-arsenaal bedreigt privésfeer
Wegvluchten voor radiorede van de Koningin
Zal innovatie het
echt gaan maken?
1?^
Elke Nederlander kan nu voor James Bond gaan spelen
Justitie is
machteloos
Wetenschap en techniek
ZATERDAG 1 APRIL 1978
BINNENLAND
Trouw/Kwartet PS21-RH23
een asbak
Afluisteren en zenden via een balpen een aansteker
een mini-microfoon
Reportage: Huib Goudriaan
Research: Arie Legerstee
AMSTERDAM Het afluister-arsenaal van gehei
me diensten is binnen het bereik van het grote
publiek gekomen. Asbakken, aanstekers en diplo-
matentassen met als inhoud een piepkleine, onvind
bare microfoon annex zendertje of bandopname
apparaatje overstromen de markt. En ze zijn niet
moeilijk te bedienen. Uit de catalogus van een
importeur van elektronica: „U behoeft geen genie op
elektronisch gebied of internationaal spion te zijn
om met deze uitrusting te kunnen werken." Elke
Nederlander kan nu voor enkele honderden guldens
voor James Bond gaan spelen.
AMSTERDAM Af
luisteren is in Neder
land verboden, evenals
het zonder vergunning
beschikken over zend
apparatuur. Volgens ar
tikel 139 A van het Wet
boek van Strafrecht is
hij of zij strafbaar, die
„met technische hulp
middelen. anders dan in
opdracht van deelne
mers (aan een gesprek)
afluistert in woningen
of besloten lokalen."
Deze wet „betreffende
de bescherming van de
persoonlijke leven
sfeer" trad in werking
op 22 april 1971.
De Telegraaf- en Tele-
foonwet van 1904 ver
biedt het de consument
te beschikken (dus ook
het kopen van afluister
apparatuur met een zen
dertje) over zendappara
tuur. Daarentegen mag
de groothandel deze ap
paratuur wel in voor
raad hebben. De justitie
ziet geen kans tegen het
kopen of in bezit hebben
van het huidige piep
kleine afluisterarsenaal
met zenders stappen te
nemen.
„Als de handet deze
dingen afzet is dat moei
lijk te voorkomen en wij
kunnen er niet bij gaan
staan," meent mr J. H.
C. Pieters, officier van
justitie in Amsterdam.
Mr Pieters is op de hoog
te van het bestaan van
deze geraffineerde elek
tronische mini-appara-
tuur. maar weet niet dat
ze in de detailhandel
te koop is. „Ik moet er
niet aan denken dat ie
dereen deze dingen in
handen krijgt en gaat
gebruiken," aldus de of
ficier van justitie.
De Amsterdamse importeur
K. van Hoogstraten, die twee
jaar geleden als eerste de zo
populaire „scanner" op de
Nederlandse markt bracht, is
ervan overtuigd dat het met
„deze handel" dezelfde kant
opgaat. „Straks wil Jan Rap
en zijn maat weten wat de
ander doet." De scanner, een
radio-ontvanger waarmee
mobilofoongesprekken kun
nen worden afgeluisterd, is al
in heel wat auto's van parti
culieren gemonteerd tenein
de onmiddellijk politie-wa-
gens te kunnen volgen „als er
iets aan de hand is". Het
wordt het nieuwe statussym
bool genoemd voor mensen
die uitgekeken zijn op hi-fi-
apparatuur, kleurentelevisie
of Amerikaanse kéukens en
uit verveling politie, brand
weer, GGD of het radio-ver
keer van Schiphol op de voet
volgen.
In bloempot
Maar deze vorm van afluiste
ren lijkt betrekkelijk on
schuldig vergeleken bij de
vele mogelijkheden om onop
gemerkt gesprekken van
buurvrouw, personeelsleden
of privé-en zakenrelaties vast
te leggen. Een microfoontje
met een zender gemonteerd
in een telefoon, een stoel
poot, een bureaulade of ver
borgen in een tas, pakje siga
retten of bloempot kan een
gesprek opnemen en ook uit
zenden naar iemand met een
ontvanger in de straat naast
het huis. Van Hoogstraten:
„Er zijn opnameapparaatjes
zo groot als een lucifersdoos
je, die pas gaan lopen als
iemand in de nabijheid gaat
praten. Het is mogelijk dat
het bandje dan later wordt
weggehaald, maar ook dat er
een zendertje bij is gemon
teerd dat het gesprokene uit
zendt zodat het een eind ver
der met een autoradio wordt
opgevangen. Dit soort zen
ders is namelijk op de norma
le radio's afgestemd."
