Nieuw licht op de egentiende eeuw In de ban van Van Deyssel >e vooroorlogse jazzverhalen van een president Jo Vincent 80 jaar Columbia restaureerde Lester Young TROUW/KWARTET PS 21 - RH 25 ten Hollandse straat op zaterdag omstreeks 1860. Houtgravure naar Brook van E. oor W. F. Stafleu Dnder de werken over de historie der lage landen neemt de dgemene Geschiedenis der Nederlanden een aparte plaats in: Het is zonder twijfel hét handboek, onmisbaar voor vakmensen 'jie de tussen 1949 en 1958 verschenen delen echter allang niet neer konden krijgen. Fibula-van Dishoeck is dus te prijzen dat jij met een nieuwe uitgave begonnen is. een herdruk; daarvoor is de afge- jopen jaren in de geschiedvorsing veel gebeurd. Dus hebben meer Han tweehonderd historici zich ge- iet tot het schrijven van nieuwe ■fljdragen voor de vijftien kloeke anden die het werk zal beslaan Brie meer dan in de jaren vijftig). Bet uitgangspunt was; de huidige zichten en stand van kennis van ize geschiedenis gestalte geven in en rijk geïllustreerd en goed gedo- umenteerd standaardwerk voor frakman en historisch geïnteres seerde. Vier delen worden gewijd ian de Romeinse tijd en de midde leeuwen, vijf aan de nieuwe en zes ian de nieuwste tijd (1795 tot he len). Een aantal-bijdragen zal het karakter dragen van themahoofd- jtukken, zoals de ontwikkeling van Jiet landschap en de bewoning. De erschillende (sub-)perioden wor sen chronologisch beschreven naar ociaal-economische, politieke, so- fcio-culturele en religieuze aspec ten. Vanzelfsprekend zijn een bere deneerde bibliografie, noten en re gisters onmisbare ohderdelen. Verzorgd Deel 12, als eerste verschenen, ziet er erg verzorgd uit, en er mag voor af weieens gewezen worden op de knap uitgezochte illustratie, die aan het geschrevene reliëf geeft. Bij het lezen van de tekst valt op dat ook een leek in een aantal bij dragen zeer wel aan zijn trekken komt of dat in de verder in de tijd liggende delen zo zal blijven, moeten we afwachten. Deel 12 en 13 behandelen samen Nederland en België van 1840 tot 1914, en voor die periode weten auteurs als Boog man en Van Thijn ongetwijfeld een breed publiek te boeien. Maar ook een hoofdstuk als dat van Lea Das berg en Jansing over het onderwijs is prachtig exact en informatief uit gevallen, en de bijdrage van De Kok over kerk en godsdienst is boeiend en vol begrip voor het bon te patroon dat zich juist in de ne gentiende eeuw begint af te teke nen, van de afgescheidenen tot de liberale theologen. Zo biedt dit deel een nieuwe kijk op de negentiende eeuw: helder zicht op politieke za ken als de verhouding van de ko ningen Willem II en III tot de mi nisters en een schril beeld van de verdeling van rijkdom en armoede, om maar enkele onderwerpen te noemen. Deze AGN is nadrukkelijk ook een boek over België. Althans in deel 12 lijkt een integrale geschiedschrij ving niet zo gelukt: de bijdragen over België en Nederland staan los van elkaar. Weliswaar is een vege- lijkend hoofdstuk in deel 13 be loofd. maar de kritiek dat de AGN op dit punt faalt, lijkt nog altijd te gelden. De redactie erkent ook wel dat voor beide landen de klemto nen en de aanpak anders zijn uitge vallen gevolg van het feit dat zowel het historisch proces als het onderzoek er ongelijkmatig zijn verlopen. Het schrijven van één ge schiedeniswerk voor beide landen krijgt daarvoor iets onlogisch, welk bezwaar overigens voor de nieuw ste tijd meer geldt dan voor de middeleeuwen. Afzonderlijke hoodstukken over de koloniën ko men in dit deel niet voor. De oude AGN had ze wel; dat ze voor deze periode