p verzet behoort geen premie Wetenschap op weg naar beleid Stichting '40-'45 wil wijziging wet verzetspensioenen Ontstaan Trouw' niet betreurd Wetenschap en techniek ET ITERDAG 29 APRIL 1978 BINNENLAND Trouw/Kwartet 13 wat ecialisl IET i- Hoe staat het. 33 jaar na het einde van de Duitse bezetting, met de hulp aan slachtoffers van verzet en vervolging? Deze vraag bespraken we met de oud verzetsman mr. A. H. van Namen. Hij is nu algemeen voorzitter van de Stichting '40-'45. die tegen het eind van de oorlog opgericht is om de hulp aan de vrouwen en kinderen van gevallen verzetsstrij ders zeker te stellen en om de nog levenden hulp te bieden bij hun terug keer in de maatschappij. Oorspronkelijk was „onderlinge hulp" de opzet, maar spoedig ontdekte men dat men de grote pensioenbedragen niet uit eigen middelen zou kunnen op brengen. Na het totstandkomen in 1947 van de wet buitengewoon pensioen '40- '45 worden de pensioenen door de over heid betaald. De stichting fungeert nu als „betaalkantoor" voor deze uitkerin gen en zorgt verder voor de nodige aan vullingen daarop. Ook zorgt zij waar nodig voor begeleiding. Een belangrijke taak vindt de stichting verder in het afgeven van ..verzetsverklaringen", op grond waarvan men recht op een „bui tengewoon pensioen" kan krijgen Sinds 1972 heeft de stichting, die nu driehonderd personeelsleden heeft, er een heel nieuwe taak bijgekregen: zij zorgt ook voor de betaling van uitkerin gen op grond van de „WUV". de „wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945waaronder mensen vallen die op grond van ras. geloof of wereldbe schouwing vervolgd zijn. Tot deze groep behoren Joden en zigeuners wier nood pas tegen het eind van de jaren zestig goed in het beeld gekomen is en dege nen die in kampen in „Indië" geleden hebben. Ongeveer 24.000 mensen heb ben nu volgens deze „WUV" in beginsel recht op een uitkering. In de loop der jaren zijn ongeveer zestigduizend aan vragen op grond van deze regeling be handeld. De laatste maanden valt er een daling van dit soort aanvragen waar te nemen Mr. Van Namen, die van zijn taak als rechter in Amsterdam is vrij gesteld, is ook voorzitter van de „Uitke- ringsraad", die deze WUV-aanvragen en uitkeringen regelt. Het gesprek met hem ging vooral over de andere groep getroffenen: de verzetsslachtoffers. door J. G. A Thijs e verzetsmensen die in oktober [944 in een bankgebouw aan een nsterdamse gracht bijeen- ivamen noemden de organifca- die zij oprichtten om te voor- [omen dat „ooit een verzetswe- tiwe aan een ambtenarenloket Jal behoeven te soebatten" opti mistisch de Stichting '40-'44: zij jieenden dat de oorlog nog dat par zou aflopen. [et zou niet de enige keer Zijn dat het iders liep dan de mensen van de ichting '40-'45 (die naam kreeg zij irt na de bevrijding) verwachtten, irmalen is er na de oorlog over cht hoe lang de stichting moet lijven bestaan; de naweeën van be- itting en vervolging vormden im- iers een aflopende zaak! Welk een istige misvatting dat achteraf ge- n was. blijkt uit de cijfers: waren er it het midden van de jaren zestig ïgeveer zesduizend mensen aan wie n buitengewoon pensioen was toe- fekend. daarna kwam er een langza- lie maar gestadige toename en nu ligt iet aantal „verzetsgepensioneerden" mstreeks de tienduizend. Nog steeds romen de nieuwe aanvragen bij de lichting binnen. Ir. A. H. van Namen, die in oktober 944 tot de oprichters van de stichting ehoorde en nu algemeen voorzitter „Bijna niemand heeft in de jaren ijftig de verlate gevolgen van oorlog, ezetting en vervolging voorzien. Ach- iraf bekeken zijn die gevolgen wel egrijpelijk. Veel mensen hebben in amp of gevangenis zo zwaar geleden, lat hun reserves eerder opgebruikt ijn.In 1955 waren we bij de stichting Bog zo optimistisch dat we dachten at we fondsen voldoende hadden om a een redelijke marter de eindstreep halen en we hebben ons toen uit de ollectemarkt' teruggetrokken. Daar- j is ook van invloed geweest dat in ingen van het voormalig veizet ster- e bezwaren bestonden tegen