Nog kleiner
Deze microfoon/Zender zo
groot als een lucifersdoosje
neemt nog geluiden op tot
een afstand van acht meter
van de microfoon en zendt
het opgevangene glashelder
uit tot maximaal 150 meter
buiten het vertrek. Prijs van
de zender: 125 gulden. Overi
gens is het lucifersdoosjes
formaat niet het kleinste.
Nieuw is een microfoon/zen
der met eenderde van de
grootte van een lucifersdoos
je. dat binnenkort te koop zal
zijn.
Importeur Van Hoogstraten:
„Bepaalde firma's in Europa
maken allerlei relatiege
schenken bij voorbeeld as
bakken waarin zendertjes
zijn verborgen die te ontvan
gen zijn op de 88 tot 108 FM-
band. Er zijn FM-zendertjes
leverbaar, die in een bos bloe
men kunnen worden ver
stopt. Ook worden zo zodanig
in de microfoon van een tele
foon gemonteerd, dat alleen
een deskundige dit kan ont
dekken. Een nog veel geraffi
neerder apparaat is een. zoge
naamd „geweer", een pijp,
die wordt gericht op een
raam en tot op 75 meter af
stand de trillingen veroor
zaakt door een gesprek op
neemt, zodat je het gesprek
kunt volgen of op de band
kunt vastleggen."
Welke mogelijkheden zijn er
nog meer? In de catalogi van
enkele firma's (voornamelijk
Japans fabrikaat) worden on
der meer genoemd:
Stetoscoop, waarmee alle
geluiden door ramen, deuren
en zelfs niet al te dikke wan
den kunnen worden opge
nomen;
Dezelfde stetoskoop, maar
dan verbonden aan een zen
der die de geluiden op een
kilometer afstand kan uit
zenden;
Draadloze miniatuur-mi
crofoon, die in de binnenzak
kan worden gedragen, onge
voelig is voor schudden bij
het lopen en zo (aldus de ca
talogus) „elk gesprek dat u
met uw partner voert kan op
nemen en bij belangrijke on
derhandelingen en gesprek
ken fantastische controle
mogelijkheden biedt". Tot op
vijfhonderd meter kan het
uitgezondene door elke FM-
radio worden opgevangen.
De bedrijfsduur is tachtig
uur;
Balpen, waarin een „sub
mini-zender", die zodra men
begint te schrijven elk ge
sproken woord tot honderd
meter afstand uitzendt. „On
gedachte mogelijkheden
voor aan de onderhande
lingstafel" aldus de cata
logus.
Stopcontact met inge
bouwde submini-zender en
microfoon;
Diplomatenkoffer met
dubbele bodem, die onder
de dubbele bodem een vol
automatisch bandopname-
apparaat verbergt dat auto
matisch dus ook bij afwe
zigheid elk gesproken
woord opneemt.
Bescherming?
Is het technisch mogelijk
zich tegen afluisteren te be
schermen? De catalogus
noemt een „telefoongesprek-
versluierapparaat", dat een
uitgaand gesprek codeert en
een gesprekspartner via een
decodeer-apparaat weer in
staat stelt het gesprokene te
verstaan. In dezelfde catalo
gus vinden we ook een appa
raat, dat (in werking zijnde)
verborgen zenders kan op
sporen. Van Hoogstraten
meent dat het opsporen van
afluisterapparatuur door de
omgeving te onderzoeken de
enig mogelijke bescherming
is. Weliswaar is afluisteren,
evenals illegaal zenden, door
de wetgever verboden, maar
eventueel om zich heen grij
pende afluister-praktijken
zouden nauwelijks door de
politie kunnen worden ge
controleerd.
Op de vraag wat voor soort
mensen afluisterapparatuur
betrekken, antwoordt Hoog
straten: „Volgens mij worden
ze gekocht en gebruikt door
zakenmensen, die besprekin
gen willen vastleggen of hun
personeel afluisteren, door
publieke vrouwen die zich
willen laten beschermen,
door mannen die hun vrouw
bespioneren als ze zelf niet
thuis zijn en .ach, ik hoor
zo veel." De importeur sluit
niet uit dat politie en Neder
landse veiligheidsdiensten
(BVD) gebruik maken van de
mogelijkheden, die de huidi
ge elektronica biedt. „En dan
zijn er natuurlijk mensen, die
ermee spelen; gewoon voor
de kick."
door J. G. A. Thijs
Het moet een zomeravond in een van de eerste
bezettingsjaren geweest zijn dat vrijwel iedereen
die zich tot onze familiekring mocht rekenen in
de huiskamer bijeen was om daar te luisteren
naar wat Koningin Wilhelmina vanuit haar Lon-
dense verblijf tot haar volk zou gaan zeggen.