ontbreken lijkt me geen vooruitgang. Verder moet het me van het hart dat een werk als dit niet zo veel zetfouten zou mogen bevatten. Overigens mag men met belangstelling en verwachting elk volgend deel tegemoet zien. Het is de bedoeling dat de reeks in 1982 wordt voltooid. Dat betekent zo'n drie delen per jaar, een hele onder neming, die succes waard is. Algemene Geschiedenis der Neder landen, deel 12, 450 blz. Inteken prijs 95, na verschijnen 115 per deel. Uitgave Fibula-van Dishoeck. v: :«B2si8» door T. van Deel Lodewijk van Deyssel was geen vriend van de telefoon. Hij vond het beneden zijn waardigheid om zich in te laten met wat Couperus eens de „kletsbel" noemde. Toch was in het huls van Thijm Van Deyssels echte naam wel zo'n instrument aanwezig, maar nooit be diende hij er zich persoonlijk van: hij liet bellen. De boodschap die hij een schrijver immers had, schreef hij zorgvuldig op een briefje, dat vervolgens moest worden voorgele zen: „Zonder daaraan verdere conse quenties te verbinden, wil de heer Alberdingk Thijm u toch laten we ten dat bij den op 15 januari 11. bij u betrokken ulster de kraag niet goed óver vólt indien de revers buiten spel komen door dat de sluiting tot en met de bovenste knoop is voltrok ken. De mouwen zijn ruim 1 cm te lang. De ulster is verder in 't alge meen wat stijf in zijn weefsel door zijn dikte, en van voren, waar de twee zijden over elkaar heen gaan, is hij eigenlijk te warm. Deze ulster is zwaar. Hij omhangt de gestalte als een zwaar mee te dragen kamer schut." Daar kon de firma Sinemus het op 18 januari 1941 mee doen. En wij kunnen er, door de vriendelijke bemiddeling van Harry G. M. Prick, thans nog kennis van nemen en er onze kijk op Van Deyssels bloeiende persoonlijkheid mee verrijken. Documenten Harry G. M. Prick maakte op zeer jeugdige leeftijd kennis met de toen al bejaarde Thijm die hem zijn lite raire nalatenschap, „kisten vol docu menten", toevertrouwde „zeer wel wetend dat ze object zouden worden van het llterair-historisch onder zoek". aldus Prick in zijn vorig jaar verschenen studie over Van Deyssels „Adriaantjes". Van Deyssel had geen betere schatbewaarder kunnen kie zen. want sinds Prick het beheer kreeg over de schriftelijke neerslag van Van Deyssels (geestes)leven, in een nauwelijks voorstelbare over vloed, verschenen er artikelen en tekstuitgaven van zijn hand, die keer op keer het bijzondere van de figuur Van Deyssel bevestigden. Wa ren het vorig jaar de telefoonbriefjes, het jaar daarvoor bezorgde Prick een heruitgave van „De kleine repu bliek". Van de ongekuiste editie van „Een liefde", die in 1974 verscheen, bracht 1976 al een zesde druk. Vorig jaar promoveerde Prick op „De Adri aantjes". Een onderzoek naar wor ding en achtergronden van Van Deyssels Kind leven"en zojuist ver scheen „Uit de schrijfcassette van Lodewijk van Deyssel". Alles werk van een onvermoeibare Prick: Achtergronden Op zijn promotie te Nijmegen was men vol lof over de lijvige disserta tie. alleen één zeer ernstig bezwaar werd tijdens de vrolijke plechtigheid vernomen en wel dit: dat Prick had verzuimd zich met structurele kwes ties in te laten. Zijn analyse van „Kind-leven" richtte zich te uitslui tend op biografische achtergronden en op Van Deysseliaanse kunst- en levensopvattingen. Prick gaf d$t be zwaar volmondig toe. Het komt mij voor dat hij zo doende te weinig strijdvaardig was, want als er één geschrift het goed recht aantoont van een inlevende, biografiserende literatuurbenadering dan is het dit boek over „Kind-leven" wel. Aan „Kind-leven" ook, dus. de „Adriaantjes" genoemd'— ligt