deze ijze van geldinzameling, die men als edelen' beschouwde." Misverstand r. Van Namen meent dat de publici st over de kwestie van het al of niet ijlaten van de drie van Breda in 1972 ker van invloed geweest is op de lijging van het aantal aanvragen van litengewoon pensioen. „Verzet en rvolging kwamen daardoor opnieuw D het centrum van de belangstelling. ij velen is de gedachte gerezen dat et feit dat men aan het verzet meege- erkt heeft nu recht op een pensioen :hept. Nu kunnen dergelijke gevallen g verschillend zijn. dr. De Jong heeft aarop in het zevende deel van zijn lorlogsgeschiedenis ook gewezen. Ie- pand kan wat illegale bladen rondge- iracht hebben, maar is hij op grond jaarvan een verzetsdeelnemer? Het [eval krijgt echter een heel andere tleur indien de betrokkene niet alleen [e blaadjes in de bus gedaan heeft. ,paar op grond daarvan opgepakt is en h cel of kamp gezeten heeft." Seen rechten het algemeen vindt mr. Van Namen gedachte dat aan een verzetsverle- ;n nu rechten ontleend kunnen wor- n, verkeerd. „Het opkomen van ize gedachte vind ik een kwalijk irschijnsel. Zij is niet alleen in strijd iet de wet (die eist dat er ziekte of ibreken zijn. die in oorzakelijk ver- md staan met verzet of vervolging), laar ook met de verzetstraditie. De ichting is er, evenals alle verzets- lensen en dus ook die van het illegale ■ouw, altijd vanuit gegaan dat er in premie op het verzetswerk ge ld moest worden." Een verklaring in het feit dal deze verkeerde ge- tchte zo veld blijkt te winnen, kan ir. Van Namen moeilijk geven. „Mis- Chien hebt u wel gelijk als u zegt dat et komt doordat het om .gewoon' yerheidsgeld gaat; ook de fiscus acht men tenslotte op alle mogelijke anieren te ontwijken. Iedereen kan •oberen op grond van de wet een anvraag ingewilligd te krijgen en het it dat zovelen dat doen bezorgt de lichting een enorme administratieve impslomp die voor een belangrijk eel geen praktisch nut heeft. De laat- e tijd wordt ongeveer vijftig procent n alle aanvragen afgewezen." IWat is „verzet?" lp de kring van de Stichting '40-'45 Ifordt er daarom behoefte aan gevoeld ra de buitengewone pensioenwet van 947 te herzien en daardoor te komen >t een duidelijker omschrijving van criteria op grond waarvan de pensl- Ijenen al of niet toegekend worden jlr Van Namen De wet spreekt nu [pn .deelnemen aan het binnenlands Lprzet', wat zo uitgelegd wordt dat r Hen persoonlijk een bijdrage geleverd "^9 |oet hebben Maar neem nu twee 'vallen: dat van iemand die eenmaal bi paar Joden naar een onderduik- Mr. A. H. van Namen: 'lichtere' verzetsgevallen zouden niet meer in aanmerking komen adres geleid heeft en dat van iemand die een jaar lang Joden in de kelder van zijn huis heeft verborgen. Wat een verschil in aard. intensiteit en duur van de bijdrage! In de nieuwe bepalin gen, die wij graag in de wet zouden zien, zouden we willen komen tot een duidelijker omschrijving en een nade re afgrenzing van de verzetscriteria. Het gevolg daarvan zou naar alle waarschijnlijkheid wel zijn dat de .lichtere' verzetsgevallen niet meer voor pensioen in aanmerking zouden komen. De stichting werkt aan een advies aan de overheid op dit punt; waarschijnlijk zal het nog dit jaar uitgaan." Moeilijk bewijs De plannen van de stichting om tot een nauwere omschrijving te komen houden, mr. Van Namen ontkent dit niet. natuurlijk pok verband met het grote aantal aanvragen (en het grote aantal afwijzingen) van de laatste ja ren. Tevens is van invloed het feit dat het bewijs in veel gevallen zo moeilijk te leveren is en dat heeft weer te maken met de vele jaren die sinds '40- '45 verstreken zijn: heel wat mensen die hadden kunnen getuigen leven niet meer. In de door de stichting gewenste nieuwe bepalingen zal waar schijnlijk een duidelijker accent ko men te liggen op de bewijslast van de betrokkene: hij zou zelf dus meer met bewijzen moeten komen. Mr. Van Namen: „Verduidelijking en verscherping van de wet zou tot ge volg hebben dat de mensen meer dan tot nog toe weten waar ze aan toe