-i'mtsje en de vrouwen-emancipatie Drugs en kernwapens 9ó. r Verwijten aan Van der Klaauw volstrekt onjuist Osborne sherry Zogezegd Zogezegd mj OK Carter, als jij afziet van de neutronenbom, dan doe ik dat ook! Ook Urenco- partners gesteld op samenwerking DAG 28 APRIL 1978. TROUyV/KWARTET P 15 - RHS 17 sor dr. C. Rijnsdorp tgtn deze eeuw werkte er in een ies dorp een handelaar in fourage, j wie nogal vaak vriendinnetjes van n beide dochtertjes over de vloer ramen. Hij kon ze niet uit elkaar uden, maar omdat de namen van meeste meisjes uitgingen op -tjse, oette hij ze, verstrooid en makshalve, maar met „h'mtsje". zullen Jeltje hebben geheten, o! laske, Aukje of Dirkje, of als het illandse kinderen waren Jansje, ►eitje of Pietje, het was de ukbezette man enerlei; voor hem etten ze op z'n Fries allemaal ntsje en meestal was het raak. chemicus H. Bos in een stelling zijn proefschrift: „De wijze larop sommige partijen in Neder- nd met name in verkiezingsstrijd, ad en land besmeuren met poli- >ke leuzen, staat in schril con- ast met de in hun verkiezingspro- amma's weergegeven bezorgd- id om het leefmilieu". chemicus E. Boerhorst in een filing bij zijn proefschrift: „De ympische spelen dienen niet in n huidige vorm te worden voort zet". •zelfde: Niet dank zij, maar on- nks het gebruik van alcohol en rcotica hebben sommige jazzmu- :i formidabele muziek gemaakt". natuurkundige J. Bron in een filing bij zijn proefschrift: „De nsioenvoorzieningen en de huis- stingsproblematiek in Nederland n funest voor de mobiliteit van werknemers en beperken voor ;rkzoekenden de kans op werk". arts C. M. van Hoorn in een filing bij zijn proefschrift: „Er staat waarschijnlijk een dorza- lijk verband tussen veelvuldig remmen, een geleidelijk ont- aande doofheid bij schoolkinde- n. ten gevolge van een sereuse itis media". Er is een reeks vrouwenamen die typisch vrouwelijk zijn en niet gevormd naar het model van een mannenaam. Daarover gaat deze korte beschouwing niet Maar het zet je aan het denken als er meisjes- en vrouwenamen voorkomen, voornamen die eigenlijk kleine man betekenen. Jansje is een kleine Jan, Dirkje een kleine Dirk, Pietje een kleine Piet, Neeltje een kleine Nelis. Hier staat dus de man model. Hij is wel zo genadig in de vrouw zijn afspiegeling te zien, maar dan in de verkleining. De „eer" die hij met de ene hand geeft, neemt hij met de andere hand terug: een merkwaardige ambivalente vorm van discriminatie. Nu hebben sommige meisjes en vrouwen dat instinctief wel aangevoeld. Het waren de ferme typen, de pittigen. Ze lieten zich éénlettergrepig Loek noemen, of Miep, Puck of Greet, altijd met ferme medeklinkers (niet week zoals Wies of Loes), overeenkomend met de flinkheid waarmee ze door het leven stapten. Het waren geen manwijven, maar hun fermiteit zweemde toch naar het mannelijke, een soort wraak op de verkleiningsuitgang. Zulke éénlettergrepige voornamen of roepnamen met hun staccato-achtige medeklinkers keerden het „h'mtsje" om en schiepen een vrouwelijk equivalent van stoere éénlettergrepige mannenamen, zoals Koen, Murk, Koert, Tjeerd, Stijn, Bram, Roel, Frank en dergelijke. In die vrouwelijke, éénlettergrepige voornamen of roepnamen met hun krachtige medeklinkers zit een latente emancipatiedrang, een onuitgesproken protest tegen het „h'mtsje", het klein zijn tegenover de man wiens eigendom men is, de man die op zijn vrouwelijke equivalent zijn stempel drukt en het meteen halverwege uitwist. Het is Immers geen Jan. maar (slechts) een Jansje. Wat overblijft is de mannelijke superioriteit, die genadig verkleiningsuitgangen uitdeelt en in dat „tsje" het eigenlijke ziet In negen van de tien gevallen staat niemand bij deze naam ge vin gen stil. De Willempjes en de Koentjes, de Mietekootjes en de Gerritjes ondergaan hun naamgeving doorgaans gelaten, of veranderen uit een instinctief protest hun officiële voornaam in