Alles lag toen zwart-wit
0\
Hartinfarct kan
misschien kleiner
Man, vrouw en de
primaire groep
Wetenschap en techniek
Trouw'-oprichter Van Ruller kijkt terug op een gevaarlijke tijd
RDAG 15 APHiL 1978
BINNENLAND
T rouw/Kwartet11
^ende week zullen op een bijeenkomst
Amsterdam de schijnwerpers even ge-
ht worden op onze krant zoals die in
itste jaren van de Tweede Wereldoorlog,
dert februari 1943, verschenen is. Twee
tnsen die toen hun teven gewaagd heb-
nom het verzetsblad „Trouw" te doen
rtchijnen, zullen donderdag de eerste
emplaren in ontvangst nemen van het
ek „Trouw, een ondergrondse krant",
lirin alle landelijke nummers van ons
id, die in de oorlog verschenen zijn,
rdrukt zijn. De eerste exemplaren zullen
irden uitgereikt aan de heer E. van Ruller
ihuilnaam in de oorlog Peters), die van
t begin af deel uitmaakte van de redac-
i, en aan mevrouw W. Dijkstra-Bouwman
(bij de Trouw-groep nog steeds bekend als
„Mien"), die met haar in het voorjaar van
1945 gefusilleerde verloofde Wim Speel
man de kern van de verspreiders-groep
uitmaakte. Het boek is samengesteld en
ingeleid door de journalist Dick Houwaart
en van een voorwoord voorzien door de
heer H. Ottevanger (een Trouw-medewer-
ker van het eerste uur, destijds „Huib
Groningen").
Nu de belangstelling voor het illegale ver
leden van onze krant door deze uitgave
(dat nemen we althans aan), weer wat zal
opleven en nu de eerste dagen van mei niet
ver meer in het verschiet liggen, spraken
we met de heer E. van Ruller over de
„Trouw" en wat daarna
oprichting van
volgde.
Van Ruller (74), die zegt door de gerefor
meerde jongelingsvereniging (de j.v.) ge
vormd te zijn, is na een jaar of twee in de
tuinderij gewerkt te hebben, in de journa
listiek terechtgekomen. Aanvankelijk
werkte hij bij „De Graafschapper" in de
Achterhoek, van 1936 af was hij verbonden
aan het christelijk dagblad De Rotterdam-
nier. Op 14 mei 1940 was hij getuige van de
verwoesting van Rotterdam (hij telde de
Duitse vliegtuigen, het waren er precies 72
zegt hij) en niet lang daarna begon de
episode in zijn leven waarover dit verhaal
gaat.
Na de oorlog was hij tot 1948 verbonden
aan de redactie van Trouw in Rotterdam.
Daarna was hij hoofdredacteur van de
(inmiddels opgeheven) Nieuwe Provinciale
Groninger Courant en wethouder van Gro
ningen. Ruim negen jaar is hij al gepensio
neerd.
oor J. G. A. Thijs
iterdagmiddag de dertigste januari
43 staat Van Ruller nog levendig
tor de geest. Jan Schouten, die na de
egvoering van Colijn de leiding van
t illegale A.R.Partij had, had Van
uller een briefje geschreven met het
iizoek om een bepaalde trein naar
eemstede-Aerdenhout te nemen,
chouten zou er zelf ook ?ijn. In
eemstede aangekomen wandelde
tt tweetal naar het adres Klaphek-
an veertien in Aerdenhout, waar me-
rouw G. H. J. van der Molen (in het
erzet bekend als „tante Lien", door
an Ruller nu ook wel gemoedelijk
ingeduid als Geesje) woonde. Later
oegde zich dr J. A. H. J. S. Bruins
lot, toen al afgetreden als burge-
leester van Adorp, in het verzet on
er meer bekend als „Swarth") bij
i een gesprek dat van ongeveer twee
vijf uur duurde namen deze vier
itnsen daar een besluit dat verstrek-
ende gevolgen zou hebben: naast de
eds verschijnende verzetskrant
Vrij Nederland" moest er een nieuw
lad komen dat een naar hun smaak
etere politieke voorlichting zou
even.
i die drie uur durende bijeenkomst is
ing gedubd over de naam van het
ieuwe blad. Aanvankelijk Was er de
sdachte het „Hou en Trou" te noe-
en, naar een iri Amsterdam versche
en anti-revolutionaire uitgave, maar
an die naam werd afgezien: men wil-
e geen ai te duidelijke binding met
en politieke partij en bovendien was
men bang dat de Amsterdamse a.r.,
nn wie er enkelen in gevangenschap
nog meer moeilijkheden zou-
fda ondervinden.
