Alternatieve hulp: wel problemen, geen malaise Economieleraren maken zelf lesbrieven itgangspunten van vroeger zijn niet zo erg veranderd' Hulp verlenen én veranderen blijft moeilijk Vrouw geeft toe babylijkje in vaart te hebben gegooid Geurverspreiders nieuwe hard drug anvraag ingediend voor een ander leerplan r^NlElrW »i GEEN tOOMSVEftïon P6-H 17 Kees de Leeuw b ïland kent sinds het begin van de jaren zeventig zijn alternatieve hulpverlening, die al snel a empeld werd als een „Leger des Heils" voor links Nederland, „Nieuwe hulp in nieuwe nood" en idfopvangmiddel voor met name jongeren in moeilijkheden. In Amsterdam werd begin 1970 Ïie opgericht, waarna al snel het JAC verscheen (Jongeren Adviescentrum), terwijl in Den de Sosjale Joenit wilde bouwen aan een nieuwe maatschappij. Dit alles onder het motto: „^verlenen en veranderen. Of anders geformuleerd: het koppelen van hulp aan het voeren van de actie om de bestaande structuren in de maatschappij te slechten., y Bgrijkste kenmerken daarbij m en: lage drempel, de hulp is di- anoniem en gratis, wordt voor- iu lelijk door vrijwilligers gedaan m de hulpverlener kiest nadrukke- id de kant van de hulpvrager. Een ou ai en nobel streven, maar in okto- 1972 ging Release Amsterdam de tot sluiting. De dertig vrijwilli- de 5 zeiden in de hulpverlening te Jlrinken en aan het veranderen welijks toe te komen. Aangekon- I werd, dat men ondergronds ten dat betekende het einde van alternatieve hoofdstedelijke iverleningsinstantie. nam echter niet weg, dat overal »rs in het land Releases en JAC's den opgericht, waar hulpverle- boordevol idealen aan de slag ;en. Deels als vrijwilliger bij de eases, waar aanvankelijk het uit- gspunt was: we helpen in princi- en verwijzen door waar nodig is, Is als beroepskracht bij de JAC's als uitgangspunt: in principe (rijzen we door en we helpen waar acuut nodig is. de praktijk echter bleken deze spronkelijke verschillén (subcul- contra establishment) nogal te vallen en nu kan men zeggen, er in hoofdzaak nauwelijks veel erscheid is te maken tussen de kwijze van een JAC, een Release en Sosjale Joenit. nu nog ongeveer vijftig bestaan- alternatieve instellingen gaan als nodig is tegen de gevestigde orde verbergen minderjarigen en zet- kraken voor daklozen. Wel wor de laatste tijd de geluiden steeds rker, dat de alternatieve hulpver ing in een malaise zou verkeren. De Groene werd dit vorig jaar al ignaleerd en ook Vrij Nederland ichtte hierover. Door middel van ezonden brieven ontspon zich een cussie, die in Jeugdwerk Nu werd irtgezet zonder dat nu echt duide- werd of deze hulpvorm in het p verkeert en zo ja, waardoor. inflicten t te ontkennen valt, dat zich in de elopen maanden conflicten heb- voorgedaan of nog voordoen bij J's in Amsterdam, Rotterdam, versum, Breda, Oss, Tilburg en astricht. Conflicten, waarbij niet een harde woorden vielen maar ontslagen, en medewerkers zich t ontzagen om elkaar buiten de ir te werken. Al met al toch wel reden om je af te vragen: wat is aan de hand met de alternatieve Ipverlening, waar komen die leilijkheden vandaan en hoe alter- üef is deze vorm van hulpverle- ig nog? een gesprek met Jan Lievense, die 1970 tot september 1977 coördi- tor was van het landelijk overleg irspronkelijk: beraad) van werkers de alternatieve hulpverlening, en op de Smet (sinds 1 december vo rig jaar zijn opvolger) ontkennen deze twee niet dat er problemen be staan. Van een malaise willen ze ech ter niet spreken, terwijl ze ook niet vinden dat de uitgangspunten van vroeger nu zoveel zijn veranderd. Jan Lievense, die nu docent maat schappijleer is aan de lerarenoplei ding van de VU: „Ik geloof niet dat er in wezen zoveel is veranderd, maar ik denk dat er conflicten zijn ontstaan en nog ontstaan over de vraag: moet je individuele hulp ver lenen of moet je sociale actie voe ren? Als