zijn. De aanvragen zouden met minder schokken afgehandeld kunnen wor- Mr. A. H. van Namen behoorde in de oorlogsjaren tot de medewerkers van het illegale Vrij Nederland. Hij was en is gereformeerd maar hij ging toch in januari 1943 niet over naar het toen opgerichte „Trouw". Van Namen: „Ik ben het eens met Van Ruller die het meningsverschil in de kring van VN typeerde met de naoorlogse termen .doorbraak' en .christelijke partijvor ming'. Van Randwijk was een typische doorbraakfiguur en ik was het daarin volledig met hem eens." Kort na de bevrijding nog in mei 1945. schreef Van Namen dat hij sinds eind 1941 met Van Randwijk mocht samenwerken: „Lief en leed hebben we samen gedeeld en dat was niet weinig", getuigde hij toen. Ook noemde hij de leiding van Van Randwijk „soms moeilijk maar steeds onmisbaar". Over dat laatste zegt hij nu. en hij bevestigt daarmee wat Van Ruller opmerkte, dat de persoonlijkheden van Van Rand wijk en „Geesje" van der Molen (de latere professor) botsten. Van Namen: „De afsplitsing van Trouw heeft naar mijn mening een samenstel van oorzaken. Er was inderdaad een groep die een blad met een eigen gezicht en een eigen kleur wilde, maar als de belangrijkste feitelijke aanleiding zie ik nog steeds de ontsnapping van Wim Speelman, december 1942, uit Haaren. Achter zijn arrestatie had verraad gezeten en dat was een belangrijke reden dat hij niet naar zijn vroegere verzetskring terugwilde. Bij mensen als Schou ten, Bruins Slot en mevrouw Van der Molen vond hij een wel toebereide aarde. Speelman was. zoals wel eens is gesuggereerd, niet door iemand van VN verraden. Ik heb de verrader zelf eenmaal ontmoet, hij is later door het verzet geliquideerd. Dat verraad is in mijn ogen een van de meest dramatische gebeurtenissen uit de oorlog. De oprichting van Trouw (Van Namen werpt een blik op het laatstversche nen nummer van het legale Trouw dat op zijn bureau ligt) betreur ik achteraf beslist niet. Het is een blad met een geheel eigen karakter en stijl geworden en dank zij vooral Wim Speelman wist het een hechte organisatie op te houwen. Wc hebben in de oorlog met Trouw goed samenge werkt, al was het in 1943 voor VN wel moeilijk: we raakten een groot deel van onze verspreiders kwijt aan Trouw.' Gevangenschap Van Namen (een van wiens verzetsnamen „Dolf" luidde) heeft aan den lijve ervaren wat gevangenschap in de jaren '40-'45 betekende. In januari 1945 werd hij tengevolge van verraad met twee andere bestuursleden van de stichting (de bekende anti-revolutionair Jan Smallenbroek en de heer J. Buijs) gearresteerd. Acht dagen lang werd hij verhoord en tot na de bevrijding zat hij in het huis van bewaring aan de Amsterdamse Weteringschans. „Je was geen dag zeker van je leven, het was de tijd van het standrecht waarin mensen zonder enige vorm van proces neergeschoten werden. Je leefde enorm gespannen, je moest je emoties en je angsten zo veel mogelijk onderdruk ken. De eerste tien jaar na '45 heb ik het er wel moeilijk mee gehad maar met hulp van anderen ben ik overheengeko- men," aldus „Dolf", die op zaterdag 5 mei 1945 in een op kleine papiertjes in zijn cel bijgehouden dagboek onder meer noteerde: drie minuten later wappert een groote Oranjevlag in den gierenden storm op het dak van het Park hotel! Ik geloof het niet; het kan niet waar zijn. Ik loop op en neer, zoals ik kilometers geloopen heb, zes passen heen. zes passen terug. Vrede? Capitulatie? Wanneer krijg ik zeker heid? O God. geef mij die zekerheid, het is niet uit te houden De zekerheid kwam, de vrijheid bleef nog een dag uit en zondagmorgen 6 mei noteerde „Dolf" onder meer: „Vanochtend voor het eerst een kerkklok hooren luiden. Nu zitten de menschen in de kerk Ik had zoo gehoopt erbij te kunnen zijn in de kerk. Maar ik kan hier toch ook God danken De spanning stijgt woor mijn gevoel met de minuut. De dag is vol verwachting Het zou avond worden voordat hij de vrijheid herkreeg. den. Ik wijs ook nog op het feit dat de stichting een taak heeft naast de be langenbehartiging. Die