prukwerk 'in tie marge' Marius Richters, een zachtmoedige geweldenaar Het universum van Bergman moet het maar weten Trouw/Kwartet PS21-RH23 jr ie schrijvers Wilmink, linké, Dorestijn, rechts. rverschijnen Jaarlijks heel wat aardige boekjes bij uitgeverij- i die „in de marge" opereren. Ze liggen vaak niet in de winkel, ant de oplage is maar klein en de distributie-mogelijkheid is :ring. Het gaat de drukkers van zulke boekjes ook niet in de :rste plaats om verkoop: ze hebben plezier in het maken en itgeven. f Ie Stichting „Drukwerk in de marge" behartigt hun belangen tef n die zijn met de onlangs verschenen bibliografie van margi- 'd aal drukwerk wel het best gediend. Men kan er uit opmaken lefat op onvermoede plaatsen in ons land onvermoede uitgaaf- is gerealiseerd worden. oor T. van Deel jen uitgever die blijkens het aan- 'a' il nummers al wel tot de giganten '9$ het genre gerekend mag worden, C. J. Aarts. Hoewel het bedrijfje an Aarts niet commercieel kan. uhjeten, heeft het toch al veel weg in een zeer kleine officiële uitge dij. elfs is zojuist een speciaal num- ler van „Bzzzletin" aan zijn fonds '°Jewijd onder de titel ..Variété, in literatuur". Er schuilt een ge- aar in veel aandacht voor het mar- nale. want tenslotte moet in alle delijkheid worden erkend dat arts maar een paar auteurs in zijn ids heeft die van belang zijn: ilmink, Dorrestijn, Komrij en rs. P 131 hun kielzog vaart bij Aarts heel at ongein, rimram, prietpraat en tombarie van de maffe rijmelaar itreepjes (pseudoniem van Peter erstegen) en de Komrij-epigoon olman bijvoorbeeld. loodlot at is mogelijk het noodlot van een itgeverij in de marge, dat het bes natuurlijk nooit daar, maar al- jd bij de grote broer terechtkomt. Ilmink vormt een uitzondering, feliswaar verschijnen bundels edjes en gedichten van hem bij De rbeiderspers en Kosmos, maar arts mocht toch onlangs „De lied- s voor kinderen" drukken. lat is een prachtig uitgaafje, waar- it zonder veel moeite valt te con- luderen dat Wilmink op dit gebied e beste is die wij hebben. Het is ledeaanAarts te danken die via eer goedkope poëziecahiers Wil links versjes verspreidde dat it inzicht nu wel algemeen is. letzelfde geldt voor Hans Dorre- ijn, Wilminks confrater bij de tratemakeropzeeshow. Ook Dor- estijns kwaliteiten als liedjesdich- ir zijn mede via de goedkope ver leiding van enkele cahiers snel rkend, en de verzorgde keuze Mooi van lelijkheid",die pas ver- cheen, zal zijn weg dus wel vinden, ïen spannend initiatief van Aarts de nieuwe reeks Amsterdamse chotschriften Gerrit Komrij pent de rij met „Dood aan de rutters", een pamflet waarin vier ^leveringen zijn herdrukt van zijn ibriek „Een en ander" in de NRC. iomrij gaat in op de kwestie nens" en hekelt H. C. ten Berge en - vooral Sybren Polet. Het is n actueel specimen van Komrijse ïede. an Drs. P. verschenen vorig jaar ree elpees. De wilde orichidee en stille odyssee, beide als onderti- voerend Het geheim van het staan Een fraai verzorgd boek. in hetzelfde formaat, was er bij begrepen, maar kon ook los ge- icht worden en dan heette Aarts uitgever. et bevat talloze curieuze P-docu- enten en foto's, alsmede de beste iksten van deze meester in vers chniek Met hoeveel verve en iro- e hij de vorm behandelt, valt nkt me het best uit afgedrukte tkst op te maken. De commenta- n. uit P's mond opgetekend door ■hts Oppenoorth. zijn bovendien ■g geestig leider beeld ehalve Aarts zijn er nog veel meer Igeverijen die nog in de marge ïnoemd kunnen worden, al liggen in boeken wel degelijk in de win- ïl. Kort geleden begonnen Ton in Reen en Corrie Zelen een uitge- ïsbedrijfje, dat enkele Limburg- coryfeeën opvoert, maar toch >k (marginaali werk van ruimer tkende auteurs kan uitbrengen verscheen onlangs 'Kleinleed' van Jeroen Brouwers een drietal verhalen uit resp. 1964, 1968 en 1973, die tezamen een helder beeld geven van de ontwikkeling naar meer inhoudelijke, stilistische en compositionele complexiteit die deze auteur heeft