de levensbeschouwing ten grondslag „dat er niet is een werkelijkheid èn daarboven, daaraan tegenover-ge steld. het geestesleven, waarin bV de visioenen voorkomen; maar dat wij leven midden in het visioen, dat de werkelijkheid zelve is. een waar heid waarbij het er slechts op aan komt zich die waarheid bewust te maken: de werkelijkheid gewaar te worden óls visioen", aldus Van Deyssel Dergelijke uitspraken moe ten gezien worden in het licht van zijn standpunt „voor de Waarheid te houden, dat wij hier op aarde in den hemel zijn". Op zijn beste momen ten voelde Van Deyssel zich „hemel bewoner". Door de jaren heen is hij tot dit inzicht gekomen en legde hij de weg van naturalist naar symbolist af. Hij zag in dat de „roes onzer onmiddel lijke kontakten met de op-het-eer- ste-gezicht waarneembare natuur" niet bevredigde en hij trainde zich zelf op welhaast mystische wijze in het bereiken van een „denk- toestand" een „géést-drift" „waarin men aanschouwt van de eeuwig heidsorde uit". Van een dergelijk verinnerlijkend waarnemen van werkelijkheid getuigt het beste van Van Deyssels latere werk. Telefoonbriefjes Deze opvattingen hebben alles te maken met telefoonbriefjes. Heel de inrichting van zijn dag was voor Van Deyssel een zaak van nauwlettende zorg. Aangezien de hemel toch op aarde was, was niets hem te min. Elke beweging, elk verschijnsel loonde de moeite zich erin te verdie pen. Het knopen van een das, het lez n van Krant, lekker eten en drin ken, het schrijven van een artikel of het laten telefoneren, alles diende met de grootste zorg te geschieden. In zijn hoogste geestervervoeringen verwijlde Van Deyssel bij de gering ste verschijnselen. In „Uit de schrijfcasette" staan prachtige voorbeelden, van dat mi nutieuze en verinnerlijkende waar nemen. Van Deyssels taal was dan ook een uiterst geraffineerd medium voor dit verfijnde invoelen. Verhel derend voor zijn optiek zijn de „Dagboekaantekeningen, beschou wingen en opmerkingen" waaruit Prick selecteerde. Naast lectuurer- varingen, lezen we over de indruk die een eenzame hond op Van Deys sel maakt, of over een prachtige voorjaarsdag, of over het huilen dat hij de vorige dag moest, of over een lieve-heers-beestje dat hij had ge vangen onder een tabakspotdeksel „om het later iD een doosje over te doen", maar dat, toen hij, zonder dat te weten, de deksel weer op de tabakspot plaatste, wegvluchtte. "ïb& l-j 'y -•>'A V^EiA- V' '.y Omslagtekening van Siegfried Woidhek voor „Uit de schrijfcasette van Lodewijk van Deyssel" Er komt bij zoveel voorname aan dacht voor het kleinste een mooi gevoel over de lezer. De schrijfcaset te biedt in dit opzicht veel; onder meer talloze nooit verzonden brie ven. waaronder een aan Godfried Bomans, die op Koninginnedag 1951, samen met mevrouw Boes man, een ballonvaart ondernam, maar, tengevolge van een windvlaag in zee belandde. Lodewijk van Deyssel. De heer dr Alberdingk Thijm laat vragen..Te lefoonbriefjes ingelegd door Harry G. M. Prick. Manteau. 1977. 60 blz. f 7,- Harry G. M. Prick. De Adriaantjes. Athenaeum-Polak Van Gennep 1977. 625 blz. 85,- (gebonden) Uit de schrijfcasette van Lodewijk van Deyssel, ontnomen ingelicht en van aantekeningen voorzien door Harry G. M. Prick. Athenaeum/ Loeb. Amsterdam, 1978. 