ver Bruegel, beelden,
inter en filosofie
Surïuel en
ie burger
Wazig beeld van
verspild leven
ieuwe boeken over kunst
FILHKRONIEK
RDAG 29 APRIL 1978
Trouw/Kwartet 33
door G. Kruis
ieorge Segal: „Wandelende man". Gips, geschilderd metaal,
out. 1966. (Uit „Hoogtepunten van de beeldhouwkunst")
Boekenweek, boek van de
maand, boekenjaar, 'n uitpui
lende boekenkast, ik kom
nooit eens helemaal los; als ik
er weer enigszins doorheen
denk te zijn, begint de ruimte
in m'n kast langzamerhand
weer krap te worden. En dan
betreft het in mijn geval al
leen nog maar boeken over
kunst en aanverwante zaken.
Het kan wel eens gebeuren, dat je
een bepaald boek even opzij zet en
dan kan bespreking door allerlei
omstandigheden nogal lang op zich
laten wachten. Uiteraard stel je wel
eens uit omdat het onderwerp je
niet helemaal of helemaal niet ligt,
maar 't gebeurt toch ook meerma
len, zomaar bij toeval, omdat het
wat achteraf staat.
Neem nu Walter Gibson's „Pieter
Bruegel" (Elsevier, ƒ26.50). Over
Bruegel, de Oudere, is al zo het een
en ander geschreven. Er valt dan
ook heel wat te verklaren. Gibson
(van de Cleveland University, Oio)
doet dat voor zover mogelijk, maar
raadt niet naar de wazige rest.
Want misschien zijn Bruegel's
schilderijen nü wel zo moeilijk te
doorgronden omdat ze tèèn zo ui
terst eenvoudig bedoeld werden. Ze
hadden te maken met de gedach-
tenwereld van het volk destijds.
Lang niet alles daarvan is vastge
legd. De vele taferelen op Bruegels
volle schilderijen doelen dikwijls
op toen heel alledaagse, maar nu
vergeten zegswijzen en zaken.
Gibson bestrijdt in zijn boek vooral
het nogal eens aangehaalde feit, als
zou Bruegel dikwijls anti-Spaanse
ideeën verwerkt hebben. Hij maakt
overigens en zet daar nog een
vraagteken bij een uitzondering
voor „De kindermoord te Bethle
hem", waar de gestrenge comman
dant in het midden toch wel zeer
veel gelijkenis vertoont met de da
nig gehate hertog van Alva.
'n Goede kennismaking, voor wie
hem nog niet kende, met Bruegel,
die raadselachtige vertolker van de
vele menselijke dwaasheden.
Koud
Van Pieter Bruegel kun je zo over
stappen naar het bijzonder plezie
rig geschreven boek van Evert van
Straaten „Koud tot op het bot", de
verbeelding van de winter in de 16e
en 17e eeuw in de Nederlanden
(Staatsuitgeverij, ƒ37.50). Bruegel
schilderde in 1564-'65 zijn eerste
winterlandschap. Er ontstonden
toen trouwens plotseling veel van
dergelijke schilderijen. En dat was
nietzö verwonderlijk. Bij weerkun
digen staat die periode namelijk
bekend als de „Kleine Ijstijd". Die
ijstijd begon aan het einde van de
16e eeuw met die winter van '64-'65.
een van de strengste winters sinds
mensenheugenis.
Een boek, dat niet alleen over
kunst handelt veel illustraties,
ook in kleur maar aan de hand
daarvan het dagelijkse (winterse)
leven in die ver-voorbije eeuwen
boeiend en ook amusant belicht.
Kunstboeken hoeven niet duur te
zijn. schreef ik al meermalen. Maar
je komt er niet altijd onderuit.
Want als je bijvoorbeeld een liet-
hebber bent van de beeldhouw
kunst in het algemeen en je
oog valt op Howard Hibbard's
„Hoogtepunten van de beeldhouw
kunst" (Elsevier) ben je, als je 't
toevallig niet hebt liggen, best be
reid een tijdje te sparen om die
89.50 bij elkaar te krijgen dat het
kost. En eigenlijk is dat nog geen
geld voor zo'n veelzijdig geïllu
streerd en prachtig uitgevoerd
overzicht van de beeldhouwkunst
vanaf de middeleeuwen tot nu.
