Alternatieve hulp: wel problemen, geen malaise
Economieleraren maken
zelf lesbrieven
itgangspunten van vroeger zijn niet zo erg veranderd'
Hulp verlenen
én veranderen
blijft moeilijk
Vrouw geeft toe
babylijkje in vaart
te hebben gegooid
Geurverspreiders
nieuwe hard drug
anvraag ingediend voor een ander leerplan
r^NlElrW »i
GEEN tOOMSVEftïon
P6-H 17
Kees de Leeuw
b ïland kent sinds het begin van de jaren zeventig zijn alternatieve hulpverlening, die al snel
a empeld werd als een „Leger des Heils" voor links Nederland, „Nieuwe hulp in nieuwe nood" en
idfopvangmiddel voor met name jongeren in moeilijkheden. In Amsterdam werd begin 1970
Ïie opgericht, waarna al snel het JAC verscheen (Jongeren Adviescentrum), terwijl in Den
de Sosjale Joenit wilde bouwen aan een nieuwe maatschappij. Dit alles onder het motto:
„^verlenen en veranderen. Of anders geformuleerd: het koppelen van hulp aan het voeren van
de actie om de bestaande structuren in de maatschappij te slechten.,
y Bgrijkste kenmerken daarbij
m en: lage drempel, de hulp is di-
anoniem en gratis, wordt voor-
iu lelijk door vrijwilligers gedaan
m de hulpverlener kiest nadrukke-
id de kant van de hulpvrager. Een
ou ai en nobel streven, maar in okto-
1972 ging Release Amsterdam
de tot sluiting. De dertig vrijwilli-
de 5 zeiden in de hulpverlening te
Jlrinken en aan het veranderen
welijks toe te komen. Aangekon-
I werd, dat men ondergronds
ten dat betekende het einde van
alternatieve hoofdstedelijke
iverleningsinstantie.
nam echter niet weg, dat overal
»rs in het land Releases en JAC's
den opgericht, waar hulpverle-
boordevol idealen aan de slag
;en. Deels als vrijwilliger bij de
eases, waar aanvankelijk het uit-
gspunt was: we helpen in princi-
en verwijzen door waar nodig is,
Is als beroepskracht bij de JAC's
als uitgangspunt: in principe
(rijzen we door en we helpen waar
acuut nodig is.
de praktijk echter bleken deze
spronkelijke verschillén (subcul-
contra establishment) nogal
te vallen en nu kan men zeggen,
er in hoofdzaak nauwelijks veel
erscheid is te maken tussen de
kwijze van een JAC, een Release
en Sosjale Joenit.
nu nog ongeveer vijftig bestaan-
alternatieve instellingen gaan als
nodig is tegen de gevestigde orde
verbergen minderjarigen en zet-
kraken voor daklozen. Wel wor
de laatste tijd de geluiden steeds
rker, dat de alternatieve hulpver
ing in een malaise zou verkeren.
De Groene werd dit vorig jaar al
ignaleerd en ook Vrij Nederland
ichtte hierover. Door middel van
ezonden brieven ontspon zich een
cussie, die in Jeugdwerk Nu werd
irtgezet zonder dat nu echt duide-
werd of deze hulpvorm in het
p verkeert en zo ja, waardoor.
inflicten
t te ontkennen valt, dat zich in de
elopen maanden conflicten heb-
voorgedaan of nog voordoen bij
J's in Amsterdam, Rotterdam,
versum, Breda, Oss, Tilburg en
astricht. Conflicten, waarbij niet
een harde woorden vielen maar
ontslagen, en medewerkers zich
t ontzagen om elkaar buiten de
ir te werken. Al met al toch wel
reden om je af te vragen: wat is
aan de hand met de alternatieve
Ipverlening, waar komen die
leilijkheden vandaan en hoe alter-
üef is deze vorm van hulpverle-
ig nog?
een gesprek met Jan Lievense, die
1970 tot september 1977 coördi-
tor was van het landelijk overleg
irspronkelijk: beraad) van werkers
de alternatieve hulpverlening, en
op de Smet (sinds 1 december vo
rig jaar zijn opvolger) ontkennen
deze twee niet dat er problemen be
staan. Van een malaise willen ze ech
ter niet spreken, terwijl ze ook niet
vinden dat de uitgangspunten van
vroeger nu zoveel zijn veranderd.