doorgemaakt. Van Louis Ferron publiceerde Cor rie Zelen de tekst van de opera 'Mattheus Passie', een ontmytholo giserende bewerking van de beken de Mattheus. Groeiende, is de uitgeverij BZZTóH uit Den Haag Naast het reeds ge noemde Bzzlletin wordt daar een goedverzorgde reeks boekjes ge produceerd. Voor een deel zijn dat herdrukken, o.m. van J. C. Bloem („Aforismen" en „Ongewild ar chief") en Pierre H. Dubois („Over Simenon" en „Over Allard Pier- son"), maar daarnaast verschijnt er oorspronkelijk werk. Erg de moeite waard is het dag boekje dat Judith Herzberg bij hield toen zij een half jaar leiding gaf aan een poezie-werkgroep: „Het maken van gedichten en het praten daarover. Met vijftien „amateurs" besprak zij een in de veertien da gen hun eigen poëzie, waarbij de tekst, niet de persoon of het echt- gebeurd-zijn centraal stond. De doelstelling was ongeveer: „elk gedicht zo direct mogelijk bij zich zelf te laten komen, bij de bedoe ling waarmee het geschreven werd." Mijn bewondering geldt de toon van dit dagboekje. Het laat de mensen erg tot hun recht komen en oordeelt vrijwel nergens. Dit leidt ertoe dat hoezeer de geciteerde gedichten literair be schouwd onder de maat zijn waardering optreedt voor het werk van deze „amateurs", die tenslotte allemaal, op hun manier, bezig zijn „een hommage aan de wereld, aan de realiteit" te brengen. Kwartaalschriften Er zouden in het kader van de kleine uitgeverij meer namen te noemen zijn. Zo verdient zeker het initiatief van De Engelbewaarder veel lof. die in kwartaalschriften voortreffelijke dingen doet. Zopas verscheen wat misschien wel de mooiste produktie tot nog toe is: „Mary Dorna 1891-1971". een bio grafische schets, met veel foto's, enkele ongebundelde verhalen, brieffragmenten en een bibliogra fie Een soortgelijk deel over de subtiele C.C.S. Crone staat op stapel. Je moet het maar weten. Het druk werk in de marge ligt veelal niet voorin de etalage, maar daarom bestaat het nog wel. Ook zonder dat heel Nederland er weet van heeft bestaat bij voorbeeld „Vijf" nog wel, een boekje uitgegeven bij haar vijfjarig bestaan door Boek handel Nieuwscentrum Michon in Enschede, met maar liefst nieuwe verhalen van Biesheuvel. Brak man. Budding", 't Hart en Kool haas. Je moet het maar weten. Stichting Drukwerk in de Marge Bibliografie. 1977 (Leidse Slootweg 4, Woubrugge ZH) ƒ20. Willem Wilmink. De liedjes voor kinderen (Aarts), 11.50 Hans Dorrestijn. Mooi van lelijk heid. (Aarts) 11.50 Gerrit Komrij. Dood aan de grutters. (Aarts) 4.50 Drs. P. Het geheim van het bestaan. Tekst en commentaar Aarts) 15.90 Jeroen Brouwers. Klein leed. (Cor rie Zelen) 11.90 Louis Ferron. Mattheus Passie (Corrie Zelen) 14.90 Judith Herzberg. Het maken van gedichten. (BZZTóH) ƒ7.50 Mary Dorna 1891-1971samengesteld door Tokc Helmond (De Engelbe waarder) 7.50. door G. Kruis Honderd jaar geleden, op 20 maart 1878 werd de schilder- glazenier Marius Richters te Rotterdam geboren. Dat wordt niet in die stad her dacht, maar in Amsterdam, in het Rijksmuseum Vincent van Gogh. Met een tentoon stelling, die nog tot 29 maart duurt en die een ruime keuze uit dit werk laat zien. Marius Richters was een merk waardig kunstenaar, een schilder, wiens oeuvre moeilijk of eigenlijk helemaal niet is in te delen bij welke stroming ol richting dan ook Zijn werk is van een grillige, maar sympathieke eigenzinnigheid en vooral van een diepe en waarachti ge menselijkheid Het is Nederlands (Hollandse kunst bij uitstek De landschap pen. zijn riviergezichten, worden gekenmerkt door stoere openhar tigheid en je ervaart heel vaak. dat hij niet alleen maar fijn voor zich zelf bezig was, maar dat het vooral zijn bedoeling was alles om hem heen aan anderen te laten zien, zoals hij het zag: verwonderd, be wonderend en heel intens. Schroom Vanzelfsprekend onderging Rich ters, als iedereen, invloeden Vooral het expressionisme liet bepaalde sporen na. Maar hij. di^ zachtmoe dige geweldenaar, ruige reus met zijn profetenkop, liet