,Het Vaderlandsch
Gevoel' uit
museumkelders
gehaald
Literatuur als oerwoud
Stilstaan bij ondervinding
Glimlachend
terugblikken op de 19e eeuw
Subtiele journalen van J. J. Peereboom
ZATERDAG 1 APRIL 1970
Trouw/Kwartet PS23-RH15
door G. Kruis
Het grootste deel van de schil
derijen die nu tot 26 juni in
het Rijksmuseum te Amster
dam hangen op de tentoon
stelling ..Het Vaderlandsch
Gevoel, Vergeten negentien-
de-eeuwse schilderijen over
onze geschiedenis" betreft
werken, die, zoals je altijd is
bijgebracht, daar niét horen
te hangen.
Schilderijen immers, die het moe
ten hebben van een vérhaal, kun
nen zo al niet veel zijn en als die
verhalen dan ook nog geïnterpre
teerd worden als door veel van die
hier vertegenwoordigde kunste
naars. blijft er weinig meer over
dan op zijn best wat elegant ge
schilderde pathetische dramatiek.
Daarom verdwenen die schilderij
en na verloop van (korte) tijd dan
ook successievelijk naar de kelders
en zolders van de musea als ze al
niet helemaal spoorloos rr akten
en de namen van de meeste kunste
naars. die zich met de zogenaamde
historieschilderkunst bezighielden,
want daar gaat het hier om. haal
den de kunstgeschiedenis niet of
verdwenen daar langzamerhand en
geruisloos uit.
Toch behoorden veel van hen tot
de groten van hun tijd en omdat
die tijd nu al weer heel lang achter
ons ligt. beginnen we het allemaal
weer interessant te vinden.
Een heel vreemde zaak eigenlijk,
zo'n kunstvorm, die eens zo onge
looflijk populair was en daarna zo
nadrukkelijk verguisd en zelfs met
afkeer benaderd werd. Dat vond
een doctoraal-werkgrocp van stu
denten van het Kunsthistorisch In
stituut van de Universiteit van Am
sterdam ook. Met hun geestdriftige
inzet. ze waren al sinds 1975
bezig met hun onderzoek kon het
museum deze bijzondere tentoon
stelling realiseren.
't Is een uitermate boeiende, zeer
goed voorbereide en begeleide pre-
D. F. Dubois: ..De zelfopoffering
van Van Speyk" 1831. Van Speyk is
hier op het moment afgebeeld dat hij
in het kruit schiet als de gewapende
Belgen de kajuit binnenstormen.
Er bestonden verschillende opvat
tingen over de vraag op welke ma
nier Van Speyk het kruit had doen
ontbranden. Sommigen geloofden
dat hij het met een brandende sigaar
had gedaan, anderen waren van me
ning dat hij in het kruit had gescho
ten. Dubois koos voor de laatste op
vatting.
sentatie. Maar om dat helemaal te
kunnen genieten, moet je eigenlijk
wèl van tevoren een catalogus ko
pen waarvoor twintig gulden,
voor de liefhebber, echt niet te
duur is die uitgebreid bestude
ren en dan pas de tentoonstelling
bezoeken.
Want een onvoorbereid bezoek zal
toch voor veel mensen wel een klap
in 't gezicht zijn: het lijkt erop dat
je geconfronteerd wordt met een
enorme collectie edelkitsch
Maar 't was tóén allemaal heel goed
bedoeld, in feite was het zelfs wat je
nu zou noemen, geëngageerde
kunst. De Nederlandse burgerij
moest na die weinig roemrijke
achttiende eeuw met als laagte-
punt de Franse bezetting, nodig
weer eens helemaal opgekrikt wor
den en daarbij speelden de kunsten
en vooral de beeldende kunsten,
een grote rol. Zij dienden zoals Pot-
gieter het geschreven (of eigenlijk
voorgeschreven) had ..door het
penseel den indruk yan het goede
en groote in onze geschiedenis te
verlevendigen en te versterken".
De schilderijen, aquarellen, teke
ningen en prenten die op deze ten
toonstelling te zien zijn ruim 130
zijn dan ook niet gekozen omdat
ze estetisch zo de moeite waard
zijn, 't ging erom dat ze zo goed
mogelijk beantwoordden aan de ei
sen die toen aan de historieschil
derkunst gesteld werden: duidelij
ke herkenbaarheid, historische
nauwkeurigheid (waarheid) en het
kiezen van het juiste moment, het
hoogtepunt van een gebeurtenis.