Jan Lievense, die nu docent maat
schappijleer is aan de lerarenoplei
ding van de VU: „Ik geloof niet dat
er in wezen zoveel is veranderd,
maar ik denk dat er conflicten zijn
ontstaan en nog ontstaan over de
vraag: moet je individuele hulp ver
lenen of moet je sociale actie voe
ren? Als je overspoeld wordt met
cliënten, moet je hen dan de deur
gaan wijzen? Doe Je dat niet, dan
kom je aan sociale actie niet toe.
Doe je het wel, dan ben je alleen
individueel bezig met het „verbin
den" van de cliënt. Een ander punt
dat een rol heeft gespeeld en nogal
vaag is gebleven is de solidariteit.
Met wie moet je solidair zijn. Met
iedereen? Ik denk niet dat dat mo
gelijk is. Dit werk dient vanuit een
bepaalde visie te worden gedaan en
die visie bepaalt en selecteert tevens
je activiteiten. Dat houdt in, dat je
soms doorverwijst naar andere in
stanties."
Trouwen
Joop de Smet: „Een concreet voor
beeld, wat ik zelf weieens heb mee
gemaakt, toen ik nog bij de Sosjale
Joenit in Den Haag werkte. Help je
iemand die de weg vraagt om te
trouwen. Vanuit de alternatieve
hulpverlening kun je in het alge
meen zeggen, dat we niet zo geluk
kig zijn met het instituut huwelijk.
Daarom kan zo iemand beter te
recht bij een bureau voor levens- en
gezinsvragen (LGV). De alternatieve
hulpverlening heeft zich overigens
niet uitsluitend gericht op jongeren.
De Releases werken in feite voor
iedereen die het slachtoffer is van de
maatschappij. De problematiek, zo
als vrouwenemancipatie, werkloos
heid of het functioneren van sociale
diensten, is echt niet meer alleen toe
te spitsen op jongeren. De invals
hoek vanuit CRM is wel nog steeds
hulpverlening aan jongeren, maar
die scheiding is niet zo sterk te
maken".
Hoe alternatief is nog de alternatieve
hulpverlening?
Jan Lievense: „Nog steeds geldt het
uitgangspunt, dat de oorzaken van
problemen gezocht worden in maat
schappelijke structuren en dat je
die moet proberen te veranderen. En
gelukkig zijn er traditioneel werken
de instellingen, die zo langzaamaan
ook niet meer blijven stilstaan bij
het individueel hulpverlenen, al ver
schilt dat nogal per instelling".
Joop de Smet: „Ik zou het maat
schappij-kritische ook helemaal
niet willen claimen. Ik denk dat
juist mede door ons er een ontwik
keling op gang is gekomen, dat ook
werkers van traditionele instellin
gen verder zijn gaan kijken dan die
ene klant die tegenover hen aan het
bureau zit. Neem het jongeren-ad
viesbureau in Leeuwarden, dat nog
steeds onderdeel is van een gezins
voogdij vereniging. Daar werd men
geconfronteerd met het weglooppro
bleem van minderjarigen (art. 280)
en heeft men er kennelijk veel van
geleerd, want ook voor hen is het nu
belangrijk dat de wet veranderd
wordt. Dat is een opstelling, die ver
der gaat dan alleen maar individue
le hulp. Zo zijn er wel meer voorbeel
den te noemen."
