuwen" tegen donderen en nam verschrikt de vlucht." In het algemeen dus veel gedonder. Niet zo vreemd eigenlijk, dat de SGP werd opgericht. Alleen hebben ze niet voorzien hoe een emancipatie, volgens democratische regels tot stand gebracht, de katholieken zou veranderen. A m door Hans Feddema De loyalisten in het CDA zijn volgens Terlouw van D'66 enerzijds bekwaam ingepakt, doordat het CDA Aantjes tot zijn fractievoorzitter heeft benoemd, maar anderzijds hebben ze door hun voorbehoud met betrekking tot het regeerakkoord met de WD volgens hem zoveel invloed ook gezien hun wippositie dat de WD meer en meer zal worden gefrus treerd. Dat lijkt me op zich een goede typering van de positie der „loyalis ten". Overigens ook een uitspraak, die niet van politieke wijsheid is ontbloot, omdat deze niet alleen de WD, maar ook de „loyalisten" in het CDA prikkelt tot een krachti ger stellingname wat betreft het door hen voorgestane beleid. Welke vraagtekens we ook mogen zetten bij de houding van de CDA- loyalisten, Terlouw onderkent naar door H. J. Neuman In de oudheid heette het afwisse lend Ariane en Bactrië, in de Middeleeuwen Khorassan en nu kennen we het land als Afghanistan. Heel wat volksverhuizingen hebben hun weg genomen door de bergen en dalen van Afghanistan en men kan dus zeggen dat het land ligt op een veelbetreden invasieroute tussen de steppegebieden en oasen van Cen- traal-Azië en de vruchtbare dalen van de Indus en de Ganges. In april 1950 vloog de Amerikaanse journa list C. L Sulzberger van Karatsji in Pakistan naar de hoofdstad van Af ghanistan, Kaboel. In „A Long Row of Candles" (Toronto 1969), een ver zameling dagboeken en memoires, beschrijft hij wat hij onderweg zag. Het was, schrijft hij, een dramatisch landschap van woestijnen en ber gen. Vliegend boven de rivier Hab zocht hij met zijn kijker naar kroko dillen. In Baloetsjistan werden de eerste bergen zichtbaar, sommige met besneeuwde top. Hier en daar groene valleien. Uitgestrekte zande rige moerassen. Verder over zuid westelijk Waziristan, waar de fakir van Ipi huist. Ommuurde dorpen en kleine vierkante aarden forten. Langs het dal van de Logar-river; kleine landbouwbedrijven en dor pen als het vliegtuig Kaboel nadert. Sulzberger beschrijft vervolgens hoe hij in de late namiddag een gesprek voert met koning Mohammed Zahir Shah van Afghanistan. De vorst, die zopas een samenzwering tegen zijn bewind heeft ontdekt en uiteenge slagen, ziet er ontspannen, doch ver- re van betrouwbaar uit. Hij spreekt over de wrijvingen, die er bestaan tussen zijn land en Pakistan. De Russen, zegt hij, slaan dit alles met genoegen gade. Ze zullen zeker in grijpen als ze hun kans schoon zien. Zestig procent van de bevolking be staat uit Pathanen en de moeilijk heid is dat grote aantallen bloedver wanten van deze Pathanen in het zuidwesten en noordwesten van Pa kistan wonen, met name in de voor malige Brits-Indische gebieden Ba loetsjistan en North-West Frontier. Afghanistan en India hebben het onafhankelijkheidsstreven van deze „Pakistaanse" Pathanen sinds 1947 waar ze maar konden aangemoedigd. De fakir van Ipi was een van de leiders van de beweging voor cen zelfstandig Waziristan. Luitenant- generaal Mohammed Daud Khan. zwager van koning Mohammed Za hir Shah, bekleedde de post van Afghaanse minister-president van 1953 tot 1963. Hij stimuleerde het irredentisme van de Pathanen en met hem had Sulzberger een ge sprek in 1957. Was hij niet bang dat de Russen van zijn politiek misbruik zouden maken door op cen gegeven ogenblik Waziristan of Pushtunistan ondergeschikt te maken aan hun streven Pakistan uiteen te rijten en hun eeuwenoude droom te verwe zenlijken van een eigen kust aan de Indische Oceaan? Neen, luidde het antwoord, ik kan u verzekeren dat Afghanistan het laatste land op aar de zal zijn dat communistisch wordt. Sulzberger vond dat maar een ge vaarlijke