Alles lag toen zwart-wit 0\ Hartinfarct kan misschien kleiner Man, vrouw en de primaire groep Wetenschap en techniek Trouw'-oprichter Van Ruller kijkt terug op een gevaarlijke tijd RDAG 15 APHiL 1978 BINNENLAND T rouw/Kwartet11 ^ende week zullen op een bijeenkomst Amsterdam de schijnwerpers even ge- ht worden op onze krant zoals die in itste jaren van de Tweede Wereldoorlog, dert februari 1943, verschenen is. Twee tnsen die toen hun teven gewaagd heb- nom het verzetsblad „Trouw" te doen rtchijnen, zullen donderdag de eerste emplaren in ontvangst nemen van het ek „Trouw, een ondergrondse krant", lirin alle landelijke nummers van ons id, die in de oorlog verschenen zijn, rdrukt zijn. De eerste exemplaren zullen irden uitgereikt aan de heer E. van Ruller ihuilnaam in de oorlog Peters), die van t begin af deel uitmaakte van de redac- i, en aan mevrouw W. Dijkstra-Bouwman (bij de Trouw-groep nog steeds bekend als „Mien"), die met haar in het voorjaar van 1945 gefusilleerde verloofde Wim Speel man de kern van de verspreiders-groep uitmaakte. Het boek is samengesteld en ingeleid door de journalist Dick Houwaart en van een voorwoord voorzien door de heer H. Ottevanger (een Trouw-medewer- ker van het eerste uur, destijds „Huib Groningen"). Nu de belangstelling voor het illegale ver leden van onze krant door deze uitgave (dat nemen we althans aan), weer wat zal opleven en nu de eerste dagen van mei niet ver meer in het verschiet liggen, spraken we met de heer E. van Ruller over de „Trouw" en wat daarna oprichting van volgde. Van Ruller (74), die zegt door de gerefor meerde jongelingsvereniging (de j.v.) ge vormd te zijn, is na een jaar of twee in de tuinderij gewerkt te hebben, in de journa listiek terechtgekomen. Aanvankelijk werkte hij bij „De Graafschapper" in de Achterhoek, van 1936 af was hij verbonden aan het christelijk dagblad De Rotterdam- nier. Op 14 mei 1940 was hij getuige van de verwoesting van Rotterdam (hij telde de Duitse vliegtuigen, het waren er precies 72 zegt hij) en niet lang daarna begon de episode in zijn leven waarover dit verhaal gaat. Na de oorlog was hij tot 1948 verbonden aan de redactie van Trouw in Rotterdam. Daarna was hij hoofdredacteur van de (inmiddels opgeheven) Nieuwe Provinciale Groninger Courant en wethouder van Gro ningen. Ruim negen jaar is hij al gepensio neerd. oor J. G. A. Thijs iterdagmiddag de dertigste januari 43 staat Van Ruller nog levendig tor de geest. Jan Schouten, die na de egvoering van Colijn de leiding van t illegale A.R.Partij had, had Van uller een briefje geschreven met het iizoek om een bepaalde trein naar eemstede-Aerdenhout te nemen, chouten zou er zelf ook ?ijn. In eemstede aangekomen wandelde tt tweetal naar het adres Klaphek- an veertien in Aerdenhout, waar me- rouw G. H. J. van der Molen (in het erzet bekend als „tante Lien", door an Ruller nu ook wel gemoedelijk ingeduid als Geesje) woonde. Later oegde zich dr J. A. H. J. S. Bruins lot, toen al afgetreden als burge- leester van Adorp, in het verzet on er meer bekend als „Swarth") bij i een gesprek dat van ongeveer twee vijf uur duurde namen deze vier itnsen daar een besluit dat verstrek- ende gevolgen zou hebben: naast de eds verschijnende verzetskrant Vrij Nederland" moest er een nieuw lad komen dat een naar hun smaak etere politieke voorlichting zou even. i die drie uur durende bijeenkomst is ing gedubd over de naam van het ieuwe blad. Aanvankelijk Was er de sdachte het „Hou en Trou" te noe- en, naar een iri Amsterdam versche en anti-revolutionaire uitgave, maar an die naam werd afgezien: men wil- e geen ai te duidelijke binding met en politieke partij en bovendien was men bang dat de Amsterdamse a.r., nn