je overspoeld wordt met cliënten, moet je hen dan de deur gaan wijzen? Doe Je dat niet, dan kom je aan sociale actie niet toe. Doe je het wel, dan ben je alleen individueel bezig met het „verbin den" van de cliënt. Een ander punt dat een rol heeft gespeeld en nogal vaag is gebleven is de solidariteit. Met wie moet je solidair zijn. Met iedereen? Ik denk niet dat dat mo gelijk is. Dit werk dient vanuit een bepaalde visie te worden gedaan en die visie bepaalt en selecteert tevens je activiteiten. Dat houdt in, dat je soms doorverwijst naar andere in stanties." Trouwen Joop de Smet: „Een concreet voor beeld, wat ik zelf weieens heb mee gemaakt, toen ik nog bij de Sosjale Joenit in Den Haag werkte. Help je iemand die de weg vraagt om te trouwen. Vanuit de alternatieve hulpverlening kun je in het alge meen zeggen, dat we niet zo geluk kig zijn met het instituut huwelijk. Daarom kan zo iemand beter te recht bij een bureau voor levens- en gezinsvragen (LGV). De alternatieve hulpverlening heeft zich overigens niet uitsluitend gericht op jongeren. De Releases werken in feite voor iedereen die het slachtoffer is van de maatschappij. De problematiek, zo als vrouwenemancipatie, werkloos heid of het functioneren van sociale diensten, is echt niet meer alleen toe te spitsen op jongeren. De invals hoek vanuit CRM is wel nog steeds hulpverlening aan jongeren, maar die scheiding is niet zo sterk te maken". Hoe alternatief is nog de alternatieve hulpverlening? Jan Lievense: „Nog steeds geldt het uitgangspunt, dat de oorzaken van problemen gezocht worden in maat schappelijke structuren en dat je die moet proberen te veranderen. En gelukkig zijn er traditioneel werken de instellingen, die zo langzaamaan ook niet meer blijven stilstaan bij het individueel hulpverlenen, al ver schilt dat nogal per instelling". Joop de Smet: „Ik zou het maat schappij-kritische ook helemaal niet willen claimen. Ik denk dat juist mede door ons er een ontwik keling op gang is gekomen, dat ook werkers van traditionele instellin gen verder zijn gaan kijken dan die ene klant die tegenover hen aan het bureau zit. Neem het jongeren-ad viesbureau in Leeuwarden, dat nog steeds onderdeel is van een gezins voogdij vereniging. Daar werd men geconfronteerd met het weglooppro bleem van minderjarigen (art. 280) en heeft men er kennelijk veel van geleerd, want ook voor hen is het nu belangrijk dat de wet veranderd wordt. Dat is een opstelling, die ver der gaat dan alleen maar individue le hulp. Zo zijn er wel meer voorbeel den te noemen." Wat het „alternatieve" betreft merkt hij op: „In Jeugdwerk nu wordt op een gegeven moment ge zegd. dat je beter niet meer kunt spreken van alternatieve hulpverle ning. De voorkeur wordt gegeven aan links of anti-kapitalistisch. An ders houd je de verwarring alleen maar in stand, werd er gezegd. Als coördinator heb ik voor mezelf dui delijk gesteld, dat ik wil werken vanuit de gedachte hoe je de kriti sche hulpverlening vandaag de dag vorm kunt geven. Dan kun je ter men laten vallen als maatschappij verandering, sociale actie en zo, maar je moet niet uit het oog verlie zen, dat problemen waar jongeren mee worden geconfronteerd, niet kunnen worden opgelost via indivi duele hulpverlening. Maar op een andere manier, en daarvoor moetor» wegen worden gezocht". Maar dat levert problemen en conflic ten op. Jan Lievense: „Ja, er zijn proble men, maar dat zijn de problemen van het welzijnswerk in zijn totali teit. Die zijn er altijd geweest, maar om die bij elkaar te vegen en meteen te bestempelen als de malaise in de alternatieve hulpverlening is onzin". Joop de Smet: „De moeilijkheid van elk welzijnswerk is, hoe kan je als werker de problemen van de maat schappij aanpakken. Dat is een ver schrikkelijke taak, omdat je steeds opnieuw moet zoeken naar de beste methode. En de ene