uitspraak en hij was per soonlijk erg opgelucht toen de ko ning in 1963 een constitutionele mo narchie instelde en Daud de laan uitstuurde. Maar Daud kwam terug. In juli 1973. toen de koning Mohammed aan het „kuren" was op Ischia nabij Napels, voerde de gewezen premier in een bondgenootschap met 65 officieren van het midden-kader een snelle en efficiënte staatsgreep uit. Hij riep Afghanistan uit tot republiek en zichzelf tot president, llij beloofde een eind te zullen maken .tan het corrupte en afgeleefde beleid van de vorst en diens regering en de „pseu- do-democratie" te zullen vervangen door een echte. Een niet nader ge noemde diplomaat werd in die dagen aangehaald als gezegd hebbende, dat je van Daud ook niet al te veel moest verwachten. Zijn „revolutie" leverde volgens deze diplomaat het beeld op van een land, dat op het punt staat in één keer de zestiende eeuw binnen te springen. Maar Sulzberger, die zich zijn vroegere gesprekken in Kaboel herinnerde, schreef in de New York Times dat de machtsgreep van Daud, met zijn ge vaarlijke oogmerken tegen Pakistan, in Azië een nieuwe lont had ontsto ken. De sovjet-positie was er volgens hem een stuk gemakkelijker op ge worden. Intussen waren immers de Sovjet-Unie en India formele bond genoten geworden een arrange ment dat het India mede mogelijk had gemaakt Pakistan in de Bangla- desj-oorlog te verslaan en samen kenden zij aan Afghanistan dezelfde rol toe. In Kaboel was het roer in handen gekomen van een man, wiens streven erop gericht was Pa kistan nog verder te verzwakken en de Pathaanse stammen van de North West Frontier los te maken van het gezag van Islamabad. Tijdens het presidentschap van Daud zijn de spanningen met Paki stan zeker niet geluwd. In januari 1975 bijvoorbeeld gaf Pakistan de Afghaanse regering de schuld van een reeks incidenten in Peshawar, waar een bureau van de Pakistaanse luchtvaartmaatschappij door bom men werd verwoest. Nabij de strate gisch belangrijke Khyber Pas slaag den 500 Pakistaanse stamleden erin twee Pakistaanse militaire posten onder de voet te lopen en te verwoes ten. De radiozenders van beide lan den voerden een complete propagan daoorlog tegen elkaar. En de benoe ming van generaal Akbar Khan tot speciaal medewerker van de Paki staanse minister-president Bhoetto voor stammen-aangelegenheden gaf aanleiding tot het gerucht dat de Pakistaanse regering overwoog in Kaboel cen aanslag te laten plegen op Ajmal Khatak, cen van de leiders van het Pathaanse verzet in Paki stan. Hij moest in 1973 naar Kaboel vluchten, toen hem de grond in Pa kistan te warm onder de voeten werd. Zijn groep draagt de naam van „Revolutionair Democratische Front". In mei en juli van dat jaar liepen de spanningen zo hoop op, dat ook Iran zich zorgen begon te ma ken. Er werden in het Pakistaons- Afghaanse grensgebied zo veel en zulke geavanceerde wapens gevon den, dat inmenging van de Sovjet- Unie niet uitgesloten leek. Stonden de Russen op het punt door te drin gen tot de Arabische Zee? Pakistan liet voor alle zekerheid zijn Chinese vrienden maar vast een strategisch wegennet aanleggen. Maar hoe dit alles ook zij. Daud is voor de uiterste consequenties van zijn Pathaanse „bevrijdingsbeleid" terugge schrokken. De vraag is nu of de nieuwe macht hebbers, de luchtmachtgeneraal Ab dul Kader en de communistische partijleider Nur Mohammed Tarakki die vorige week Daud en de zijnen ten val hebben gebracht, verder zul len gaan. Zullen ze in hun steun aan de Pathanen zo ver gaan, dat Pakis tan verder uiteenvalt? mijn mening terecht dat hun poli tieke visie en die van de WD niet te verenigen zijn en, als ze zichzelf en hun politieke geloofwaardigheid ernstig nemen, ook niet verenigd kunnen of mogen worden onder de paraplu van één kabinet. Het droevige is echter dat buiten staanders dit wel, maar dat de be trokkenen zelf dit (nog) niet onder kennen. Bij de WD