u Ruller: „Er is wel geschreven dat
chouten toen de naam Trouw opper-
maar ik meen toch dat dit niet
uist is. Wie van ons vieren het eerst
naam neoemd heeft zou ik niet
unnen zeggen, ikzelf heb het in elk
eval niet gedaan. Ik geloof dat de
aam gewoon in de loop van het ge-
irek is komen bovendrijven: „als
ou en Trou niet kan. waarom dan
iet gewoon Trouw?" Die naam was
*n erg gelukkige vondst, hij sloeg
lirect in, was enorm geschikt juist
oor de situatie in de bezettingstijd."
Klunderts blad
aarom werd Van Ruller bij het ge-
irek in Aerdenhout gevraagd?
Vaarschijnlijk gewoon om er een
umalist bij te hebben. Nu was ik in
it illegale perswerk niet helemaal
an nieuweling. Toen ik voor de illega-
i organisatie van de ARP op pad ging
i weet misschien dat ik de eerste van
e „twaalf apostelen" was die Colijn
ia het verbod van de grote politieke
ergaderingen nog in 1940 op pad
tuurde om contact met de kiesvereni-
ingen te onderhouden) ontmoette ik
i Klundert de heer C. A. (Kees) van
Jrimmelen, een enthousiasteling, die
P zijn eentje het illegale blaadje
God, Nederland en Oranje" uitgaf,
Ij schreef het zelf vol, liet het zelf
rukken, bezorgde het ook zelf en ver-
ond het naar een aantal mensen die
i] belangrijk vond. Van Drimmelen
roeg mij eens iets voor hem te schrij-
en; dat deed ik en ik sprak er met
kchouten over."
j8chouten had als opzet in zijn hoofd
at mevrouw Van der Molen, Bruins
lot en hijzelf de stukken voor
rrouw" zouden schrijven en dat ik
le daarna als „journalist" zou behan-
elen, ze bij de drukkers zou bezorgen
enz.. Mevrouw Van der Molen waar
schuwde echter voor dat plan: zij had
ervaring opgedaan bij Vrij Nederland
en vond dat ik dan veel te veel risico's
zou lopen. Zo kwam de gedachte op in
zee te gaan met de groep van Wim
Speelman, die al veel contacten met
drukkers en verspreiders gelegd had."
De ernst
„Ja, die dertigste januari '43 staat me
nog helder voor de geest. Ook wel door
bijkomstigheden: toen we naar Rot
terdam terug reden vroeg Schouten
mij hoe oud ik was en ik kon antwoor
den dat ik de dag daarop 39 zou wor
den. Maar toch is de ernst van het
ogenblik me ook bijgebleven, ik zag
wel degelijk in dat er iets gewichtigs
aan de hand was. Ik kende Vrij Neder
land en ik vond het enorm belangrijk
dat wij principieel een andere koers
uit gingen. Ook Bruins Slot had dat
scherp door. Dat meningsverschil in
de Vrij Nederland-groep, waaruit toen
een deel naar Trouw overkwam, was
politiek van aard. Als je het in taal van
na de oorlog zou moeten beschrijven
zou je de termen „doorbraak" en
„christelijke partijvorming" kunnen
gebruiken. Iets in die geest was er
zeker aan de hand. Maar daarnaast
waren er ook wel persoonlijke tegen
stellingen. Van Randwijk van Vrij Ne
derland was een krachtige persoon
lijkheid en Geesje van der Molen was
dat niet veel minder. Dat botste."
Het geloof
Of Van Ruller het aandurft de oprich
ting van „Trouw" een geloofszaak te
noemen? „We hebben het nooit na
drukkelijk zo gesteld. Maar het hele
verzet van de anti-revolutionairen
kwam wel degelijk uit het geloof
voort. We zagen de Duitsers duidelijk
als trawanten van de duivel. In die tijd
lag alles zwart-wit: je stond óf aan de
goede óf aan de verkeerde kant, daar
tussen in was geen weg, er viel niet
veel te aarzelen of te weifelen. Dat
zwart-wit-karakter zul je ook wel in
veel artikelen in het illegale Trouw
terugvinden. Maar bij het lezen zul je
steeds moeten bedenken in welke tijd
ze geschreven zijn, hoe de toestanden
toen waren en welk doel de stukken
moesten dienen. Wat we nu misschien
overdreven vaderlandsliefde zouden
noemen, was toen een zeer begrijpelij
ke en te billijken houding. Als ik nu
zou herlezen wat ik toen geschreven
heb (tot nog toe heb ik dat erg weinig
gedaan) zal ik wel heel wat tegenko
men waar ik niet meer achter sta.