zich niet vast pinnen aan systemen, hield zich Marius Richters: „Hollands Diep II", herfststemming, 1949. niet aan bepaalde voorgeschreven regels. Zo had hij, net als de expressionisten wél de behoefte Marius Richters: „Bomen aan de Bergse Plas", 1943 uitdrukking te geven aan innerlijke gewaarwordingen maar hij is er nooit toe gekomen het natuur beeld, zoals zich dat aan hem voor deed, te deformeren, te vervormen. Marius Richters, ik weet het uit eigen ervaring, stond met een heel grote schroom tegenover de wonde ren van de natuur, met een eerbie dige schuchterheid tegenover de schepping, en dat weerhield hem deze naar eigen inzicht te veran deren. Toch werd hij nooit een copiïst van de natuur, hij trachtte steeds weer opnieuw door te dringen in haar groots en raadselachtig wezen. Niet alleen de stille schoonheid ver beeldde hij; vooral de dreiging van de onontkoombare krachten van de natuur vervulden hem met een diep, je kunt in dit geval zelfs zon der overdrijven spreken van een heilig ontzag. Zijn doeken weerspiegelen heel na drukkelijk die gevoelens: ze zijn meestal met een bijna extatische geweld geschilderd, krachtige, ex pressieve visioenen, geladen met een hartstochtelijke spanning Richters' bewogenheid zocht een uitweg in een sterk emotioneel kleurgebruik, in een felle accentue ring ook van wat hem imponeerde. Die razende wolkenlichten, drei gend met sneeuw of regen, in de wind gekromde bomen, het licht en het donker, geen spel maar strijd Onmacht Schilderijen, die naast die brede en gevoelige visie door een soms wel wat te ver doorgevoerde drama tiek. ook nu en dan iets laten zien van de menselijke onmacht als het gaat om de uitbeelding, de ver beelding van de elementen. Maar het lukte hem toch bijna steeds weer „de ander", de be schouwer niet alleen bij het natuur gebeuren zelf te bepalen, maar hem ook met de neus bovenop de karak teristieke accenten van ieder land schap te drukken. Je ontkomt niet aan Richters' zeg gingskracht, je néémt ook, al is dat eerst even met enige aarzeling dat „De Vreemdeling," zelfportret uit 1937 Marius J. Richters werd 20 maart 1878 op de Oude Cool- vest te Rotterdam geboren. Na leerjaren als decoratieschil der. kwam hij op de Rotter damse Academie, waar hij, o.a. bij A. van Maasdijk, van 1890 tot 1900 avondcursussen volgde. Met o.a. Thorn Prikker deed hij mee aan de prijsvraag voor de decoratie van de Raadraal in het stadhuis te Rotterdam. (Al in 1923 in het Stedelijk Museum te Amsterdam geëx poseerd, maar pas veel later geplaatst.) Richters was in 1915 mede oprichter van de groep „De Branding". Later werd hij lid van de kunstenaarsvereniging „R 33". In 1939 voltooide hij de gebrandschilderde ramen in de Zuiderkerk aan de Glasha ven, waaraan hij sinds 1924 gewerkt had; in mei 1940 wer den deze ramen door het bom bardement van Rotterdam ge heel verwoest. Na de oorlog heeft hij de ramen gemaakt in het koor van de St. Jan te Schiedam. Zijn laatste monu mentale werken betreffen de wandschilderingen in het Zendingscentrum te Baarn en in de aula van de Theologische School te Kampen. Marius Richters, „de schilde rende en tekenende ziener" zoals hij genoemd werd, over leed 8 juni 1955 te Rotterdam- Hillegersberg. ruige, bijna ruwe coloriet, omdat je ziet dat het moet, dat het een doel heeft. Hij deed er zo geweldig veel mee, kijk maar naar die felle, jach tige wolkenflarden, naar die wild heid van die opgezweepte water massa's. Maar er zijn ook verstilde herfstige duinlandschappen en de in stra lend licht badende dorpsstraatjes en olijfbomen, de gloeiende heuvel landschappen uit Zuid-Frankrijk, dat hij. hij was toen al zeventig, in 1947 voor het eerst bezocht Dat verblijf daar heeft een diepe indruk op Richters gemaakt: hij vond er vele nieuwe motieven die zijn inspi ratie speels verlevendigden Fijn, dat dit bewogen en waarachtige werk er zijn ook portretten en figuurstukken weer eens te zien Filmkroniek door dr H. S. Visscher In de interview-verzameling „Bergman over Bergman" vertelt de Zweedse filmer, hoe hij jaren geleden bezig was met een scenario-idee over een wetenschapsman, die psychologische experimenten doet om het uithoudingsvermogen van de mens te testen: hij sluit twee mensen in zijn laboratorium op, stelt hen bloot aan verschillende psychische invloeden, en observeert hen. In „Het Slangeëi" is er een geleer de, Vergerus, die anno 1923 iets soortgelijks doet in Berlijn. Dat is de motor van de intrige van de film. want er worden telkens lijken van mishandelde mensen gevonden, die achteraf slachtoffers van Verge rus' onderzoekingen blijken Commissaris Bauer een voortref felijke rol van Gert Fröbe con stateert dat de slachtoffers uit de nabije omgeving van Abel Rosen berg afkomstig zijn en koestert een argwaan, die gevoed wordt door een nauwelijks latent anti semitisme. Heel aan het slot van de film wordt duidelijk, dat Abels broer, Max, met wie Abel samenwoonde en die tenslotte zelfmoord heeft gepleegd, voor Vergerus werkte, zodat het vermoeden gewettigd lijkt, dat het Max is, die aan Vergerus zijn „ma teriaal" verschaft heeft. Oplossen Alleen dat gegeven al wijst op een sterke continuïteit tussen Bergmans Zweedse tijd en de hui dige „Duitse periode"^ die het ge volg is van zijn vrijwillige ballings chap voor de terreurmethoden van de Zweedse fiscus. Maar de conti nuïteit is nog op meer gebieden aanwezig, ook al lijkt „Het Slan geëi" op het eerste gezicht zich juist nogal sterk te onderscheiden van de Zweedse films. In het hierboven al genoemde boek zegt Bergman dat hij voor zijn sce nario een persoon wilde hebben die „op de een of andere manier een onbeschreven blad papier was", en voegt eraan toe dat die persoon terugkomt in zijn film „A Passion" Andreas, de beeldhouwer, die ten slotte geen mogelijkheid tot existe ren in dit aardse leven meer heeft, en die Bergman aan het slot van „A Passion" dan ook. via krachttoeren van de optische printer, in de meest letterlijke zin laat oplossen Zo'n persoon is Abel Rosenberg ook, en hij wordt aan het slot op een soortgelijke manier geëlimi neerd uit de film als hij vol af- De Zweedse filmer Bergman schuw toekijkt hoe Vergerus zelf moord pleegt.,terwijl de politie be zig is de deur van het laboratorium kapot te rammeien, schuift een blind stuk muur dat tenslotte het hele beeldvlak vult, Rosenberg a.h.w weg uit de film Ten overvloede is er dan nog een slotcommentaar bij een laatste opname van de prachtig gerecon strueerde Berlijnse boulevard waarin verteld wordt hoe Rosen berg aan de politie weet te ontko men en dat niemand daarna nog ooit iets van hem gehoord heeft- Hij is opgelost. Niet toevallig is hij, net als Andreas, een kunste naar, een artiest, in dit geval een trapezewerker In Bergmans film „De Schaamte" is het ook een kunstenaar, die vlucht voor de werkelijkheid van de oorlog, en die tenslotte in een sloep weet weg te komen met een aantal andere figuren, die zichzelf geleidelijk uit de film elimineren door zich zachtjes overboord te .la ten glijden De hele constallatie van persona ges uit „Het Slangeëi" is trouwens typerend in vrijwel alle Bergman films komt het een of andere soort artiest voor de meeste van zijn films bevatten ook een opvoering, een presentatie, waarbij men direct moet denken aan het poppenthea tertje en het primitieve filmprojec- tortje dat in Bergmans jeugd zo'n belangrijke rol heeft gespeeld; maar ook vinden we in de meeste gevallen een Vergerus als antago nist: een geleerde, die niets liever wil dan onderzoeken, ontleden, ob serveren En zelfs de commissaris is er al eerder in Bergmans wereld, bijv. in zo'n „vroegere" film als „Het Gezicht". Een belangrijk verschil met de vroegere films lijkt daarentegen de aanwezigheid van de massa Berg mans films «amen steeds meer het karakter aan van een ..Kammer- spiel" het ging maar om enkele, soms niet meer dan twee perso nages. De menigte in „De grote Stilte", die Esther vanuit haar hotelkamer ziet, blijft naamloos en zonder