Wat het „alternatieve" betreft
merkt hij op: „In Jeugdwerk nu
wordt op een gegeven moment ge
zegd. dat je beter niet meer kunt
spreken van alternatieve hulpverle
ning. De voorkeur wordt gegeven
aan links of anti-kapitalistisch. An
ders houd je de verwarring alleen
maar in stand, werd er gezegd. Als
coördinator heb ik voor mezelf dui
delijk gesteld, dat ik wil werken
vanuit de gedachte hoe je de kriti
sche hulpverlening vandaag de dag
vorm kunt geven. Dan kun je ter
men laten vallen als maatschappij
verandering, sociale actie en zo,
maar je moet niet uit het oog verlie
zen, dat problemen waar jongeren
mee worden geconfronteerd, niet
kunnen worden opgelost via indivi
duele hulpverlening. Maar op een
andere manier, en daarvoor moetor»
wegen worden gezocht".
Maar dat levert problemen en conflic
ten op.
Jan Lievense: „Ja, er zijn proble
men, maar dat zijn de problemen
van het welzijnswerk in zijn totali
teit. Die zijn er altijd geweest, maar
om die bij elkaar te vegen en meteen
te bestempelen als de malaise in de
alternatieve hulpverlening is onzin".
Joop de Smet: „De moeilijkheid van
elk welzijnswerk is, hoe kan je als
werker de problemen van de maat
schappij aanpakken. Dat is een ver
schrikkelijke taak, omdat je steeds
opnieuw moet zoeken naar de beste
methode. En de ene keer zeg je: we
moeten het doen via sociale actie, en
de andere keer: we moeten er toch
een groepswerker bij, of een thera
peut of iemand die iets afweet van
medicijnen, want er komen telkens
jongeren binnen die daarmee
zitten".
Jan Lievense: „Het gaat nog verder,
Tegen de gevestigde orde in, als dat nodig is.
want je moet niet alleen volgens een
bepaalde methode er iets aan doen,
maar ook vanuit een visie. En zoals
je weet bestaan er nogal wat visies
in Nederland. Die veroorzaken ook
botsingen en problemen."
joop de Smet: „Dat geldt ook voor
een JAC of Release waar iemand
werkt. Daar zijn gewoon verschillen
van mening en als je daar niet zo
gauw uitkomt, wordt het nog moei
lijker omdat de overheid aan de
deur staat te trappelen. Dan komen
er vragen van: wat doen jullie eigen
lijk en laat je cijfers eens zien. Op
nieuw kunnen er conflicten ont
staan, waardoor de discussie wordt
bemoeilijkt en als werker krijg je
geen kans om de aanpak die je zocht
te ontdekken en uit te voeren".
Bijdrage-regeling
Jan Lievense: „Een actueel punt is
de rijksbijdrage-regeling van CRM,
waarbij gemeenten en/of provincies
plannen moeten opstellen voor de
hulpverlening, die dan op voorwaar
den van het ministerie worden ge
subsidieerd. Ook dat levert de nodi
ge problemen op, zoals in Dor
drecht. Het JAC wil vier werkers, de
gemeente gaat ermee akkoord,
maar CRM zegt: nee, geen vier,
maar drie. Waar blijf je dan met je
decentralisatie, die trouwens per de
finitie niet meer democratisch zou
zijn, vind ik."
Joop de Smet: „Om nog even op die
zogeheten malaise terug te komen,
wil ik nog wel zeggen, dat de alterna
tieve hulpverlening zich altijd nogal
controversieel heeft opgesteld. Kom
je dan als instelling zelf in de moei
lijkheden, dan is dat natuurlijk
nieuws en stof voor een leuk ver
haal. Zo van kijk eens, zij pretende
ren het altijd zo goed te doen en nu
verkeren ze zelf in de problemen.
Dat levert een lekker stukje op en is
misschien ook wel de reden dat jij
hier nu zit."
Oké, dat kan wel zijn, maar daarmee
poets je de conflicten niet weg.