Bekende gebeurtenissen denk je.
onderwerpen, zo las ik ook ergens
in de catalogus, die dikwijks aan
sluiten bij de beelden van onze
vaderlandse geschiedenis, die wij
van kindsbeen meedragen. Sommi
gen van ons althans, want de en
quête. die vóór het begin van de
tentoonstelling gehouden werd
over 33 belangrijke figuren van wie
op de expositie werken aanwezig
zijn, had verrassend negatieve re
sultaten. De ondervraagden het
soort schoolopleiding had nauwe
lijks invloed op de score wisten
wel dat Rembrandt, om een voor
beeld te noemen, de Nachtwacht
had geschilderd en dat de Gijs-
brecht van Aemstel van Vondel
was, maar daarentegen dacht 28
procent dat, De Ruyter de Slag op
de Javazee geleverd had en 20 pro
cent dat de Watergeuzen de kust
verdedigden tegen de aanvallen
van de Noormannen. Dertig
procent kende zelfs de vader des
Vaderlands, Willem van Oranje
niet en 28 procent maakte Egmond
en Hoorne uit voor de leiders van
de remonstraten en contra-remon-
straten. En de mooiste van alle
maal: niet minder dan 24 procent
kenschetste Van Speyk („Dan lie
ver de lucht in", vandaar mis
schien) als de eerste Nederlandse
ballonvaarder!
Voorbeeld
Dat is trouwens het laatste onder
werp van deze chronologisch inge
richte tentoonstelling die met de
Romeinse tijd begint. De helden
daad van Van Speyk is een typisch
thema voor een historieschilderij:
het stellen van een goed en dapper
voorbeeld.
En zo werd zo'n schilderij (in dit
geval in het Algemeen Handelsblad
van 26 september 1834) besproken:
die hem in Neèrlands geschied-
rollen naast Neèrlands grootste
zeehelden plaatst. Een mengsel
van edelen trots, van fiere veront-
waardering, van diepe minachting
jegens de lafhartigen, welker hoon
en smaad hij trotseert, van een
bovenmenschelijk onuitsprekelijk
gevoel, waarvoor de taal geene woor
den heeft, staat op 's zeemans ge
laat te lezen". En dan de kritiek
„Jammer, dat de beschouwer van
het verhoogde gevoel van vader
landsliefde en zelfopoffering, het
welk Van Speyk op hem verwekt
heeft, wordt afgetrokken door de
onedele vrees, zigtbaar op het ge
laat der twee vlugtenden ma
trozen".
De catalogus een boekwerk van
meer dan driehonderd pagina's
geeft bij ieder schilderij een uitge
breide (historische) toelichting,
vaak met dergelijke recensies uit
de tijd van het ontstaan. Die gin
gen zelden op de artistieke aspec
ten in, maar waren zeer kritsch wat
betreft de uitwerking van de onder
werpen.
De waarheid
De „waarheid" was van groot be
lang en als daar de hand mee ge
licht werd, was de kritiek helemaal
niet mals. Over J. A. Kruseman's
schilderij over de moord op Willem
van Oranje b.v.: „Het (hoofd) lijkt
bovendien op het hoofd van een
dode, die reeds in een vergevorderd
stadium van ontbinding verkeert,
terwijl de Prins nog niet eens zijn
laatste adem heeft uitgeblazen" En
verder deugde er volgens de (ano
nieme) criticus niets van het pis
tool, de kleding was te warm voor
de tijd van het jaar en het was
bovendien volgens hem nog geen
goed gelijkend (op vroegere voor
beelden) portret ook.
En bij S. Opzoomer's „De Gebroe
ders De Witt in de Gevangen
poort": „En op de kamer, zoo men
op de gevangenpoort kan zien, is
juist dóór geen geen deurWij
dulden geen afwijkingen dóór.
waar het de geschiedenis van ons
vaderland, meer nog, groote man
nen geldt".