keer zeg je: we moeten het doen via sociale actie, en de andere keer: we moeten er toch een groepswerker bij, of een thera peut of iemand die iets afweet van medicijnen, want er komen telkens jongeren binnen die daarmee zitten". Jan Lievense: „Het gaat nog verder, Tegen de gevestigde orde in, als dat nodig is. want je moet niet alleen volgens een bepaalde methode er iets aan doen, maar ook vanuit een visie. En zoals je weet bestaan er nogal wat visies in Nederland. Die veroorzaken ook botsingen en problemen." joop de Smet: „Dat geldt ook voor een JAC of Release waar iemand werkt. Daar zijn gewoon verschillen van mening en als je daar niet zo gauw uitkomt, wordt het nog moei lijker omdat de overheid aan de deur staat te trappelen. Dan komen er vragen van: wat doen jullie eigen lijk en laat je cijfers eens zien. Op nieuw kunnen er conflicten ont staan, waardoor de discussie wordt bemoeilijkt en als werker krijg je geen kans om de aanpak die je zocht te ontdekken en uit te voeren". Bijdrage-regeling Jan Lievense: „Een actueel punt is de rijksbijdrage-regeling van CRM, waarbij gemeenten en/of provincies plannen moeten opstellen voor de hulpverlening, die dan op voorwaar den van het ministerie worden ge subsidieerd. Ook dat levert de nodi ge problemen op, zoals in Dor drecht. Het JAC wil vier werkers, de gemeente gaat ermee akkoord, maar CRM zegt: nee, geen vier, maar drie. Waar blijf je dan met je decentralisatie, die trouwens per de finitie niet meer democratisch zou zijn, vind ik." Joop de Smet: „Om nog even op die zogeheten malaise terug te komen, wil ik nog wel zeggen, dat de alterna tieve hulpverlening zich altijd nogal controversieel heeft opgesteld. Kom je dan als instelling zelf in de moei lijkheden, dan is dat natuurlijk nieuws en stof voor een leuk ver haal. Zo van kijk eens, zij pretende ren het altijd zo goed te doen en nu verkeren ze zelf in de problemen. Dat levert een lekker stukje op en is misschien ook wel de reden dat jij hier nu zit." Oké, dat kan wel zijn, maar daarmee poets je de conflicten niet weg. Joop de Smet: „Dat wil ik ook hele maal niet, maar die conflicten zijn wel nogal verschillend. Bij de een gaat het om een conflict met het bestuur, bij de ander is het een con flict onderling en bij de derde speelt het tussen beroepskrachten en sta giaires. Ze zijn allemaal anders ge aard en die kan je niet op één hoop vegen en roepen: er is dus malaise." Jan Lievense: „Afgezien nog van het feit dat dit soort conflicten altijd al zijn voorgekomen. Misschien zullen er weer enkele processen tegen al ternatieve hulpverleners moeten ko men, zoals in het verleden ook is gebeurd inzake de wegloop-proble matiek, om de gelederen opnieuw te sluiten." Joop de Smet: „Je hebt bij de alter natieve hulpverlening nu eenmaal de vrijheid om je mening te uiten en ernaar te streven dat er rekening mee wordt gehouden. Binnen ande re instellingen op welzijnsgebied, die meestal hiërarchisch zijn opge bouwd, heb je die kans niet of al thans veel minder. Als daar proble men zijn, komen ze ook niet zo gauw naar buiten, maar worden intern op gelost." Jan Lievense: „Dat is één en boven dien heb je in werk met vrijwilligers een groter verloop dan bij instellin gen met alleen beroepskrachten Daar is minder doorstroming, ter wijl hier regelmatig andere mensen komen, die opnieuw bepaalde zaken aan de orde willen stellen, zoals werkwijze en visie." Joop de Smet: „Op landelijk niveau zijn er overigens weinig problemen, maar als coördinator kan je aan plaatselijke conflicten nauwelijks iets doen, tenzij je als bemiddelaar zou worden gevraagd. Ik heb mij alleen bezig te houden met de the ma's, die het landelijk overleg waar in elke instelling is vertegenwoor digd. heeft vastgesteld. Zaken als de rechtspositie van de minderjarige, jongeren-huisvesting, de bijstand aan