wie er enkelen in gevangenschap nog meer moeilijkheden zou- fda ondervinden. u Ruller: „Er is wel geschreven dat chouten toen de naam Trouw opper- maar ik meen toch dat dit niet uist is. Wie van ons vieren het eerst naam neoemd heeft zou ik niet unnen zeggen, ikzelf heb het in elk eval niet gedaan. Ik geloof dat de aam gewoon in de loop van het ge- irek is komen bovendrijven: „als ou en Trou niet kan. waarom dan iet gewoon Trouw?" Die naam was *n erg gelukkige vondst, hij sloeg lirect in, was enorm geschikt juist oor de situatie in de bezettingstijd." Klunderts blad aarom werd Van Ruller bij het ge- irek in Aerdenhout gevraagd? Vaarschijnlijk gewoon om er een umalist bij te hebben. Nu was ik in it illegale perswerk niet helemaal an nieuweling. Toen ik voor de illega- i organisatie van de ARP op pad ging i weet misschien dat ik de eerste van e „twaalf apostelen" was die Colijn ia het verbod van de grote politieke ergaderingen nog in 1940 op pad tuurde om contact met de kiesvereni- ingen te onderhouden) ontmoette ik i Klundert de heer C. A. (Kees) van Jrimmelen, een enthousiasteling, die P zijn eentje het illegale blaadje God, Nederland en Oranje" uitgaf, Ij schreef het zelf vol, liet het zelf rukken, bezorgde het ook zelf en ver- ond het naar een aantal mensen die i] belangrijk vond. Van Drimmelen roeg mij eens iets voor hem te schrij- en; dat deed ik en ik sprak er met kchouten over." j8chouten had als opzet in zijn hoofd at mevrouw Van der Molen, Bruins lot en hijzelf de stukken voor rrouw" zouden schrijven en dat ik le daarna als „journalist" zou behan- elen, ze bij de drukkers zou bezorgen enz.. Mevrouw Van der Molen waar schuwde echter voor dat plan: zij had ervaring opgedaan bij Vrij Nederland en vond dat ik dan veel te veel risico's zou lopen. Zo kwam de gedachte op in zee te gaan met de groep van Wim Speelman, die al veel contacten met drukkers en verspreiders gelegd had." De ernst „Ja, die dertigste januari '43 staat me nog helder voor de geest. Ook wel door bijkomstigheden: toen we naar Rot terdam terug reden vroeg Schouten mij hoe oud ik was en ik kon antwoor den dat ik de dag daarop 39 zou wor den. Maar toch is de ernst van het ogenblik me ook bijgebleven, ik zag wel degelijk in dat er iets gewichtigs aan de hand was. Ik kende Vrij Neder land en ik vond het enorm belangrijk dat wij principieel een andere koers uit gingen. Ook Bruins Slot had dat scherp door. Dat meningsverschil in de Vrij Nederland-groep, waaruit toen een deel naar Trouw overkwam, was politiek van aard. Als je het in taal van na de oorlog zou moeten beschrijven zou je de termen „doorbraak" en „christelijke partijvorming" kunnen gebruiken. Iets in die geest was er zeker aan de hand. Maar daarnaast waren er ook wel persoonlijke tegen stellingen. Van Randwijk van Vrij Ne derland was een krachtige persoon lijkheid en Geesje van der Molen was dat niet veel minder. Dat botste." Het geloof Of Van Ruller het aandurft de oprich ting van „Trouw" een geloofszaak te noemen? „We hebben het nooit na drukkelijk zo gesteld. Maar het hele verzet van de anti-revolutionairen kwam wel degelijk uit het geloof voort. We zagen de Duitsers duidelijk als trawanten van de duivel. In die tijd lag alles zwart-wit: je stond óf aan de goede óf aan de verkeerde kant, daar tussen in was geen weg, er viel niet veel te aarzelen of te weifelen. Dat zwart-wit-karakter zul je ook wel in veel artikelen in het illegale Trouw terugvinden. Maar bij het lezen zul je steeds moeten bedenken in welke tijd ze geschreven zijn, hoe de toestanden toen waren en welk doel de stukken moesten dienen. Wat we nu misschien overdreven vaderlandsliefde zouden noemen, was toen een zeer