Joop de Smet: „Dat wil ik ook hele
maal niet, maar die conflicten zijn
wel nogal verschillend. Bij de een
gaat het om een conflict met het
bestuur, bij de ander is het een con
flict onderling en bij de derde speelt
het tussen beroepskrachten en sta
giaires. Ze zijn allemaal anders ge
aard en die kan je niet op één hoop
vegen en roepen: er is dus malaise."
Jan Lievense: „Afgezien nog van het
feit dat dit soort conflicten altijd al
zijn voorgekomen. Misschien zullen
er weer enkele processen tegen al
ternatieve hulpverleners moeten ko
men, zoals in het verleden ook is
gebeurd inzake de wegloop-proble
matiek, om de gelederen opnieuw te
sluiten."
Joop de Smet: „Je hebt bij de alter
natieve hulpverlening nu eenmaal
de vrijheid om je mening te uiten en
ernaar te streven dat er rekening
mee wordt gehouden. Binnen ande
re instellingen op welzijnsgebied,
die meestal hiërarchisch zijn opge
bouwd, heb je die kans niet of al
thans veel minder. Als daar proble
men zijn, komen ze ook niet zo gauw
naar buiten, maar worden intern op
gelost."
Jan Lievense: „Dat is één en boven
dien heb je in werk met vrijwilligers
een groter verloop dan bij instellin
gen met alleen beroepskrachten
Daar is minder doorstroming, ter
wijl hier regelmatig andere mensen
komen, die opnieuw bepaalde zaken
aan de orde willen stellen, zoals
werkwijze en visie."
Joop de Smet: „Op landelijk niveau
zijn er overigens weinig problemen,
maar als coördinator kan je aan
plaatselijke conflicten nauwelijks
iets doen, tenzij je als bemiddelaar
zou worden gevraagd. Ik heb mij
alleen bezig te houden met de the
ma's, die het landelijk overleg waar
in elke instelling is vertegenwoor
digd. heeft vastgesteld. Zaken als de
rechtspositie van de minderjarige,
jongeren-huisvesting, de bijstand
aan schoolgaande, zelfstandig wo
nende minderjarigen en het functio
neren van de kinderbescherming.
De Instellingen zelf zijn autonoom
en als er problemen zijn bij een JAC.
kan ik daar erg ongelukkig mee zijn.
maar ik kan er in feite niets aan
doen."
Kort samengevat: geen malaise en de
alternatieve hulpverlening heeft nog
alle toekomst.
Jan Lievense: „Wij zullen door
gaan": Joop de Smet: „Maar de pro
blemen ontkennen we niet. Die zijn
gewoon aanwezig en zullen wel blij
ven ook, omdat ze samenhangen
met het werk dat we doen. Subsidië
ring. stichtingsbestuur (met name
bij de JAC's en nu niet de meest
democratische vorm), psychiatrie,
huisvesting, het is niet niks, waar je
als werker mee te maken krijgt. Dat
moet niet worden onderschat."
Jan Lievense: „Ik denk dat er pas
sprake is van een malaise, als aller
lei zeer gevestigde organen en instel
lingen gaan zeggen: dat kan niet.
want de alternatieve hulpverlening
is ertegen. Dat hebben we meege
maakt bij de vereniging van kinder
rechters en artikel 280 (weglopers).
Dat vind ik een veeg teken, omdat
het oneigenlijke argumenten zijn
om iets af te wijzen."
Joop de Smet: „Het is natuurlijk
belangrijk om steun te krijgen voor
iets, maar dan moet iemand er zelf
wel achter gaan staan en niet omdat
wij ertegen zijn. Concluderend ge
loof ik, dat de alternatieve hulpver
lening geen tijdsverschijnsel is in
die zin, dat het op een gegeven mo
ment voorbijgaat. Wel is ze onderhe
vig aan veranderingen en dat is
maar goed ook, omdat Je steeds met
nieuwe problemen wordt geconfron
teerd. Neem bijvoorbeeld de mensen
die hun hele salaris in de fruitauto
maat storten en daaraan danig ver
slaafd zijn. Dat vergt een nieuwe
aanpak en mijn taak is het om op
basis van wat er plaatselijk gebeurt
een duidelijke lijn eruit te krijgen."