schoolgaande, zelfstandig wo nende minderjarigen en het functio neren van de kinderbescherming. De Instellingen zelf zijn autonoom en als er problemen zijn bij een JAC. kan ik daar erg ongelukkig mee zijn. maar ik kan er in feite niets aan doen." Kort samengevat: geen malaise en de alternatieve hulpverlening heeft nog alle toekomst. Jan Lievense: „Wij zullen door gaan": Joop de Smet: „Maar de pro blemen ontkennen we niet. Die zijn gewoon aanwezig en zullen wel blij ven ook, omdat ze samenhangen met het werk dat we doen. Subsidië ring. stichtingsbestuur (met name bij de JAC's en nu niet de meest democratische vorm), psychiatrie, huisvesting, het is niet niks, waar je als werker mee te maken krijgt. Dat moet niet worden onderschat." Jan Lievense: „Ik denk dat er pas sprake is van een malaise, als aller lei zeer gevestigde organen en instel lingen gaan zeggen: dat kan niet. want de alternatieve hulpverlening is ertegen. Dat hebben we meege maakt bij de vereniging van kinder rechters en artikel 280 (weglopers). Dat vind ik een veeg teken, omdat het oneigenlijke argumenten zijn om iets af te wijzen." Joop de Smet: „Het is natuurlijk belangrijk om steun te krijgen voor iets, maar dan moet iemand er zelf wel achter gaan staan en niet omdat wij ertegen zijn. Concluderend ge loof ik, dat de alternatieve hulpver lening geen tijdsverschijnsel is in die zin, dat het op een gegeven mo ment voorbijgaat. Wel is ze onderhe vig aan veranderingen en dat is maar goed ook, omdat Je steeds met nieuwe problemen wordt geconfron teerd. Neem bijvoorbeeld de mensen die hun hele salaris in de fruitauto maat storten en daaraan danig ver slaafd zijn. Dat vergt een nieuwe aanpak en mijn taak is het om op basis van wat er plaatselijk gebeurt een duidelijke lijn eruit te krijgen." Jan Lievense: „Deze hulpvorm heeft zeker nog toekomst. Helaas, zou ik erachter moeten zeggen, want was dat niet het geval, dan leefden we al in een ideale maatschappij en zover is het nog lang niet." HOOGEVEEN (ANP) - De rijkspo litie van De Dijk (Dr.) heeft in ver band met de vondst van een baby- lijkje in de Hoogeveensevaart op 15 februari, twee vrouwen moeder en dochter aangehouden. De moeder heeft verklaard het babylijkje in een plastic zak te hebben gedaan en in de Hoogeveensevaart te hebben gegooid. De andere vrouw heeft bevestigd op 5 januari van een dochter te zijn bevallen. De moeder trof tijdens een bezoek aan haar dochter het kind dood aan waarna zij het lijkje in de plastic zak deed en in de Hooge veensevaart wiero. Sectie heeft uitgewezen dat de baby die op 15 februari is gevonden door een slag met een hard voorwerp om het leven is gebracht. Een recher cheteam van vijftien man is sedert de vondst op 15 februari met de zaak bezig geweest. Het onderzoek duurt nog voort. LEEUWARDEN - De politie van Leeuwarden heeft 144 flesjes Loc ker-room en 144 flesjes Coco-snow in beslag genomen, die op de markt worden gebracht als geurversprei ders. De beide middeltjes bevatten echter de stof butylnitriet die kan worden opgesnoven, maar waarbij acute hartstilstand het gevolg kan zijn. Volgens de politie zou het hier om een nieuwe goedkope hard drug gaan. waarvoor in de Verenigde Sta ten meer en meer afnemers worden gevonden. Het middel valt niet on der de Opiumwet, maar de waren wet verbiedt wel het bezit van of het handelen in deze stoffen. Het gerechtelijk laboratorium, die de middelen heeft onderzocht, noemt de stof butylnitriet levensge vaarlijk. Vooral wordt gewaar schuwd tegen het snuiven van Coco- snow, omdat dit middel doet denken aan cocaïne, maar het bepaald niet is. or Piet Hagen MSTERDAM Economie op school is een nuttig vak. Je itdekt dat alles schaars is en dat iets duurder wordt naarmate vraag groter en het aanbod kleiner is. Hoe het wankele enwicht tussen vraag en aanbod wordt bereikt, leer je door het