p verzet behoort geen premie
Wetenschap op
weg naar beleid
Stichting '40-'45 wil wijziging wet verzetspensioenen
Ontstaan Trouw' niet betreurd
Wetenschap en techniek
ET
ITERDAG 29 APRIL 1978
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
13
wat
ecialisl
IET
i-
Hoe staat het. 33 jaar na het einde van
de Duitse bezetting, met de hulp aan
slachtoffers van verzet en vervolging?
Deze vraag bespraken we met de oud
verzetsman mr. A. H. van Namen. Hij is
nu algemeen voorzitter van de Stichting
'40-'45. die tegen het eind van de oorlog
opgericht is om de hulp aan de vrouwen
en kinderen van gevallen verzetsstrij
ders zeker te stellen en om de nog
levenden hulp te bieden bij hun terug
keer in de maatschappij.
Oorspronkelijk was „onderlinge hulp"
de opzet, maar spoedig ontdekte men
dat men de grote pensioenbedragen
niet uit eigen middelen zou kunnen op
brengen. Na het totstandkomen in 1947
van de wet buitengewoon pensioen '40-
'45 worden de pensioenen door de over
heid betaald. De stichting fungeert nu
als „betaalkantoor" voor deze uitkerin
gen en zorgt verder voor de nodige aan
vullingen daarop. Ook zorgt zij waar
nodig voor begeleiding. Een belangrijke
taak vindt de stichting verder in het
afgeven van ..verzetsverklaringen", op
grond waarvan men recht op een „bui
tengewoon pensioen" kan krijgen
Sinds 1972 heeft de stichting, die nu
driehonderd personeelsleden heeft, er
een heel nieuwe taak bijgekregen: zij
zorgt ook voor de betaling van uitkerin
gen op grond van de „WUV". de „wet
uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940-1945waaronder mensen vallen
die op grond van ras. geloof of wereldbe
schouwing vervolgd zijn. Tot deze groep
behoren Joden en zigeuners wier nood
pas tegen het eind van de jaren zestig
goed in het beeld gekomen is en dege
nen die in kampen in „Indië" geleden
hebben. Ongeveer 24.000 mensen heb
ben nu volgens deze „WUV" in beginsel
recht op een uitkering. In de loop der
jaren zijn ongeveer zestigduizend aan
vragen op grond van deze regeling be
handeld. De laatste maanden valt er
een daling van dit soort aanvragen waar
te nemen Mr. Van Namen, die van zijn
taak als rechter in Amsterdam is vrij
gesteld, is ook voorzitter van de „Uitke-
ringsraad", die deze WUV-aanvragen en
uitkeringen regelt. Het gesprek met
hem ging vooral over de andere groep
getroffenen: de verzetsslachtoffers.
door J. G. A Thijs
e verzetsmensen die in oktober
[944 in een bankgebouw aan een
nsterdamse gracht bijeen-
ivamen noemden de organifca-
die zij oprichtten om te voor-
[omen dat „ooit een verzetswe-
tiwe aan een ambtenarenloket
Jal behoeven te soebatten" opti
mistisch de Stichting '40-'44: zij
jieenden dat de oorlog nog dat
par zou aflopen.
[et zou niet de enige keer Zijn dat het
iders liep dan de mensen van de
ichting '40-'45 (die naam kreeg zij
irt na de bevrijding) verwachtten,
irmalen is er na de oorlog over
cht hoe lang de stichting moet
lijven bestaan; de naweeën van be-
itting en vervolging vormden im-
iers een aflopende zaak! Welk een
istige misvatting dat achteraf ge-
n was. blijkt uit de cijfers: waren er
it het midden van de jaren zestig
ïgeveer zesduizend mensen aan wie
n buitengewoon pensioen was toe-
fekend. daarna kwam er een langza-
lie maar gestadige toename en nu ligt
iet aantal „verzetsgepensioneerden"
mstreeks de tienduizend. Nog steeds
romen de nieuwe aanvragen bij de
lichting binnen.