een kernachtige roepnaam. Het blijft een interessant verschijnsel dat blijkens de naamgeving in een aantal gevallen de vrouw als een kleine man wordt gezien. Het vrouwelijke zit dan in het kleiner zijn en niet in het anders zijn. Met dat „klein" is geen lengtemaat bedoeld, maar de relatief geringere lichaamskracht. Natuurlijk klopt er iets niet, wanneer een molenpaard van een vrouw een naam meteen verkleinings-uitgang heeft. Onwillekeurig spreekt men ze dan aan met Jans of Neel en laat men het tsje weg. Omgekeerd werkt het komisch wanneer een tenger kindvrouwtje zich een pittige roepnaam laat aanmeten. Men zal vaak zien dat dergelijke frêle figuurtjes zich liefst bij hun volle voornaam laten noemen. Het meisje of de vrouw heeft haar voornaam of voornamen nu eenmaal officieel meegekregen, maar er is een wisselwerking tussen naam en persoon. De meeste vrouwen sleutelen wel wat aan hun voornamen of maken uit twee voornamen een korte combinatie. Zeker is dat het „tsje" met de relatief geringere lichaamskracht te maken heeft, een miskenning dus van het anders zijn van de vrouw. Gezonde vrouwenemancipatie moet uitgaan van dat „anders" zijn, een soortverschil dat in de samenleving optimaal dient te worden benut. Een bepaald soort feministen bederven hun zaak door het verschil tussen man en vrouw te willen uitwissen. Ze overschreeuwen zichzelf en betalen dit met het verlies van hun charme. In 1912 was de nieuwste mode de harembroek. Bij de Hoofdsteeg (Hooisteeg) in het toenmalige Rotterdam paradeerde een franstallge mannequin met dit opzienbarende kledingstuk. Maar wat ze erbij riep, zo van tijd tot tijd, in haar stuntelige Nederlands, bevatte een gulden waarheid. „De frou-moét frou-blijv"', de vrouw moet vrouw blijven. Amerikaanse Congreskringen lont men zich op het ogenblik actief itorgd over het optreden van drug- isbruik bij militairen, in het bij- nder bij personeel van de strijd- rachten dat op enigerlei wijze een lak heeft bij het paraat houden en 'entueel inzetten van kernwapens. et onderwerp is niet nieuw. In igustus 1971 bijvoorbeeld berichtte >n Amerikaanse journaliste, Flora ewis, dat in beide voorafgaande ren vijf gevallen waren vastgesteld tn gebruik van marihuana, hasj en SD door bemanningsleden van Po- iris-onderzeeboten, personeel van strategische luchtmacht en leden in Nike-Hercules-raketbataljons. e noemde data en de namen van hepen en bases waar de gevallen aren ontdekt. Zo werden in 1970 jfendertig man van de Nike-Hercu- •s-ploegen op de luchtmachtbasis Homestead (Florida) gearresteerd. Admiraal William F. Mack, op dat ogenblik belast met het drugbestrij- dingsprogram van het Pentagon, zei dat maar tien van hen „verantwoor delijke posten" hadden bekleed. Flora Lewis voegde aan haar mede delingen nog toe dat er, voor zover tij wist, geen samenvattend rapport bestond over de mogelijk catastrofa le combinatie van drugs en atomen. Waar wel uitvoerig studie van was gemaakt, dat was het druggebruik onder de Amerikaanse militairen in Vietnam. Bekend is de mededeling van Mohammed Hassanein Heykal, vroeger de journalistieke vriend van de Egyptische presidenten Nasser en Sadat, dat Tsjoe En-lai bij een bezoek aan Cairo in juni 1965 had gezegd dat China de beste soorten opium verbouwde met het uitdruk kelijke doel de Amerikaanse militai ren in Indochina ongeschikt te ma ken voor de strijd. In het voorjaar van 1972 publiceerde een subcom missie van het Comité voor de Strijdkrachten van de Amerikaanse Senaat een lijvig rapport over drug misbruik bij de militairen („Drug Abuse in the Military"). De nadruk daarin viel niet zozeer op de oorza ken van het drugmisbruik, noch op de mogelijke gevolgen voor vrede en veiligheid, als wel op de maatregelen die waren genomen om het euvel te bestrijden en de verslaafden te reha biliteren. In september 1973 organiseerde de door H. J. Neuman Amerikaanse Senaat een hoorzitting