Pe zeehond: en oorbode aar ÏRDAG 22 APRIL 1978 TROUW/KWARTET 25 Jslesge een natuurgebied in Nederland wordt in zoveel onaarden bezongen als de Waddenzee en haar nden De gouden rand van de Noordzee is lezet met oases van rust. die worden aangepre- als pareten en diamanten. Niet alleen in de er maar ook 's winters pendelen tussen de iste wal en de eilanden boten vol toeristen van teenlopende pluimage: zonzoekers, wandelaars- i-weer-en-wind, hengelaars, discodansers en snteenskroeglopers. Bijna allemaal ontvluchten de drukte van de stad en hun gejaagd bestaan bijna allemaal keren ze met een gelukkige irvaring huiswaarts: wat kan Nederland nog stil. tooi en schön zijn! jeelti ïeltelij tangele m o tituut) laar het water waarover ze varen is vuil, op de indbanken die ze passeren ligt geen zeehond neer en de eilanden waarnaar ze koers zetten, reigen onder de voet te worden gelopen. De ouden rand bladdert af. Inpolderingen, gasborin- m, overbevissing, industrie, havens, smeerpij pen. militaire oefeningen, zandwinning en een lenemend verkeer belagen de wadden tussen en Helder en Esbjerg. escherming is dringend geboden. De Nederland- e, Westduitse en Deense autoriteiten beamen dit, het niet altijd even volmondig als natuurbe- chermers zouden wensen. Een regeling voor internationaal, op bescherming gericht beheer is echter nog lang niet in zicht» want ook hier is de kloof tussen wens en daad even groot als bij het tegen gaan van de vervuiling van de Rijn. Het is daarom noodzakelijk alvast ter plekke te behouden wat te behouden valt. In het voorjaar van 1976 liet het kabinet-Den Uyl weten de Waddenzee als onvervangbaar natuur gebied te beschouwen. Een mooi uitgangspunt, maar daar lijkt dan ook alles mee gezegd. Want de uitwerking van die nota roept de nodige kritiek op, onder meer vanwege het feit dat de eilanden en de aangrenzende kust over het hoofd worden gezien en vanwege de wijze waarop orde in de bestuurlij ke chaos van het Waddengebied moet worden geschapen. Maar vooral richt de kritiek zich op het feit dat de achterdeur naar verloedering op een ruime kier blijft staan. De Natuurbeschermings- raad noemt de nota te vrijblijvend, omdat uit de wens tot bescherming geen consequenties wor den getrokken. Inpolderingen blijven mogelijk, evenals gasboringen en industriële activiteiten langs de kust. Ook het kabinet-Van Agt heeft laten weten de Waddenzee als natuurgebied te willen behouden. Wat dat zal betekenen, wordt de komende maan- "den duidelijk. Want na de uitgebreide inspraakron de valt binnenkort een beslissing over de nota uil 1976. Dan zal blijken of de achterdeur, die op een kier is blijven staan, verder zal worden openge zet of stevig zal worden dichtgetrokken. Maar het kabinet zal het niet alleen bij definitieve voornemens kunnen laten Want in 1978 moeten ook concrete beslissingen worden genomen. Over de aanvraag in het noorden van Friesland een groot deel waardevol buitendijks gebied in te polderen. Over de aanvraag ook van de oliemaat schappij Petroland om in het Zuidwalveld (in het westelijk deel van de Waddenzee) naar gas te boren. En over het opspuiten van een deel van het wad bij Den Helder (het Balgzand) tot industrieter rein. Naar aanleiding van die op handen zijnde beslis singen over het Nederlandse deel van het Wad dengebied. zullen wij vandaag en de komende weken aandacht besteden aan de (Nederlandse) Waddenzee en haar eilanden. derwijsj aan undige jacticu rogram Hoor Hans Schmit Dfan nde: sgebiefi: ït gevt o in ps fi Tot oort h< even, dat tweede (thuis) houd id zijn Vee keer daags stroomt het water de Noordzee door de zeegaten ssen de eilanden de Waddenzee «Minnen om zich vervolgens