Vee! stemmen op vrouwen
Harteljk bedankt voor 't aanbod, ik loop liever
Innovatie: voer
voor economen
fel
Wisselen van de wacht
of een overval?
Wetenschap en techniek
door Rob Foppema
TET H ATERDAG 8 APRIL 1978
BINNENLAND
Trouw/Kwartet 13
Aantal vrouweliice statenleden weer flink gestegen
oor Cisca Dresse>uys
MSTERDAM Al een pleis-
r op de wond, ze moet me-
ouw M. HollermEikenberg,
VD-wethouder in jolde de 967
)orkeurstemmen iie men in
lar kieskring bij ci laatste ver
ezingen op haariitbracht, ge
leld hebben. Zij voor de der-
maal gekozen als WD-sta-
nlid in de proincie Drente,
orte tijd tevorn had zij in
tar eigen woonjiaats de teleur-
elling moeten /erwerken, dat
door haar e?en partij, niet
s lijsttrekker oor de gemeen-
raadsverkieziigen gekozen
erd. Omdat nevrouw Hollema
t als een getek aan vertrou-
en beschouwde, heeft zij zich
slemaal terggetrokken voor
gemeentraadsverkiezingen
i in het toaal zes jaar in de
oldense plitiek te hebben
neegedraaü", waarvan vier
ar als webouder.
k ben erg bi met die voorkeurstem
en: in heelDrente heb ik er 1266
ihad. Ik vim dat toch een teken dat
gewaardefd wordt en dat je werk
et onopgeierkt is gebleven. Er zal
ker een antal voorkeurstemmen,
Doral van aensen hier uit het dorp.
mij zijniitgebracht, omdat ze het
in nare zak vonden hoe ik hier uit
plaatsiijke politiek gemanoeu-
eerd ber Want. wanneer ze iemand,
e vier >ar wethouder is geweest,
et als lijttrekker willen plaatsen bij
verkieingen, kun je natuurlijk wel
treken (ver een gebrek aan vertrou-
n. Daaom heb ik de tweede plaats,
ie mij verd aangeboden niet aan-
ard".
wild lijsttrekker zijn of anders
ks. Ze vonden dat ik geen goeie
temmeitrekker zou zijn. Het is niet
iardop lezegd, maar ik heb toch wel
et gevcel, dat hier mijn vrouw-zijn
en rol sieelt. En dat spijt mij bijzon-
er, voonl van een partij als de VVD.
(ie toch niet zou mogen meewerken
En een cergelijke discriminatie. Maar
ze zulcn vast wel ontkennen, dat
t is, oirdat ik een vrouw ben, want
joiets kua je tegenwoordig niet meer
Iardop ztggen. zonder voor zeer be-
loudend versleten te "worden en dat
lillen de heren natuurlijk niet."
Ik vind let jammer, dat ik nu uit de
pad ga, is had nog graag een nieuwe
krmijn meegemaakt. Daarom ben ik
&g blij, dat ik mijn werk in de staten
rel kan voortzetten. Dat heb ik altijd
rg fijn werk gevonden. Nu ik uit de
tad wegga, betekent dat tegelijk dat
r geen vrouw uit de raad meer in het
ollege van B en W komt en ook geen
rouw meer op een verkiesbare plaats
p de VVD-lijst staat. Jammer hoor".
levrouw Hollema is een van de 10?
'ederlandse vrouwen, die bij de laat
te verkiezingen in de besturen vai
nze elf provincies gekozen zijn. De»
eer zullen er aanzienlijk meer vroi-
en in dit politieke werk meedraaim.
an in de vier jaar daarvoor: vóór Je
erkiezingen zaten er 85 vrouwen irde
rovinciale staten (op een totaal an
93 statenleden), dat worden er n. de
erkiezingen 109 (op een totaal van
05 statenleden). Dat betekent dus
en stijging van meer dan 28 prcent.
.indelijk wordt politiek ook (een
leetje) een vrouwenzaak.
>ntdekte je in de oude provnciale
taten één vrouw op de acht. ro is dat
én vrouw op de zes geworde. Wan-
leer je bedenkt, dat de helft en onze
evolking uit vrouwen bestast, is dat
og steeds een onevenredige ertegen-
roordiging. Maar in ieder g^al zit er
ooruitgang in en de verenigng Vrou-
14 De vrouw, die op de negentiende
plaats staat, heeft er weer 175. Een
duidelijke voorkeur dus. waarschijn
lijk vooral afkomstig van de vrouwe
lijke kiezers.