Zo passeren ze allemaal revue, de
grote mannen, een enkele vrouw,
bekenden zoals Floris V, Jacoba
van Beieren, Jan van Schaffelaar,
Erasmus. Philips II, Kenau Si-
monsd. Hasselaar. Heemskerk en
Barendsz, Hugo de Groot, Vondel.
Rembrandt en nog een heel rijtje
schilders. De Ruyter. Tromp en
niet zó bekenden als Melis Stoke,
Arnoud Beiling (toen kennelijk
zéér populair), Lambert Meliszoon,
Magdalena Moons, Margaretha van
Kalslagen, ds. Hambroeck. Willem
Crul, ze zijn er allemaal.
Ook op schoolplaten, de nalopers
van de historieschilderkunst een
kleine nostalgische collectie, waar
je weer eens merkt hoe wonderlijk
het allemaal Jcan lopen. Waar
Isings, die zo'n jaar of vijftien gele
den „alleen maar" illustrator was
en als kunstenaar nauwelijks mee
telde, nu een „grootmeester van
het genre" genoemd wordt
Zeker niet missen, deze unieke ten
toonstelling, die tot 26 juni te zien
C. Kruseman: „Vertrek van Philips
den II uit de Nederlanden" 1832. Op
een tentoonstelling in Amsterdam in
1834 werd er aan die titel nog toege
voegd: „den Prins van Oranje te
kennen gevende, dat hij zijne bedoe
lingen doorzag".
door T. van Deel
Wie wel eens heeft geprobeerd op te schrijven wat hem trof in
een situatie of tijdens een gesprek, weet dat het heel moeilijk is
om ervaringen precies onder woorden te brengen. Meestal is de
tekst niet in staat de gecompliceerde inhoud van het beleefde
vorm te geven: hij is öf te eenvoudig öf te afstandelijk
redenerend. Een middenweg, die aan ons verstand èn ons
gevoel (dat wil zeggen: aan onze behoefte aan begrip èn aan
onze reële ondervinding) recht doet, is maar een enkeling in
staat te bewandelen. Zo iemand is, vind ik, J. J. Peereboom.
De bundel „Ik ben niets veran
derd". waarin Peereboom onlangs
zijn journaalfragmenten samen
bracht, is mij op slag zeer dierbaar
geworden, omdat er talloze ervarin
gen zodanig in beschreven staan,
dat ze helder en transparant wor
den, zonder in te boeten aan veel
kantigheid. Het is natuurlijk vooral
een kwestie van vormgeving en
Peereboom is een subtiel stilist
maar ook van aandachtige bele
ving en scherpzinnige analyse van
wat zich in de wereld voordoet.
Twee woorden, die ik hierboven al
gebruikte, komen een paar keer in
door J. van Doorne
Soms vraag je je wel eens in gemoede af,
wat toch wel de reden mag zijn waarom
een auteur een bepaald boek geschre
ven heeft. Tevens zou je dan willen
weten, waarom een uitgever tot uitgave
ervan wilde overgaan. Zulk een boek is
voor mij „De onbekende partner" van
Jerzy Kosinski. De roman wordt aange
kondigd als een thriller. Dat is om te
beginnen al niet waar.
De thriller is een verhaal dat je tijdens het
lezen van afschuw, maar vooral van angst doet
rillen. Een dreiging van onbekend gevaar ligt
besloten in ogenschijnlijk gewone omstandig
heden. Er kan ook sprake zijn van hevige
spanning.
Dat alles is in dit boek niet te vinden. De
hoofdfiguur, ene George Levanter, is een Rus.
die niet meer in zijn land terug mag keren en in
Europa en de Verenigde Staten een aantal
avonturen beleeft. De uitgever geeft aan het
boek onder meer deze uitspraak mee: „De
grens tussen gewelddaad en liefdesuiting ver
vaagt in sexuele handelingen, die het uiterste
aan menselijke mogelijkheden beproeven."