Voordat de vertrouwde stem in de kamer weer
klonk had daar echter al een klein incident
plaatsgevonden: een van de gezinsleden, van wie
bekend was dat zij het leven zeer nauw nam, had
het op het laatste moment toch niet met haar
geweten overeen kunnen brengen naar de door
de bezetters verboden radiozender te luisteren
en was onder de uitroep „maar dat mag immers
niet!" de kamer uitgelopen. De Duitsers, zo had
zij bij zichzelf overwogen, vormden de „over
heid" en dus hadden we hen te gehoorzamen.
Een menselijk trekje in het verdere verloop van
het incident wil ik u niet onthouden. Het naar de
gang gevluchte gezinslid, dat niet alleen bekend
stond om een nauw geweten maar ook om een
forse dosis oranjeliefde, kon, toen de Koningin
was uitgesproken en de huiskamej niet langer
verboden terrein was. haar belangstelling en
haar nieuwsgierigheid niet onderdrukken en
vroeg enthousiast: „En wat heeft ze gezegd?"
Aan dit voorval moest ik denken toen ik las wat
dr. L. de Jong in het achtste deel van zijn
oorlogs-geschiedschrijving vertelt over het moei
lijke probleem waarvoor veel politieke gevange
nen geplaatst werden: mochten ze tegenover de
Duitsers wel liegen? De vraag of de bezettende
macht een „echte" overheid was of niet lag daar
voor veel christenen erg dicht tegenaan. En die
vraag was voor velen (ik meen: vooral gerefor
meerden) klemmend en, vooral in het begin van
de oorlogsjaren, niet licht te beantwoorden.
Want stond er in Romeinen 13 (in de toen nog
vrijwei algemeen gebruikte statenvertaling)
niet: „Alle ziel zij den machten, over haar ge
steld. onderworpen; want er is geene macht dan
van God, en de machten, die er zijn, zijn van God
verordend?" En was in de artikelen vier en vijf
van het a.r. beginselprogram al niet sedert 1878
sprake van de „overheid als dienaresse Gods".
Koningin Wilhelmina in haar werkkamer
in Londen.
en beleed de partij daarin niet dat die overheid
„regeert bij de gratie Gods"? (formuleringen, die
bij de wijziging in 1961 wel gemoderniseerd maar
wezenlijk niet veranderd zijn).
Gezagsgetrouw
Ook velen die steeds meer zouden gaan inzien
dat de Duitsers nu niet bepaald hun macht op
Romeinen dertien konden baseren, werden vaak
aanvankelijk toch beïnvloed door die instelling
van gezagsgetrouwheid. Zo noemde „Specta
tor", een kroniekschrijver in de gereformeerde
kerkbode van Brabant en Limburg, het in augus
tus 1940 een „zaak van wijs beleid" dat de pers
gebreideld werd. Want: „Laat de bezettende
macht vrije meningsuiting toe, dan betekent dit
dat de vijandelijke gezindheid alle dagen op
nieuw zich manifesteert en het publiek in deze
zin wordt voorgelicht en geleid." In hetzelfde
stuk betitelt hij de bezetters nadrukkelijk als
„overheid", al klaagt hij er wel over dat „de
dagbladen hopeloos eentonig worden; ze gelij
ken, wat enkele bladzijden betreft, precies op
elkaar. De lezer zoekt vaak vergeefs naar
de persoonlijke mening van den courantenman."
Maar de toon van ook deze kroniekschrijver
veranderde vrij spoedig. Toen hij met een spe
ciaal stukje het jaar 1940 uitluidde en de droevi
ge gebeurtenissen van dat jaar overzag („De
tiende Mei is de ontnuchterende slag gekomen
Bombardement, evacuatie, korte strijd")
constateerde hij ook dat er „van verschillende
zijden tegen onze traditiën actie gevoerd wordt"
en dat „de worsteling der geesten eigenlijk pas
goed begonnen is." Hij vond het „gevaar niet
denkbeeldig dat de verkregen gewetensrechten
„en detresse" zullen geraken." „Het ingrijpen in
allerlei levensuitingen van ons volk manifesteert
zich thans reeds. God zij ons genadig", verzucht
te deze kroniekschrijver eind 1940.