Maar het is toch normaal dat je ge
dachten veranderen (ook al is er hele
maal geen oorlog) en vroeger was ik in
het algemeen veel feller op principiële
punten dan nu. Nu bekijk ik de zaken
veel nuchterder."
Tijdens zijn contacten met a.r. men
sen in oorlogstijd heeft Van Ruller
geconstateerd dat velen van hen het
erg moeilijk hadden met de vraag van
de wettige overheid: waren de Duit
sers dat of de regering in Londen?
„Hoe vaak ik daarover niet heb moe
ten spreken! Het is ook geen wonder
dat die houding voorkwam bij zo ge
zagsgetrouwe mensen als de a.r.!"
De weekends
Bijzonder goede herinneringen be
waart Van Ruller aan de weekends die
meestal onder zijn leiding voor redac
teuren en verspreiders van de krant
georganiseerd werden. Zo'n tien tot
twaalf mensen kwamen in een afgele
gen huis of boerderij bij elkaar en
spraken, na bijbellezen en gebed, de
zaken diepgaand met elkaar door.
„Vaak heb ik de jongens daar gezegd:
dit gevaarlijke werk kun je alleen
E. van Ruller
maar doen als je je in Christus gebor
gen weet. Je was je in die tijd voortdu
rend bewust van gevaar, je besefte
elke morgen dat de kans groot was dat
je er 's avonds niet meer zou zijn.
Verscheidene jongens die later dood
geschoten zijn heb ik goed gekend. Ik
zei op die weekends wel eens: als ze je
doodschieten schieten ze je direct de
hemel in. Je leefde toen wel onder
enorme spanningen, je had dat geen
mensenleven lang kunnen volhouden.
Ik weet ook niet of ik het nu nog zou
kunnen. Maar ik was toen in de kracht
van mijn leven, zo omstreeks de
veertig."
Wim Speelman heeft Van Ruller her
haaldelijk ontmoet. „Het was een kei
van een vent, een enorm organisator.
Van Randwijk vond hem te 'wild'
(Speelman was ook bij Vrij Nederland
geweest) en inderdaad durfde hij alles.
Als Wim Speelman was blijven leven
was hij een groot man geworden. Ik
ontmoette hem vaak doordat ik het
contact tussen de redactie en de ver
spreiders moest verzorgen. De laatste
maanden van de oorlog woonde ik met
Bruins Slot en Smallenbroek in een
huis aan de Amsterdamse Amstellaan
(ik meen nummer veertien) en Speel
man was daar toen ook met zijn ver
loofde Mien Bouwman. Ja, de Trouw-
groep bestond voor een groot deel uit
zeer jonge mensen, van even twintig
jaar. Ik was met mijn veertig jaar een
oudje; alleen mevrouw Van der Molen
was ouder (Schouten was toen al lang
in gevangenschap)"
Gesprek met Post
De naam van een andere bekende
verzetsman valt: Johannes Post. Met
hem had Van Ruller veelvuldig con
tact toen zij beiden in Barendrecht
verbleven „Ik had toen net een artikel
in Trouw geschreven 'Niet voor geld
maar voor recht', waaruit je kon lezen
dat wij er niet voor voelden geld en
andere middelen te verkrijgen uit kra
ken en overvallen. Dat stuk zinde Post
niet en hij zei tegen mij: Ik weet wel
wie dat stuk geschreven heeft, profes
sor Rutgers! Ik heb toen bekend dat ik
de auteur was en daarna hebben we de
kwestie helemaal uitgepraat".
Door dat gesprek ben ik totaal van
inzicht veranderd. Ook was van in
vloed dat ik had gezien en ervaren hoe
de groep van Post te werk ging, ik had
het gebed gehoord vóórdat ze erop
uittrokken voor een overval; van zo'n
gebed zouden de trainen je van de
wangen lopen.
