Hel en gemeente
Fregatten voor Iran
Angsthazen
en Argentinië
m
w
A
m
Een saneringsplan loopt van stapel...
B[e<la sMïm
het Turfschip
Brood en
spelen,
dat willen ze nog steeds
j IUDAG
24 MAART 1978
TROUW/KWARTET P 13 RH 17 S 15
Op de Goede Vrijdag gedenkt de
Kerk dat Jezus is „nedergedaald
ter helle". Afgezien van de
uiteenlopende betekenissen die
aan deze woorden uit de
apostolische geloofsbelijdenis
worden toegeschreven, spreekt de
messiaanse gemeente daarmee uit:
waar Jezus geweest is, komen wij
niet. Daarom is er in de twaalf
artikelen dan ook verder geen
spoor van een hel te vinden. Wat
zou er anders nog van te belijden
zijn?
Maar des te meer is er in heel de
kerkgeschiedenis over gepiekerd.
Dat gebeurt nog altijd. Dat bleek
na het tv-programma „De hel van
Poppo Jannes", waarin een oude
man beleed dat hij destijds geen
kinderen durfde verwekken, omdat
zij misschien voorbestemd waren
voor de hel.
Voor het besef van de meeste
predikanten is deze visie zó
karikaturaal, dat zij geneigd zijn de
nog steeds aanwezige, al of niet
bewuste angst voor een eeuwige hel
sterk te onderschatten. Enerzijds
hebben de verdoemenis-preken
zich in bepaalde kringen tot
vandaag gahandhaafd. Anderzijds
achten talloze predikanten het
bestrijden van de hel op aarde
urgenter dan speculaties over „het
leven en de dood". Maar
daartussen-in is een leemte. De
serieuze vraag of er werkelijk
miljoenen voor eeuwig verloren
zijn, wordt óf vanzelfsprekend
bevestigend beantwoord óf als
niet-terzake terzijde geschoven.
Vandaar dat allen die echt tóbben
over die vraag, tussen wal en schip
vallen. In de kerkdienst worden
hun aarzelingen afgedaan als
ongeloof óf als tijdverspilling. Ze
worden verwezen naar de
„duidelijkheid" van de Schrift óf
naar de verschrikkingen van de
derde wereld. In beide gevallen laat
men hen in de kou staan. Dat is
pastoraal niet langer te
verantwoorden.
Theologen hebben alleen dón het
recht op aandacht voor wat zijzélf
als de meest brandende kwesties
zien, als zij tegelijk voor de
problemen van de geméénte
openstaan. In de opleiding voor
predikanten moet een centrale
plaats ingeruimd worden voor het
„aanleren" van een blijvende
gevoeligheid voor wat er in de
gemeente leeft aan oude en nieuwe,
ook aan verzwegen en verdrongen
vragen. Er is oefening nodig in het
formuleren en rubriceren van deze
vragen.
Gemeenteleden die er zelf moeite
mee hebben hun twijfel en de
achtergronden daarvan onder
woorden te brengen, zijn al een
eind geholpen, als iemand de
vragen achter hun vragen op'een
1ADVERTENTIE
\T
Nederlandse Kunst
en Antiekbeurs
Onder auspiciën van het
Nederlands Antiquairs Genootschap.
Van 18t/m 27 maart 1978
Dagelijks van 14.00 tot 22.00 uur
(Pasen geopend)
Chasséveld, Breda
Sekretariaat: Tel. 076-65 3065
Extra: Expositie "Sier en pracht
b|j klederdracht"
rijtje zet. Mede daarom moeten
juist de theologen die in het
wetenschappelijk bedrijf hun
dagtaak vinden, blijven doorgaan
met preken en schrijven voor de
geméénte.
Het nadeel dat bepaalde
wetenschappers hen alleen al om
die reden minder serieus nemen,
kan ook als een voordeel worden
opgevat: misschien moet een
theoloog eerst zelf een beetje
tussen wal en schip vallen om
voldoende oog te hebben voor
anderen die te weinig aan bod
komen.