aken van moeilijke sommen. Je becijfert kosten en baten, voer en uitvoer, lonen en prijzen, winst en verlies. En als je de amenstof onder de knie hebt, begrijp je waarom de wereld ionomisch draait zoals zij draait: om het geld. is nog een andere manier om tanomie te geven dan in de gangba- I boekjes gebruikelijk is. Die ma- er wordt in praktijk gebracht door faren die actief zijn in de landelijke krkgroep economieonderwijs. Deze tfkgroep is een paar jaar geleden «staan uit onvrede met de traditi- lele examenstof. De laatste tijd is I groep hard bezig zelf lesmateriaal i maken. ok volgens deze leraren is econo- ie een nuttig vak. Maar economie jvoor hen geen doel op zichzelf. Zij Uien dat de leerlingen met behulp tn econo mie gaan begrijpen waar- lor de dingen historisch geworden in zoals ze Zijn, en ook: hoe het Isschien anders zou kunnen. Som- en over invoer en uitvoer moeten sl gemaakt worden, maar dan niet leen om het saldo op de betalings- Uans te berekenen, ook om te be- ijpen waardoor arme landen zo ak het loodje leggen als ze grond- Dffen verkopen aan rijke landen, el sommen over lonen en prijzen, aar niet alleen om de inflatie te rekenen, ook om te zien waardoor een meer verdient dan de ander. roepjes euwe uitgangspunten bedenken or het vak economie is makkelij- r dan ze uit te werken in verant- >ord lesmateriaal. Toch proberen leraren van de landelijke werk- oep economieonderwijs dat. In kleine groepjes maken ze „lesbrie ven", die ze zelf in de klas uitprobe ren. Ze wisselen ervaringen uit, over leggen opnieuw, schaven de lesbrie ven weer bij, doen nieuwe ervaringen op, en zo gaat het proces van ver nieuwing steeds door. Die lesbrieven kunnen uitdijen tot forse mappen van dik honderd pagina's, maar de werkgroep blijft hardnekkig van „brieven" spreken. Om niet de in druk te wekken dat ze kant-en-klare boeken aanbieden, die elke leraar in Nederland met zijn armen over el kaar kan gaan „behandelen". Wie een lesbrief gebruikt moet ermee aan het werk. Er zijn nu lesbrieven in de maak over onderwerpen als consumentenge drag. overheidsfinanciën, economi sche politiek, geld, economie van ontwikkelingslanden, economische orde en werkloosheid. Een zeer gede gen lesbrief bestaat reeds over inko mens. De titel luidt: „Daar kan ik inkomen". Drie van de schrijvers vertellen hoe ze ertoe gekomen zijn deze lesbrief te maken. Het zijn Willy Appelo, Geert Hoevers en Geerten de jong, alle drie leraar economie, respectievelijk aan de sociale academie De Horst, de lerarenopleiding V.L./V.U. en het Amsterdams Montessori Lyceum. Behoefte „In je lespraktijk merk je dat er behoefte bestaat aan goede informa tie over loononderhandelingen, inko mensverdeling en dergelijke. Daaro ver staat hap snap wel iets in school boeken, maar een systematische be handeling waarbij ook de historische ontwikkeling aan de orde komt, vind je niet. Eerst begin je dan een stencil te maken. Maar dat is al gauw te beknopt, je verbetert het en breidt het uit en zo wordt het stencil dik ker. Op een gegeven moment merk je dat je in je eentje niet verder komt, dat je met collega's moet over leggen. Samen ga je dan verder en zo ontstaat langzamerhand een lesbrief van 141 pagina's." „Dat kan ik inkomen" begint met een uitleg van wat inkomen eigenlijk is. Vervolgens komt de geschiedenis van de inkomensverhoudingen aan de orde, vanaf de slavernij tot aan het industriële tijdperk. De laatste drie hoofdstukken gaan over het ka pitalisme, het socialisme en de ont wikkelingen sinds 1945. Een van de uitgangspunten van de lesbrief is dat het onderwijs zoveel mogelijk moet aansluiten bij de si tuatie die de leerling kent. Een van de eerste opdrachten luidt daarom: „Ga na van welk inkomen jij (je ouders of verzorgers) voornamelijk afhankelijk bent. Daarna zullen we de gegevens van de hele klassamen- vatten, om