Tweehonderd reprodukties. waar
van velen pagina-groot (en dat is 32
bij 22 cm) in werkelijk voortreffelij
ke kleuren, 't Is eigenlijk in de
eerste plaats weer een kijk-boek.
De inleidingen tot de bepaalde pe
rioden (Middeleeuwen, Renaissan
ce en manierisme, Van barok tot
romantiek en Van Rodin tot heden)
zijn kort gehouden, maar zeer hel
der geschreven. Zeker een boek,
dat ook de lezer, die nog wat min
der vertrouwd is met de kunst, de
geïnteresseerde leek dus, aardig op
weg kan helpen. Nogmaals, de illu
straties zijn van een bijzondere
kwaliteit.
Fijn
Dan nog een paar boeken die ik.
gezien het veelomvattende karak
ter, alleen maar kort met enthou
siasme kan aankondigen. Zoals
„Kroniek van Kunst en Kuituur",
Detail van Breugels schilderij
„Hooioogst". (Uit „Breugel"
van Walter S. Gibson)
een keuze uit de jaargangen 1935-
1952 (Uitgeverij Contact, Amster
dam, 25,—). 'k Zou zo weer teke
nen voor dat fijne tijdschrift. Maar
dat is echt geweest. Wat overigens
die keuze betreft: de vroegere re
dacteuren, die dit boek samenstel
den „kozen daarbij niet uitsluitend
gedwongen door de beschikbare
plaatsruimte, vooral die bijdragen
welke destijds bepaalde figuren of
verschijnselen belicht hebben."
Bijdragen van onder (veel) meer
Braat, Kirchner, Van Dalsum, Kan-
dinsky, Helman, Wielek, Slauer-
hoff. Carmiggelt, Vestdijk, Ter
Braak, Mondriaan. Bloem. Jaffé,
Jonckheere, Lucebert en An-
driessen.
Van Herbert Read wiens „Mo
derne Schilderkunst - Oorsprong
en ontwikkeling" al jarenlang voor
velen een vraagbaak was, is nu, bij
Meulenhoff Amsterdam „Filosofie
van de moderne kunst" 24,50)
verschenen. Het is een verzameling
opstellen, die Read in de loop van
een jaar of vijftien heeft geschre
ven. Zelf zei hij ervan, dat het geen
kritische beschouwingen zijn, het
is ook geen kunstgeschiedenis; de
methode die hij hanteerde kan het
beste als wijsgering worden gekwa
lificeerd. Read ging er van uit dat
kunst een rol van het allergrootste
belang speelt onder die factoren en
werktuigen, die de evolutie van de
mens bevorderen.
Even aangegeven: de lezer oordele
verder zelf
'ijk
door dr H.S. Visscher
ir de zoveelste keer heeft Bunuel
r ontzettend raak geschoten in
jfilm „Cet obscur objet du désir";
r de zoveelste keer heeft hij het
[der verricht van een sublieme
these tussen lichtvoetige spiritu-
tit en zwaargeladen, kille en ha
ke betekenis. Qua structuur her-
ïrt de film sterk aan „La voie
êe": de handeling is opgedeeld in
ne, op zichzelfstaande anekdoti-
gebeurtenisjes, die zich ook op
ëns verschillende locaties afspe-
maar wel duidelijk bijeengehou-
worden door enkele centrale the-
1 Centraal staat de ongeneeslij-
jbsessie van een rijke bourgeois,
voortreffelijk geconserveerde
er wordende heer, voor een meis
lat soms wel voor zijn charmes
te zwichten, maar hem nooit
taat. haar geheel te „bezitten",
daarbij het meest opvalt is, dat
;meisje een dubbelfiguur is: ze
•aat uit twee zeer verschillende
|jes, letterlijk, het gaat dus
:om grime, camouflage of verhul-
die elkaar voortdurend afwis-
n. zonder dat de man daar iets
blijkt te merken. Er bestaat
l film van Bunuel, die niet op de
iof andere wijze een vervreem-
i schokeffect introduceert. Het
Ichte aanvangsdeel van zijn uit
I daterende „Le chien andalou",
rin midden in een zeer roman-
aangezette scène een man naar
lie van een wolk die de maan
mijdt, met een scherp aangezet
pTmes in close-up het oog van
pninnares middendoor snijdt, is
fclijk als een soort van water-
k te beschouwen van zijn films,
te film heeft wel zo'n obsede
1 schokeffect, en het gekke is dat
pol daar niet eens erg veel moei-