Ir. A. H. van Namen, die in oktober
944 tot de oprichters van de stichting
ehoorde en nu algemeen voorzitter
„Bijna niemand heeft in de jaren
ijftig de verlate gevolgen van oorlog,
ezetting en vervolging voorzien. Ach-
iraf bekeken zijn die gevolgen wel
egrijpelijk. Veel mensen hebben in
amp of gevangenis zo zwaar geleden,
lat hun reserves eerder opgebruikt
ijn.In 1955 waren we bij de stichting
Bog zo optimistisch dat we dachten
at we fondsen voldoende hadden om
a een redelijke marter de eindstreep
halen en we hebben ons toen uit de
ollectemarkt' teruggetrokken. Daar-
j is ook van invloed geweest dat in
ingen van het voormalig veizet ster-
e bezwaren bestonden tegen deze
ijze van geldinzameling, die men als
edelen' beschouwde."
Misverstand
r. Van Namen meent dat de publici
st over de kwestie van het al of niet
ijlaten van de drie van Breda in 1972
ker van invloed geweest is op de
lijging van het aantal aanvragen van
litengewoon pensioen. „Verzet en
rvolging kwamen daardoor opnieuw
D het centrum van de belangstelling.
ij velen is de gedachte gerezen dat
et feit dat men aan het verzet meege-
erkt heeft nu recht op een pensioen
:hept. Nu kunnen dergelijke gevallen
g verschillend zijn. dr. De Jong heeft
aarop in het zevende deel van zijn
lorlogsgeschiedenis ook gewezen. Ie-
pand kan wat illegale bladen rondge-
iracht hebben, maar is hij op grond
jaarvan een verzetsdeelnemer? Het
[eval krijgt echter een heel andere
tleur indien de betrokkene niet alleen
[e blaadjes in de bus gedaan heeft.
,paar op grond daarvan opgepakt is en
h cel of kamp gezeten heeft."
Seen rechten
het algemeen vindt mr. Van Namen
gedachte dat aan een verzetsverle-
;n nu rechten ontleend kunnen wor-
n, verkeerd. „Het opkomen van
ize gedachte vind ik een kwalijk
irschijnsel. Zij is niet alleen in strijd
iet de wet (die eist dat er ziekte of
ibreken zijn. die in oorzakelijk ver-
md staan met verzet of vervolging),
laar ook met de verzetstraditie. De
ichting is er, evenals alle verzets-
lensen en dus ook die van het illegale
■ouw, altijd vanuit gegaan dat er
in premie op het verzetswerk ge
ld moest worden." Een verklaring
in het feit dal deze verkeerde ge-
tchte zo veld blijkt te winnen, kan
ir. Van Namen moeilijk geven. „Mis-
Chien hebt u wel gelijk als u zegt dat
et komt doordat het om .gewoon'
yerheidsgeld gaat; ook de fiscus
acht men tenslotte op alle mogelijke
anieren te ontwijken. Iedereen kan
•oberen op grond van de wet een
anvraag ingewilligd te krijgen en het
it dat zovelen dat doen bezorgt de
lichting een enorme administratieve
impslomp die voor een belangrijk
eel geen praktisch nut heeft. De laat-
e tijd wordt ongeveer vijftig procent
n alle aanvragen afgewezen."
IWat is „verzet?"
lp de kring van de Stichting '40-'45
Ifordt er daarom behoefte aan gevoeld
ra de buitengewone pensioenwet van
947 te herzien en daardoor te komen
>t een duidelijker omschrijving van
criteria op grond waarvan de pensl-
Ijenen al of niet toegekend worden
jlr Van Namen De wet spreekt nu
[pn .deelnemen aan het binnenlands
Lprzet', wat zo uitgelegd wordt dat
r Hen persoonlijk een bijdrage geleverd
"^9 |oet hebben Maar neem nu twee
'vallen: dat van iemand die eenmaal
bi paar Joden naar een onderduik-
Mr. A. H. van Namen: 'lichtere' verzetsgevallen zouden niet meer in aanmerking komen
adres geleid heeft en dat van iemand
die een jaar lang Joden in de kelder
van zijn huis heeft verborgen. Wat een
verschil in aard. intensiteit en duur
van de bijdrage! In de nieuwe bepalin
gen, die wij graag in de wet zouden
zien, zouden we willen komen tot een
duidelijker omschrijving en een nade
re afgrenzing van de verzetscriteria.