Ik moet eerlijk zeggen (de artikelen
op deze pagina zijn als „ik-stukjes"
over eigen ervaringen bedoeld) dat
ik er wel even van schrok, toen
iemand na een
volwassenen-catechese over
toekomstverwachting opmerkte: u
hebt ólles besproken, behalve de
hel. Ik verborg mijn huiver voor dat
thema achter de zakelijke
mededeling dat daar geen tijd meer
voor beschikbaar was. Maar een
slimmerik stelde voor: behandel dit
onderwerp dan in een themadienst!
Ik moest eraan geloven. Natuurlijk
kon ik niet volstaan met de
gebruikelijke antwoorden, want
dóórover zou men nu juist allerlei
vragen willen stellen.
Een voor iedereen bevredigend
antwoord kan niemand geven.
Maar de prediking kan de
vragenstellers wel op drie
manieren wezenlijk vérder helpen.
Eerst moet eindelijk eens openlijk
geconstateerd worden, dat steeds
meer c his tenen steeds meer moeite
door Okke Jager
hebben met bijbelteksten over een
eeuwige straf. Zij moeten de
warmte voelen van de zekerheid,
dat zij in hun twijfel niet alleen
staan. Zij moeten merken dat de
predikant ook voor zichzelf de
conservatieve verwijzing naar „het
staat er toch" of de progressieve
naar „wij hebben wel óndere
problemen" te goedkoop vindt.
Vervolgens moet geprobeerd
worden de kluwen uiteen te rafelen
van de minstens zeven oorzaken
achter de vervreemding tegenover
het dogma van een „onuitblusbaar
vuur". Het betekent op zichzelf al
een bevrijding, als mensen
plotseling hun verwarde gevoelens
kunnen plóótsen, omdat zij deze
voor het eerst voor de dag zien
komen in een geordende
uiteenzetting. Dan herkennen zij
zichzelf, ook in wat zij nog niet
konden of durfden verwoorden.
Het lijkt dan niet meer zo
gevóórlijk, aarzelingen toe te laten
waartegen zij zich voordien nogal
krampachtig trachtten af te
schermen.
Er blijken aanwijsbare motieven
voor hun vraagtekens te zijn. Er
tekent zich een patroon af, waarin
de vragen hun vreemdheid en
bedreiging verliezen. Een chaos
van vage verlegenheden is in kaart
gebracht. Daarna pas is er
voldoende openheid om
onbevangen de Schrift te lezen en
zodoende te ontdekken dat deze
zoveel méér nuances en gradaties
kent dan de kerkleer. Zo kunnen
drie vensters geopend worden in
een blinde muur: openlijke
erkenning van de moeiten,
ordening van de oorzaken en
relativereing van absolute
uitspraken.
Nadat ik op deze drie manleren
gepoogd had de vragen uit de
gemeente serieus te nemen en
nadat twee preken over dit thema
(met enkele andere over vaak
geopperde levensvragen) in een
bundeltje („Een tijd van twijfel")
door Kok waren uitgegeven,
konden de reacties uit een wijdere
kring dan mijn eigen woonplaats
het bewijs leveren van twee
merkwaardige feiten die mij veel te
denken geven. Terwijl
gemeenteleden ook uit sterk aan
tradities gebonden sterken als de
Veluwe alle begrip tonen voor de
bedoeling van dit openen van drie
vensters, en terwijl ouderlingen er
een handreiking in zien voor
moeilijke huisbezoek-gesprekken,
zijn het predikanten die hun
schaapskooi door een huurling
bedreigd zien.
Ligt er in het gebruikelijke spreken
over „de achterban" niet vaak een
ernstige onderschatting van de
gemeente en een overschatting van
leidslieden en voorlichters? Juist
predikanten hebben méér te
verliezen! Wie anders met de
Schrift wil omgaan, treft hen in het
hart van hun als roeping ervaren
beroepsuitoefening.
Maar het heeft mij toch wel
verbijsterd, vanuit welke vraag het
confessionele Hervormde
Weekblad zich van de vragen
achter „Een tijd van twijfel" heeft
afgemaakt. Het gaat mij er nu niet
om, dat de aanklacht „in strijd met
Schrift en belijdenis" blijkbaar
voor heel dit boekje geldt, terwijl
slechts één argument wordt
genoemd (het is mij hier niet te
doen om een discussie over de
inhoud van die preken). Maar dat
argument zélf doet mij de ogen
uitwrijven: „Als alles uiteindelijk
wel terecht komt, waarover maken
we ons dan eigenlijk nog druk?"