por te doen heeft
n de twee gestalten van ..het
bestaat een groot verschil,
is slank sportief, kwajon-
chtig. ondeugend, kuis de
andere molliger, zwoeler, ordinairder
ook en hoerig. Ook hun sociale situa
tie wisselt sterk, maar onafhankelijk
van de gestalte die „het meisje" op
een bepaald moment heeft. Aanvan
kelijk verschijnt ze als dienstmeisje,
later als een kleine avonturierster in
gezelschap van een paar hippie-ach-
tige personages, dan weer als de in
getogen en huiselijke dochter van
een even vrome als inhalige moeder,
dan weer als danseres in een cabaret
of als naaktdanseres in een nog wat
obscuurder zaaltjeDe heer ver
volgt door alles heen zijn werf-acties,
vangt bij herhaling bot, valt prompt
een volgende keer weer voor zijn
gewekte lust, komt opnieuw bedro
gen uit
Staalkaart
Het meisje is uiteraard geen objec
tief gegeven, en evenmin een soort
van mystificatie. Zij is alleen dat wat
de man in haar ziet, of liever: in haar
wil zien. Het toegewijde dienstmeis
je. de sportieve kameraad, de kuise
maagd, de intelligente ondeugd, de
zwoele minnares, de vamp. Je zou
het als een staalkaart kunnen zien
van alle vrouwenidolen die in de loop
der filmgeschiedenis het witte doek
beheerst hebben en op grond waar
van je „perioden" in de geschiedenis
zou kunnen opstellen. De man wil
tenslotte dit alles in één klap tegelijk
bezitten door middel van die onfeil
bare muizenval: het huwelijk In
het tweede deel van de film zien we
hem herhaaldelijk met een jute zak
sjouwen waarin, naar aan het slot
van de film blijkt, een verfomfaaide
en met bloed bevlekte bruidssluier
zit, die door een inburgerlijke dame
zorgvuldig gerepareerd wordt. De
aap is uit de mouw gekomen!
Bunuel kiest nooit partij voor zijn
sujetten. Ze zijn zoals ze zijn en zoals
ze daar voor ons op het doek staan.
Als we op een gegeven moment sym-
Fernando Rey en Carole Bouquet in Bunuel's „Cet obscur objet du
désir".
pathie voor ze koesteren, dan is dat
best als we maar niet vergeten dat
ze zich het volgende moment als
volstrekt èndere figuren kunnen
openbaren. De filmer laat zijn sujet
ten open, de toeschouwer mag ze
invullen. Misschien duurt het daar
door wat langer voor we ontdekken
dat „het meisje" even aanvechtbaar
is als de man. Zij laat zich, hoe dan
ook, tot object van de manmaken, ze
laat zich kneden tot zijn beeld, on
danks herhaalde betuigingen van
onafhankelijkheid en zelfstandig
heid. En daarbij heeft zij een zeer
eigenbelangelijk doel voor ogen: be
zit. Ergens zegt het meisje ronduit
dat ze de man. ondanks alles wat ze
hem toestaat, niet zichzelf geven wil.
omdat dat bezitten voor hem ook het
einde van het verlangen zou beteke
nen. Een oude en oubollige waar
heid. die in de consumptiemaat
schappij waarin wij leven maar al te
zeer een waarheid blijft: een strikt
zakelijk gegeven waarmee ze re
kent Het gaat bij Bunuel dan ook
in feite altijd om de structuur van de
maatschappij als geheel waar hij
zich tegen keert. En daarbij heeft hij
vanaf het begin van zijn carrière wel
duidelijk gemaakt, hoe hij niets in
onze bourgeoiscultuur ziet en er
niets van verwacht De lange weg
van de relatie tussen de bourgeois en
..het" meisje is in deze film gelar
deerd met de moderne signalen van
ondergang terrorisme en roofover
vallen zijn aan de orde van de dag.
zij spelen zich af onder het oog van
de man en het meisje, zonder dat het
hun erg veel lijkt te doen. Verschil
lende keren is de man het slachtoffer
van straatroof: een verschijnsel dat
in onze dagen tot een normaal ge
beuren is geworden en de zekerheid
van onze bewegingen ondergraaft.