Colijn
Achteraf is het gemakkelijk te constateren dat
wie zo met zijn overheidsopvattine in de knel
raakte, de geschriften van de bekende voorman
nen niet zo erg goed gelezen had. Zo zou je
kunnen wijzen op wat Colijn in 1934 schreef,
woorden die nog in de zomer van 1940 herdrukt
werden in de tweede uitgave van zijn bekende
handboek „Saevis tranquillus in undis", (aan
welke herdruk de tekst van zijn veel-streden
brochure „Op de grens van twee werelden" toe
gevoegd werd) „Alleen aan een overheid." aldus
Colijn, „die Gods dienaresse is en haar recht van
regeren bewijst door een beroep op de rechtelij
ke ordeningen die Hij heeft gesteld voor ons
staatsleven, onderwerpen wij ons. Voor onrecht
vaardige gezagsaanmatiging of gezagsover-
schrijding bukken wij niet. Maar staat eenmaal
vast dat wij te doen hebben met een macht
van God verordineerd, dan is het ons geen verne
dering maar integendeel een eere, om ronduit te
spreken van onze overheid, om haar gezag te
begroeten als overheidsgezag, en aan dat gezag,
binnen de perken van zijn bevoegdheid, ons
gehoorzaam te onderwerpen."
'Een grens'
Jaren eerder, in 1928, had prof. dr. G. M. Hartogh
er al op gewezen dat „de ordeningen des Heeren
een grens (zijn) voor de macht van de overheid
en daarom ook voor haar erkenning". „Indien
een hooge overheid het leven en het levensrecht
van een volk zoekt te vernietigen in plaats van
het beschutten" dan heeft het volk volgens Har
togh „het recht en de roeping om onder biddend
opzien tot God den gezagsdrager te vervan
gen" (waaraan hij wel onmiddellijk toevoegde:
„Maar zijn de noodzakelijke voorwaarden niet
aanwezig, dan is het verzet tegen de overheid
ongeoorloofd". Nog verder in de geschiedenis
teruggaand zou je kunnen aanhalen wat Kuyper
in 1872 schreef: als de wet van de overheid met
de eeuwige wet in strijd is kan het nodig zijn dat
een natie met „de wapenen die de grondwet
aanbiedt" haar rechten verdedigt.
Niet 'wettig'
Die „oude" geschriften werden in veel boeken
kasten zorgvuldig bewaard, maar kennelijk wa
ren ze althans op bepaalde punten wat minder
zorgvuldig gelezen. En een moedig artikel dat de
in 1945 in Duitse gevangenschap omgekomen
professor mr. V. H. Rutgers in november 1941 in
het Nederlandse Juristenblad schreef zal het
„gewone volk" wel niet zo veel onder ogen geko
men zijn. Was dat in ruimere mate gebeurd, dan
had men méér kunnen lezen dat je een „gekroon
de rover, die gisteren den wettigen vorst ver
jaagd heeft, heden niet als een van God verordi
neerde macht hoeft te beschouwen" en dat Ro
meinen 13 niet bedoelt „het wettig gezag der
overheid op één lijn te stellen met de macht van
een overweldiger.Het zou nog een maand
langer duren voordat dr. Gezina H. van de Molen
in een illegale brochure schreef dat men onmoge
lijk de bezettingsmacht „den eeretitel van wetti
ge overheid" kon verlenen. De gewetensnood
van sommige mensen had toen al meer dan een
jaar geduurd.
door Rob Foppema
Het woord innovatie ga ik per week meer wantrouwen.
Niet dat de behoudzucht aan het toeslaan is, het is de
vrees voor het misverstand dat innovatie iets meer en
vooral ook iets mooiers zou zijn dan vernieuwing. Deze
taalkundige opmerking is hier op haar plaats omdat
industriële innovatie een van de kernbegrippen lijkt te
gaan worden van het wetenschapsbeleid.
De nieuwe minister, drs M. W.
J. M. Peijnenburg, vil binnen
een jaar een innovatienota op
tafel leggen. Daarin wordt aan
gegeven hoe de door de over
heid te beïnvloeden
onderzoekinstellingen kunnen
worden ingezet om de innova
tie bij het bedrijfsleven te be
vorderen. Wij zullen het meer
moeten hebben van hoogwaar
dige produkten waar veel ver
nuft in zit verwerkt. Erg goed
voor de (structuur van de)
werkgelegenheid. Met innova
tie worden de problemen aan
de wortel bestreden.