Jan Lievense: „Deze hulpvorm heeft
zeker nog toekomst. Helaas, zou ik
erachter moeten zeggen, want was
dat niet het geval, dan leefden we al
in een ideale maatschappij en zover
is het nog lang niet."
HOOGEVEEN (ANP) - De rijkspo
litie van De Dijk (Dr.) heeft in ver
band met de vondst van een baby-
lijkje in de Hoogeveensevaart op 15
februari, twee vrouwen moeder en
dochter aangehouden. De moeder
heeft verklaard het babylijkje in een
plastic zak te hebben gedaan en in
de Hoogeveensevaart te hebben
gegooid.
De andere vrouw heeft bevestigd op
5 januari van een dochter te zijn
bevallen. De moeder trof tijdens een
bezoek aan haar dochter het kind
dood aan waarna zij het lijkje in de
plastic zak deed en in de Hooge
veensevaart wiero.
Sectie heeft uitgewezen dat de baby
die op 15 februari is gevonden door
een slag met een hard voorwerp om
het leven is gebracht. Een recher
cheteam van vijftien man is sedert
de vondst op 15 februari met de zaak
bezig geweest. Het onderzoek duurt
nog voort.
LEEUWARDEN - De politie van
Leeuwarden heeft 144 flesjes Loc
ker-room en 144 flesjes Coco-snow in
beslag genomen, die op de markt
worden gebracht als geurversprei
ders. De beide middeltjes bevatten
echter de stof butylnitriet die kan
worden opgesnoven, maar waarbij
acute hartstilstand het gevolg kan
zijn.
Volgens de politie zou het hier om
een nieuwe goedkope hard drug
gaan. waarvoor in de Verenigde Sta
ten meer en meer afnemers worden
gevonden. Het middel valt niet on
der de Opiumwet, maar de waren
wet verbiedt wel het bezit van of het
handelen in deze stoffen.
Het gerechtelijk laboratorium, die
de middelen heeft onderzocht,
noemt de stof butylnitriet levensge
vaarlijk. Vooral wordt gewaar
schuwd tegen het snuiven van Coco-
snow, omdat dit middel doet denken
aan cocaïne, maar het bepaald niet
is.
or Piet Hagen
MSTERDAM Economie op school is een nuttig vak. Je
itdekt dat alles schaars is en dat iets duurder wordt naarmate
vraag groter en het aanbod kleiner is. Hoe het wankele
enwicht tussen vraag en aanbod wordt bereikt, leer je door het
aken van moeilijke sommen. Je becijfert kosten en baten,
voer en uitvoer, lonen en prijzen, winst en verlies. En als je de
amenstof onder de knie hebt, begrijp je waarom de wereld
ionomisch draait zoals zij draait: om het geld.
is nog een andere manier om
tanomie te geven dan in de gangba-
I boekjes gebruikelijk is. Die ma-
er wordt in praktijk gebracht door
faren die actief zijn in de landelijke
krkgroep economieonderwijs. Deze
tfkgroep is een paar jaar geleden
«staan uit onvrede met de traditi-
lele examenstof. De laatste tijd is
I groep hard bezig zelf lesmateriaal
i maken.
ok volgens deze leraren is econo-
ie een nuttig vak. Maar economie
jvoor hen geen doel op zichzelf. Zij
Uien dat de leerlingen met behulp
tn econo mie gaan begrijpen waar-
lor de dingen historisch geworden
in zoals ze Zijn, en ook: hoe het
Isschien anders zou kunnen. Som-
en over invoer en uitvoer moeten
sl gemaakt worden, maar dan niet
leen om het saldo op de betalings-
Uans te berekenen, ook om te be-
ijpen waardoor arme landen zo
ak het loodje leggen als ze grond-
Dffen verkopen aan rijke landen,
el sommen over lonen en prijzen,
aar niet alleen om de inflatie te
rekenen, ook om te zien waardoor
een meer verdient dan de ander.