Nu schreef ik nergens
ongeanuanceerd in een
happy-end-sfeer, maar ook al zou
mijn visie (of mijn hoop) met
„uiteindelijk komt alles terecht" te
typeren zijn, dan nóg weet ik geen
raad met die vraag: waarover
maken we ons dan druk? Alsof bij
gebrek aan eeuwige straf al ons
geloven en hopen en liefhebben in
de lucht komt te hangen! En hoe
wordt de gemeente beledigd met de
opmerking dat happy-end-preken
„erin gaan als koek"! Wat de
gemeente wérkelijk wil, is: met de
voorganger mee een weg zoeken in
een oerwoud van vragen die er zijn
mogen.
Daarom is het zo teleurstellend dat
dr Bolkesteln na de analyse van
radiopreken moest concluderen
dat de meeste daarvan „een
onaangevochten vertrouwen"
veronderstellen. Gelukkig kon dr.
Lammens daar een groot aantal
radiopreken tegenover stellen, die
hem de indruk gaven dat de
bevestiging van aanwezige
geloofsnotles heeft plaatsgemaakt
voor een motivering tot geloven.
Dat is nu precies de verschuiving,
die door de gemeente beter
verstaan wordt dan door bepaalde
theologen die stelselmatig de
gemeente onderschatten.
Na zijn terugkeer van een bezoek
aan Teheran heeft staatssecretaris
Beyen van Economische Zaken (ex
portbevordering) verklaard dat het
vrijwel zeker is dat Nederlandse be
drijven een Iraanse order voor de
bouw van acht fregatten tegemoet
kunnen zien. Deze order zal wellicht
later gevolgd worden door bestellin
gen voor andere Iraanse marine
schepen.
Nu staat de uitvoer van grote wapen
systemen naar landen van de Derde
Wereld altijd in een wat kwalijke
reuk. Bovendien is bekend dat in het
land van de Sjah allerlei interne
spanningen bestaan, die soms tot
gewelddadige acties en tegenacties
leiden. Toen de staatssecretaris dan
ook op Schiphol de hoop uitsprak dat
er tegen deze order geen parlemen
taire bezwaren zouden worden inge
bracht, stond haast bij voorbaat vast
dat hem op dat punt een teleurstel
ling wachtte. De malaise in de Ne
derlandse scheepsbouw en de me
taalindustrie is er misschien oorzaak
van dat de politieke bezwaren en
voorbehouden vooralsnog wat aan de
behoedzame kant zijn gebleven,
maar niettemin zijn ze inmiddels
onder woorden gebracht.
Hoe staat het nu met de Iraanse
marine? Vergelijken we twee recen
te jaargangen van „The Military Ba
lance", de gezaghebbende uitgave
van het „International Institute for
Strategie Studies" in Londen, dan
blijkt het volgende. Van 1976/77 op
1977/78 is de mankracht van de kei
zerlijke vloot met 13,5 procent toege
nomen tot 22.000 man. Het aantal
torpedojagers (drie, te weten de ex-
Britse „Artemiz" en de ex-Ameri
kaanse „Babr" en „Palang"), fregat
ten (vier stuks, te weten de in Groot-
Brittannië gebouwde „Faramarz",
„Rostam", „Saam" en „Zaal") en
korvetten (vier) is gelijk gebleven.
Het aantal patrouilleboten is met
vijf verminderd tot twintig. Nog
steeds zijn er vijf mijnenvegers, vijf
tien luchtkussenvaartuigen en een
zestal kleinere schepen. Maar op
komst zouden inmiddels zijn drie
onderzeeboten van de Tang-klasse,
zes jagers van de Spruance-klasse,
twaalf met geleide raketten (Exocet)
bewapende snele patrouilleschepen
en zes S-5A helikopters.
Iran, het is bekend, heeft de laatste
jaren grote hoeveelheden wapens in
gevoerd. In de periode 1970-76 na
men de landen van het Midden-Oos-
ten samen 51 procent van alle
wapenaankopen door de Derde We
reld voor hun rekening. Aanvanke
lijk gaven daarbij binnen de regio
Israël en Egypte aldus het Ara-
bisch-Israëlische conflict weerspie
gelend veruit de toon aan. Maar
dat veranderde omstreeks 1975. Is
raël en Egypte werden ingehaald en
voorbijgestreefd door Iran. Dertig
procent van alle wapens die voor het
Midden-Oosten zijn bestemd gaan
naar Iran, dat zich aldus heeft ont
wikkeld tot de grootste wapen-im
porteur van heel de Derde Wereld.