Ik zal die menselijke mogelijkheden in dit boek
opsommen. Daar is incest: George is een tijd
lang de minnaar van zijn moeder. Verder zijn er
afpersing en andere vormen van bedrog. Dan
zijn er in dit boek nauwkeurige beschrijvingen
van sadistische moorden, waarvan er enkele
door de hoofdfiguur bedreven worden, zonder
dat ook maar van enige ethische bezinning
sprake is. Dan worden het lot van trans-sexue-
len en de gedragingen van zowel mannelijke als
vrouwelijke homo-sexuelen beschreven. Ten
slotte zijn er uiterst gedetailleerde beschrijvin
gen van paringen ingelast. Dat alles zonder dat
ook maar een poging ondernomen wordt om de
hoofdfiguur aanvaardbaar te maken. De man
blijft een schim. De roman heeft geen verband,
geen intrige. Het werk ontroert nergens, boeit
nergens. Dit boek is een modieus lor, een
gelukkig vrij zeldzaam voorbeeld van volstrek
te literaire waardeloosheid.
geboren Iris Murdoch. Zij heeft heel wat ro
mans op haar naam staan, die alle gemeen
hebben, dat zij tamelijk boeiend zijn, omvang
rijk en naar compositie vernuftig. De verhaal-
gang is meestal logisch en voert naar een voor
de lezer bevredigend slot, waarbij moet worden
opgemerkt, dat de door haar beschreven ge
beurtenissen vaak uiterst merkwaardig zijn.
Ook is haar werk meta-fysisch topzwaar.
Te oordelen naar haar romans is zij gelovig
rooms-katholiek. Er zit in haar boeken een
duidelijke tendens van christelijk getuigenis,
althans van een positieve religiositeit.
Van Murdoch is onlangs „Henry en Cato" ver
schenen, het verhaal van twee vrienden, waar
van Henry uit de Staten naar Engeland terug
keert omdat hem een landgoed is toegevallen.
Hij vindt daar zijn vriend Cato als priester
terug. De schrijfster laat de beide vrienden heel
wat beleven: Henry wil van het landgoed af en
Cato wil een „beeldschone" jonge dief redden.
Dan is er nog het zusje van Cato dat verliefd
wordt op Henry, die echter met een avonturier
ster denkt te moeten trouwen. En dan is er nog
heel wat meer. Alles schijnt mis te gaan, maar
door kidnapping, moord, gezond inzicht van
Henry's moeder en vooral de charmes van het
zusje, komt alles op zijn pootjes terecht.
Het nare van deze roman is, dat je al lang voor
het einde durft te wedden dat Henry zijn land
goed houdt en het bekoorlijke zusje van Cato
huwt en dat Cato bevrijd wordt van zijn hem
martelende bekeringsdrang.
En ja hoor: zo gebeurt het, alle diepzinnige en
edele bespiegelingen ten spijt. Ik kan dan ook
bepaald niet zeggen, dat dit toch wel verdien
stelijke boek mij een geslaagde roman toe
schijnt. De boodschap van de roman ligt er te
dik en te slordig bovenop. Toch geloof ik dat
het boek velen boeien zal.
Beeldrijk
Stap
Fanus Neagu
Het is een hele stap van de thans in de V S
wonende en in 1933 geboren Pool Kozinski (ook
wel Kozinsky geschreven), wiens boek „De ge
verfde vogel" in Nederland enige bekendheid
kreeg, naar de Engelse, in 1919 in Ierland
Een merkwaardig werk is „De mooie gekken
van de grote steden" van de Roemeen Fanu§
Neagu. De auteur werd in 1940 geboren. Hij
geldt, zo vertelt mij de uitgever, voor een van
de voornaamste vernieuwers van de moderne
Roemeense letterkunde.
Voor de meeste Nederlanders zal de enige be
kende Roemeense auteur wel Carmen Silva
zijn, ofwel Luise von Wied, de gemalin van
Carol I van Roemenië. Hoe hetzij, tussen haar
werk en dat van Neagu valt geen enkel verband
te leggen.
„De mooie gekken van de grote steden" is
geschreven in een zeer beeldrijke taal. Wij
kunnen een mooie jonge vrouw vergelijken met
een roos. Maar Neagu beschrijft er dan tevens
een heel landschap bij. Dat irriteert in het
begin, maar later ga je al lezend die uitweidin
gen waarderen, hoe verwarrend ze mogen zijn.
Want elke metafoor verrijkt het beeld van het
decor.
De hoofdpersonen zijn een gevierde chanson
nier, een voetballer van Dynamo, een auteur en
een danseresje. Ze zijn met wat wij haat-liefde
noemen met elkaar verbonden.