begrijpelij ke en te billijken houding. Als ik nu zou herlezen wat ik toen geschreven heb (tot nog toe heb ik dat erg weinig gedaan) zal ik wel heel wat tegenko men waar ik niet meer achter sta. Maar het is toch normaal dat je ge dachten veranderen (ook al is er hele maal geen oorlog) en vroeger was ik in het algemeen veel feller op principiële punten dan nu. Nu bekijk ik de zaken veel nuchterder." Tijdens zijn contacten met a.r. men sen in oorlogstijd heeft Van Ruller geconstateerd dat velen van hen het erg moeilijk hadden met de vraag van de wettige overheid: waren de Duit sers dat of de regering in Londen? „Hoe vaak ik daarover niet heb moe ten spreken! Het is ook geen wonder dat die houding voorkwam bij zo ge zagsgetrouwe mensen als de a.r.!" De weekends Bijzonder goede herinneringen be waart Van Ruller aan de weekends die meestal onder zijn leiding voor redac teuren en verspreiders van de krant georganiseerd werden. Zo'n tien tot twaalf mensen kwamen in een afgele gen huis of boerderij bij elkaar en spraken, na bijbellezen en gebed, de zaken diepgaand met elkaar door. „Vaak heb ik de jongens daar gezegd: dit gevaarlijke werk kun je alleen E. van Ruller maar doen als je je in Christus gebor gen weet. Je was je in die tijd voortdu rend bewust van gevaar, je besefte elke morgen dat de kans groot was dat je er 's avonds niet meer zou zijn. Verscheidene jongens die later dood geschoten zijn heb ik goed gekend. Ik zei op die weekends wel eens: als ze je doodschieten schieten ze je direct de hemel in. Je leefde toen wel onder enorme spanningen, je had dat geen mensenleven lang kunnen volhouden. Ik weet ook niet of ik het nu nog zou kunnen. Maar ik was toen in de kracht van mijn leven, zo omstreeks de veertig." Wim Speelman heeft Van Ruller her haaldelijk ontmoet. „Het was een kei van een vent, een enorm organisator. Van Randwijk vond hem te 'wild' (Speelman was ook bij Vrij Nederland geweest) en inderdaad durfde hij alles. Als Wim Speelman was blijven leven was hij een groot man geworden. Ik ontmoette hem vaak doordat ik het contact tussen de redactie en de ver spreiders moest verzorgen. De laatste maanden van de oorlog woonde ik met Bruins Slot en Smallenbroek in een huis aan de Amsterdamse Amstellaan (ik meen nummer veertien) en Speel man was daar toen ook met zijn ver loofde Mien Bouwman. Ja, de Trouw- groep bestond voor een groot deel uit zeer jonge mensen, van even twintig jaar. Ik was met mijn veertig jaar een oudje; alleen mevrouw Van der Molen was ouder (Schouten was toen al lang in gevangenschap)" Gesprek met Post De naam van een andere bekende verzetsman valt: Johannes Post. Met hem had Van Ruller veelvuldig con tact toen zij beiden in Barendrecht verbleven „Ik had toen net een artikel in Trouw geschreven 'Niet voor geld maar voor recht', waaruit je kon lezen dat wij er niet voor voelden geld en andere middelen te verkrijgen uit kra ken en overvallen. Dat stuk zinde Post niet en hij zei tegen mij: Ik weet wel wie dat stuk geschreven heeft, profes sor Rutgers! Ik heb toen bekend dat ik de auteur was en daarna hebben we de kwestie helemaal uitgepraat". Door dat gesprek ben ik totaal van inzicht veranderd. Ook was van in vloed dat ik had gezien en ervaren hoe de groep van Post te werk ging, ik had het gebed gehoord vóórdat ze erop uittrokken voor een overval; van zo'n gebed zouden de trainen je van de wangen lopen. „Mijn veranderde inzicht bleek uit een volgend artikel: 'Het goed recht van de overval', naar mijn eigen mening altijd nog het beste stuk dat ik ooit geschreven heb. Ook Bruins Slot en Geesje van der Molen waren er wild enthousiast over. Johannes Post was een geweldige vent. Jammer dat hij voor