Een illustratie van de perikelen
waarmee dit gepaard gaat vormt het
aankoopbeleid voor de Iraanse mari
ne. Het Amerikaanse departement
van defensie had de regering te Te
heran al in 1972/73 gesuggereerd een
aantal jagers te kopen van de Spru
ance-klasse, een type dat behoort tot
de allermodernste schepen van de
U.S. Navy. Iran zou op die manier
een maritieme aanwezigheid kun
nen creëren in de Indische Oceaan
en zodoende een zekere mate van
steun bieden aan de Amèrikaanse
politiek daar (voor verdere achter
gronden, o.m. samenhangend met
de zgn. Nixon-doctrine, zij verwezen
naar F. M. Roschar, „Iran De
ontwikkeling naar een zelfstandige
buitenlandse politiek", Den Haag
1975, blz. 47 e.v.). De prijs van zes
jagers voor Iran werd aanvankelijk
geraamd op 2 miljard dollar (toen al
ongeveer het dubbele van wat de
Amerikaanse marine voor zes jagers
zou betalen). Maar begin 1976 liet
het Pentagon opeens weten dat die
prijs, als gevolg van inflatie en com
plicaties bij de bouw, met de helft
zou moeten stijgen. Voor de Iraanse
regering, die ook nog geconfronteerd
werd met een daling van de oliein
komsten, was dat bar slecht nieuws.
In eerste instantie dreigde zij de
aankoop van een paar andere kostba
re artikelen uit Amerika, zoals de F-
18L van Northrop, de Awacs (Airbor
ne Warning and Control System)
van Boeing en een nieuw type tran
sportvliegtuig, te annuleren. Maar
tijdens een bezoek dat minister Kis
singer in augustus 1976 aan Teheran
bracht werden al deze plooien voor-
•lopig weer gladgestreken.
Amerika zou aan Iran zelfs maar
liefst 160 vliegtuigen van het type F-
16 verkopen. Dit laatste niettegen
staande een publikatie van de staf
van senator Hubert Humphrey van
Minnesota, waarin gesuggereerd
werd dat de Iraanse strijdkrachten
met de sterk gestegen wapenstroom
al volstrekt geen weg meer wisten.
Sinds het optreden van de regering-
Carter in Washington is er in de
Amerikaanse wapenleveranties aan
Iran ten principale nauwelijks iets
veranderd. Onder aanvoering van
senator John Culver uit Iowa is we
liswaar enkele maanden geageerd
tegen de voorgenomen verkoop van
zeven Awacs-toestellen aan Iran (de
vrees werd uitgesproken dat de hy
permoderne radar-apparatuur zo
doende licht in handen van de Sov-
'jet Unie zou kunnen vallen), maar
tenslotte is de transactie toch be
klonken. Wat de Spruance-jagers be
treft: de prijsstijging schijnt uitein
delijk voor de Sjah wel aanleiding te
zijn geweest slechts vier exemplaren
te bestellen en zich voor wat de
beide andere betreft te beperken tot
het nemen van een optie.
Op bezuinigingen in de maritieme
sfeer leek aanvankelijk zijn besluit
te duiden de bouw van de nieuwe
oorlogshaven Chah Bahar, vlakbij
de grens met Pakistan, voor onbe
paalde tijd uit te stellen. Maar een
order aan Nederlandse bedrijven om
minstens acht fregatten te bouwen
(de beschikbare vier dateren van
1971/72 en zijn dus praktisch nieuw)
zou daarmee toch weer in strijd zijn.
Op de vraag waarvoor de Sjah in
vredesnaam zoveel wapens denkt
nodig te hebben antwoordt hij zelf
steevast dat hij een krachtige part
ner van de Verenigde Staten wil
zijn, die opgewassen is tegen militai
re prikacties van de andere supermo
gendheid (de Sovjet Unie) en tegen
aanvallen door revolutionaire regi
mes in de regio (Irak).