Bij de PvdA in deze kieskring is het
precies hetzelfde, alleen staat daar
„al" op de zesde plaats een vrouw, die
1161 stemmen krijgt, terwijl de man
boven haar er maar 147 heeft.
Dat het niet alleen in de stad zo is
gegaan, maar ook in de kleinere plaat
sen. bewijzen de uitkomsten van de
kieskring Wijchen. Daar zien we dat
mevrouw Verhees (op de elfde pla s)
540 stemmen krijgt, tegenover 367
stemmen voor de boven haar staande
heer Geenen. Bij de PvdA in deze
kieskring zien we 318 stemmen voor
mevrouw Van Riemsdijk (op de acht
ste plaats) tegen 51 voor de op de
zevende plaats staande heer Van der
Horst. Bij de WD hetzelfde verhaal:
231 stemmen voor mevrouw Van den
Broek (op de vierde plaats) tegen 38
stemmen voor de heer Haagsma (op
de derde plaats.) Ook Cora Smit op de
vijfde plaats bij de PPR kreeg aan
zienlijk meer stemmen (119) dan Jan
Ramaker, die op de vierde plaats
stond (16).
Cijfers
wenbelangen en de Rooie Vrouwen,
die al enkele jaren de actie „stem op
een vrouw" organiseren, kunnen toch
wel een beetje tevreden zijn. Er zijn
namelijk over de hele linie erg veel
voorkeurstemmen op vrouwen uitge
bracht.
Verkiesbaar
Overigens is het niet zo, dat de vrou
wen, die nu gekozen zijn, dat te dan
ken hebben aan enorme aantallen
voorkeurstemmen, die hen van een
onverkiesbare plaats naar „hogere
heerlijkheid" zouden hebben gesleept.
Alle vrouwen, die gekozen zijn, ston
den keurig op verkiesbare plaatsen op
de lijsten van hun partijen. Dat bete
kent, dat niet alleen de kiezers, maar
ook de partijen eindelijk doordrongen
zijn van het feit, dat politiek ook een
vrouwenzaak is.
Met name de Partij van de Arbeid
heeft in veel grotere mate dan tot nu
toe, vrouwelijke kandidaten op ver
kiesbare plaatsen op de lijsten gezet.
Deze partij had vóór de verkiezingen
in het totaal 32 vrouwelijke statenle
den in de elf provincies, na de verkie
zingen waren dat er 52. De totale winst
van 24 vrouwelijke statenleden in het
hele land, blijkt dus voor verreweg het
grootste deel (twintig) te danken te
zijn aan de Partij van de Arbeid. Het
CDA kreeg er vier vrouwelijke staten
leden bij, bij de WD bleef het aantal
gelijk, in enkele provincies kwam D'66
met een vrouw in de staten, die de
plaats innam van een vrouwelijke sta
tenlid van de PPR of de CPN, dat
verdween.
Provincies
Over het algemeen is de stijging van
het aantal vrouwen in de politiek het
grootst in die provincies, waar tot nu
toe juist weinig vrouwen in het provin
ciaal bestuur zaten. In de provincies
Noord- en Zuid-Holland is de situatie
bij vier jaar geleden vergeleken, nau
welijks veranderd (in Noord-Holland
zelfs met een terug), maar in provin
cies als Overijssel en Friesland^ie je
dat de vrouwen er goed aan te pas
gaan komen: in Overijssel steeg het
aantal vrouwen van drie naar negen
en in Friesland van zes naar tien.
Op alle hoofd-stembureau's in de pro
vincies is het de stemmentellers opge
vallen, dat er zoveel voorkeursstem
men op vrouwen zijn uitgebracht. In
Friesland, waar men vijf kieskringen
had, bleken in vier van de kieskringen
verreweg de meeste voorkeursstem
men naar vrouwen gegaan te zijn. Al
leen in de kieskring Dokkum haalden
de vrouwen deze top niet, dankzij een
klaarblijkelijk zeer populaire heer.
Meestal gaan de meeste voorkeurs
stemmen naar de eerste vrouw, die op
de kandidatenlijst voorkomt. Maar
ook vrouwen, die lager op de lijst
staan, springen er, vergeleken met de
mannen, die vlak boven en onder hen
staan, nog flink uit.