ze te vergelijken met de gegevens in de tekst." Een andere opdracht: „Ga na wat je ouders, grootouders of oudere bekenden zich nog herinneren van de crisis in de jaren dertig". Of: „Bespreek in je klas de verschillen in positie van mannen en vrouwen die buitenshuis werken en probeer erachter te ko men, wat de meningen over dit pro bleem in de klas zijn" Geen scheiding De lesbrief zondigt consequent te gen het op onze scholen gehuldigde beginsel van scheiding der vakken. Het gaat wel steeds over economie, maar nooit over economie als een soort abstract rekenmodel dat niets met de werkelijkheid te maken heeft. Economie is steeds verbonden met de sociale geschiedenis. Er wor den verbindingen gelegd met de lite ratuur, er wordt verwezen naar aard rijkskunde, economie blijkt ook een stuk maatschappijleer in te houden. De schrijvers van de lesbrief blijven economen. Ze willen hun collega's van andere vakken niet in de wielen rijden. Maar ze proberen wel te laten zien dat economie iets met andere vakken te maken heeft. „Wat weet je van de inkomensverde ling onder het feodalisme?" „Waar om bemoeide Multatuli zich met de Nederlandse arbeiders?" „Vraag aan je scheikundeleraar hoe men tegenwoordig margarine en zeep maakt en hoe dat omstreeks 1900 gebeurde." ..Maak met gegevens uit het geschiedenisboek een schema waarin staat wanneer de stoomma chine werd uitgevonden, en hoe hij werd toegepast; hetzelfde voor ben zinemotor, elektromotor, fiets en te lefoon." „Waarom zou in het zuiden van Vietnam nog een groter deel van de economie in privé-handen zijn dan in het noorden?" Kans op samenwerking Door zo te werken is er een goede kans op samenwerking met leraren van andere vakken. Je kunt hun vragen eerst een bepaald onderwerp te behandelen, voordat jij aan iets toekomt dat daarmee te maken heeft. Je kunt gelijktijdig een be paald thema vanuit verschillende vakken behandelen. Zulke vormen van samenwerking zijn overigens geen voorwaarde voor de werkwijze van deze lesbrief. Wel ligt contact met andere vakken meer voor de hand dan bij de traditionele me thoden. Als je de lesbrief over inkomens goed wilt doen. ben je al gauw een paar maanden bezig. Al doende ko men verschillende onderwerpen aan de orde, die zijn voorgeschreven voor het examen. Maar kun je op deze manier de hele examenstof be handelen? Het kan, zeggen de schrijvers, maar dan moet je wel een uitgekiend programma maken. Als er toch bepaalde lacunes zouden ontstaan, moet je aan die onderwer pen afzonderlijk aandacht bes teden. Het is niet gemakkelijk om de ge baande wegen van de examendril te verlaten en zelf langs nieuwe paden toch weer bij dat examen uit te komen. Daarom heeft de landelijke werkgroep economie onderwijs de hulp ingeroepen van de Stichting Leerplan Ontwikkeling, een door overheid en onderwijsorganisaties ten dienste van de scholen ingesteld bureau. Gezamenlijk De stichting voelt wel voor het pro ject van de landelijke werkgroep. Er ligt een gedetailleerde aanvraag klaar en als de stichting dit voorjaar positief beslist, zal er gezamenlijk gewerkt worden aan een alternatief examenprogramma. Een aantal le raren zal dan taakuren krijgen om lesmateriaal te ontwerpen en uit te proberen. De stichting leerplan ont wikkeling zorgt dan voor deskundig j advies en materiële hulp. Het eind- I resultaat zou door de landelijke werkgroep zelf worden uitgegeven, zodat andere scholen ervan kunnen profiteren. Wie inlichtingen over de werkgroep wil hebben kan schrijven naar het secretariaat L.W.E.O., Olympiaplein 13, Amsterdam. De lesbrief „Daar kan ik inkomen" kan besteld worden door 9,75 te gireren op postgiro 13500, ten bate van nummer V 9453, Hein Vrolijk, Tweede Van Swinden- straat €7 Amsterdam. Illustratie uit de lesbrief „Daar kan ik inkomen''

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 17