taak is: het zo goed mogelijk bewaken van de verzet straditie en ook dat punt moet zwaar wegen. Aflopende zaak De aanvragen om een verzetspensioen mogen dan nog talrijk zijn. op wat langere termijn gezien moeten deze gevolgen van bezetting en vervolging toch een aflopende zaak vormen. Van Namen: „Dat is natuurlijk waar en er zijn dan ook wel gedachten om het aanvragen van buitengewoon pensi oen na een bepaalde datum niet meer mogelijk te maken. Als je de leeftijds opbouw van de buitengewoon pensi oengerechtigden en van de aanvragers bekijkt, kun je redelijkerwijs ver wachten dat de toestand de eerstko mende jaren radicaal zal veranderen. Als je de gemiddelde leeftijd nu stelt op 60 a 65 móet je wel concluderen, dat er de komende jaren een sterke terugval te vernachten zal zijn." Een ander punt: nu beschikt de stich ting nog over voldoende mensen die het verzet uit eigen ervaring gekend hebben en daardoor bevoegd geacht kunnen worden de aanvragen te be oordelen. Er kan echter een tijd ko men dat dit anders is, en wat moet er dan gebeuren? Van Namen: „Ik denk dat we de zaak dan bij de overheid moeten neerleggen. De stichting zou dan niet meer kunnen adviseren over toepassing van de wet". Tweede generatie Wordt de stichting ook geconfron teerd met het vraagstuk van de twee de generatie, van de kinderen van de verzetsstrijders dus? Van Namen: „Dit probleem speelt zowel bij de ver- zets- als de vervolgingsslachtoffers. Als het om een kind gaat dat er in de oorlog al was en dat beschadigd is doordat de ouders in het verzet zaten (als het bij voorbeeld gewond is bij een overval of geestelijk letsel opgelopen heeft) dan zijn er redenen om dat kind op grond van de bestaande wet te helpen. Gaat het om een kind dat na de oorlog geboren is dan ligt het vraagstuk veel ingewikkelder, de be staande wet geeft daarvoor geen op lossing. Het probleem is in studie bij het zogenaamde WAC, het werk- en adviescollege, dat door CRM en Volks gezondheid ingesteld is. Dit jaar kan het rapport daarover komen. Persoon lijk verwacht ik niet dat op grond daarvan speciale maatregelen geno men zullen worden. Ik meen dat de bestaande sociale wetten en regelin gen voldoende mogelijkheden bieden." Beleid De laatste tijd is er nogal eens kritiek geuit op het werk van de stichting, aan haar beleid bij het toetsen van de aanvragen zou nogal wat mankeren. Mr. Van Namen: „Sinds het einde van de oorlog heeft de stichting zo'n 45.000 aanvragen beoordeeld. Daarbij is ui teraard wel eens een verkeerde beslis sing genomen, maar dat gebeurde toch sporadisch. Tweemaal hebben we een advies om een uitkering toe te kennen moeten herzien. Het geval van de heer v.d. V. in Brabant, waarover Elsevier schreef, is op mijn advies aan de justitie in onderzoek gegeven en wij wachten nu de uitslag van dat onderzoek af. Wat in de publikaties niet tot uiting is gekomen is het feit dat deze man al in het begin van de jaren vijftig een buitengewoon pen sioenrecht heeft gekregen. Om die be slissing te herzien, zou de onjuistheid van de toen aangevoerde feiten aange toond moeten worden en dat zal niet eenvoudig zijn. Ik denk dat het een lange procedure zal worden." Objectief onderzoek „In het algemeen meen ik dat het beleid van de stichting de toets der kritiek kan doorstaan, zij komt tot beoordelingen op grond van indrin gend objectief onderzoek. Daarbij is het wel een moeilijkheid dat de onder zoekers geen opsporingsbevoegdheid hebben, dat ze dus met veel beperkte re middelen moeten werken dan bij voorbeeld de politie. De aanvragen wórden tweemaal bekeken: eenmaal in een van de districtsbesturen, een maal in het hoofdbestuur (daarvóór hebben de rapporteurs en het secreta riaat zich er al over gebogen)." „Van groot belang is nog dat de stich ting niet de beslissende instantie is; zij stelt verklaringen op voor de Buiten gewone Pensioenraad en die instantie neemt beslissingen over toekenning van pensioen. Van die beslissingen kan men in beroep gaan bij de Centra le Raad van Beroep; in al deze