Arnhem
Wij hebben een aantal willekeurige
uitslagen erbij gehaald: van de kies
kring Arnhem bijvoorbeeld. Daar zie
je op lijst 1 van het CDA dat de eerste
vrouw op de lijst (die trouwens pas op
de zeventiende plaats staat) 188 stem
men krijgt, terwijl de man op de zes
tiende maar acht stemmen kreeg en
de man op de achttiende plaats maar
Om te zien hoe de positie van de
vrouwen in de verschillende provin
cies geworden is na de verkiezingen,
volgen hier de cijfers:
Groningen had vóór de verkiezingen
acht vrouwelijke statenleden (4 PvdA,
3 WD en 1 CDA) en na de verkiezin
gen tien (5 PvdA, 3 WD en 2 CDA).
Friesland ervoor: zes vrouwen (3
CDA, 2 PvdA, 1 WD) en erna tien (6
PvdA, 2 CDA, 1 WD en 1 Friese
Nationale Partij).
Drente ervóór: tien vrouwen (4
PvdA, 3 WD. 2 CDA en 1 PPR) en
erna negen vrouwen (4 PvdA, 3 WD. 1
CDA en 1 D'66).
Overijssel ervóór: drie vrouwen (2
CDA en 1 WD) erna: negen vrouwen
(4 CDA, 4 PvdA en 1 WD).
Gelderland ervóór: vijf vrouwen (3
WD, 1 CDA en 1 PvdA), erna: acht
vrouwen (3 PvdA, 3 CDA en 2 WD).
Utrecht ervóór: acht vrouwen (3
PvdA, 3 WD en 2 CDA) erna twaalf
vrouwen (6 PvdA, 3 WD, 2 CDA en 1
D'66).
Noord-Holland ervóór vijftien vrou
wen (7 PvdA. 4 WD, 1 CDA, 1 PSP. 1
CPN, 1 PPR) en erna: veertien (6
PvdA, 3 WD, 1 CDA. 1 CPN, 1 PPR, 2
D'66).
Zuid-Holland ervóór: twaalf vrou
wen (6 PvdA, 3 WD. 2 CDA, 1 CPN)
erna: twaalf vrouwen (8 PvdA, 3 WD)
en 1 CDA).
Zeeland, ervóór: vier vrouwen (3
PvdA, 1 WD), erna: zeven vrouwen, (4
PvdA. 1 CDA, 1 WD. 1 D'66).
Noord-Brabant, ervóór: acht vrouwen
(5 CDA. 1 PvdA, 2 WD) erna: elf
vrouwen (5 CDA, 4 PvdA, 1 WD, 1
D'66).
Limburg ervóór, zes vrouwen (3
CDA, 1 PvdA, 1 WD. 1 PPR) en erna
zeven vrouwen (4 CDA, 2 PvdA en 1
WD).
Gedeputeerden
De Provinciale Staten vormen eigen
lijk het algemeen bestuur van een
provincie, maar daarboven heb je nog
het dagelijks bestuur, de zogenaamde
gedeputeerden. Elke provincie heeft
zes gedeputeerden (er wordt een wets
wijziging voorbereid, waarin grotere
provincies een of twee meer gedepu
teerden mogen hebben dan kleine pro
vincies). Nederland kent dus 66 gede
puteerden en daarvan zijn er nu maar
twee vrouwen: mevrouw mr Ciathrien
Venzelaar-de Boer, die PvdA- gedepu
teerde is in Utrecht en mevrouw mr
Johanna van Driel CDA-gedeputeerde
in Gelderland. In september zullen de
nieuwe gedeputeerden gekozen wor
den. Het is te hopen, dat er dan ook in
deze, tot nu toe typisch mannelijke
bestuurscolleges, eens wat meer vrou
wen terecht zullen komen.
loor J. G. A. Thijs
)e afstand tussen mty woning en de
ilaats vanwaar het opnbaar vervoer
n de richting van mijidagelijks werk-
errein vertrekt bedaagt ongeveer
wee kilometer. Een iooi eindje, niet
illeen omdat de weg - met een keurig
ietegeld voetpad ereast langs een
iraaie oude trekvaa» voert, maar ook
omdat de afstandjuist geschikt is
mor tweemaal daa6 een wandelinge
tje van een minuu of twintig. Over
mits het werk op en kranteredactie
de mens het leuwedeel van de
arbeidstijd aan en stoel pleegt te
kluisteren en het chaam dus de nodi
ge beweging dre?t te ontberen, zijn
die wandelingejes mooi meege
nomen.