weer trug tc trekken. Meer dan de helft de 240.000 hectare die het Ne- rlandse deel van de Waddenzee eslaat, valt dan droog. Zowel bij oog- als bij laagwater vormt de Waddenzee een rijk gedekte tafel ie oor de miljoenen vogels en miljar- "en vissen die in het gebied hun e zoeken. De bodemdieren in e platen zijn het meest in trek. Bij tagwater zijn de platen het do- tein van de vogels, maar wanneer it water is opgekomen, keren anuit de geulen de jonge schollen n de garnalen terug om op hun leurt de maaltijd voort te zetten. en dag en nacht gedekte tafel en ovendien goed voorzien. Toch werden i het verleden getijdengebiedeqals de (addenzee eerder als arm dan als rijk eschouwd. Dat komt doordat het antal diersoorten dat er voorkomt ering is. Verwonderlijk is dat niet. 'ant een getijdengebied is niet erg astvrij: het zoutgehalte is wisselend n ook de temperatuur is door de ge- nge diepte aan sterke schommelin- en onderhevig. De rijkdom schuilt an ook niet in de grote verscheiden- lid, maar in de grote aantallen waar die weinige soorten voorkomen. Ie basis voor de voedsellijkdom in de addenzee vormen de groene planten, ie als enige in staat zijn de energie an het zonlicht om te zetten in voor ieren bruikbaar voedsel. Die groene lanten zijn vooral microscopisch klei- e algen die in het water zweven of op e bodem leven en die de kans krijgen groeien wanneer bij laagwater het inlicht kan binnendringen. Die kleine Igen staan aan het begin van een oedselketen, waarin de door hen ruikbaar gemaakte energie wordt oorgegeven. Het eindstation is een leesetend dier: vis. vogel, zeehond of lens. De voornaamste schakel tussen e kleine algen en de vleesetende die- >n wordt gevormd door de bodemdie- fn, waarvan de mossel, de wadpier, de okkel, de slijkgaper. het nonnetje, de ïeduizendpoot en de strandkrab de elangrijkste soorten zijn. ïnderkamer 'e belangrijkste (commerciële) vis in e Waddenzee is de schol, voor wie het ebied een ideale kinderkamer is: hij omt als larve de Waddenzee binnen n groeit daar op. dankbaar gebruik lakend van de vele bodemdieren aarvan hij kan eten. Hoe belangrijk e Waddenzee is voor de schol, blijkt it het feit dat meer dan de helft van e volwassen schol die in de Noordzee eft, is opgegroeid in de Waddenzee, erwijl de schol Zich in aantal hand- aaft, nemen andere vissen die in de addenzee opgroeiden sterk in aantal de tong (die niet op de platen maar mrf de diepere geulen zijn voedsel zoekt) lllllt )opt snel terug; de haring is vrijwel fheel verdwenen. Voor vogels is het Waddengebied van uitzonderlijke betekenis: miljoenen vogels van vele soorten vinden er gedu rende langere of kortere delen van het jaar voedsel en vinden er de rust om te broeden of te ruien. De betekenis laat zich het best illustreren aan de hand van de internationale norm, volgens welke een gebied waardevol is wanneer een of twee procent (afhankelijk van de soort) van een vogelbevolking in dat gebied verblijft. Wanneer we het Noordwesteuropese bestand bezien, blijkt dat van de scholekster negentig procent zich in het Nederlandse Wad dengebied ophoudt. Voor de kluut is dat percentage 88, voor de rosse grutto 85, voor de wulp 82, voor de tureluur 58 en voor de bergeend en de rotgans 50. Dergelijke percentages scheppen in ternationale verplichtingen, omdat aantastingen ernstige gevolgen voor een vogelsoort kunnen hebben. Wan neer het aantal vogels in het Wadden gebied afneemt, heeft dat onder meer gevolgen in Scandinavië en tot in Siberië Extra nest De meeste vogels in het Waddengebied eten de dieren die in of op de bodem leven die het plantaardig materiaal hebben omgezet in eetbaar vlees. De Waddenzee zelf levert