Maar ook daar blijkt de man niet erg
van onder de indruk te komen. Tot
hij, bij de grote explosie waar de film
mee eindigt, ongetwijfeld wegge
vaagd zal zijn. Samen ook, mag men
aannemen, met „het" meisje, dat in
haar contacten met buitenmaat-
schappelijke personages misschien
wel wat andere mogelijkheden in
zich heeft, maar die toch nooit wer
kelijk realiseert.
Nee, Bunuel heeft de bourgeoisie
niet hoog zittenDe vanz^fspre-
kenheid waarmee de man zijn be
diende tweede klas laat reizen ter
wijl hij zelf eerste klas reist, spreekt
boekdelen. Maar ook het gezelschap
in de treincoupé waaraan de man het
verhaal van zijn liefdesrelatie ver
telt. liegt er niet om. Een in- en in-
keurig gezelschap van benepenheid
en farizees fatsoen, dat ademloos zit
te luisteren (nadat de kinderen weg
gestuurd zijn). Dat er een psycholoog
bij zit. die een dwerg is. en een heel
erg zelfgenoegzame, is waarschijn
lijk het zoveelste boosaardige grapje
dat Bunuel zich veroorlooft is de
psycholoog niet de machteloze qua
si-redder uit de problemen waarin
onze bourgeois-cultuur is vastge
lopen?
„Een derde" van Neal Cassady is in
meer dan één opzicht een merkwaar
dig boek. Het bevat allereerst een
derde deel van een biografie. Een
lang leven geeft de auteur zich niet.
want dat door hem beschreven deel
bevat slechts enkele jaren van zijn
kindertijd.
Ik moet zeggen, dat ik dat eerste
gedeelte van het boek met grote be
langstelling heb gelezen. De jonge
Neal is een kind van gescheiden ou
ders. De vader is een alcoholist. De
plaats van actie is Denver, een mid
delgrote stad in het Westen van de
Verenigde Staten.
De jongen groeit bij zijn moeder op.
maar in de grote zomervakanties
trekt hij met zijn vader op, die hem
meeneemt op zijn zwerftochten door
dat grote land dat wij Amerika
noemen.
Ook na honderden boeken gelezen te
hebben die in dat Amerika spelen,
blijft het land ons wezensvreemd,
vooral de steden. Het geschetste
beeld is dat van een oerwoud, van
een zich hoe langer hoe meer aan
ordening onttrekkende samenle
ving. gekenmerkt door armoede,
drankzucht, wetteloosheid, algeheel
moreel verval en zwerfzucht.
De vader neemt de jongen mee door
het Westen; ze lopen, liften of rijden
clandestien met treinen mee. In de
wioter zwerft de jongen door het
boeiende Denver met zijn vele kroe
gen. armoe-buurten en grote kanto
ren en hotels
De biografie houdt echter op. als je
gegrepen bent en buitengewoon be
lang gaat stellen in het lot van het
kind.
Daarna volgen fragmenten en enkele
brieven, onder anderen aan Jack Ko-
rouac. Ik kreeg de indruk, dat de
auteur geen lust meer had om verder
te gaan, of geen gat meer zag in het
volbrengen van zijn taak
Onsamenhangend
De fragmenten zijn eveneens biogra
fisch. maar dan zo onsamenhangend,
dat de lezer slechts gissen kan naar
het verloop van het leven van de
hoofdpersoon
Ergens lees je. dat de „ik" op zijn.
veertiende jaar zijn eerste auto stal.
door J. van Doorne
De fragmenten leren de lezer tevens,
dat de jonge Neal al enkele gevange
nissen van binnen kende. Zijn leven
blijkt te bestaan uit zwerven, auto
rijden, auto-stelen en het „versieren"
van meisjes en vrouwen. De „ik"
schijnt getrouwd te zijn of geweest te
zijn. Niet is werkelijk duidelijk. Ken
merkend is een geheel en al ontbre
ken van moraal, laat staan ethiek.