Een afstand vaitwee kilometer is ook
genoeg om te e/aren dat de moderne
tijd geheel eigfl problemen met zich
brengt. De we' langs de trekvaart is
ook toegankebk voor die produkten
van vernuft e welvaart die we met
een veel te rooi woord „automobie
len" noemen.Vooral in de uren, dat
half Nederlad op weg is naar zijn
werk of daaran naar huis terugkeert,
beweegt zicheen schier onafgebroken
rij lawaai e stank voortbrengende
vehikels lans het water. Wie veron
derstelt datriegenen. die het mecha
niek van dze voertuigen bedienen,
hun snelhel althans enigszins aan
passen aarde wat smal uitgevallen
weg en aarhet feit dat het water van
de vaart bevolkt wordt door veel gevo
gelte zoals eenden en waterhoentjes,
vergist zich deerlijk. Men jakkert er
vaak zo onbehouwen en wild op los
dat het de wandelaar bang te moede
wordt. En aangezien eenden en water
hoentjes in tegenstelling tot veel men
sen geen verkeersles genoten hebben
vallen er onder hen veel slachtoffers.
Met name in het voorjaar als de dieren
voorbereidingen treffen zich te verme
nigvuldigen kan het gebeuren dat je
op één tocht twee of drie „vers" aange
reden. nog bloederige vogels ziet lig
gen. Een afschuwelijke aanblik, die
echter niet lang blijft: een dag later
zijn de slachtoffers al zo goed als plat-
gereden. ze lijken één met de weg
geworden. Een paar veertjes zitten
met de uiteinden nog aan het asfalt
vastgeplakt en worden door de wind
heen en weer bewogen.
Vreemd
Wie zich door dergelijke taferelen en
door de decibellen motorlawaai niet
laat afschrikken en zich toch te voet
op weg begeeft, kan voor andere ei
gentijdse problemen geplaatst wor
den. Want een wandelaar kan kenne
lijk een vreemde aanblik bieden aan
wie zich met motorkracht voortbe
weegt; zelfs schijnt hij een gevoel van
medelijden te kunnen opwekken.
Op een morgen gebeurde het dat een
van de blikken voertuigen die mij pas
seerde stopte. Het claxongeluid dat
weerklonk was kennelijk bedoeld om
mijn aandacht te trekken. Achter het
stuur ontwaarde ik een bekend ge-
Foto uit. 1929 of 1930: een automobiel geparkeerd voor een houten politiepost waar
de toen 8 jaar oude „zeeweg" eindigt bij „Bioemendaal aan Zee".
zicht: iemand, wiens woning zich niet
ver van de mijne bevond, riep mij
hartelijk uitnodigend, toe dat daarbin
nen best ook plaats 'was voor mij
Kon ik dat aanbod om mee te rijden
afwijzen? Overwegingen voor en tegen
flitsten door mij heen, maar tijd voor
diepgaand beraad met mezelf ont
brak. Ik hakte de knoop door. ant
woordde wat onhandig dat ik graag
liep en dat ik dusDe vriendelijke
kennis trok een gezicht alsof hij een
wonderlijk verschijnsel opmerkte,
mompelde dat ik het natuurlijk zelf
moest weten en vervolgde, ten af
scheid opnieuw de claxon indruk
kend. zijn rit. Een dag of wat later
herhaalden zich de gebeurtenissen:
weliswaar een andere kennis, maar
hetzelfde claxongeluid, hezelfde jovia
le aanbod en dezelfde wat ongelovige
reactie toen de wandelaar onwillig
bleek. Weer een paar dagen later
maar ik zal mijn verhaal niet. zoals
Multatuli, eentonig doen worden en
slechts vermelden dat sindsdien ver
scheidene hulpvaardigen hun aanbod
om mij gastvrijheid in hun vierwieler
tezagen afgewezen.
Als nu in mijn nabijheid langs de
trekvaart een auto stopt, raak ik even
in verwarring: zou soms weerAu
tomobielen kunnen, overweeg ik dan,
niet alleen door hun physieke aanwe
zigheid hinderlijk zijn, soms heeft het
er veel van weg dat ze gevaarlijk dicht
in de buurt komen van wat met je
geestelijke vrijheid te maken heeft:
word je niet met zachte drang tóch het
automobiel ingewerkt?