ge zicht. Maar het eerste shot van „Het Slangeëi" toont ons direct een menigte, die duidelijk uit afzonder lijke mensen bestaat. Het is een vertraagde opname, die aan de be wegingen van de massa iets irreëels geeft. Het shot is iets als een ..Leitmotiv" het keert meerdere malen tussen de aankondigingstitels terug, en ook weer aan het slot van de film En zoals de opname van die menig te nèt de honderd procent realisme mist zo is het ook met de verbluf fende decorbouw, die trouwens van dezelfde man afkomstig is die ook voor de decors van „Cabaret" gete kend heeft. Bergman heeft zich de grote films van het Duitse expressionisme een „Caligari" en een „Golem" laten voordraaien, en de sfeervolle, beklemmende beelden van zijn film zijn. hoe nauwgezet de recon structie ook is, eerder herinnerin gen aan die wereld van de expressi onistische films dan aan de reali teit van Berlijn 1923 De brede studio-boulevard waar het drukke Berlijnse verkeer zich een weg baant een beeld, dat te vaak in de film terugkeert en daar door alleen al een bepaalde opzet telijkheid krijgt is. mét antieke tram en auto's, toch duidelijk decor. Een film-wereld. Zo herin nert het zij terloops opgemerkt de scène waarin Abel zijn ge heimzinnige schoonzuster Manuela op haar tocht door de stad scha duwt, eigenlijk onmiddellijk aan Hitchcocks „Vertigo" Niet politiek „Het Slangeëi" is ook niet een poli tieke film. zoals men op het eerste gezicht zou vermoeden Althans niet in de letterlijke betekenis van het woord „Ik ben geen mens voor de politiek." heeft Bergman ooit gezegd, „ik bemoei me er niet mee Natuurlijk is hij een goed Zweeds sociaal-democraat, maar van een wezenlijke politieke geën gageerdheid hebben zijn films nooit blijk gegeven Een van zijn eerste contacten in Munchen was Franz Joseph Strauss, en dat getuigt ook al met van een fijne politieke neus. Nee. wat we uiteindelijk altijd weer zien op het witte doek is het typische Bergman-universum. zijn innerlij ke wereld, zijn innerlijke „film" Zo is ook Vergerus niet allereerst de intellectuele misdadiger die de slachthuizen van Auschwitz en Da chau aankondigt. Hij is allereerst een innerlijke gestalte van Berg man zélf. Het filmen speelt een uiterst belangrijke rol bij ?ijn expe riment: de kamer in zijn kliniek, waar Abel en zijn schoonzuster Ma nuela verblijven, blijkt aan alle kanten „bewaakt" te worden door filmcamera's van een vreemde, ar chaïsche bouw De projector waarmee Vergerus aan Abel ten slotte films laat zien van zijn afschuwlijke en weerzin wekkende experimenten met het menselijk uithoudingsvermogen, is een ingenieus wonder van tech niek, dat tegelijk een feilloos mo dern mechanisme en een antiek instrument lijkt En Vergerus doet, wat Bergman doet personen be spieden die hij door zijn script en regie beïnvloed en geconditioneerd heeft Het is de eeuwige spanning, die Bergman ooit beschreven heeft, van wat er zich op de momenten van de opname manifesteren kan, van wat er uit de hand kan lopen Vergerus maakt van zijn eigen dood-door-zelfmoord nog een spek takel. een schouwspel Zoals Berg man in laatste instantie altijd al leen zichzelf. Bergman, filmt En daarom maakt „Het Slangeëi' hoe beklemmend en grandioos ook bij vlagen, op een bepaalde manier kortsluiting Wat in Berlijn 1923 én daarna gebeard is. is geen stof voor symbool en projectie Zodra dat laatste het geval is, wordt afbreuk gedaan aan de ob jectieve Verschrikking die geen verdere Inmenging, geen commen taar of symboliek meer nodig heeft, die er eenvoudig Is; die onaantast baar is. Dat is. meen ik. de reden waarom de film tenslotte gaat lijden aan thriller en horrorelementen, die het niet meer doen Effecten wor den te sterk aangezet om de werke lijkheid te overtroeven, er ontstaat een geforceerdheid die aan de ge loofwaardigheid tekort doet Het vreemde land van „De Grote Stil te" Bergmans ..eigen' land was reëler dan de realiteit van Ber lijn 1923

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 23