318 blz. 27,50. Van een onzer redacteuren „Ik kan nog goed zingen, maar ik doe het nooit want dan gaat m'n hond janken". Dat vertelde Jo Vincent ons in een kort gesprekje dat wij dezer dagen hadden omdat de maandag (6 maart) 80 jaar hoopt te worden. In blakende gezondheid mogen we wel zeggen, en nog steeds verrukt over het heerlijke klimaat van Zuid Frankrijk. Waar ze sinds een jaar of vijf de wintermaan den doorbrengt. En waar ze in haar Dafje kleine tochtjes maakt en boodschappen doet. Twee Jaar gele den haalde ze haar rijbewijs, in Frankrijk. Waaruit maar weer blijkt dat het haar aan doorzettingsvermo gen nog steeds niet ontbreekt. Net als vroeger toen ze onvermoeid avond aan avond op het podium stond nadat ze op haar twintigste jaar „cum laude" het diploma solo zang had behaald. Voor wie het niet meer zo goed we ten: Jo Vincent was in de jaren twin tig en dertig Neerlands eerste so praan. Haar eerste optreden onder de beroemde dirigent Willem Men gelberg vond in 1925 plaats en vanaf 1932 zong zij regelmatig in zijn uit voeringen van de Matthaeus Pas- rmsg. hj Rud Niemans T>e hedendaagse jazzliefhebber, verwend met een redelijk om- rangrijk aantal clubs waar levende muziek te beluisteren valt, .profiteert van een met kleine of grote distributiekanalen uitge- uste gramofoonplatenmarkt, waarin zowel historische als meer 'l ecente opnamen bressen slaan in menig budget. "faast roemruchte jazzmerken als Hue Note, Impulse RCA en nieuwe- ,ttJe als Xanadu en Concord is ook 3rfBS, de Amerikaanse Columbia, op- ïerkelijk actief geworden en schudt ~te archiefplanken leeg met o.m. Complete Duke Ellington-catalogus <*n meerdelig „8tory"-volumes van foarlie Parker en Lester Young. (i >eze keer hebben de 3 dubbel-lp's 0 an Young mijn bijzondere aan- acht. Jepsen's discografie van deze tenorsaxofonist, bijgenaamd Prez 'f President) geeft aan, dat diens oeu- re door de jaren heen door meer n an vijftig platenfirma's werd vast- elegd. In de schitterend verzorgde, itvoerig gedocumenteerde Lester toung-Story, deels in de serie „Con- a emporary Masters" uitgebracht, <aat het uitsluitend om Vocalion-, Irunswick- en Columbia-materiaal. n strikt chronologische volgorde lasseren de in klein orkest-verband eregistreerde hoogtepunten uit 'tester s vooroorlogse begin-periode 1 e revue. jrving Üjfermatig komt dat neer op 73 wer den, waarvan 18 z.g. „alternatieve" pnamen en waaronder dan nog ens 11 bandjes'die nu pas de cen- uur-dans ontsprongen. Allemaal c luziek uit het hart van de Swing- ra. vanaf Young's opnamedebuut in ktober 1936 tot en met twee stuk en uit een session van juni 1939. ten voor een dergelijke „thema'- iitgave verbluffend korte periode an nog geen drie jaar dus. In inte- Taal-discografische zin zij volledig heidshalve opgemerkt, dat opnamen die Lester in die periode o.a. met de Basieband, Goodman en de Kansas City Five maakte hier bewust ont breken. Het gaat primair om Young's muzikale relaties met Ted dy Wilson, Jo Jones, Carl Smith en Billie Holiday, aan wie deel 1 is ge wijd, met Holiday in het bijzonder, zoals de ondertitel van deel 2 „A musical romance" duidelijk maakt en-in „Enter the Count" deel 3-met Basie uiteraard. Diens orkest komt zo laat dit klankbeeld binnen vanwe ge contractuele en bepaald niet lu cratieve verplichtingen die hij aan het concurrerende Decca-label had gehad en waarvan hij zich pas begin 1939 kon losmaken. Lady be good Lester Young keerde na een kort stondig verbijf bij de Henderson- band, waar hij uitgerekend de barok ke maestro Coleman Hawkins moest vervangen, in de zomer van het jaar bij Basie terug. Met de schriftelijke verzekering van Henderson in de hand, dat hij niet „ontslagen" was. Wèl was hij min of meer weggepest en de hoon van Fletcher's saxofonis ten klonk hem nog na in de oren. „Je speelt als een alt, man" was wel het minste, wat hij van collega's en van een op Hawkins geconditioneerd