en een groot deel van het CDA is dit te herleiden tot het feit dat ze maar al te gretig waren toen zich de kans voordeed de PvdA en haar leider buiten het regeringskasteel te zetten. Bij de CDA-,,loyalisten" ligt dat anders en spelen andere factoren een rol. 1. De CDA-loyallsten hebben on danks hun (redelijk) vooruitstre vende ideeën van praktische poli tiek. zich te weinig de strategie van de evangelische politiek van ge rechtigheid en vrede eigen ge maakt. Zij blijven nog aanleunen tegen de irreéle opvatting van Steenkamp als zou het CDA een derde weg kunnen zijn tussen het liberalisme en socialisme. Zij door zien nog te weinig dat de evangeli sche politiek van gerechtigheid en vrede alleen gestalte kan krijgen samen met democratische socialis ten en radicale democraten, die. zij het vanuit een andere inspiratie bron, ook willen werken aan ge rechtigheid en vrede. Twee grenzen Het is juist om zich bij zo'n samen werking dat is dan in wezen de derde weg te distantiëren van uiterst links, waar, althans ideolo gisch, een conflictmodel is te be speuren welke loodrecht staat op het conflictmodel van het evange lie, via welke men zijn doelen wil bereiken. Maar het is evenzeer zaak ten aanzien van „rechts" duidelijk de grens te trekken en dit dan ook eerlijk aan de kiezers te zeggen. Het gaat toch niet aan om met een beroep op het evangelie en op grond van een redelijk program, zoals „Niet bij brood alleen", her vormingen te beloven en vervol gens een bondgenootschap aan te gaan met de krachten op wie juist deze hervormingen moeten worden bevochten? Dit gebrek aan strate gisch inzicht met betrekking tot evangelische politiek, heeft er ook mede toe geleid dat de A.R.-„loya- listen" niet veel krachtiger verzet hebben geboden tegen het onzalige CDA-idee van 8teenkamp en de zijnen (en ook dat ze dat niet veel eerder hebben gedaan, toen het nog tegen te houden was). 2. De CDA-„loyalisten" hebben te weinig bij zichzelf overwogen waar voor hen. politiek strategisch en in geweten, de grens ligt van het ver der meegaan met de anderen en ook wat er zou moeten gebeuren, als die grans bereikt is. Geluiden uit de kring der „loyalisten" dat zij niet een alternatief kunnen stellen, maar dat ze zich uit de praktische politiek zullen terugtrekken of dat ze zullen overstappen naar één der progressieve partijen indien voor hen de grens is bereikt, zijn weinig bevorderlijker, zo niet dodelijk voor hun geloofwaardigheid. Het is één van tweeën. Of je gelooft niet in de kracht van een gezamen lijke politiek vanuit het evangelie en dan moeten er andere (minder zuivere?) redenen zijn waarom je toch op die grondslag vertegen woordigende en uitvoerende func ties blijft uitoefenen of je gelooft er wel in en dan zul je dienend en hervormend blijven volhouden om daaraan gestalte te geven, ook al betekent dat het scheppen van een nieuwe, alternatieve organisatie als het weer niet lukt in de oude. 3. Ook wreekt zich bij de CDA- „loyalisten" dat ze over het alge meen nog te elitair denken en ope reren, dat wil zeggen: dat zij zich in hun hervormingsactiviteiten te veel richten op de „machtigen" aan de top en te weinig op de „machte lozen" aan de basis. Hervormings activiteiten moeten gevoed worden van uit de basis, anders verworden ze tot een geheimzinnig en behen dig spelletje blufpoker aan de top. dat weinig betrouwbaar overkomt en waarmee in elk geval geen en thousiasme is op te wekken. De boer op Na het tot standkomen van het kabinet-Den Uyl in 1973 maakten Aantjes en de zijnen indruk omdat ze de boer opgingen en de AR-leden met elan en met een beroep op de bergrede en andere centrale delen van het evangelie wezen op het positieve van een samenwerking met democratische socialisten, ge zien de gemeenschappelijke bewo genheid voor de verdrukten. Waarom is er nu niet hetzelfde elan om de basis te winnen voor hun „dissidente" opstelling