Daarnaast is het evenwel stellig
juist dat de Iraanse regering bepaal
de wapens óók kan gebruiken om
haar politieke tegenstanders in het
binnenland, alsmede sommige af
scheidingsbewegingen (Baloetsjis-
tan), onder de duim te houden. Een
voorlopige conclusie moet echter
zijn dat fregatten niet onder deze
laatstgenoemde categorie vallen.
Fregatten kunnen hooguit dienen
om bevoorrading van opstandelin
gen door buitenlandse krachten te
beletten.
door Jelle Jan Kllnkert
Elke rechtgeaarde voetballiefhebber, wat zeg ik: elke goede
vaderlander leeft toe naar het Wereldkampioenschap. Naar
het moment dat de oranje leeuw brult en de vaderlandse
driekleur ln top schalt of hoe zeg je dat in voetbaltermen. In
elk geval: Nederland gaat naar Argentinië. En nou zou dat
opeens niet meer mogen? Wat krijgen we nou?
Nou krijgen we Bram en Freek, dit
keer Neerlands Hoop ln meer let
terlijke zin. Ze betogen al enige tijd
op allerlei manieren, dat Nederland
het wereldkampioenschap voetbal
len in Argentinië moet boycotten.
Ik geef ze volkomen gelijk: Neder
land moet afzien van deelname aan
die wedstrijden.
De reden waarom is zo helder als
glas. Argentinië is een land waar
een zeer duidelijke militaire dictac-
tuur heerst; waar een kleine rijke
elite een grote massa van niets-
bezitters onderdrukt; waar marte
lingen en verdwijningen van poli
tieke tegenstanders van de rege
ring aan de orde van de dag zijn.
Kortom: in Argentinië worden
mensenrechten op grote schaal ge
schonden. Het land onderscheidt
zich daarin niet van Zuid-Afrika.
Als men verder bedenkt, dat het
wereldkampioenschap voetbal als
een grote propagandastunt ge
bruikt wordt, dan is het duidelijk
dat Nederland niet in zo'n land
gaat voetballen.
Teleurstelling
kleden (journalisten, politici, vak
bondsleiders) met hun neus op één
feit: als je je tegen Argentinië ver
klaart dan zullen we je leren; je
verliest je inkomen, je verliest Je
leden, je verliest je baan. En al die
kopstukken weten dat dat waar is.
Daarom gaat het pure eigenbelang
het gedrag bepalen. De werkelijk
heid van de politieke gevangenen
wordt verder waargenomen door de
bril van de sport. Een bril die slechts
juichende massa's en uitzinnige
supporters ziet en ln hun kielzog
geld en macht
Angsthazen
Wie mocht denken dat deze een
voudige feiten mensen kunnen
overtuigen heeft het mis. Er wordt
al een tijdje een fascinerend schim
menspel opgevoerd door politieke
en sociale kopstukken, waarbij
glasharde waarheden plotseling
onbelangrijke feiten of zelfs leu
gens blijken te zijn. Het schaam
rood stijgt Je plaatsvervangend
naar de kaken als je ln de media
allerlei mensen kronkelend en
draaiend hoort betogen dat voetbal
en martelingen in dit speciale geval
geheel los van elkaar staan; ja, dat
deelname aan het wereld
kampioenschap de positie van poli
tieke gevangenen daar zelfs kan
begunstigen. Het is allemaal heel
bedroevend maar ook. zoals ik zei,
fascinerend. Want Je ziet nu dat het
waar is wat je altijd al gedacht had,
en wat cynische sociologen al tien
tallen jaren beweren: dat 's mensen
houding en gedrag afhangen van
zijn eigen belang. Wat is dat be
lang? In het algemeen gesproken
kan dat van alles zijn: het verdie
nen van veel geld, het hebben van
macht, het verkrijgen van een
baan, enzovoorts. In het geval van
het wereldkampioenschap voetbal
spelen al die zaken een belangrijke
rol. Voetbal is een massasport. Het
wordt door vele mensen bedreven
en door nog veel meer met belang
stelling gevolgd. Die belangstelling
uit zich in de positie die het ver
schijnsel in onze samenleving in
neemt. Die is net zo belangrijk als
de aanhang groot is. Dat blijkt
vooral uit het grote aantal mensen,
dat met voetballen geld verdient.