kwes ties is het laatste woord dus aan de onafhankelijke rechter. Wat de positie van de stichting betreft nog dit: kort geleden ben ik nog een uitspraak te gengekomen van de Centrale Raad van Beroep, waarin deze in tegenstel ling tot de stichting tot de conclusie kwam dat de betrokkene wél als een verzetsdeelnemer aan te merken was." door Rob Foppema Het is een wat triest document geworden, de jaarlijkse bundel goede raad die bij de regering op tafel wordt gelegd door de Raad van advies voor het wetenschaps beleid. De omstandigheden waren er ook naar. Het laatste beleidsstuk waar de RAWB op kon reageren, was een bloedeloos wetenschapsbudget, ingediend door de demissionaire minister Trip. Maar er is duide lijk meer loos. Trip heeft in zijn ambtsperiode behoedzaam en tactvol aan de fundamenten gewerkt. Nuttige arbeid, want er stond niet veel overeind en de bodemgesteld heid liet geen onbezonnen bouwwerk toe. Hier en daar werd zelfs al een muurtje zicht baar, en dat was mooi meege nomen (Trip schatte, toen hij begon, dat het opzetten van een wetenschapsbeleid twee kabinetsperiodes zou vergen). Maar uit het jaaradvies van de RAWB spreekt nu toch wel een groeiend ongeduld en een treu rig voorgevoel. Wanneer er nu geen spijkers met koppen wor den geslagen, wordt stilstand achteruitgang, is de waarschu wing. En de nieuwe minister Peijnenburg heeft geen zwaar dere hamer gekregen, signa leert de raad weinig ingeno men. Zijn positie is nauwelijks sterker dan die van zijn voor ganger die. uiteindelijk ook door Trip zelf. te licht werd bevonden. Behalve zijn coördi nerende taak moet de minister een eigen potje hebben, de „be leidsruimte". waarmee hij nieuwe dingen kan aanzwen gelen. Wel zijn hier twee lichtpuntjes op te merken, waarvan de raad er maar èén noemt, omdat het ander buiten de sfeer van zijn adviezen ligt. Peijnenburg heeft bij de totstandkoming van het kabinet nadrukkelijk extra ruimte voor zijn eigen positie laten openhouden. Of hij de bijbehorende centjes ook zal kunnen losweken, valt tijdens de komende bezuini gingsoperatie overigens nog te bezien. Daarbij kan het tweede puntje gaan meespelen. Peijnenburg heeft publiekelijk opgemerkt dat hij. vergeleken met zijn voorganger, een wat breder politiek draagvlak heeft. Meerrealistisch dan fijn zinnig, maar inderdaad, Trip was een ontdekking van de PPR terwijl Peijnenburg een niet geringe reputatie in het CDA heeft opgebouwd. Overeenstemming Nu we toch even aan politiek doen. kan ik het niet laten, het slot terug te halen van mijn reactie op de Nota weten schapsbeleid (1974). „Voor de coördinatie van het geheel is een heel ingenieuze formule ring gebruikt. Elke minister stelt zijn onderzoekprogram ma vast ,in overeenstemming met' de minister van weten schapsbeleid. Bestaat die over eenstemming niet. dan wordt het punt van verschil voorge legd aan de minsterraad „Daar kun je je. met overdrij ving naar beide kanten, twee dingen bij voorstellen. Een mi nister die voortdurend van her naar der vliegt, pogend te red den wat er te redden valt. Of een minister die waarlijk or dent en coördineert en die, voortreffelijk ingelicht als hij over alle onderwerpen is, in de morele zekerheid verkeert, dat de collega die geen .overeen stemming' met hem bereikt, daarmee een fors probleem aan de broek heeft hangen De kwaliteit van het weten schapsbeleid hangt, in het sys teem van deze nota. wel zeer nadrukkelijk af van de kwali teit van de minister." Terug naar vandaag. En me teen een nieuwe reden om triest te worden: de RAWB merkt op dat binnen veel mi nisteries ,,reeds"(!) wordt ge werkt aan reorganisatie om een behoorlijk onderzoekpro gramma te kunnen opstellen. „Deze ontwikkelingen zullen echter op korte termijn wor den afgerond." De raad vindt dat er dan toch maar als de wiedeweerga een stel knelpun ten vast moet worden aange pakt, en men kan zich dit onge duld wel enigszins voorstellen. Ook het eigen apparaat van de coördinerend minister wordt fors aangepakt. Wanneer in het volgende wetenschapsbud