echter niet op merkelijk veel plantaardig materiaal, maar er is toch meer dan voldoende vanwege een enorme aanvoer van bui tenaf, vanuit de Noordzee. Die aanvoer is de laatste tientallen jaren sterk toe genomen, waarvoor de lozing van grote hoeveelheden meststoffen (zoals fosfa ten en nitraten) mede verantwoorde lijk is. Drs. Peter de Wilde, bioloog bij het op Texel gevestigde Nederlands instituut voor onderzoek der zee (NI- OZ): „Het kustwater, waarin zich veel Rijnwater bevindt, is extra bemest; het aantal wieren en het plankton langs de kust is toegenomen. Dat wa ter komt met de vloedstroom de Wad denzee binnen en tijdens de kentering van het tij bezinkt het slib met het voedsel en wordt het door de algen op de bodem vastgehouden. Hierdoor wordt slechts een klein deel weer met de ebstroom weggevoerd." Wat de gevolgen van deze extra aan voer zullen zijn, is nog niet geheel duidelijk. Dr. J. J. Beukema van het NIOZ vreest dat de rijkdom van het leven in de Waddenzee eerder negatiel dan positief zal worden beïnvloed. Er komt een overschot, dat door bacte riën zal worden gebruikt, die daarvoor weer veel zuurstof gebruiken. Dr. Beu kema wijst erop dat bij warm weer het zuurstofgehalte van het water kan da len, waardoor massale sterfte van de bodemdieren kan optreden. In mei 1964 was er een abnormale warme en windstille periode. Op veel plaatsen langs de kust werd toen rottend mate riaal gevonden en op het wad onder Vlieland kwamen bodemdieren mas saal de grond uit en stierven. In 1972 stierven voor de kust van Noord-Hol land massaal algencellen af, maar de rottende massa kwam toen niet in de Waddenzee. In mei 1976 stierven op het Duitse wad bij Bornum massaal bo demdieren, zodat het er volgens dr. Beukema naar uitziet dat het afster- Lozingen „Bemest" water stroomt echter niet alleen via de kuststroom (het Rijnwa ter stroomt ongeveer tien kilometer uit de kust vanaf de Nieuwe Waterweg noordwaarts en bereikt in enkele we* ken het Marsdiep bij Den Helder) de Waddenzee binnen, maar ook vanaf de eilanden en de kust. Die lozingen zul len in de toekomst echter verminde ren. Op Ameland en Terschelling zijn reeds waterzuiveringsinstallaties in ge bruik, op Texel is een installatie in aanbouw, terwijl op Vlieland en Schiermonnikoog plannen bestaan tot de bouw van zuiveringsinstallaties. Ook op het vaste land wordt de vervui ling verder teruggedrongen: zelfs de Groningse smeerpijp zal eens schoon worden. In het dit jaar verschenen eerste deel van een structuurschets over de Waddenzee van de drie noorde- TERSCHELLING - De ANWB heeft alle VVV's van de Waddeneilanden verzocht hun invloed aan te wenden om verstoringen van zeehonden in het Waddengebied door rondvaartboten met vissers en vakantiegangers in de zomer te beëindigen. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de firma Tot, die vanaf Terschelling rondvaarten orga niseert naar de zeeltondenbanken, besloten deze tochten met ingang van deze zomer stop te zetten. Het bedrijf zal alleen nog vaarten voor sportvis sers in een andere richting maken. Het bedrijf organiseerde in het hoog seizoen één keer per week een zee- hondentocht. De ervaring was dat het aantal zeehonden die in het Molengat, de oude Zuid Meep en de Slenk te zien waren, sterk is teruggelopen van zeventig tot tachtig een tiental jaren terug tot één a drie thans. De firma Tot zegt dat de zeehonden snel aan het schip wenden en niet het water ingingen. Het schip kwam nooit dich terbij dan driehonderd tot honderd- vijftig meter. Wel verstorend werkten volgens het bedrijf snelvarende mo torboten en speedboten, visserssche pen, laag vliegende straaljagers en filmende natuurvrienden en