Het gevolg daarvan zou naar alle
waarschijnlijkheid wel zijn dat de
.lichtere' verzetsgevallen niet meer
voor pensioen in aanmerking zouden
komen. De stichting werkt aan een
advies aan de overheid op dit punt;
waarschijnlijk zal het nog dit jaar
uitgaan."
Moeilijk bewijs
De plannen van de stichting om tot
een nauwere omschrijving te komen
houden, mr. Van Namen ontkent dit
niet. natuurlijk pok verband met het
grote aantal aanvragen (en het grote
aantal afwijzingen) van de laatste ja
ren. Tevens is van invloed het feit dat
het bewijs in veel gevallen zo moeilijk
te leveren is en dat heeft weer te
maken met de vele jaren die sinds '40-
'45 verstreken zijn: heel wat mensen
die hadden kunnen getuigen leven
niet meer. In de door de stichting
gewenste nieuwe bepalingen zal waar
schijnlijk een duidelijker accent ko
men te liggen op de bewijslast van de
betrokkene: hij zou zelf dus meer met
bewijzen moeten komen.
Mr. Van Namen: „Verduidelijking en
verscherping van de wet zou tot ge
volg hebben dat de mensen meer dan
tot nog toe weten waar ze aan toe zijn.
De aanvragen zouden met minder
schokken afgehandeld kunnen wor-
Mr. A. H. van Namen behoorde in de oorlogsjaren tot de
medewerkers van het illegale Vrij Nederland. Hij was en is
gereformeerd maar hij ging toch in januari 1943 niet over
naar het toen opgerichte „Trouw".
Van Namen: „Ik ben het eens met Van Ruller die het
meningsverschil in de kring van VN typeerde met de
naoorlogse termen .doorbraak' en .christelijke partijvor
ming'. Van Randwijk was een typische doorbraakfiguur en
ik was het daarin volledig met hem eens." Kort na de
bevrijding nog in mei 1945. schreef Van Namen dat hij sinds
eind 1941 met Van Randwijk mocht samenwerken: „Lief en
leed hebben we samen gedeeld en dat was niet weinig",
getuigde hij toen. Ook noemde hij de leiding van Van
Randwijk „soms moeilijk maar steeds onmisbaar". Over
dat laatste zegt hij nu. en hij bevestigt daarmee wat Van
Ruller opmerkte, dat de persoonlijkheden van Van Rand
wijk en „Geesje" van der Molen (de latere professor)
botsten.
Van Namen: „De afsplitsing van Trouw heeft naar mijn
mening een samenstel van oorzaken. Er was inderdaad een
groep die een blad met een eigen gezicht en een eigen kleur
wilde, maar als de belangrijkste feitelijke aanleiding zie ik
nog steeds de ontsnapping van Wim Speelman, december
1942, uit Haaren. Achter zijn arrestatie had verraad gezeten
en dat was een belangrijke reden dat hij niet naar zijn
vroegere verzetskring terugwilde. Bij mensen als Schou
ten, Bruins Slot en mevrouw Van der Molen vond hij een
wel toebereide aarde. Speelman was. zoals wel eens is
gesuggereerd, niet door iemand van VN verraden. Ik heb de
verrader zelf eenmaal ontmoet, hij is later door het verzet
geliquideerd. Dat verraad is in mijn ogen een van de meest
dramatische gebeurtenissen uit de oorlog. De oprichting
van Trouw (Van Namen werpt een blik op het laatstversche
nen nummer van het legale Trouw dat op zijn bureau ligt)
betreur ik achteraf beslist niet. Het is een blad met een
geheel eigen karakter en stijl geworden en dank zij vooral
Wim Speelman wist het een hechte organisatie op te
houwen. Wc hebben in de oorlog met Trouw goed samenge
werkt, al was het in 1943 voor VN wel moeilijk: we raakten
een groot deel van onze verspreiders kwijt aan Trouw.'