Vernieuwing dus. Dingen slim
mer gaan doen dan we deden.
Slimmere dingen gaan doen.
Met innovatie zijn we natuur
lijk al een eeuw of wat bezig en
alleen het onverhoopt in ont
binding geraken van onze sa
menleving kan het proces stui
ten. Wat ter discussie staat is
slechts het tempo waarin, de
richting, de accenten.
De opkomst van innovatie als
kernbegrip duidt op de opvat
ting dat het tempo hoger zou
moeten. De accenten worden
ook duidelijk gelegd. De in ons
land zetelende grote concerns
hebben hun innovatie dik voor
elkaar. Die hebben hun eigen
onderzoekinstellingen, en ze
weten de weg naar andere wan
neer dat handiger lijkt. Het
zijn de middelgrote en kleine
ondernemingen die de boot
naar de innovatie dreigen te
missen, althans vernieuwingen
invoeren in een tempo dat la
ger ligt dan wenselijk lijkt.
Dat probleem is niet uit de
lucht gegrepen. De al enige tijd
in de steigers staande her
structurering van de Neder
landse organisatie voor toege
past wetenschappelijk onder
zoek (TNO) is er mede door
geïnspireerd. En als het leggen
van dat accent wordt geholpen
door de opkomst van het be
grip innovatie, dan kan dat
nog wel nuttig werken ook. Als
het maar geen toverwoord
wordt dat voor diepgang en
inzicht in het probleen een hol
le garantie biedt. Als maar dui
delijk blijft dat over tempo en
accent iets gezegd is. maar
over de richting nog niet.
Nieuws
Deze ontboezeming is opgeroe
pen door ThD nieuws, het
sinds een recente herstilering
voortreffelijk ogende week
blad van de technische hoge
school Delft. Het laatste num
mer ziet onder het motto „TH
en innovatie" de werkelijkheid
recht in de ogen Dat heeft het
voordeel dat je niet hoeft te
wachten tot de minister over
zijn nota is uitgedacht en dat
je, wie weet, nog enige invloed
kunt uitoefenen ook.
De redactie begint met vast te
stellen dat rond de „kreet" in
novatie veel spraakverwarring
bestaat. „Technici spreken
gaarne van uitvindingen, ver
nieuwingen. die óf tot een
nieuw produkt leiden óf tot
een nieuw en beter produktie-
proces (rationalisatie). Marke-
ting-mensen spreken pas van
innovatie als een nieuw pro
dukt aanslaat Bekend is de
trits: duizend ideeën voor een
produkt. honderd ontwikkelin
gen van een produkt. tien pro
dukten die het redden om in
produktie te worden genomen
en één produkt dat aanslaat."
Dat is geen trits, als ik nog kan
tellen, maar een kwarts. Maar
het scenario is naar het leven
getekend. „Technici hebben
nogal eens de neiging om
slechts naar de eerste kant van
innovatie te kijken", waar
schuwt ThD nieuws, „en daar
door hun eigen rol te over
schatten." De ThD is gewaar
schuwd, en de minister daar
mee ook. Eenvoudige recepten
helpen niet.
Geen schijnbaar gemakkelijke
oplossingen dus. maar dat be
tekent niet dat men in Delft
met de handen over elkaar zit.
Een vooralsnog kleine groep
van mensen is over zeer con
crete maatregelen aan het den
ken. Geen alomvattende op
lossingen, maar gewoon din
gen die de goede kant op lijken
te kunnen werken. Uit hun
midden prof. Ir. B. P. Th. Velt-
man (signaalverwerking):
„Het doet mij altijd wat merk
waardig aan dat wij ons grote
inspanningen getroosten om
ontwikkelingsplannen en pro
jectbeschrijvingen op te stel
len, om deze vervolgens naar
het departement te sturen.
Nota bene naar een instantie
die er zeker geen inhoudelijk
gebruik van zal maken." (Hier
doet misschien iets pijn. in
Den Haag, maar het leven is
hard.) Veltman weer: „Er zijn
30.000 ondernemingen in Ne
derland. De helft daarvan be
hoort zich te bekommeren om
ondereoek. Naar schatting zijn
er 7.500 inderdaad actief bezig
om onderzoekresultaten in
hun produkt of produktie te
verwerken. Een jaarlijkse pu-
blikatie van een gesorteerde
lijst van lopende TH-projecten
(voorzien van naam en tele
foonnummers van de project
leider) zal een belangrijke in
formatiebron voor deze bedrij
ven ziin."