Iets dat op vertroosting lijkt zou je
zoals zo vaak in het verleden kun
nen vinden: ook toen ergerden men
sen zich veelvuldig aan het blikken
vierwielig tuig. In het tijdschrift De
Wandelaar van oktober 1929 komt al
de klacht voor'dat wie uit de stad
Breda langs „den grooten weg" gaan
de het liefelijke Liesbosch wil berei
ken in „voortdurend levensgevaar"
verkeert. En van het feit dat de wereld
nu niet bepaald uitsluitend vóóruit-
gaat was menigeen ook toen al door
drongen: in „De Wandelaar" van ruim
een Jaar later schrijft Jan P. Strijbos
(naar aanleiding van de fel bekritiseer
de plannen van Bioemendaal om stro
ken grond langs de van Overveen naar
zee aangelegde „zeeweg" te bebou-
wem):.,Onze kinderen en zij die de
vroegere gesteldheid en toestand van
deze duinen hebben gekend, kunnen
zich onmogelijk een denkbeeld vor
men van den achteruitgang, de ont
luistering. maar wij die dit unieke
gebied bewandelden in den goeden
ouden tijd en de pracht ervan leerden
waarderen, kunnen niet anders dan
met ergernis de toenemende aftake
ling vaststellen en volgen."
Wanneer economen wat met de handen in het haar
zitten bij het verklaren van de huidige stagnatie en het
aandragen van recepten om er uit te komen, dan komt
•dat doordat zij het karakter van de industriële innova
tie onvoldoende in hun gedachtenwereld hebben be
trokken. Deze stelling komt mijnerzijds misvormd
en aangescherpt uit het aprilnummer van TNO
Project, dat over weinig anders dan innovatie handelt.
De verleiding van het tover
woord is daarbij bekwaam
weerstaan industriële vernieu
wing wordt neergezet als een
veeleisend en riskant proces.
En tussen op de praktijk ge
richte en geënte verhalen
springt één theoretische be
schouwing er duidelijk uit. Die
komt dan ook uit de afdeling
beleidsstudies van de groep
strategische verkenningen, zeg
maar de denktank van TNO
De jonge econoom dr. F Prak-
ke begint zijn verhaal nog
langs tamelijk conventionele
lijnen, door ons even te herin
neren aan het historisch uit
zonderlijke van de economi
sche groei in de laatste kwart
eeuw 11948-'73). In de geïndu
strialiseerde wereld produceer
den we met z'n allen gemid
deld elk jaar vier of vijf pro
cent meer dan het vorige. Zelfs
in de ontwikkelingslanden
ging het hard, maar daar werk
ten bevolkingsaanwas en on
gelijke inkomensverdeling
veelal tegen. Bij ons steeg het
vrij besteedbare deel van het
inkomen (voor andere dan eer
ste levensbehoeften) van ge
middeld 17 naar 33 procent.
Bij het verklaren en sturen van
die groei, meent Prakke, zijn
zijn vakgenoten er gemakshal
ve van uitgegaan dat technolo
gische vooruitgang een soort
natuurverschijnsel was Dat
bleef gewoon doorgaan, wan
neer je wat geld voor onder
zoek uittrok, dat speelde in de
modellen niet zo n duidelijke
rol.
Uniek
Die vereenvoudiging kunnen
de economen zich niet meer
veroorloven. Die kwart eeuw
van unieke groei, hing samen
met een even unieke techni
sche ontwikkeling, die aller
minst vanzelfsprekend door
gaat. Het voortdurend verder
uitbuiten van schaalvergro
ting in de produktie, hield ver
band met de groei van afzet
markten door vrijere wereld
handel en stijging van de
vraag bij verbruikers. De com
binatie van stijgende lonen en
concurrentie uit landen met
zeer lage arbeidskosten leidt
tot een grote nadruk op me
chanisatie meer dingen ma
ken met minder mensen en
meer machines.
Dat lijkt over te gaan, aldus
Prakke Dat Amerika al een
paar jaar kampt met een vrij
geringe toename van de pro-
duktiviteit (de produktie per
werknemer) „kan uitgelegd
worden als een teken dat er
bepaalde reële grenzen be
staan aan de mogelijkheden
van een aantal hiermee ver
bonden technologische ont
wikkelingstrajecten. hetzij in
de technische hetzij in de psy
chologische sfeer".
Maar er is meer aan de hand.
Prakke signaleert dat de na
oorlogse groei vooral berustte
op de beschikbaarheid van een
aantal vooroorlogse ..basisin
novaties". zoals de straalmo
tor. de halfgeleider (televisie,
computers), synthetische ve
zels. En je hoort nogal eens dat
onderzoek en ontwikkeling in
de industrie zich steeds meer
toespitsen op kleine verbete
ringen van het bestaande, „en
dat nieuwe basisinnovaties
ontbreken".