televisie ploegen. lijke provincies wordt de verwachting uitgesproken dat in de toekomst de kwaliteit van het water in de Wadden zee meer dan nu zal worden bepaald door het water dat vanuit de Noordzee binnenkomt en dus van de Rijn, die immers bij Den Helder voor de tweede keer ons land binnenstroomt. Dat Rijnwater bevat ook uiterst giftige stoffen als zware metalen en gechlo reerde koolwaterstoffen, waartoe on der meer de pcb's (polychloorbifeny- len) behoren. Wat de gevolgen van deze verontreiniging voor het leven in de Waddenzee zijn, valt nog niet met ze kerheid te zeggen Het is. zegt drs De Wilde, een jungle van problemen waar in nog maar weinig met zekerheid vast staat en waarin de onderzoeker alleen nog maar met waarschijnlijkheden werkt. Het is niet aannemelijk dat bijvoor beeld veel vissoorten door de geconsta teerde toename van giftige stoffen uit de Waddenzee zijn verdwenen. Vissen als de steur, de zalm, de zeeforel, de elft en de haring zijn in de Waddenzee niet of nauwelijks meer te vinden, maar de verklaring daarvoor kan, aldus Bouwe Kuipers van het NIOZ, mogelijk wor den gevonden in het feit dat de Wad denzee modderiger is geworden: voor afsluiting van de Zuiderzee waren de geulen dieper en zandiger en waren de stromingen sterker. Zeehond Een dier dat ons echter wel attent maakt op de voortgaande vergiftiging, is de zeehond een zoogdier dat aan het eind van de voedselketen staat, waar de concentratie van giftige stof fen het hoogst is. De laatste veertig jaar verdwenen twee zoogdieren, de bruinvis en de tuimelaar, geheel uit de Waddenzee. En met het laatste zoog dier, de zeehond, is het momenteel op het Nederlandse deel van de Wadden zee slecht gesteld. Ir. Peter Reijnders, die zich sinds 1973 met het onderzoek naar zeehonden bezighoudt, is somber over de toekomst van de zeehond: „De situatie is beroerd en als de ontwikke ling zich voortzet, zal er in 1985 geen zeehond meer zijn; hooguit een enke ling die is verdwaald". Tot aan de tweede wereldoorlog was het aantal zeehonden in het Neder landse deel van de Waddenzee (ze vor men met de zeehonden op het West duitse en Deense wad één populatie) vrijwel constant: rond de 2700, on danks het feit dat jaarlijks zeshonderd dieren werden afgeschoten. Hoewel na de oorlog beschermende maatregelen werden genomen (in 1947 werden reser vaten in het Eierlandse Gat en bij Schiermonnikoog ingesteld en in 1954 kwam er een zekere bescherming viade Jachtwet), nam de zeehond snel in aantal af. In 1959 werden, bij de eerste vliegtuigtellingen, in de Wadden ne genhonderd zeehonden geteld. In de Zeeuwse wateren leefden toen nog 1500 zeehonden, maar deze populatie is door de Deltawerken inmiddels ge heel verdwenen. Na 1959 bleef de zeehond achteruit gaan, ondanks een kleine opleving na dat in 1962 de jacht geheel werd verbo den. Uit de laatste tellingen blijkt dat momenteel nog vierhonderd zeehon den het Nederlandse wad bevolken. De tellingen worden zomers, wanneer de jongen zijn geboren, met een vliegtuig verricht: daarmee kan tijdens één laagwaterperiode het gehele wad wor den overzien. In september paren de zeehonden, waarna ze in de winter het diepere water in de Noordzee opzoe ken. In het voorjaar keren de dieren terug, waarna begin juli de jongen (één per wijfje) worden geboren. De ongebo ren dieren hebben een witte vacht van lange haren, maar zijn deze (in tegen stelling tot de zadelrobben bij de Ca nadese oostkust) reeds kwijt bij de geboorte. Ze hebben dan een korte dikke vacht, omdat ze al enkele uren na de geboorte moeten zwemmen wan neer het hoogwater wordt. Kruipsporen Om de oorzaken van de achteruitgang vast te kunnen stellen, moet eerst de