Als die weg eenmaal gevonden
is, aldus prof. Veltman, kun
nen kleine bijstellingen in een
onderzoekproject volgen, die
de praktische bruikbaarheid
soms aanmerkelijk vergroten.
Zijn tweede suggestie: Laat de
TH gastvrijheid verlenen aan
mensen uit de industrie om, in
haar onderzoeksfeer, een mee
gebracht project uit te werken.
„De vakgroep fungeert daarbij
voornamelijk als klankbord,
zij draagt kennis over en stelt
haar onderzoekapparatuur ter
beschikking." Een vermaat
schappelijking van het hoger
onderwijs in andere zin dan de
uitvinders van de term hebben
gedacht.
De derde suggestie van Velt
man doet weinig tastbaar aan.
maar zou wel eens een hele
goeie kunnen zijn: stel verbin
dingsmensen aan, door hem in
goed militair jargon „liaison-
officers" gedoopt. In veel ge
vallen zal de TH het werk in
eigen hand houden, maar
„rechtstreekse kontakten tus
sen academische onderzoek
teams en het bedrijfsleven
kunnen tijdrovend en daar
door frustrerend zijn. Tussen
personen zijn noodzakelijk om
doelmatig te kunnen werken.
Deze liaison-officers moeten
het kontaktgebied bouwrijp
maken: zij moeten de moge
lijkheden van de TH kennen
en de behoefte van het bedrijf
weten in te schatten." (en om
gekeerd - rf.)
Veltmans vierde punt is een
ondersteuning van de gedach
te die zijn collega Latzko on
langs ontvouwde: bevordering
van de aanleg van rijksweg
124. Dat is geen concreet be-
tonlint. Het is het abstracte
idee van een riskante maar als
het lukt waardevolle, „kenni
sindustrie" met wortels in de
academische bedrijvigheid.
Het is geënt op het zeer concre
te voorbeeld van „Route 124"
in de Amerikaanse staat Mas
sachusetts, waar in de uitstra
ling van de Stanford universi
teit en het Massachusetts In
stitute of Technology talloze
bedrijfjes groeien en ontstaan
op basis van een idee. De be
denker of uitwerker ziet er wel
wat in en verkiest de bewe
gingsruimte van de eigen on
derneming boven de inbed
ding in een bestaande gigant.
Latzko noemt als wel zeer
geslaagd voorbeeld het
toonaangevende rekenappa-
raatjesbedrijf Hewlett-Pac
kard. De firma begon in 1937,
op basis van het afstudeeron
derzoek van Hewlett, in de ga
rage van Packard. Zodoende.
Het voorbeeld is mooi (en Phil
lips begon ook in een schuur)
maar Route 124 is een levende
realiteit.
Verlof
Alleen wordt ontluikend on
dernemerschap in Amerika on-
bevangener benaderd dan in
onze streken Prof. Latzko ziet
dat duidelijk in en hij heeft
een even duidelijk idee om dat
wat recht te breien Geef ie
mand die op een instituut iets
uitgevogeld heeft, raadt hij
aan, een paar jaar buitenge
woon en onbetaald verlof om
die vinding commercieel te ex
ploiteren. Aan het eind van
zo'n periode zou de mederwer-
ker moeten kunnen kiezen tus
sen definitief ontslag (en een
groeiend bedrijf) dan wel te
rugkeer naar de oude plaats
(en de daaraan gekoppelde
welvaartsvaste pensioen
rechten).
Latzko is de eerste om te er
kennen dat dit een onorthodox
idee is. „Ik ben me er van be
wust dat van ambtelijke zijde
talrijke goed-gedocumenteer-
de bezwaren naar voren zullen
worden gebracht. Deze bezwa
ren wil ik bij voorbaat afdoen
door te wijzen naar de steeds
verdere afbrokkeling van de
werkgelegenheid en met de
constatering dat de ambtelijke
regelingen er zijn voor de sa
menleving. Die regelingen
moeten dan ook kunnen wor
den aangepast aan de behoef
ten van de samnelevlng."
Daar is geen woord 8paans bij,
en weinig Haags ook Dat
daagt minstens uit tot interde
partementaal overleg tussen
Onderwijs (verlofgever). Bin
nenlandse Zaken (rechtsposi
tie ambtenaren) en Economi
sche Zaken. (En Landbouw, als
het een Wagenings instituut
was.) Eenvoudige recepten hel
pen niet.