pu bliek te horen kreeg. Het door Mi chael Brooks opgetekende, maar in feite door enkele direct betrokkenen (Jo Jones, de drummer, producer John Hammond en Lester zelf) ver telde verhaal, distantieert zich van Tèddy Wilson, Lester Young („Prez") en Jo Jones veel elders zo geschiedvervalsende opsmuk, zet de feiten van Lester's plaatdebuut op 8 oktober 1936 nuch ter op een rijtje. Jo Jones: „Lester was 27, toen. We hadden van tien tot vier in de Grand Terrace in Chicago gespeeld en daarna nog wat doorge zakt in Café de Lisse." Basie: „John (Hammond) vroeg of ik mee wilde spelen. Hij had via ARC een studiootje versierd voor opna men. Er was niks voorbereid en ik had geen idee wat we gingen spelen". Jones weer. „We namen vier stukken op. In een uur tijds stond alles er op en al die tijd kon ik uit het raam een vent zien, die bij het meer met z'n hond aan het spelen was." Een koud studiootje maakten vijf eigenlijk dodelijk vermoeide musici voor-de-ruist-weg versies van „8hoe Shine Boy", „Evenin* (Ptnetop's) „Boogie Woogie" en Gershwins's „Lady be good". Vooral die ene, fina le take van „Lady" keerde het naij verige jazzwereldje bijkans onder steboven. Even introduceert Basie de melodie, daarna glijdt Young soe pel uit de startblokken voor die uit ritmische frasen opgebouwde 64- ma ten dans door de accoorden, die nu dik een en veertig jaar later mag gelden als een onverjaard meester werk in miniatuur. Menige gerenommeerde blazer ver hief deze geïmproviseerde solo tot thema Lee Konltz met Peter Ind in het BIM-huis b.v. een in de jazz zeldzame, tegen allerlei jazzprinci- pes indruisende uiting van respect. Lester Young was een trait d'union tussen de Swing met grote en kleine s aan gene zijde en de boppers en cool-jazzers aan deze zijde van het oorlogsgeweld. De swingtenor van „Prez" (Billie Holiday's top-man was niet president Roosevelt, maar „Prez" Lester) gaf op adembene mende wijze aan. hoe je nog op andere manieren je emoties kunt uiten, dan door te gaan schreeuwen. De hierboven aangehaalde oktober- session beslaat de hele plaatkant, met Inbegrip van een Tweede opna me van de schoenpoetser. Solisten Bezijden de reeds genoemden wordt Lester nog omringd door solisten als Buck Clayton, Benny Goodman. Buster Bailey, Benny Morton en de vocalisten Jimmy Rushing en Helen Humes. Het is niet allemaal zulke edele wijn die geschonken wordt, want in deel 3 komen wel een aantal volstrekt oninteressante Basieband- tracks voor, waarin ook Lester zich hoorbaar staat te vervelen. Maar zelfs in een solo'tje van acht maten staat Prez nog een story te vertellen, die eerrbegin, een climax én een slot heeft. Ho, dat heb ik niet van mij zelf, maar het moet toch maar even. Midden tussen de schitterende vrij ages van het trio Clayton-Young- Holiday met Teddy Wilson als onbe rispelijke getuige, prijkt een uittrek sel uit de jamsession die Goodman anno 1938 zo maar in de heilige Carnegie Hall durfde aan te richten. Uit „Honeysuckle rose" van veertien minuten is Lester's lange openings solo slecht geplakt aan enige turbu lente slotmaten waarin behalve Prez zelf ook nog even Basie en Harry James te horen zijn. Het derde deel besluit met „China Boy" en twee takes van „Exactly like you" uit die merkwaardige session op 26 juni 1939 waar Lester, Jo Jones en gita rist Grenne geconfronteerd werden met de brave organist Glenn Hhrd- man, die het vroeger in Tuschinsky bij wat pinda's en de reclame vóór de hoofdfilm prima gedaan zou heb ben. Maar zo te horen, vertrok Les ter geen spier van het gelaat en deed wat men van hem gewend was. goed