„Mijn veranderde inzicht bleek uit een
volgend artikel: 'Het goed recht van
de overval', naar mijn eigen mening
altijd nog het beste stuk dat ik ooit
geschreven heb. Ook Bruins Slot en
Geesje van der Molen waren er wild
enthousiast over. Johannes Post was
een geweldige vent. Jammer dat hij
voor de overval op het huis van bewa
ring aan de Amsterdamse Wetering
schans (waar volgens de plannen een
aantal gevangenen bevrijd zou wor
den) toch te veel risico's heeft geno
men. De avond tevoren waren wij sa
men in Den Haag. ik heb hem er toen
nog voor gewaarschuwd. De overval
mislukte, dertien mensen verloren het
leven. Post zelf was binnen een dag
gefusilleerd in de duinen bij Over-
veen".
Moeilijk besluit
Scherp herinnert Van Ruller zich ook
nog de dramatische Trouwvergade-
ring in Amsterdam op 9 augustus
1944, waar beslist moest worden over
leven of dood van een aantal mede
werkers. De Duitsers hadden geëist:
stoppen met Trouw of we schieten een
aantal gevangenen dood. „Ik weet nog
dat ik uitUtrecht kwam,dat ik inAm-
sterdam Bruins Slot ontmoette en dat
we samen naar die bijeenkomst ge
gaan zijn. Er is daar lang gediscus
sieerd: moeten we doorgaan of niet?
Het was een afgrijselijke situatie, je
moest niet alleen denken aan de ge
vangenen zelf maar ook aan hun ou
ders, hun familie. Tenslotte was het
Wim Speelman die de doorslag gaf:
„Ik teken nooit een verklaring dat we
stoppen", zei hij en daarmee was de
zaak in feite afgedaan. Het is een
vreselijke beslissing geweest, temeer
nu je weet dat direct daarna in Vught
24 mensen gefusilleerd zijn. Ik heb
toen gezegd: ik hoop dat ik nooit meer
in mijn leven voor zo'n moeilijke keus
zal komen te staan."
Weinig fiducie
In het illegale Trouw vulde Van Ruller
meestal een klein rubriekje met korte
berichten en mededelingen. Zijn oor
deel achteraf: „Ik heb nooit een ru
briek verzorgd,, waarin ik zo weinig
fiducie had. Ik zette er alles in wat ik
maar hoorde, van de verspreiders of
van wie ook maar. Of het allemaal
waar was? De enige overweging was:
als het maar tegen de Duitsers gericht
was! Toen ik met het werk voor de
ondergrondse ARP begon, zei mijn
vrouw ongerust tegen me: „Je gaat
toch niet schrijven? Ze herkennen je
zo aan je stijl!" Maar Schouten zei na
de oprichting van Trouw: „Je moet
schrijven" en ik deed het. Schou
ten voegde aan zijn „opdracht" toe:
maar je moet het niet aan je vrouw
vertellen. Wist zo'n vrijgezel veel
Doorgaan
Ondanks alle gevaren en ellende van
de bezettingstijd ziet Van Ruller zijn
illegale werk nog altijd als een soort
hoogtepunt in zijn leven. Wat viel er
toen veel belangrijk en goed werk te
doen! En wat is er niet al voortgeko
men uit het illegale AR-werk: verzets
groepen en een blad waarvan de opla
ge zelfs één maal steeg tot 155.000. En
dat in een bezettingstijd, waarin
voortdurend gefusilleerd werd! In de
ontwikkeling van onze krant na de
oorlog kan hij zich wel vinden, al ga
ven de veranderingen wel eens even
moeilijkheden. Dat „Trouw" na de
oorlog moest blijven verschijnen
stond voor Van Ruller al lang voor de
bevrijding vast, ook toen Bruins Slot
nog aarzelde. Maar even vast was zijn
mening dat en daarin had hij de
hele Trouw-groep aan zijn zijde de
illegale Trouw-organisatie als zodanig
moest verdwijnen, dat men niet moest
proberen vanuit de illegaliteit posities
op te bouwen. Ook achteraf vindt Van
Ruller, gezien het resultaat, de beslis
sing om bovengronds door te gaan
„uitstekend" en hij citeert wat hij
Schouten eens hoorde zeggen: 't is
toch nog een aardige krant geworden!
door Rob Foppema
In één week en uit één tijdschrift komen drie stukken
Amerikaans medisch onderzoek die de aandacht trek
ken: uitzicht op betere behandeling van hartinfarct,
suikerziekte en spierdystrofie. Allemaal nog in het
prilste stadium, dus geen zaken om volgend jaar al in
de praktijk tegen te komen. Maar interessant genoeg
om te signaleren.