roepjes
euwe uitgangspunten bedenken
or het vak economie is makkelij-
r dan ze uit te werken in verant-
>ord lesmateriaal. Toch proberen
leraren van de landelijke werk-
oep economieonderwijs dat. In
kleine groepjes maken ze „lesbrie
ven", die ze zelf in de klas uitprobe
ren. Ze wisselen ervaringen uit, over
leggen opnieuw, schaven de lesbrie
ven weer bij, doen nieuwe ervaringen
op, en zo gaat het proces van ver
nieuwing steeds door. Die lesbrieven
kunnen uitdijen tot forse mappen
van dik honderd pagina's, maar de
werkgroep blijft hardnekkig van
„brieven" spreken. Om niet de in
druk te wekken dat ze kant-en-klare
boeken aanbieden, die elke leraar in
Nederland met zijn armen over el
kaar kan gaan „behandelen". Wie
een lesbrief gebruikt moet ermee
aan het werk.
Er zijn nu lesbrieven in de maak over
onderwerpen als consumentenge
drag. overheidsfinanciën, economi
sche politiek, geld, economie van
ontwikkelingslanden, economische
orde en werkloosheid. Een zeer gede
gen lesbrief bestaat reeds over inko
mens. De titel luidt: „Daar kan ik
inkomen".
Drie van de schrijvers vertellen hoe
ze ertoe gekomen zijn deze lesbrief te
maken. Het zijn Willy Appelo, Geert
Hoevers en Geerten de jong, alle drie
leraar economie, respectievelijk aan
de sociale academie De Horst, de
lerarenopleiding V.L./V.U. en het
Amsterdams Montessori Lyceum.
Behoefte
„In je lespraktijk merk je dat er
behoefte bestaat aan goede informa
tie over loononderhandelingen, inko
mensverdeling en dergelijke. Daaro
ver staat hap snap wel iets in school
boeken, maar een systematische be
handeling waarbij ook de historische
ontwikkeling aan de orde komt, vind
je niet. Eerst begin je dan een stencil
te maken. Maar dat is al gauw te
beknopt, je verbetert het en breidt
het uit en zo wordt het stencil dik
ker. Op een gegeven moment merk
je dat je in je eentje niet verder
komt, dat je met collega's moet over
leggen. Samen ga je dan verder en zo
ontstaat langzamerhand een lesbrief
van 141 pagina's."
„Dat kan ik inkomen" begint met
een uitleg van wat inkomen eigenlijk
is. Vervolgens komt de geschiedenis
van de inkomensverhoudingen aan
de orde, vanaf de slavernij tot aan
het industriële tijdperk. De laatste
drie hoofdstukken gaan over het ka
pitalisme, het socialisme en de ont
wikkelingen sinds 1945.
Een van de uitgangspunten van de
lesbrief is dat het onderwijs zoveel
mogelijk moet aansluiten bij de si
tuatie die de leerling kent. Een van
de eerste opdrachten luidt daarom:
„Ga na van welk inkomen jij (je
ouders of verzorgers) voornamelijk
afhankelijk bent. Daarna zullen we
de gegevens van de hele klassamen-
vatten, om ze te vergelijken met de
gegevens in de tekst." Een andere
opdracht: „Ga na wat je ouders,
grootouders of oudere bekenden
zich nog herinneren van de crisis in
de jaren dertig". Of: „Bespreek in je
klas de verschillen in positie van
mannen en vrouwen die buitenshuis
werken en probeer erachter te ko
men, wat de meningen over dit pro
bleem in de klas zijn"
Geen scheiding
De lesbrief zondigt consequent te
gen het op onze scholen gehuldigde
beginsel van scheiding der vakken.