Gevangenschap
Van Namen (een van wiens verzetsnamen „Dolf" luidde)
heeft aan den lijve ervaren wat gevangenschap in de jaren
'40-'45 betekende. In januari 1945 werd hij tengevolge van
verraad met twee andere bestuursleden van de stichting (de
bekende anti-revolutionair Jan Smallenbroek en de heer J.
Buijs) gearresteerd. Acht dagen lang werd hij verhoord en
tot na de bevrijding zat hij in het huis van bewaring aan de
Amsterdamse Weteringschans.
„Je was geen dag zeker van je leven, het was de tijd van het
standrecht waarin mensen zonder enige vorm van proces
neergeschoten werden. Je leefde enorm gespannen, je
moest je emoties en je angsten zo veel mogelijk onderdruk
ken. De eerste tien jaar na '45 heb ik het er wel moeilijk mee
gehad maar met hulp van anderen ben ik overheengeko-
men," aldus „Dolf", die op zaterdag 5 mei 1945 in een op
kleine papiertjes in zijn cel bijgehouden dagboek onder
meer noteerde:
drie minuten later wappert een groote Oranjevlag in
den gierenden storm op het dak van het Park hotel! Ik
geloof het niet; het kan niet waar zijn. Ik loop op en neer,
zoals ik kilometers geloopen heb, zes passen heen. zes
passen terug. Vrede? Capitulatie? Wanneer krijg ik zeker
heid? O God. geef mij die zekerheid, het is niet uit te
houden
De zekerheid kwam, de vrijheid bleef nog een dag uit en
zondagmorgen 6 mei noteerde „Dolf" onder meer:
„Vanochtend voor het eerst een kerkklok hooren luiden.
Nu zitten de menschen in de kerk Ik had zoo gehoopt
erbij te kunnen zijn in de kerk. Maar ik kan hier toch ook
God danken De spanning stijgt woor mijn gevoel met de
minuut. De dag is vol verwachting Het zou avond
worden voordat hij de vrijheid herkreeg.
den. Ik wijs ook nog op het feit dat de
stichting een taak heeft naast de be
langenbehartiging. Die taak is: het zo
goed mogelijk bewaken van de verzet
straditie en ook dat punt moet zwaar
wegen.
Aflopende zaak
De aanvragen om een verzetspensioen
mogen dan nog talrijk zijn. op wat
langere termijn gezien moeten deze
gevolgen van bezetting en vervolging
toch een aflopende zaak vormen. Van
Namen: „Dat is natuurlijk waar en er
zijn dan ook wel gedachten om het
aanvragen van buitengewoon pensi
oen na een bepaalde datum niet meer
mogelijk te maken. Als je de leeftijds
opbouw van de buitengewoon pensi
oengerechtigden en van de aanvragers
bekijkt, kun je redelijkerwijs ver
wachten dat de toestand de eerstko
mende jaren radicaal zal veranderen.
Als je de gemiddelde leeftijd nu stelt
op 60 a 65 móet je wel concluderen,
dat er de komende jaren een sterke
terugval te vernachten zal zijn."
Een ander punt: nu beschikt de stich
ting nog over voldoende mensen die
het verzet uit eigen ervaring gekend
hebben en daardoor bevoegd geacht
kunnen worden de aanvragen te be
oordelen. Er kan echter een tijd ko
men dat dit anders is, en wat moet er
dan gebeuren? Van Namen: „Ik denk
dat we de zaak dan bij de overheid
moeten neerleggen. De stichting zou
dan niet meer kunnen adviseren over
toepassing van de wet".
Tweede generatie
Wordt de stichting ook geconfron
teerd met het vraagstuk van de twee
de generatie, van de kinderen van de
verzetsstrijders dus? Van Namen:
„Dit probleem speelt zowel bij de ver-
zets- als de vervolgingsslachtoffers.