en om dui delijk te maken dat zij een regeer akkoord met de WD niet voor hun rekening konden en kunnen ne men, omdat een evangelische poli tiek van gerechtigheid en vrede nu eenmaal geen gestalte kan krijgen samen met hen die daar in de kern tegen zijn? (In het huidige politieke krachtenveld is de WD nu een maal het concentratiepunt van de behoudende krachten). In plaats daarvan hebben de „loya listen" zich om tactische redenen en in een compromis met de top laten manoeuvreren in de positie van een evolutie van „dissidenten" naar „loyalisten", vervolgens naar „verbondenen" en ten slotte naar een zonder protest moeten aan vaarden dat premier Van Agt zijn kabinet met Wiegel (min of meer) tot inzet van de provinciale verkie zingen maakte. Vanuit hun positie menen ze dit te moeten accepteren om zo met des te meer kracht hun collega's in de CDA-fractie voor hun ideeën te kunnen winnen. Naar mijn mening een verwerpelijk en noodlottig compromis, omdat ze zo tijdelijk wel het een en ander berei ken achter gesloten deuren in de CDA-fractie, maar intussen de ba sis ook het potentiële voetvolk der jonge kiezers meer en meer van zich vervreemden. En het is juist die basis waarvan ze het moe ten hebben als de onvermijdelijk lijkende breuk in de CDA-fractie op een gegeven ogenblik tot stand komt. Vervreemding 4. Met het voorgaande hangt ten slotte samen dat enkele of vele „loyalisten" de moed missen om hun politieke carrière al te zeer in de waagschaal te stellen. Een op dit moment nog redelijk levenskrach tige organisatie als het CDA lijkt, althans op korte termijn, zekerheid te bieden en is dus voor hen een grote verleiding. En zo ontstaat een zichzelf versterkend proces, waar bij de angst om niet uit de grote CDA-boot te vallen de houding in de hand werkt om zich met name op de CDA-top te richten in plaats van alles op alles te zetten om de basis voor hun standpunten te winnen. Daardoor vervreemden de „loya listen" zich van de basis, en dat veroorzaakt weer hun angst geen aanhang te zullen vinden als ze op een gegeven moment toch de moed zouden hebben „nee" te zeggen en een daad te stellen. Het is ook in die zin een zichzelf versterkend proces, dat de kiezers in Nederland de laatste tijd veel weerbaarder worden en beginnen te doorzien als de vertegenwoordi gers het „dienen" laten overheer sen door de angst voor het verlies van hun politieke carrière en zij zich ook daardoor van deze verte genwoordigers afwenden. Een ernstig gevolg van het huidige optreden van de „loyalisten" en de vervreemding die dat bij het voor hen belangrijke deel van het voet volk te weeg brengt, is dat de evan gelische politiek meer en meer in discrediet raakt. Daarom ben ik erg blij dat, nu men aan de top verstek laat gaan, er van onderop een be weging op gang is gekomen die geleid heeft tot de oprichting van de Evangelische Progressieve Volkspartij. Als de AR-„loyalisten" gewild had den. hadden zij de ene CDA-lijst kunnen voorkomen en de ARP kunnen ombouwen tot een Evange lische Progressieve Volkspartij, die dan ook vele katholieke en andere kiezers zou hebben aangetrokken. Nu zal de ARP in 1980 worden opgeheven om volledig op te gaan in het CDA. Als de „loyalisten" zich niet snel bezinnen om te komen tot een andere strategie, zal zich in- 1980 de formele bevestiging van hun volledig falen voltrekken, ook al doen ze nog zo hun best nog enkele prijsjes binnen te halen aan de top. al of niet via wat blufpoker. De Evangelische Progressieve Volkspartij staat nu voor de uitda ging hun taak over te nemen en te laten zien dat het voetvolk weer baar is. Deze kritiek aan het adres van de „loyalisten" is overigens constructief bedoeld en is ook een appèl aan hen. Dr. J. P. Feddema is lid van de ARP, maar ook adviserend lid van het be stuur van de Evangelische Progres sieve Volkspartij.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 17