de overval op het huis van bewa ring aan de Amsterdamse Wetering schans (waar volgens de plannen een aantal gevangenen bevrijd zou wor den) toch te veel risico's heeft geno men. De avond tevoren waren wij sa men in Den Haag. ik heb hem er toen nog voor gewaarschuwd. De overval mislukte, dertien mensen verloren het leven. Post zelf was binnen een dag gefusilleerd in de duinen bij Over- veen". Moeilijk besluit Scherp herinnert Van Ruller zich ook nog de dramatische Trouwvergade- ring in Amsterdam op 9 augustus 1944, waar beslist moest worden over leven of dood van een aantal mede werkers. De Duitsers hadden geëist: stoppen met Trouw of we schieten een aantal gevangenen dood. „Ik weet nog dat ik uitUtrecht kwam,dat ik inAm- sterdam Bruins Slot ontmoette en dat we samen naar die bijeenkomst ge gaan zijn. Er is daar lang gediscus sieerd: moeten we doorgaan of niet? Het was een afgrijselijke situatie, je moest niet alleen denken aan de ge vangenen zelf maar ook aan hun ou ders, hun familie. Tenslotte was het Wim Speelman die de doorslag gaf: „Ik teken nooit een verklaring dat we stoppen", zei hij en daarmee was de zaak in feite afgedaan. Het is een vreselijke beslissing geweest, temeer nu je weet dat direct daarna in Vught 24 mensen gefusilleerd zijn. Ik heb toen gezegd: ik hoop dat ik nooit meer in mijn leven voor zo'n moeilijke keus zal komen te staan." Weinig fiducie In het illegale Trouw vulde Van Ruller meestal een klein rubriekje met korte berichten en mededelingen. Zijn oor deel achteraf: „Ik heb nooit een ru briek verzorgd,, waarin ik zo weinig fiducie had. Ik zette er alles in wat ik maar hoorde, van de verspreiders of van wie ook maar. Of het allemaal waar was? De enige overweging was: als het maar tegen de Duitsers gericht was! Toen ik met het werk voor de ondergrondse ARP begon, zei mijn vrouw ongerust tegen me: „Je gaat toch niet schrijven? Ze herkennen je zo aan je stijl!" Maar Schouten zei na de oprichting van Trouw: „Je moet schrijven" en ik deed het. Schou ten voegde aan zijn „opdracht" toe: maar je moet het niet aan je vrouw vertellen. Wist zo'n vrijgezel veel Doorgaan Ondanks alle gevaren en ellende van de bezettingstijd ziet Van Ruller zijn illegale werk nog altijd als een soort hoogtepunt in zijn leven. Wat viel er toen veel belangrijk en goed werk te doen! En wat is er niet al voortgeko men uit het illegale AR-werk: verzets groepen en een blad waarvan de opla ge zelfs één maal steeg tot 155.000. En dat in een bezettingstijd, waarin voortdurend gefusilleerd werd! In de ontwikkeling van onze krant na de oorlog kan hij zich wel vinden, al ga ven de veranderingen wel eens even moeilijkheden. Dat „Trouw" na de oorlog moest blijven verschijnen stond voor Van Ruller al lang voor de bevrijding vast, ook toen Bruins Slot nog aarzelde. Maar even vast was zijn mening dat en daarin had hij de hele Trouw-groep aan zijn zijde de illegale Trouw-organisatie als zodanig moest verdwijnen, dat men niet moest proberen vanuit de illegaliteit posities op te bouwen. Ook achteraf vindt Van Ruller, gezien het resultaat, de beslis sing om bovengronds door te gaan „uitstekend" en hij citeert wat hij Schouten eens hoorde zeggen: 't is toch nog een aardige krant geworden! door Rob Foppema In één week en uit één tijdschrift komen drie stukken Amerikaans medisch onderzoek die de aandacht trek ken: uitzicht op betere behandeling van hartinfarct, suikerziekte en spierdystrofie. Allemaal nog in het prilste stadium, dus geen zaken om volgend jaar al in de praktijk tegen te komen. Maar interessant genoeg om te signaleren. Prof. dr G. J. H. van der Molen Mevrouw W. Dijkstra-Bouwman Dr J. Schouten Johannes Post Wim Speelman Het