Als het om een kind gaat dat er in de
oorlog al was en dat beschadigd is
doordat de ouders in het verzet zaten
(als het bij voorbeeld gewond is bij een
overval of geestelijk letsel opgelopen
heeft) dan zijn er redenen om dat kind
op grond van de bestaande wet te
helpen. Gaat het om een kind dat na
de oorlog geboren is dan ligt het
vraagstuk veel ingewikkelder, de be
staande wet geeft daarvoor geen op
lossing. Het probleem is in studie bij
het zogenaamde WAC, het werk- en
adviescollege, dat door CRM en Volks
gezondheid ingesteld is. Dit jaar kan
het rapport daarover komen. Persoon
lijk verwacht ik niet dat op grond
daarvan speciale maatregelen geno
men zullen worden. Ik meen dat de
bestaande sociale wetten en regelin
gen voldoende mogelijkheden
bieden."
Beleid
De laatste tijd is er nogal eens kritiek
geuit op het werk van de stichting,
aan haar beleid bij het toetsen van de
aanvragen zou nogal wat mankeren.
Mr. Van Namen: „Sinds het einde van
de oorlog heeft de stichting zo'n 45.000
aanvragen beoordeeld. Daarbij is ui
teraard wel eens een verkeerde beslis
sing genomen, maar dat gebeurde
toch sporadisch. Tweemaal hebben
we een advies om een uitkering toe te
kennen moeten herzien. Het geval van
de heer v.d. V. in Brabant, waarover
Elsevier schreef, is op mijn advies aan
de justitie in onderzoek gegeven en
wij wachten nu de uitslag van dat
onderzoek af. Wat in de publikaties
niet tot uiting is gekomen is het feit
dat deze man al in het begin van de
jaren vijftig een buitengewoon pen
sioenrecht heeft gekregen. Om die be
slissing te herzien, zou de onjuistheid
van de toen aangevoerde feiten aange
toond moeten worden en dat zal niet
eenvoudig zijn. Ik denk dat het een
lange procedure zal worden."
Objectief onderzoek
„In het algemeen meen ik dat het
beleid van de stichting de toets der
kritiek kan doorstaan, zij komt tot
beoordelingen op grond van indrin
gend objectief onderzoek. Daarbij is
het wel een moeilijkheid dat de onder
zoekers geen opsporingsbevoegdheid
hebben, dat ze dus met veel beperkte
re middelen moeten werken dan bij
voorbeeld de politie. De aanvragen
wórden tweemaal bekeken: eenmaal
in een van de districtsbesturen, een
maal in het hoofdbestuur (daarvóór
hebben de rapporteurs en het secreta
riaat zich er al over gebogen)."
„Van groot belang is nog dat de stich
ting niet de beslissende instantie is; zij
stelt verklaringen op voor de Buiten
gewone Pensioenraad en die instantie
neemt beslissingen over toekenning
van pensioen. Van die beslissingen
kan men in beroep gaan bij de Centra
le Raad van Beroep; in al deze kwes
ties is het laatste woord dus aan de
onafhankelijke rechter. Wat de positie
van de stichting betreft nog dit: kort
geleden ben ik nog een uitspraak te
gengekomen van de Centrale Raad
van Beroep, waarin deze in tegenstel
ling tot de stichting tot de conclusie
kwam dat de betrokkene wél als een
verzetsdeelnemer aan te merken was."
door Rob Foppema
Het is een wat triest document geworden, de jaarlijkse
bundel goede raad die bij de regering op tafel wordt
gelegd door de Raad van advies voor het wetenschaps
beleid. De omstandigheden waren er ook naar. Het
laatste beleidsstuk waar de RAWB op kon reageren,
was een bloedeloos wetenschapsbudget, ingediend
door de demissionaire minister Trip. Maar er is duide
lijk meer loos.
Trip heeft in zijn ambtsperiode
behoedzaam en tactvol aan de
fundamenten gewerkt. Nuttige
arbeid, want er stond niet veel
overeind en de bodemgesteld
heid liet geen onbezonnen
bouwwerk toe. Hier en daar
werd zelfs al een muurtje zicht
baar, en dat was mooi meege
nomen (Trip schatte, toen hij
begon, dat het opzetten van
een wetenschapsbeleid twee
kabinetsperiodes zou vergen).