Prof. dr G. J. H. van der Molen Mevrouw W. Dijkstra-Bouwman Dr J. Schouten
Johannes Post
Wim Speelman
Het verhaal over het hartin
farct is een vervolg op de ont
dekking door de Britse groep
van J. R. Vane, anderhalf jaar
geleden, van de stof die voor
komt dat het bloed ons in de
aderen stolt. In de onbescha
digde vaatwand wordt voort
durend een stof geproduceerd
die bloedklontering tegengaat
en die voorlopig maar prostag
landin X (PGX) werd ge
noemd. Het was namelijk fa
milie van een groep stoffen, de
prostaglandins, die een ver
warrend aantal ingrijpende ef
fecten hebben op verschillen
de lichaansdelen en weefsels.
PGX bleek bovendien de
bloeddruk te verlagen, door de
spiertjes in de wanden van de
slagaders te laten ontspannen.
De vraag naar medische toe
pasbaarheid beantwoordde ik
destijd met „direct niet; op
den duur misschien". Dit voor
al omdat PGX bij kamertem
peratuur binnen twintig minu
ten onwerkzaam werd en dus
kennelijk ontleedde. Er zou
dus eerst een chemisch sta
biele vorm in elkaar geknut
seld moeten worden.
Maar dat vonden Allan M. Le-
fer en medewerkers in Phila
delphia niet eens nodig. Intus
sen is, na de structuurophelde
ring, PGX omgedoopt in PGI2.
met als roepnaam prostacycli-
ne. PGI2 is keurig stabiel en
hanteerbaar, als je het maar in
alcohol oplost en niet in water.
En het werkt in zulke minieme
hoeveelheden dat een kat er
niet bepaald dronken van
wordt wanneer je hem zo'n al
coholische oplossing in laag
tempo rechtstreeks in een slag
ader inspuit. Daarna begint
natuurlijk in het bloed wel die^
ontleding, dus je moet blijven
spuiten om de concentratie
PGI2 te handhaven.
Dat deden Lefer en zijn colle
ga's, en zij zagen dat binnen
twee minuten de bloeddruk
fors daalde terwijl de hartslag
ongeveer constant bleef en de
bloedvaten wijder werden. Dat
betekent dat het hart minder
hard hoeft te werken. Dat is
allemaal precies wat de dokter
zou willen bij een acuut hart
infarct, om te bereiken dat het
door gebrek aan bloedtoevoer
afstervende stukje hartspier zo
klein mogelijk blijft. Boven
dien moet PGI2 die bloedtoe
voer bevorderen, omdat ook de
kransslagaders die daarvoor
zorgen, er wijder door worden.
Door zijn werking tegen bloed
klontering tenslotte, zou PGI2
langs een biochemische om
weg ook nog het gevaar van
een tweede, secundair infarct
bestrijden. Het zou te ver gaan
om te zeggen dat het er alle
maal gezond uitziet, maar dat
Lefer en de zijnen hun resulta
ten met ingehouden enthousi
asme rapporteren, is begrijpe
lijk. (Science. 200, 5*54; 1978)
Suikerziekte
Dichter bij de toepasbaarheid
staat een artikel van H. F
Bunn, K H Gabbay en P M.
Gallop (Harvard Medical
School) over de relatie tussen
bloedsuiker en hemoglobine,
de rode kleurstof in het bloed
die zorgt voor het zuurstof
transport. Aan ongeveer vijf
procent van het hemoglobine
bij een gezond mens zit een
molecuul suiker op een zeer
bepaalde plek chemisch vast
gekoppeld. Bij mensen met
suikerziekte is dat twee tot
drie maal zo veel, weten we al
een jaar of tien
Maar pas de laatste tijd is dui
delijk geworden dat dit ver
schil een betrouwbaar hulp
middel kan opleveren om de
behandeling te volgen en in
grensgevallen de diagnose te
stellen. De diabetespatiënt
kan suiker in het bloed onvol
doende als energiebron gebrui
ken. Het bloedsuikergehalte
loopt op en suiker wordt via de
urine uitgescheiden. De be
handeling moet het bloedsui
kergehalte op een normaal ni
veau te brengen. In de praktijk
wisselt het. omdat het even
wicht tussen toevoer van sui
ker (eten) en energieverbruik
lastig te regelen is. Voor het
„instellen" van de patiënt
moeten in moeilijke gevallen
hele series bloedsuikerwaar-
den worden gemeten: elke rae-
ting is maar een momentop
name.