verhaal over het hartin farct is een vervolg op de ont dekking door de Britse groep van J. R. Vane, anderhalf jaar geleden, van de stof die voor komt dat het bloed ons in de aderen stolt. In de onbescha digde vaatwand wordt voort durend een stof geproduceerd die bloedklontering tegengaat en die voorlopig maar prostag landin X (PGX) werd ge noemd. Het was namelijk fa milie van een groep stoffen, de prostaglandins, die een ver warrend aantal ingrijpende ef fecten hebben op verschillen de lichaansdelen en weefsels. PGX bleek bovendien de bloeddruk te verlagen, door de spiertjes in de wanden van de slagaders te laten ontspannen. De vraag naar medische toe pasbaarheid beantwoordde ik destijd met „direct niet; op den duur misschien". Dit voor al omdat PGX bij kamertem peratuur binnen twintig minu ten onwerkzaam werd en dus kennelijk ontleedde. Er zou dus eerst een chemisch sta biele vorm in elkaar geknut seld moeten worden. Maar dat vonden Allan M. Le- fer en medewerkers in Phila delphia niet eens nodig. Intus sen is, na de structuurophelde ring, PGX omgedoopt in PGI2. met als roepnaam prostacycli- ne. PGI2 is keurig stabiel en hanteerbaar, als je het maar in alcohol oplost en niet in water. En het werkt in zulke minieme hoeveelheden dat een kat er niet bepaald dronken van wordt wanneer je hem zo'n al coholische oplossing in laag tempo rechtstreeks in een slag ader inspuit. Daarna begint natuurlijk in het bloed wel die^ ontleding, dus je moet blijven spuiten om de concentratie PGI2 te handhaven. Dat deden Lefer en zijn colle ga's, en zij zagen dat binnen twee minuten de bloeddruk fors daalde terwijl de hartslag ongeveer constant bleef en de bloedvaten wijder werden. Dat betekent dat het hart minder hard hoeft te werken. Dat is allemaal precies wat de dokter zou willen bij een acuut hart infarct, om te bereiken dat het door gebrek aan bloedtoevoer afstervende stukje hartspier zo klein mogelijk blijft. Boven dien moet PGI2 die bloedtoe voer bevorderen, omdat ook de kransslagaders die daarvoor zorgen, er wijder door worden. Door zijn werking tegen bloed klontering tenslotte, zou PGI2 langs een biochemische om weg ook nog het gevaar van een tweede, secundair infarct bestrijden. Het zou te ver gaan om te zeggen dat het er alle maal gezond uitziet, maar dat Lefer en de zijnen hun resulta ten met ingehouden enthousi asme rapporteren, is begrijpe lijk. (Science. 200, 5*54; 1978) Suikerziekte Dichter bij de toepasbaarheid staat een artikel van H. F Bunn, K H Gabbay en P M. Gallop (Harvard Medical School) over de relatie tussen bloedsuiker en hemoglobine, de rode kleurstof in het bloed die zorgt voor het zuurstof transport. Aan ongeveer vijf procent van het hemoglobine bij een gezond mens zit een molecuul suiker op een zeer bepaalde plek chemisch vast gekoppeld. Bij mensen met suikerziekte is dat twee tot drie maal zo veel, weten we al een jaar of tien Maar pas de laatste tijd is dui delijk geworden dat dit ver schil een betrouwbaar hulp middel kan opleveren om de behandeling te volgen en in grensgevallen de diagnose te stellen. De diabetespatiënt kan suiker in het bloed onvol doende als energiebron gebrui ken. Het bloedsuikergehalte loopt op en suiker wordt via de urine uitgescheiden. De be handeling moet het bloedsui kergehalte op een normaal ni veau te brengen. In de praktijk wisselt het. omdat het even wicht tussen toevoer van sui ker (eten) en energieverbruik lastig te regelen is. Voor het „instellen" van de patiënt moeten in moeilijke gevallen hele series bloedsuikerwaar- den worden gemeten: elke rae- ting is maar een momentop name. Het belang van het geglycosy- leerde („besuikerde") hemoglo bine is nu, dat het in één meet