Maar uit het jaaradvies van de
RAWB spreekt nu toch wel een
groeiend ongeduld en een treu
rig voorgevoel. Wanneer er nu
geen spijkers met koppen wor
den geslagen, wordt stilstand
achteruitgang, is de waarschu
wing. En de nieuwe minister
Peijnenburg heeft geen zwaar
dere hamer gekregen, signa
leert de raad weinig ingeno
men. Zijn positie is nauwelijks
sterker dan die van zijn voor
ganger die. uiteindelijk ook
door Trip zelf. te licht werd
bevonden. Behalve zijn coördi
nerende taak moet de minister
een eigen potje hebben, de „be
leidsruimte". waarmee hij
nieuwe dingen kan aanzwen
gelen.
Wel zijn hier twee lichtpuntjes
op te merken, waarvan de raad
er maar èén noemt, omdat het
ander buiten de sfeer van zijn
adviezen ligt. Peijnenburg
heeft bij de totstandkoming
van het kabinet nadrukkelijk
extra ruimte voor zijn eigen
positie laten openhouden. Of
hij de bijbehorende centjes
ook zal kunnen losweken, valt
tijdens de komende bezuini
gingsoperatie overigens nog te
bezien. Daarbij kan het tweede
puntje gaan meespelen.
Peijnenburg heeft publiekelijk
opgemerkt dat hij. vergeleken
met zijn voorganger, een wat
breder politiek draagvlak
heeft. Meerrealistisch dan fijn
zinnig, maar inderdaad, Trip
was een ontdekking van de
PPR terwijl Peijnenburg een
niet geringe reputatie in het
CDA heeft opgebouwd.
Overeenstemming
Nu we toch even aan politiek
doen. kan ik het niet laten, het
slot terug te halen van mijn
reactie op de Nota weten
schapsbeleid (1974). „Voor de
coördinatie van het geheel
is een heel ingenieuze formule
ring gebruikt. Elke minister
stelt zijn onderzoekprogram
ma vast ,in overeenstemming
met' de minister van weten
schapsbeleid. Bestaat die over
eenstemming niet. dan wordt
het punt van verschil voorge
legd aan de minsterraad
„Daar kun je je. met overdrij
ving naar beide kanten, twee
dingen bij voorstellen. Een mi
nister die voortdurend van her
naar der vliegt, pogend te red
den wat er te redden valt. Of
een minister die waarlijk or
dent en coördineert en die,
voortreffelijk ingelicht als hij
over alle onderwerpen is, in de
morele zekerheid verkeert, dat
de collega die geen .overeen
stemming' met hem bereikt,
daarmee een fors probleem
aan de broek heeft hangen
De kwaliteit van het weten
schapsbeleid hangt, in het sys
teem van deze nota. wel zeer
nadrukkelijk af van de kwali
teit van de minister."
Terug naar vandaag. En me
teen een nieuwe reden om
triest te worden: de RAWB
merkt op dat binnen veel mi
nisteries ,,reeds"(!) wordt ge
werkt aan reorganisatie om
een behoorlijk onderzoekpro
gramma te kunnen opstellen.
„Deze ontwikkelingen zullen
echter op korte termijn wor
den afgerond." De raad vindt
dat er dan toch maar als de
wiedeweerga een stel knelpun
ten vast moet worden aange
pakt, en men kan zich dit onge
duld wel enigszins voorstellen.
Ook het eigen apparaat van de
coördinerend minister wordt
fors aangepakt. Wanneer in
het volgende wetenschapsbud
get de cijfers over energie-on
derzoek wéér slechts een derde
van de werkelijkheid weerge
ven. en dan nog slecht ook. dan
kan men zich de moeite beter
sparen, aldus de RAWB
Universiteit
Maar een haast onpeilbare
droefenis bevangt de raad
wanneer hij het oog slaat op de
universiteiten. Over betere or
ganisatie en financiering van
het onderzoek daar. bracht de
raad zeven jaar geleden zijn
eerst advies uit. „De beoogde
wijzigingen bevinden zich nog
steeds in het stadium van dis
cussie." En zelfs als dat overleg
snel afgerond zou worden,
„mag daarvan geen onmiddel
lijk effect worden verwacht,
met de verdere vormgeving
van een nieuw bestel zullen
stellig nog jaren gemoeid zijn".