grootte en de samenstelling van de groep worden bepaald. Peter Reijn ders: „Wanneer een zeehond vanaf de plaat naar het water kruipt, laat hij een spoor achter. Dat spoor is een aanwijzing voor de leeftijd, zodat we die sporen zijn gaan meten. Het blijkt dat het aantal geboorten ten opzichte van de volwassen groep te laag is; er worden te weinig jongen geboren. De jeugdsterfte is in het eerste jaar onge veer gelijk aan die bij de Duitse en Deense zeehonden, terwijl ook duide lijk is geworden dat niet veel dieren naar elders trekken. De volgende vraag is: waarom is de afname in het westelijke deel groter dan in het ooste lijke deel? Dat kan bij voorbeeld door dat er naar het westen toe minder voedsel is, maar dat bleek niet juist. Er is in de Waddenzee genoeg voedsel voor drieduizend zeehonden, zonder dat deze schade zouden aanrichten. Een andere mogelijkheid is verstoring, maar, hoewel moeilijk te meten, deze is zeker niet groter dan in Sleeswijk-Hol- stein, waar de stand gelijk blijft. Een derde mogelijkheid is dan de water verontreiniging. die door de invloed van de Rijn sterker is in het westelijk deel. Door het wantij is de Waddenzee in schotten verdeeld. Inderdaad wor den in het westelijk deel meer gechlo reerde koolwaterstoffen en zware me talen in het weefsel van zeehonden gevonden dan verder oostwaarts. Zee honden die in Sleeswijk-Holsteih zijn geschoten, hebben minder gif in hun weefsel. Omdat het hier geschoten die ren betreft, gaan we nu ook niet-ge- schoten dode zeehonden uit Sleeswijk- Holstein analyseren." Het valt niet met wetenschappelijke zekerheid te zeggen dat de giftige stof fen in het Rijnwater de dood van de zeehonden veroorzaken. Peter Reijn ders: „Mensen die nogal twijfelen aan de relatie tussen de waterverontreini ging en de sterfte, willen vaak directe bewijzen zien. Maar die zijn nauwelijks te leveren: dan zouden we proeven met levende zeehonden moeten nemen en deze vergiftigen! Uit Zweeds onder zoek weten we dat pcb's vergroeiingen aan de baarmoeder veroorzaken, maar bij dode volwassen dieren hebben we geen vergroeiingen gevonden. Pcb's leiden ook tot voortijdige geboorten en tot drie Jaar terug werden inderdaad veel jonge zeehonden geboren met wit te haarplukken, die anders reeds ver dwenen zijn. Ook weten we dat door kwik de hormoonvorming wordt ge remd en het ei niet tot inkapseling komt. Dit zijn zeer sterke aanwijzingen dat het aantal geboorten achterblijft door verontreiniging van het water." Aanwijzingen Een zeehond hoeft echter niet direct aan de gevolgen van de vergiftiging te >terven Peter Reijnders. „Een zee hond hetft afweermechanismen als de hormoonproduktie afneemt, wordt de aanmaak versneld. Dit en alle andere factoren verzwakken de conditie van het dier, waardoor de weerstand tegen infecties van parasieten als de long- en hartworm afneemt en de zeehonden aan die parasieten overlijden. Het is, als overbrugging naar betere tijden, erg nuttig de jeugdsterfte kunstmatig tc- verlagen, bijvoorbeeld door reserva ten in te stellen en de dieren in crèches op te vangen, zoals sinds 1971 in Pie- terburen gebeurt. Het zijn echter maar tussenmaatregelen. Het net om de gif tige stoffen wordt steeds strakker aan gehaald; we proberen het nu zo snel mogelijk helemaal aan te halen We willen een duidelijk bewijs op tafel leggen om druk te kunnen laten uitoe fenen op het internationaal overleg over de Rijn. Er zijn wel mensen die hun schouders ophalen als ze horen dat de zeehond verdwijnt: jammer, maar wat dan nog? Het verdwijnen van de zeehond is echter een voorbode van wat nog komt. van wat ons te wachten staat".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 25