get de cijfers over energie-on derzoek wéér slechts een derde van de werkelijkheid weerge ven. en dan nog slecht ook. dan kan men zich de moeite beter sparen, aldus de RAWB Universiteit Maar een haast onpeilbare droefenis bevangt de raad wanneer hij het oog slaat op de universiteiten. Over betere or ganisatie en financiering van het onderzoek daar. bracht de raad zeven jaar geleden zijn eerst advies uit. „De beoogde wijzigingen bevinden zich nog steeds in het stadium van dis cussie." En zelfs als dat overleg snel afgerond zou worden, „mag daarvan geen onmiddel lijk effect worden verwacht, met de verdere vormgeving van een nieuw bestel zullen stellig nog jaren gemoeid zijn". Als belangrijkste oorzaak van deze traagheid ziet de RAWB de neiging om hervormingen „grootscheeps op te zetten en te streven naar allesomvatten de superstructuren. Kleine aanpassingen van de onder zoekorganisatie. die belangrij ke informatie over de uitvoer baarheid van grotere hervor mingen zouden kunnen geven, blijven achterwege." De raad dringt er sterk op aan dat er maar vast een paar van zulke kleine stappen worden gedaan: wat experimenten met de nieuw voorgestelde fi nancieringsstructuur. en voor bereidingen om de coördine rende taak van ZWO uit te breiden tot het toegepaste na tuurwetenschappelijk onder zoek. Intussen zit het universitaire onderzoek aan twee kanten in de knel De onderwijslast is weer verzwaard door het toege nomen aantal studenten. Dat moet de beschouwer van het onderzoek somberder stem men dan vorig jaar. aldus de raad. want er blijft dus minder tijd voor onderzoek over. Bo vendien. doordat de snelle groeifase voorbij is, dreigt ver grijzing en hokvastheid van het wetenschappelijk perso neel, en daardoor verstarring. Voor dit meer algemeen optre dende probleem waarschuwde de RAWB in 1976 al zijn advies Mobiliteit van wetenschappe- lijkke onderzoekers. De raad constateert dat zijn suggesties „tot op heden tot geen enkel besluit van regeringszijde heb ben geleid". Beweging Nu heeft minister Peijnenburg voor deze besluiteloosheid wel een argument in huis. De mo biliteit van onderzoekers, vindt hij. wordt bepaald door meer factoren dan de RAWB in zijn advies aangaf. Daardoor was het niet mogelijk om op het advies als zodanig een af geronde reactie te formuleren Directeur-generaal Van Spie gel licht toe dat hij de mobili teit van het onderzoek wel zo belangrijk vindt. De instituten zijn nu eenmaal volgelopen met ijzersterke rechtsposities, die niet eenvoudig mobiel te maken zijn. Naar zijn persoonlijke mening komt er een stuk oplossing in zicht wanneer het onderzoek in hoofdlijnen beter te program meren is. „Dan wordt de mobi liteit van de onderzoekers een secundair resultaat." Dr Van Spiegel is ervan overtuigd dat hij ze met dat secundaire resul taat nog een dienst bewijst ook: ze zijn er niet mee ge diend, zegt hij, zich in te gra ven in een onderdeel van een subspecialisme om daarin steeds verdere verfijningen aan te brengen. Ze kunnen dan beter iets nieuws gaan doen. waar echt perspectief in zit Het is een redenering die intu ïtief zeker aanspreekt. Maar of de RAWB er helemaal geluk kig mee zal zijn, is punt twee Wat Van Spiegel in wezen zegt is dat, als we eenmaal een goed wetenschapsbeleid hebben, het probleem van de mobiliteit vanzelf wordt opgelost. Wan neer men hem dit toegeeft, blijft de vraag in welk tempo, zich de dingen zullen voltrek ken. Verstarring laat zich niet met maten meten, maar de vergrijzing zal voorshands met gemiddeld iets minder dan een jaar per Jaar voortschrijden Dat betekent dat de toestand al tamelijk grijs kan zijn tegen de tijd dat het wetenschapsbe leid werkt. De waarschuwing van de RAWB tegen het verlammen de wachten op allesomvatten de superstructuren lijkt hier van overeenkomstige toepas sing te zijn. Dat zou betekenen dat kleine stappen naar meer mobiliteit toch op het verlang lijstje van de raad zouden blij ven staan. Omdat ze beter zijn dan niets.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 13