De geschetste gebeurtenissen zijn onwezenlijk,
doordat ze onwezenlijk, grillig en onduidelijk
beschreven zijn. Bij herhaling moest ik mijn
uiterste best doen om het verhaal enigermate
te kunnen volgen. Dat dit mij steeds gelukt is,
durf ik niet te zeggen. Daar komt nog bij, dat ik
maar weinig afweet van de levensomstandighe
den in Roemenië. Heel wat scènes verbluften
me.
Afkeer van of getuigenis tegen het heersende
regime ligt voor wie nauwkeurig leest, verbór
gen in de verhaalgang, maar van openlijk pro
test is er niets te vinden. Dan kan ook niet.
want de roman is in Roemenië verschenen
Toch is de roman, aldus de achterkant van het
boek, slachtoffer geworden van het regime.
De oorzaak hiervan zal wel liggen in stijl en
behandeling. Het regime wordt in feite in de
roman doodgezwegen. En het weelderige, mo
derne woordgebruik, maakt het boek uiteraard
bij communistische machthebbers tot „ontaar
de kunst". Orthodoxie is nu eenmaal altijd en
overal een vijand van de vrijheid. In dit curieu
ze boek gedragen de personen zich menigmaal
als gekken. Een ander woord heb ik er echt niet
voor. En toch kwamen ze bij mij als volstrekt
aanvaardbaar over. Het is een vreemde, grillige
en gefrustreerde samenleving die getekend
wordt. De beschrijving van het Roemeense
landschap tussen hoofdstad en Zwarte Zee. is
lyrisch en beeldend. Een boek dat ik, zoals dat
heet, in één adem heb uitgelezen.
Jerey Kosinski: „De onbekende partner"
(„Blind Date"). Vertaling van Oscar Timmers.
Bij „De Bezige Bij". Paperback. Aantal pagina's
342. Prijs 29,50.
Iris Murdoch: „Henty cn Cato" (Henry and
Cato"). Vertaald door Jo Fiedeldij Dop. Bij Bert
Bakker te Amsterdam. Paperback. Aantal pagi
na's 361. Prijs 37.50.
Fanu^ Neagu: „De mooie gekken van de grote
steden" („Frumojiii nebuni ai marilororaje").
Vertaald door Liesbeth Zictscs des Plantes, Bij
Manteau te Brussel en Den Ilceg. Paperback.
Aantal pagina's 263. Prijs 17,90.
Peerebooms stukjes voor: begrip
en ondervinding. Het zijn voor hem
in zekere zin tegenstellingen: „Als
het onderscheid tussen ondervin
ding en begrip niet gemaakt wordt,
gaan wij de waarde van ideeën
overschatten. Dan is er geen ver
band meer te vinden tussen men
sen in boeken en mensen in het
park. en worden wij gewone cul
tuurdragers. die eikaars formules
parafraseren en het onverschillige
publiek wijsmaken dat het over
zijn bestaan gaat." Voor Peere
boom is de levende ondervinding
altijd verkieslijk boven het dode
begrip. Deze instelling zorgt ervoor
dat zijn waarnemingen een vrij be
grip en onbelast karakter dragen,
door geen dogmatiek beheerst,
noch door een neiging tot loze ab
strahering. Ergens schrijft hij dat
het hem er om te doen is „de eigen
ondervinding (te) intensiveren".
Dit stilstaan bij ervaringen heeft in
zijn geval een opwindend resultaat
en levert bovendien geen gering
begrip op van de werkelijkheid.
Veel voorbeelden in ons land van
de journaalvorm zoals Peereboom
die beoefent, ken ik niet. De drie
dikke delen babbel die Buddingh'
de afgelopen jaren als dagboekno
tities deed verschijnen, benadruk
ken eerder hoe uitzonderlijk Peere
booms observaties zijn. Ingetogen,
haast verlegen, met een opmerke
lijk gevoel voor ironie en relative
ring buigt hij zich over gewoonlijk
kleine dingen: de ontmoeting met
iemand, een herinnering, een idee
Hij komt altijd tot opmerkelijke en
opmerkelijk bondige uitspraken:
„Gisteren stonden alle dingen on
verzettelijk op hun plaats; van
daag, na een avond lang overdacht
te zijn, vergaan ze bijna van ver
gankelijkheid". Het is dit soort
tijdsbesef dat de toon van veel no
tities bepaalt en waardoor ze ook
dikwijls vooral als ze een land
schap, een stadsbeeld of mensen
beschrijven in kalme opstand
lijken tegen het eeuwige te laat.