van drie dagen over dit probleem. De correspondent in Washington van het Engelse blad „The Guardian", Simon Winchester, beschreef het beeld van een typische Amerikaanse legereenheid in West-Duitsland, zo als dat uit de hoorzitting oprees. Men stelle zich een lanceerbasis voor tactische atoomraketten voor, die wordt bemand door tien officie ren en dertig onderofficieren en manschappen. Van de tien officieren kampen er vier met wat genoemd wordt „a drinking problem". Van de dertig anderen roken er vijf of zes regelmatig hasj, terwijl niet minder dan eenentwintig voortdurend of re gelmatig dronken zijn. En van die veertig man is er minstens één die regelmatig heroïne, amfetamine of iets van dien aard gebruikt Volgens brigade-generaal Leslie Forney stonden op dat moment 25.000 Amerikaanse militairen te boek als gebruikers van hard drugs. Het merendeel van hen was gestatio neerd in de Bondsrepubliek Duits land. Generaal Michael S. Davison, bevelhebber van het Amerikaanse leger in Europa, zei dat „veruit de grootste bedreiging voor de inzet baarheid van mijn commando het misbruik is van alcohol en drugs". Bijna twee jaar later, in juni 1975, werd vanwege het Amerikaanse hoofdkwartier in Heidelberg meege deeld, dat het gebruik van hard drugs door Amerikaanse militairen in Europa, als gevolg van verscherp te controle-maatregelen, sterk was teruggelopen. In nauwe samenwer king met de Duitse autoriteiten wa ren niet minder dan 300 recher cheurs van de Amerikaanse militai re politie voortdurend actief geweest om de verkopers en de afnemers van heroïne e.d. op het spoor te komen en te arresteren. Enigszins onzeker bleef het evenwel of men tegelijker tijd wel evenveel aandacht schonk aan de oorzaken, die de militairen tot het gebruik van dergelijke mid delen brachten. Ook waren er be richten over sommige krijgsraadzit tingen, waar de klacht werd geuit dat het leger meer geïnteresseerd was in het opsporen en bestraffen van drugverslaafden dan in hun ge nezing. Drugmisbruik kreeg zelfs een zekere waardigheid, toen in januari 1977 bekend werd dat de oudste zoon van president Carter, Jack, in 1970 zijn ontslag als adelborst had gekregen, nadat hij, met 57 anderen, was be trapt op het roken van marijuana in het opleidingscentrum voor nucleai re voortstuwing in Idaho Falls, Idaho. Later in diezelfde maand werd mee gedeeld dat negen Amerikaanse ma rinemensen, behorend tot de be manning van de atoomonderzeeër „Casimir Pulaski", wegens het ge bruik van drugs waren bestraft en uit de onderzeebootdienst verwij derd. Het incident deed zich voor te Holy Loch, de Polaris-onderzeeboot- basis in westelijk Schotland. Alleen de Amerikaanse president is natuurlijk bevoegd op „de knop" te drukken, waarmee een nucleaire bom of raket wordt gelanceerd. Bij alle krijgsmachtdelen evenwel zijn twee sleutelfiguren in de atomaire bedieningsploeg, als zij onderling •niet van mening verschillen, in staat een kernontploffing tot stand te brengen. Bij alle krijgsmachtdelen zijn omvangrijke selectie-procedu res ontworpen om te bereiken dat deze bedieningsploegen uitsluitend bestaan uit betrouwbare, evenwich tige en nuchtere mannen. Maar zo als uit het eerder genoemde artikel van Flora Lewis blijkt: bij alle krijgsmachtdelen zijn leden van be dieningsploegen ontdekt die drugs gebruikten. Flora Lewis maakte in 1971 al mel ding van een onderzoek dat in Holy Loch was uitgevoerd. Het had in het bijzonder betrekking op een bevoor radingsschip van de Polarisvloot, de „USS Canopus". Bij de matrozen en de marinier» werd zoveel marijuana aangetroffen, dat de onderzoekers het schip herdoopten in „USS Can nabis". Een bemanningslid van de Polaris-onderzeeër „Nathan Hale" verklaarde, dat zijn maats en hij niet alleen aan wal maar ook tijdens on derzeese patrouilles drugs gebruik ten, al namen ze dan hun toevlucht tot hasj omdat je dat minder goed ruikt dan