Als belangrijkste oorzaak van
deze traagheid ziet de RAWB
de neiging om hervormingen
„grootscheeps op te zetten en
te streven naar allesomvatten
de superstructuren. Kleine
aanpassingen van de onder
zoekorganisatie. die belangrij
ke informatie over de uitvoer
baarheid van grotere hervor
mingen zouden kunnen geven,
blijven achterwege."
De raad dringt er sterk op aan
dat er maar vast een paar van
zulke kleine stappen worden
gedaan: wat experimenten
met de nieuw voorgestelde fi
nancieringsstructuur. en voor
bereidingen om de coördine
rende taak van ZWO uit te
breiden tot het toegepaste na
tuurwetenschappelijk onder
zoek.
Intussen zit het universitaire
onderzoek aan twee kanten in
de knel De onderwijslast is
weer verzwaard door het toege
nomen aantal studenten. Dat
moet de beschouwer van het
onderzoek somberder stem
men dan vorig jaar. aldus de
raad. want er blijft dus minder
tijd voor onderzoek over. Bo
vendien. doordat de snelle
groeifase voorbij is, dreigt ver
grijzing en hokvastheid van
het wetenschappelijk perso
neel, en daardoor verstarring.
Voor dit meer algemeen optre
dende probleem waarschuwde
de RAWB in 1976 al zijn advies
Mobiliteit van wetenschappe-
lijkke onderzoekers. De raad
constateert dat zijn suggesties
„tot op heden tot geen enkel
besluit van regeringszijde heb
ben geleid".
Beweging
Nu heeft minister Peijnenburg
voor deze besluiteloosheid wel
een argument in huis. De mo
biliteit van onderzoekers,
vindt hij. wordt bepaald door
meer factoren dan de RAWB in
zijn advies aangaf. Daardoor
was het niet mogelijk om op
het advies als zodanig een af
geronde reactie te formuleren
Directeur-generaal Van Spie
gel licht toe dat hij de mobili
teit van het onderzoek wel zo
belangrijk vindt. De instituten
zijn nu eenmaal volgelopen
met ijzersterke rechtsposities,
die niet eenvoudig mobiel te
maken zijn.
Naar zijn persoonlijke mening
komt er een stuk oplossing in
zicht wanneer het onderzoek in
hoofdlijnen beter te program
meren is. „Dan wordt de mobi
liteit van de onderzoekers een
secundair resultaat." Dr Van
Spiegel is ervan overtuigd dat
hij ze met dat secundaire resul
taat nog een dienst bewijst
ook: ze zijn er niet mee ge
diend, zegt hij, zich in te gra
ven in een onderdeel van een
subspecialisme om daarin
steeds verdere verfijningen
aan te brengen. Ze kunnen dan
beter iets nieuws gaan doen.
waar echt perspectief in zit
Het is een redenering die intu
ïtief zeker aanspreekt. Maar of
de RAWB er helemaal geluk
kig mee zal zijn, is punt twee
Wat Van Spiegel in wezen zegt
is dat, als we eenmaal een goed
wetenschapsbeleid hebben,
het probleem van de mobiliteit
vanzelf wordt opgelost. Wan
neer men hem dit toegeeft,
blijft de vraag in welk tempo,
zich de dingen zullen voltrek
ken. Verstarring laat zich niet
met maten meten, maar de
vergrijzing zal voorshands met
gemiddeld iets minder dan een
jaar per Jaar voortschrijden
Dat betekent dat de toestand
al tamelijk grijs kan zijn tegen
de tijd dat het wetenschapsbe
leid werkt.
De waarschuwing van de
RAWB tegen het verlammen
de wachten op allesomvatten
de superstructuren lijkt hier
van overeenkomstige toepas
sing te zijn. Dat zou betekenen
dat kleine stappen naar meer
mobiliteit toch op het verlang
lijstje van de raad zouden blij
ven staan. Omdat ze beter zijn
dan niets.