Het gaat wel steeds over economie,
maar nooit over economie als een
soort abstract rekenmodel dat niets
met de werkelijkheid te maken
heeft. Economie is steeds verbonden
met de sociale geschiedenis. Er wor
den verbindingen gelegd met de lite
ratuur, er wordt verwezen naar aard
rijkskunde, economie blijkt ook een
stuk maatschappijleer in te houden.
De schrijvers van de lesbrief blijven
economen. Ze willen hun collega's
van andere vakken niet in de wielen
rijden. Maar ze proberen wel te laten
zien dat economie iets met andere
vakken te maken heeft.
„Wat weet je van de inkomensverde
ling onder het feodalisme?" „Waar
om bemoeide Multatuli zich met de
Nederlandse arbeiders?" „Vraag
aan je scheikundeleraar hoe men
tegenwoordig margarine en zeep
maakt en hoe dat omstreeks 1900
gebeurde." ..Maak met gegevens uit
het geschiedenisboek een schema
waarin staat wanneer de stoomma
chine werd uitgevonden, en hoe hij
werd toegepast; hetzelfde voor ben
zinemotor, elektromotor, fiets en te
lefoon." „Waarom zou in het zuiden
van Vietnam nog een groter deel van
de economie in privé-handen zijn
dan in het noorden?"
Kans op samenwerking
Door zo te werken is er een goede
kans op samenwerking met leraren
van andere vakken. Je kunt hun
vragen eerst een bepaald onderwerp
te behandelen, voordat jij aan iets
toekomt dat daarmee te maken
heeft. Je kunt gelijktijdig een be
paald thema vanuit verschillende
vakken behandelen. Zulke vormen
van samenwerking zijn overigens
geen voorwaarde voor de werkwijze
van deze lesbrief. Wel ligt contact
met andere vakken meer voor de
hand dan bij de traditionele me
thoden.
Als je de lesbrief over inkomens
goed wilt doen. ben je al gauw een
paar maanden bezig. Al doende ko
men verschillende onderwerpen aan
de orde, die zijn voorgeschreven
voor het examen. Maar kun je op
deze manier de hele examenstof be
handelen? Het kan, zeggen de
schrijvers, maar dan moet je wel een
uitgekiend programma maken. Als
er toch bepaalde lacunes zouden
ontstaan, moet je aan die onderwer
pen afzonderlijk aandacht bes
teden.
Het is niet gemakkelijk om de ge
baande wegen van de examendril te
verlaten en zelf langs nieuwe paden
toch weer bij dat examen uit te
komen. Daarom heeft de landelijke
werkgroep economie onderwijs de
hulp ingeroepen van de Stichting
Leerplan Ontwikkeling, een door
overheid en onderwijsorganisaties
ten dienste van de scholen ingesteld
bureau.
Gezamenlijk
De stichting voelt wel voor het pro
ject van de landelijke werkgroep. Er
ligt een gedetailleerde aanvraag
klaar en als de stichting dit voorjaar
positief beslist, zal er gezamenlijk
gewerkt worden aan een alternatief
examenprogramma. Een aantal le
raren zal dan taakuren krijgen om
lesmateriaal te ontwerpen en uit te
proberen. De stichting leerplan ont
wikkeling zorgt dan voor deskundig j
advies en materiële hulp. Het eind- I
resultaat zou door de landelijke
werkgroep zelf worden uitgegeven,
zodat andere scholen ervan kunnen
profiteren.
Wie inlichtingen over de werkgroep
wil hebben kan schrijven naar het
secretariaat L.W.E.O., Olympiaplein
13, Amsterdam. De lesbrief „Daar
kan ik inkomen" kan besteld worden
door 9,75 te gireren op postgiro
13500, ten bate van nummer V 9453,
Hein Vrolijk, Tweede Van Swinden-
straat €7 Amsterdam.
Illustratie uit de lesbrief „Daar kan ik inkomen''