spelen. Zo'n project is voor een leger geluidstechnici een uitdaging. Een vitaal deel van de Lester Young- dlscodocumentatle kan er weer te gen. (CBS CG 33502/JG 34837/JO 34840). De Arrangeur Tot slot nog enkele opmerkingen over een zeer geslaagde CBS-lp met ais thema Gerry Mulligan: „the ar ranger". In het hart van de bop-era sloop de jonge baritonist Mulligan via de orkesten van Gene Krupa (1946-'47) en Elliot Lawrence (1949- '50) naar de frontlijn van het jazz ge beuren. Tussen Krupa en Lawrence in participeerde hij als solist én ar rangeur in Miles Davis' historische Nonette-Capitolopnamen. Twee Krupa- en twee Lawrence-opnamen (o.m. het fraaie „Elevation" van de componist Mulligan) vormen het aanloopje tot Gerry's eigen orkest, dat in 1957 in zijn kortstondig be staan over zulke solisten beschikte als Bob Brookmeyer, Zoot 8ims, Lee Konitz en Charlie Rouse. In „Thru- way", „Mullenium" en het later van het planoloze kwartet bekende „Mo tel" wordt de Mulligan-conceptie onnavolgbaar duidelijk uitgelegd: de solisten worden opgeduwd door swingende riffs van koper en rietsec ties, na de laatste solist doen zich beheerste polyfonische ontwikkelin gen voor, waarna het thema nog eenmaal in pastelgetinte, gebroken accoorden wordt neergezet Een for mule, je weet wat er gaat komen en tochis het een feest, om 8ims, om Konitz, om de swing, om het vakmanschap. (CBS JC 34803). Eveneens recent uitgebracht „La MenaceMulligan's wat zoetige filmmuziek bij „La Menace" met Yves Montand. (CBS 70154). Jo Vineent sion. Zij sloot haar carrière, waarin optredens onder dirigenten als Furt- wangler, Waltec en Toscanini enkele van de vele hoogtepunten waren, af in 1953 met een grote afscheids- toernee door Nederland. Zowel voor de muzikale fijnproevers als voor de gewone muziekliefheb bers heeft Jo Vincent, „onze Jo". destijds veel betekend. En nog wor den in verzoekprogramma's vaak platen van haar gedraaid, onder meer het befaamde „Madonna- kindje". „O. die plaat" zei ze toen we dat ter sprake brachten," die opname, een hele ouwe. die hebben ze overgeno men op een LP en om de klank wat meer glans te geven hebben ze hem een halve toon „opgedraaid". Ik her ken er mijn eigen stem niet meer in." Dat wil wat zeggen, want wie haar ooit hoorde, weet dat ze een vol strekt unieke, uit alles herkenbare stem had Wat we weer konden vast stellen tijdens dat gesprekje. Maar zingen was daar niet bij. Vanwege haar onafscheidelijke „schat van een hond". ADVERTENTIE UNIEBOEK-TOP-TIEN De ben meest gekochte boeken in lebruari 1970 1. Jaap A M Kramer/Theo Kampa/Peter Los VETUS VAARGIDSEN, 3 Pelen 14,05 p dl (De Boe» Mantiem) 2 Arne Kruger/Annefte Wollef PLEZIER M KOKEN 39.95 (Van Dishoeck) 3 Walter Lord OE NACHT VAN DE TfTANIC 39,50 (De Boer Mantiem) 4 Jerry Mason THE FAMILY OF CHILDREN 29,90 (Van Holkema Warendort) 5 Jaap ter Haar KONING ARTHUR 1$.— (Fibula - Van Dishoeck) 6. Cornelius Ryan EEN BRUG TE VER 30,50 (Van Holkema Warendort) 7 Henk Barnard KON HESIBAKA - Kom gauwlerug 15.90 bekroond met de Gouden Griflet 'T7 (Van Hofcema A Warendort) 8 J lenseknk VUURWAPENS VAN 1940 TOT HEDEN /S1.- Fibula - Van Dishoeck) 9 ALGEMENE GESCHIEDENIS DER NEDER LANDEN. deen 2 ƒ95,—115,— (Fibula Van Drshoeck) 10 WakJemar Bonsets MAJA DE BIJ 15,90 (Van Holkema S Warendort) TOP-TIP VOOR MAART VIER WERELDBEROEMDE ROMANS TEN 008TEN VAN EDEN samen 25, Joseph Conrad DE GEHEIME AGENT W Somerset Maugham OP HET SCHERP VAN OE SNEDE samen 25.— Stefan 2we<g MARIE ANTOINETTE (Agethon) (verkrijgbaar m elke boekhandel)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 25