Peereboom
eens in de zeven jaar. Ik herinner
mij er niets van; het kan zijn dat
men geleerd moet hebben de ver
schijnselen te betrappen. Op het
ogenblik is het opvallend dat mijn
vertrouwde toevluchtplaatsen bij
na uit het zicht zijn geraakt. Met
toevluchtplaatsen bedoel ik de
beelden en gevoelens waar de ge
dachten naar terug kunnen keren
als zij koud en moe zijn. Er waren
liefdes die daartoe dienden; zij wa
ren de grootste toevlucht, maar er
waren ook allerlei kleinere: een ka
mer waarin ik veel gelezen heb, een
voorkeur voor frambozen boven
aardbeien en een afschuw van do
cumentatie. een paar bedrogen ver
wachtingen die intact zijn gebleven
en de charme hebben gewonnen
van rijtuigen in een museum. Zulke
dingen meen ik mij te herinneren,
en zij zijn er nog wel, maar beteke
nen niet veel meer Wij hebben hier
dus te maken met een geval van
ontbinding, tenzij het wijken van
de toevluchtplaatsen op de een of
andere manier gecompenseerd
wordt. O, het wordt gecompen
seerd. Waarmee? Dat is nog niet te
zeggen. Er kan ook wel helemaal
niets zijn, behalve die harde warme
wind van zomeravonden die de gor
dijnen omhoog gooit
Frustraties
Hoge norm
Dat Peereboom een hoge norm
voor zijn stukjes aanhoudt, blijkt
uit het feit dat er over de jaren
gerekend maar betrekkelijk wei
nig zijn. Het journaal begint m
1958, in Italië, gaat dan over Lon
den, Laren en Amsterdam naar de
Ardëche. om in '75 en '76 weer in
Amsterdam terug te keren Hon
derdzestig stukjes is niet veel voor
zo een tijd. Peereboom schreef ze
voor het Hollands Weekblad, later
Hollands Maandblad, en de huidige
bundeling vormt een selectie uit
die tijdschriftpublicaties. Het zijn
er dus wel iets meer geweest, maar
toch bij lange na niet zoveel dat er
van een regelmatig bijgehouden
journaal sprake kan zijn.
Reageren
Het lijkt me dat die vertraagde en
opgespaarde manier van reageren
juist de kwaliteit van deze notities
uitmaakt. Wie weinig schrijft kan
het beste van zichzelf geven. Bij
voorbeeld:
„Het komt zelden voor, dat men
zich voelt veranderen Misschien
Als er dan iets anders komt, dan
wens ik alleen een kleine opwin
dende verschuiving in de uitzich
ten en de begrippen. Na jarenlang
tegenover allerlei soort frustratie
telkens bedenken dat het in de
kleine verschillen zit, zou dat een
passende beloning zijn. Grootse
onthulling van verborgen harmoni
eën, niet nodig. Het is goed om dat
nog even te zeggen, want bij die
donkere wind komt er soms de be
hoefte aan op. al is het sinds lang
duidelijk dat er in de wereld een
volmaakte harmonie heerst, van le
ven. verval en dood. Het tekort aan
begrip voor de waarheid is niet het
grootste, maar het gebrek aan hart
ervoor."
Dit is een goed voorbeeld van een
notitie, waarin een ervaring genu
anceerd wordt beschreven, een er
varing die bovendien tot een be
knopte „levensbeschouwing*" aan
leiding geeft. Van Peereboom kan
na dit boek niet meer gezegd wor
den dat hij „gebrek aan hart" heeft
voor wat hij als waarheid ziet. In
alle omstandigheden waarin zijn
notities hem plaatsen, blijkt hij een
hardnekkig aandachtige te zijn. die
altijd het leven wil betrappen,
nooit de leer, en die met zijn volle
verstand de vloed aan emoties niet
stuit maar vorm geeft
J. J. Peereboom. Ik ben niets veran
derd. Amsterdam, De Arbeiders
pers. 1978. 169 bic. ƒ25,— (serie
Privé-domein)