waarde de totale toestand aan geeft. Het blijkt namelijk om een uiterst trage en gelijkma tig lopende chemische reactie te gaan. Tijdens de levensduur van elk rood bloedlichaampje (vier maanden) wordt de hoe veelheid van dat bijzondere hemoglobine langzaam opge bouwd. en dat tempo is afhan kelijk van de gemiddelde con centratie bloedsuiker. Bij een goed ingestelde patiënt zakt het percentage met een vertra ging van een week of vier weer naar de normale waarde van vijf. Eén meting is dus vol doende om aan te geven hoe de kwaliteit van de therapie in de voorafgaande weken geweest is. Dat kan leiden tot verbete ring van de behandeling, aldus de auteurs. (Science, 200,21-27; 1978) Spierdystrofie Wat A. Stracher, E. B. McGo- wan en S. A. Shafiq (staatsuni versiteit New York) over spier dystrofie te melden hebben is niet zo tot in details te begrij pen. Dat kon ook niet, want de precieze oorzaak van de erfelij ke ziekten die tot aantasting van het spierweefsel leiden, is nog steeds niet bekend. Hun aanpak heeft een wat brute logica, maar ze bereiken wel iets: een duidelijke vertraging van het proces bij kuikens. Wanneer spierweefsel wordt afgebroken, luidde de redene ring, dan moeten daar redelij kerwijs proteasen aan te pas komen, eiwitafbrekende enzy men. Dat moet tegen te gaan zijn met stoffen die proteasen het werk bemoeilijken. Bij in een glazen schaaltje gekweek te spiercellen bleek dat inder daad op te gaan. En omdat de gebruikte stoffen weinig giftig zijn, hebben de Amerikanen maar eens geprobeerd of dat in levende kuikens met erfelijke dystrofie ook zóu werken. Van af het uitkomen tweemaal in de week een injectie. En dat werkte, melden zij nu. In de vier maanden dat zij de behan deling doorzetten, liep de kwa liteit van het spierweefsel maar half zo snel terug als bij onbehandelde dieren. Het werkt dus zeker niet volledig, maar er zou een behandelings mogelijkheid in kunnen zitten. (Science, 200, 50-51; 1978) Ik heb in principe niets tegen sociologen, maar af en toe zou je ze. En het was zo'n aardig en sympathiek onderzoekpro ject. Staatsbosbeheer heeft bij een aantal natuurgebieden bezoekerscentra ingericht. Daar kunnen recreant en natuur liefhebber van te voren een indruk en wat uitleg krijgen over wat er groeit en rondloopt. De bedoeling is mooi. maar als goed beheerder wilde Staats bosbeheer wel eens weten hoe het nou overkwam. Dat liep uit op een onderzoekopdracht aan de vakgroep Sociologie van Primaire Groepen en Sociali satieprocessen van de Utrecht se universiteit. De vakgroep dacht na. ver vaardigde drie soorten enquê teformulieren en sloeg in de voorzomer van 1976 het weten schappelijk beleg voor de be zoekerscentra De Weerribben en Het Zandenbos. De zaak werd systematisch aangepakt. Er werd een steekproef uit de binnenkomende bezoekers on dervraagd. En er werd een steekproef uit de vertrekkende bezoekers ondervraagd. Uit het verschil tussen beide groe pen moet het effect van het bezoek zijn af te lezen. De ver trekkers kregen bovendien nog een vragenlijst mee naar huis. Nog even een huishoudelijk detail. „De onderzoekseenhe den zijn de bezoekende gezin nen. Zo veel mogelijk is de man (vader) van het bezoeken de gezin ondervraagd." Laten we dit project verder maar vergeten. De heren wor den bedankt. Tenzij Staats bosbeheer ze deze zomer als nog op de vrouw (moeder) van het bezoekende gezin afstuurt En bi) voorkeur volgend jaar nog eens op de Jongens en meisjes (kinderen). Dan zou den ze misschien tegen 1981 kunnen rapporteren wat het effect van de bezoekerscentra is op de bezoekers in hun volle verscheidenheid. Want dat zou best interessant zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 11