Het belang van het geglycosy-
leerde („besuikerde") hemoglo
bine is nu, dat het in één meet
waarde de totale toestand aan
geeft. Het blijkt namelijk om
een uiterst trage en gelijkma
tig lopende chemische reactie
te gaan. Tijdens de levensduur
van elk rood bloedlichaampje
(vier maanden) wordt de hoe
veelheid van dat bijzondere
hemoglobine langzaam opge
bouwd. en dat tempo is afhan
kelijk van de gemiddelde con
centratie bloedsuiker. Bij een
goed ingestelde patiënt zakt
het percentage met een vertra
ging van een week of vier weer
naar de normale waarde van
vijf. Eén meting is dus vol
doende om aan te geven hoe de
kwaliteit van de therapie in de
voorafgaande weken geweest
is. Dat kan leiden tot verbete
ring van de behandeling, aldus
de auteurs. (Science, 200,21-27;
1978)
Spierdystrofie
Wat A. Stracher, E. B. McGo-
wan en S. A. Shafiq (staatsuni
versiteit New York) over spier
dystrofie te melden hebben is
niet zo tot in details te begrij
pen. Dat kon ook niet, want de
precieze oorzaak van de erfelij
ke ziekten die tot aantasting
van het spierweefsel leiden, is
nog steeds niet bekend. Hun
aanpak heeft een wat brute
logica, maar ze bereiken wel
iets: een duidelijke vertraging
van het proces bij kuikens.
Wanneer spierweefsel wordt
afgebroken, luidde de redene
ring, dan moeten daar redelij
kerwijs proteasen aan te pas
komen, eiwitafbrekende enzy
men. Dat moet tegen te gaan
zijn met stoffen die proteasen
het werk bemoeilijken. Bij in
een glazen schaaltje gekweek
te spiercellen bleek dat inder
daad op te gaan. En omdat de
gebruikte stoffen weinig giftig
zijn, hebben de Amerikanen
maar eens geprobeerd of dat in
levende kuikens met erfelijke
dystrofie ook zóu werken. Van
af het uitkomen tweemaal in
de week een injectie. En dat
werkte, melden zij nu. In de
vier maanden dat zij de behan
deling doorzetten, liep de kwa
liteit van het spierweefsel
maar half zo snel terug als bij
onbehandelde dieren. Het
werkt dus zeker niet volledig,
maar er zou een behandelings
mogelijkheid in kunnen zitten.
(Science, 200, 50-51; 1978)
Ik heb in principe niets tegen sociologen, maar af en toe zou
je ze. En het was zo'n aardig en sympathiek onderzoekpro
ject. Staatsbosbeheer heeft bij een aantal natuurgebieden
bezoekerscentra ingericht. Daar kunnen recreant en natuur
liefhebber van te voren een indruk en wat uitleg krijgen over
wat er groeit en rondloopt.
De bedoeling is mooi. maar als
goed beheerder wilde Staats
bosbeheer wel eens weten hoe
het nou overkwam. Dat liep uit
op een onderzoekopdracht aan
de vakgroep Sociologie van
Primaire Groepen en Sociali
satieprocessen van de Utrecht
se universiteit.
De vakgroep dacht na. ver
vaardigde drie soorten enquê
teformulieren en sloeg in de
voorzomer van 1976 het weten
schappelijk beleg voor de be
zoekerscentra De Weerribben
en Het Zandenbos. De zaak
werd systematisch aangepakt.
Er werd een steekproef uit de
binnenkomende bezoekers on
dervraagd. En er werd een
steekproef uit de vertrekkende
bezoekers ondervraagd. Uit
het verschil tussen beide groe
pen moet het effect van het
bezoek zijn af te lezen. De ver
trekkers kregen bovendien nog
een vragenlijst mee naar huis.
Nog even een huishoudelijk
detail. „De onderzoekseenhe
den zijn de bezoekende gezin
nen. Zo veel mogelijk is de
man (vader) van het bezoeken
de gezin ondervraagd."
Laten we dit project verder
maar vergeten. De heren wor
den bedankt. Tenzij Staats
bosbeheer ze deze zomer als
nog op de vrouw (moeder) van
het bezoekende gezin afstuurt
En bi) voorkeur volgend jaar
nog eens op de Jongens en
meisjes (kinderen). Dan zou
den ze misschien tegen 1981
kunnen rapporteren wat het
effect van de bezoekerscentra
is op de bezoekers in hun volle
verscheidenheid. Want dat zou
best interessant zijn.