Zwerm
Dat zou kunnen kloppen met
de overigens omstreden waar
neming van de Duitser G
Mensch, dat zulke basisinno
vaties optreden in geconcen
treerde zwermen, die zich zo
om de vijftig jaar voordoen
Prakke bekijkt vervolgens de
natuurlijke levensloop van
zo n basisinnovatie, samenge
vat in de sierlijke curven die de
Amerikanen Utterback en Ab-
ernathy daarvoor tekenden.
Fasen
De verdere vernieuwing geldt
in de eerste fase het produkt
zelf Een goed voorbeeld is de
auto. Aanvankelijk werden zo
wel auto's die op stoom, als op
elektriciteit, als op benzine re
den. geproduceerd De ver
scheidenheid in uitrusting en
uiterlijk was zeer groot. Tegen
woordig zijn wezenlijke veran
deringen in auto's relatief zeld
zaam en treedt vooral in de
populaire klasse het verschijn
sel op dat verschillende fabri
kanten sterk op elkaar gelij
kende modellen produceren
De manier waarop ze gemaakt
worden, vertoont een andere
innovatiecurve In het begin is
dat hoogwaardig maar ongeor
ganiseerd knutselwerk, later
wordt met een serie innovaties
het produktleproces gestroom
lijnd. In de derde fase nadert
die ontwikkeling haar grenzen
„Zowel een dalende winstmar
ge als een wellicht verzadigde
markt bedreigen de lust tot
investeren en verder innova
ties" Bovendien „Produktivi-
teitsverbeteringen ten gevolge
van een procesinnovatie lijken
in de praktijk dikwijls be
grensd te zijn door de groei van
de afzetmarkt Een snellere
produktiestijging zou immers
Inkrimping van het bedrijf in
houden." Nu zijn we dicht bij
huis gekomen, hier staan on
miskenbaar arbeidsplaatsen
op de tocht. En als Mensch
gelijk heeft met zijn innovatie-
zwermen dan zitten we met die
hele vooroorlogse zwerm lang
zamerhand in fase 3 (En Kon-
dratieff, de uitvinder van dr
50-jarige conjunctuurgolf
lacht in zijn vuistje
Afwachten
Wanneer Prakke in dr indu
strie om zich heen kijkt, ziet
hij bar weinig nieuwe groei
punten die weer in zo n gezelli
ge en actieve fase 1 kunnen
beginnen. Wat moet je nu als
econoom, vraagt hij zich af.
wanneer deze visie waar zou
zijn. Om te beginnen kun je
afwachten tot het over gaat
Als de industrie geen brood
meer in de platgetreden paden
ziet, komt er volgens Mensch
een nieuwe zwerm basisinno
vaties. Je kunt zelfs actief af
wachten. door voor die zwerm
de akkers geploegd te houden
(laboratoria vitaal, het klimaat
voor kleine bedrijfjes met
nieuwe ideeën gezond i
Maar je kunt meer. vindt Prak
ke in een uitdagende stoeipar
tij met de gedachtenwereld
van Galbraith „Een tweede
mogelijke strategie is het in
grijpen in de richting van de
economische ontwikkeling We
hebben gezien dat deze in het
derde kwart van de twintigste
eeuw werd gekenmerkt door
een toename van materiële
welvaart en een groei van het
vrij besteedbare inkomen in
het bijzonder
Analoog aan Galbraith,
schrijft hij, kunnen we spreken
van een rijkdom aan technolo
gische innovatie in de particu
liere sector en een armoede
daaraan in de publieke sector
..De trein heeft zich minder
snel ontwikkeld dan de auto
De telefoondienst kan de ont
wikkeling in computer termi
nals niet bijhouden De stads
verwarming heeft het niet ge
haald ten opzichte van de in
troductie van de centrale ver
warming. De preventieve ge
neeskunde loopt achter bij de
ontwikkeling van nieuwe far
maceutische wondermid
delen."
Gegeven het feit, aldus Prak
ke. dat de vraag naar produk
ten en diensten de belangrijk
ste factor is In het innovatie
proces, zouden we kunnen zeg
gen dat de publieke behoefte
gebrekkig tot uitdrukking
wordt gebracht En hij pleit
dan voor socialisatie van de
vraag naar innovaties „niet
alleen een poltieke leus. maar
ook een middel tot stagnatie in
de economische en technologi
sche ontwikkeling te door
breken."
Een innoverende beschou
wing, hoewel ik het door Prak
ke gebruikte woord „innovati-
viteit" liever niet meer tegen
zou komen.
proctMnnoiviiK
fa*: I
introductie
fa*
ontwikkeling
f.isc 7
volwassenheid