Het taalgebruik in de fragmenten en
brieven is hinderlijk. Het is nerveus,
schichtig, maar dan toch van een
langdradige schichtigheid. Het ge
bruik van het teken voor „en" is
irritant. Hieronder volgt een voor
beeld van de stijl van het boek. Het
is te vinden op bladzijde 157.
Met Gypsy. Jenny Ik achter
het stuur in de Chev. '51 Pete
Doug er vlak achter in de MG '57
kwamen we die dinsdagmorgen 10
aug. net voor het spitsuur door
Sacramento kregen prompt
zo'n dertig kilometer verder ons
eerste oponthoud van de nog ontel
bare keren die nog zouden volgen
misschien gan ik in deze brie}
proberen de tel bij te houden)
een lekke band links voor bij de
Chev. dus geen reservewiel, maar
wel een reserveauto. Ik haalde het
wiel eraf. gooide het in de MG <fc
ging terug om met de Shell credit
card van Dougs moeder arme
ziel al is ze miljonaire dan valt
ze nog flauw als de rekening van
augustus krijgt minstens 350 of
400 dollar! Krediet. Whoe flits
flits
Dat gaat zo pagina's lang. De ene
onbenulligheid na de andere. De „ik"
is bezeten van auto's en vrouwelijke
geslachtsdelen.
In dit boek heeft het leven een ont
stellende verschraling ondergaan
Het is tot enkele handelingen en
enkele vreugden teruggebracht
Maar dat behoeft nog niet een reden
te zijn om het boek te verwerpen Er
zijn nu eenmaal zulke levens en zij
mogen beschreven-worden Dat de
auteur op een dergelijke wijze van
leven geen kritiek oefent, is uiter
aard begrijpelijk, alhoewel dit wijst
op een gebrek aan bezinning. Slechts
hier en daar is een vleug van onrust
te bemerken, maar dan toch heel
schaars.
Mijn grootste bezwaar 'uiteraard na
mijn morele bedenkingen) is dat het
zó onsamenhangend geworden is. zo
dat een werkelijk overzicht ont
breekt. Het geheel is een zowel wazig
als kaliedoscopisch beeld van een
leeg leven, een verspild leven.
Leert de lezet nu Amerika kennen?
Natuurlijk niet. Het land is zeer
groot, er wonen meer dan tweehon
derd miljoen mensen. Etnisch is het
sterk gevarieerd. Er bestaan zeer
grote tegenstellingen. Wie in dat
land tien jaar gewoond en gezworven
heeft, kent het nog lang niet.
Toch geeft het boek een indruk. Het
schetst ook het beeld van een be
paald mensen-type, dat er is ont
staan. En wie zich op de hoogte wil
stellen van de zogeheten beat gene
ration, de losgeslagen jeugd van de
Verenigde Staten, zal. als hij het
boek leest, beseffen, dat deze specia
le generatie slechts in Amerika tot
ontwikkeling kon komen. De zwerf
drift van de "voortrekkers kan in dit
immens grote land nog altijd worden
uitgeleefd. Gevoegd bij het bestaan
van schrikbarende armoede naast
onvoorstelbare rijkdom van velen,
de technocratie en verstedelijking,
kon de voedingsbodem ontstaan, die
een leven als dat van Neal Cassady
tot gevolg had.
Alhoewel het niet typerend voor dit
boek is, kan gezegd worden, dat ook
deze roman(?) voor ons Europeanen
daarom vreemd is. omdat wij er te
maken krijgen met een maatschap
pij. die geen politiek besef kent. Een
religieus-wijsgerige bezinning op het
leven is er ook niet in te vinden
Geld. dus macht, auto's en leegheid
Ontmantelde erotiek Ruimte en ge
vangenheid Al met al een triest
beeld van een bepaalde facet van de
Amerikaanse maatschappij
Neal Cassady: „Een derde". Oor
spronkelijke titel: „The first Third
Other Writings". Vertaling van Guido
Goluke. Bij Bert Bakker te Amster
dam. Paperback. Aantal pagina's 167.
Prijs 19.50.
C. Luijken: „Schaatsenrijdend paar", gewassen pentekening, 1700.