Daarmee bedoel ik niet de spelers
zelf dat is een betrekkelijk klein
groepje. Nee, ik denk vooral aan
het sociaal-economische netwerk
dat om de voetbalsport heen gewe
ven is: van afdelingsvoorzitrer tot
stadion-directeur, van patatkraam-
hoüder tot voetbalgrasveldmaaler.
En vooral: van radioverslaggever
tot krantejournalist
Juist die laatste twee groepen zijn
belangrijk. Want de grootte van de
belangstelling voor voetbal weer
spiegelt zich dan wel ln de media,
maar andersom maken diezelfde
media de voetbalsport tot iets heel
belangrijks; ze tillen het voetbal bo
ven zichzelf uit. Zo ontstaat de vi
cieuze cirkel van belang en belang
stelling die door degenen die afhan
kelijk zijn van de voetbalminnende
massa niet doorbroken wordt.
Daarmee is de voetbalobby beschre
ven. Want de activiteiten daarvan,
van de groepering van allen die soci
ale en economische belangen heb
ben bij het voetbal, kunnen een ver
klaring leveren voor het droefstem-
mend schimmenspel rond Argen
tinië.
De voetballobby wordt gesteund
door de massa en drukt allen die
belangrijke posities ln dit land be-
En zo zien we ze allemaal zwichten
en meedoen met de lobby. Eerst
natuurlijk de media. Waar kijk en
oplagecijfers belangrijker zijn dan
kwaliteit kan men niet verwachten
dat journalisten hun bestaan op het
spel zetten met onpopulaire menin
gen. Natuurlijk zwicht de KNVB.
met al haar afdelingen en onderaf
delingen.
Vervolgens gaan de politici door de
knieën, maar zij bouwen een clausu
le in: we gaan wel naar Argentinië,
maar vermijden alles wat als steun
aan het regime kan worden uitge
legd. Alsof dat wat uitmaakt: de
autoriteiten in Argentinië hebben
de propagandabuit al binnen als het
Nederlandse vliegtuig geland is.
En tenslotte zwichten zelfs de vak
bonden. Zo'n FNV bijvoorbeeld, dat
de treurige moed opbrengt om op
maandagochtend voor de Hilver
sum IH-microfoon een figuur te la
ten optreden, die met alle argumen
ten die door Boot c.s. voor het gaan
naar Zuid-Afrika gebruikt worden
nu de gang naar Argentinië verde
digt. We kennen ze toch allemaal uit
de discussie over Zuid-Afrika? De
actie komt te laat het helpt niets
als Nederland een gebaar maakt
de mensen daar worden er niet beter
van die jongens op het veld willen
gewoon voetballen dan moet je
ook tegen Rusland zijn ach. waar
om zou ik alles herhalen? Principe
loze angsthazen zijn het, te bang om
tegen de voetballobby en vooral hun
eigen achterban een eerlijke hou
ding aan te nemen.
Treurig
Het is allemaal even treurig. Dat is
nu het resultaat van jarenlang be
wustmaken, mondig worden en de
mocratiseren: de macht aan de mas
sa. Brood en spelen, dat willen ze
nog steeds en ze zullen het krijgen
ook, de sportfanaten die niet verdei
kijken dan de bal rond is of hoe
zeg je dat in voetbaltermen. Het is
nog net als bij de Romeinen van
2000 jaar geleden met één verschil:
in die tijd lieten ze tenminste nog
zien dat spelen nu eenmaal ten kos
te gaat van politieke gevangenen.
De Argentijnen begrijpen dat de
westerse fijngevoeligheid dat niet
meer toelaat.
Nu blijkt ook, dat sport en politiek
inderdaad niets met elkaar te ma-'
ken hebben. Dat was een misver
stand, een kinderachtige vergissing
uit de minder verlichte jaren zestig.
Nu zien we het beter: sport en eigen
belang, geld en macht; daar gaat het
om. En dan blijkt ook dat sport
verbroedert, want FNV en WD val
len elkaar ln de armen ln hun verlan
gen naar Argentinië. Weg met de
polarisatie, de macht aan het volk.
Treurig, treurig, treurig!
Drs J. J. Kllnkert is weten*
schappelijk medewerker bij de
Vakgroep Gedragsweten
schappen van de Medische Fa-
culteit van de Vrije Universi
teit te Amsterdam.