marijuana. De gedachte is natuurlijk huivering wekkend, dat sommige kernwapens althans theoretisch gesproken, kun nen zijn toevertrouwd aan mensen die hallucinogene stoffen gebruiken. Het Amerikaanse Congres doet daar terecht regelmatig onderzoek naar. Maar wat zelden aan de orde komt is de vraag, of de betrokkenen niet tot dat misbruik zijn gekomen, omdat ze de aldus gecreëerde droomwereld lieflijker en verkieslijker achtten dan de hallucinaties die hun de om gang met kernwapens wellicht bezorgt. f door Jan van Houwellngen In Nederland wordt terecht veel aandacht besteed aan enkele belangrijke politieke vragen rondom de uitbreiding van de ultracentrllugefabriek te Almelo. Soms lijkt het echter o alleen maar gaat om de vraag hoe verkeerd de ander handelt of gehandeld heeft. En natuurlijk ook om daarbij het eigen gelijk te demonstreren. Ook tijdens de woensdag gehouden interpellatie over de vraag of er nog wel sprake kan zijn van een vetorecht voor Nederland leek de schuldvraag helaas weer bijzonder centraal te staan. Dit is bijzonder teleurstellend omdat daardoor de aandacht te veel wordt afgewend van de feitelijke vragen waar het om gaat. Het belangrijkste pro bleem blijft Immers: kan Nederland binnen de samenwerking in Urencover- band voorkomen dat te grote risico's op het gebied van de verspreiding van kernwapens in de wereld. In het verdrag van Almelo, waarin de spelregels voor de samenwerking zijn geregeld, is bepaald dat bij belangrijke beslissingen op het gebied van onder andere export van verrijkt uranium er een unanieme overeenstemming dient te zijn. Dat is dan ook de reden waarom een blijvende Nederlandse deelname aan dit project Juist voor een actief non-prolileratiebeieid zo bijzonder be langrijk is. Een belangrijk probleem binnen deze samenwerking is inmiddels ontstaan over het al of niet leveren van verrijkt uranium aan Brazilië Tijdens het de bat in januari van dit jaar heeft de CDA-fractie een groot aantal bezwaren opgesomd tegen met name Juist deze levering. Brazilië ls een land dat het non-proliferatieverdrag niet heeft on dertekend. Bovendien zou Duitsland ook nog een opwerkingsfabriek en een verrilklngsfabriek leveren. Zorgwekkend Dit betekent in feite dat Brazilië bin nenkort zal kunnen beschikken over alle mogelijkheden om kernwapens te kunnen maken. Dit ls daarom zo zorg wekkend omdat het voor een leder duidelijk is dat zich in Zuid-Amerika belangrijke spanningen tussen de lan den onderling voordoen. Het is zeker niet denkbeeldig dat zich binnen af zienbare tijd een machtsstrijd zal kun nen ontwikkelen tussen bijvoorbeeld Brazilië en Argentinië. Juist in zo'n situatie kan de verleiding zeer groot zijn kernwapens te gaan produceren. In zo'n situatie zullen de gevolgen zich niet beperken tot de landen in Zuid- Amerika. Maar ook over de stabiliteit van de huidige regering ln Brazilië ls er wel het een ander te zeggen. Bovendien kun nen we niet doof zijn voor de vele noodkreten, zoals die ook vla de ker ken vanuit de bevolking van Brazilië tot ons komen. Juist binnen zo'n sa menleving is het uiterst riskant om op grote schaal kernenergie toe te passen. Het ls dan ook volledig te begrijpen dat vooral de Amerikanen grote bezwaren hadden tegen de levering van niet al leen de kerncentrales maar juist tegen de levering van een opwerkingsfabriek, waardoor Brazilië zo ln directe zin zal kunnen beschikken over het zo gevaar lijke materiaal plutonium. Het is inmiddels bekend dat de Ameri kanen er alles aan gedaan hebben om Juist de levering van de opwerkingsfa briek te voorkomen. Een ernstig poli tiek conflict tussen de Verenigde Sta ten en Duitsland was hiervan het ge volg. Niettemin heeft Duitsland zijn plannen doorgezet met als argument dat de veiligheidswaarborgen zoals deze zijn overeengekomen tussen Duitsland. Brazilië en het Weense atoombureau voldoende zijn. Nog niet afdoende Niet ontkend kan worden dat op vele punten deze waarborgen inderdaad verder gaan dan tot nu toe gebruike lijk was voor levering van nucleair materiaal. Vele deskundigen blijven echter van mening dat de overeenge komen waarborgen nog allesbehalve afdoende zijn En juist daarom is het terecht, dat Nederland voor de leve ring van verrijkt uranium nog aan vullende voorwaarden heeft gesteld. Immers, de levering van verrijkt ura nium kan niet losgezien worden van het totale Duitse contract Op het moment dat Nederland binnen het Uren co-ver band mede verantwoorde lijkheid zal dragen voor de levering van verrijkt uranium zullen deze ex tra waarborgen tot stand moeten zijn gekomen. De Tweede Kamer heeft dit tijdens het debat ln Januari vla een motie, welke met een zeer ruime meerderheid werd aanvaard, duide lijk gemaakt Inmiddels zijn hier tussen de legerin gen van Duitsland, Engeland en Bra zilië en Nederland grote problemen gerezen. Deze zijn zelfs zodanig dat van verschillende kanten nu al wordt gezegd dat deze els zou kunnen leiden tot een verbreking van het verdrag. De partnerlanden beroepen zloh erop dat reeds ln eerder stadium de Neder landse regering had ingestemd met dit contract Bovendien waren eind december 1977 nog enkele aanvullen de bepalingen overeengekomen, waarin ls afgesproken dat Brazilië zich bereid heeft verklaard mee te werken aan de totstandkoming vaa een regiem voor plutoniumopslag oa- der internationaal beheer. Deze overeenstemming zou zijn moe ten bereikt op het moment van op werking en dat ls enkele jaren later dan de feitelijke export van het ver rijkte uranium. Is eis redelijk? Het is duidelijk dat de fracties van CDA en WD (Indieners van de Ka mermotie) vinden dat deze overeen stemming reeds bereikt moet zijn op het moment van levering. Een be langrijke vraag ls nu echter: kan Ne derland deze els nog wel stellen, ge zien de afspraken die al zijn ge maakt? Of anders gezegd: heeft Ne derland nog wel de mogelijkheid vla het vetorecht levering aan Brazilië zonder deze voorwaarde tegen te houden? Formeel gesproken ls het Inderdaad Juist dat bij het sluiten van het con tract ln Juli 1976 geen gebruik ls ge maakt van het vetorecht. Weliswaar moest de waarborgenregeling nog verder worden uitgewerkt, maar het is zeer de vraag of binnen de toen gesloten overeenkomst nog wel reële ruimte was voor verder gaande waar borgen dan reeds voorzien was ln het Duits-Braziliaanse contract De heer Van der 8toel. de vroegere minister van buitenlandse zaken, heeft zich hier al vele malen op beroe pen. Uit de feiten, en uit de tekst van het toen gesloten akkoord blijkt dit echter niet. Dat nadien toch nog ver der is onderhandeld, kan alleen ver klaard worden uit het feit dat de partnerlanden beseffen dat het hier gaat om politieke samenwerking. Het handhaven van deze samenwerking ls alleen mogelijk als er ook nog ln dit stadium overeenstemming zal zijn over het te voeren exportbeleid. Onjuist verwijt Dat was het geval na Juli 1976 en dat is ook nu nog bet geval na de aanvul lende overeenkomst van januari 1978. Het verwijt aan de huidige minister van buitenlandse zaken, de heer Van der Klaauw. dat hij de mogelijkheid op een betere waarborgenregeling heeft verspeeld, is volstrekt onjuist. Ook nu kan gewezen worden op het feit dat er nog onderhandeld wordt Het ls bijzonder te betreuren dat Juist in dit stadium ook partijen die zich ln het verleden hebben Ingezet voor het verkrijgen van betere waarborgen, dit feit niet willen erkennen. Naar mijn mening ls het alleen maar te waarderen dat de huidige regering met grote kracht bezig is alsnog de noodzakelijke en door ons gewenste en noodzakelijke waarborgen te reali seren. Het ls onze wens om de samen werking tussen Duitsland, Engeland en Nederland te handhaven. Ju «ran Houwelingea Is lid van de CDA-fractie in de Tweede Kauer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 17