Nieuw licht op de
egentiende eeuw
In de ban van
Van Deyssel
>e vooroorlogse jazzverhalen van een president
Jo Vincent 80 jaar
Columbia restaureerde Lester Young
TROUW/KWARTET PS 21 - RH 25
ten Hollandse straat op zaterdag omstreeks 1860. Houtgravure naar Brook van E.
oor W. F. Stafleu
Dnder de werken over de historie der lage landen neemt de
dgemene Geschiedenis der Nederlanden een aparte plaats in:
Het is zonder twijfel hét handboek, onmisbaar voor vakmensen
'jie de tussen 1949 en 1958 verschenen delen echter allang niet
neer konden krijgen. Fibula-van Dishoeck is dus te prijzen dat
jij met een nieuwe uitgave begonnen is.
een herdruk; daarvoor is de afge-
jopen jaren in de geschiedvorsing
veel gebeurd. Dus hebben meer
Han tweehonderd historici zich ge-
iet tot het schrijven van nieuwe
■fljdragen voor de vijftien kloeke
anden die het werk zal beslaan
Brie meer dan in de jaren vijftig).
Bet uitgangspunt was; de huidige
zichten en stand van kennis van
ize geschiedenis gestalte geven in
en rijk geïllustreerd en goed gedo-
umenteerd standaardwerk voor
frakman en historisch geïnteres
seerde. Vier delen worden gewijd
ian de Romeinse tijd en de midde
leeuwen, vijf aan de nieuwe en zes
ian de nieuwste tijd (1795 tot he
len). Een aantal-bijdragen zal het
karakter dragen van themahoofd-
jtukken, zoals de ontwikkeling van
Jiet landschap en de bewoning. De
erschillende (sub-)perioden wor
sen chronologisch beschreven naar
ociaal-economische, politieke, so-
fcio-culturele en religieuze aspec
ten. Vanzelfsprekend zijn een bere
deneerde bibliografie, noten en re
gisters onmisbare ohderdelen.
Verzorgd
Deel 12, als eerste verschenen, ziet
er erg verzorgd uit, en er mag voor
af weieens gewezen worden op de
knap uitgezochte illustratie, die
aan het geschrevene reliëf geeft.
Bij het lezen van de tekst valt op
dat ook een leek in een aantal bij
dragen zeer wel aan zijn trekken
komt of dat in de verder in de
tijd liggende delen zo zal blijven,
moeten we afwachten. Deel 12 en
13 behandelen samen Nederland en
België van 1840 tot 1914, en voor
die periode weten auteurs als Boog
man en Van Thijn ongetwijfeld een
breed publiek te boeien. Maar ook
een hoofdstuk als dat van Lea Das
berg en Jansing over het onderwijs
is prachtig exact en informatief uit
gevallen, en de bijdrage van De
Kok over kerk en godsdienst is
boeiend en vol begrip voor het bon
te patroon dat zich juist in de ne
gentiende eeuw begint af te teke
nen, van de afgescheidenen tot de
liberale theologen. Zo biedt dit deel
een nieuwe kijk op de negentiende
eeuw: helder zicht op politieke za
ken als de verhouding van de ko
ningen Willem II en III tot de mi
nisters en een schril beeld van de
verdeling van rijkdom en armoede,
om maar enkele onderwerpen te
noemen.
Deze AGN is nadrukkelijk ook een
boek over België. Althans in deel 12
lijkt een integrale geschiedschrij
ving niet zo gelukt: de bijdragen
over België en Nederland staan los
van elkaar. Weliswaar is een vege-
lijkend hoofdstuk in deel 13 be
loofd. maar de kritiek dat de AGN
op dit punt faalt, lijkt nog altijd te
gelden. De redactie erkent ook wel
dat voor beide landen de klemto
nen en de aanpak anders zijn uitge
vallen gevolg van het feit dat
zowel het historisch proces als het
onderzoek er ongelijkmatig zijn
verlopen. Het schrijven van één ge
schiedeniswerk voor beide landen
krijgt daarvoor iets onlogisch, welk
bezwaar overigens voor de nieuw
ste tijd meer geldt dan voor de
middeleeuwen. Afzonderlijke
hoodstukken over de koloniën ko
men in dit deel niet voor. De oude
AGN had ze wel; dat ze voor deze
periode ontbreken lijkt me geen
vooruitgang. Verder moet het me
van het hart dat een werk als dit
niet zo veel zetfouten zou mogen
bevatten. Overigens mag men met
belangstelling en verwachting elk
volgend deel tegemoet zien. Het is
de bedoeling dat de reeks in 1982
wordt voltooid. Dat betekent zo'n
drie delen per jaar, een hele onder
neming, die succes waard is.
Algemene Geschiedenis der Neder
landen, deel 12, 450 blz. Inteken
prijs 95, na verschijnen 115 per
deel. Uitgave Fibula-van Dishoeck.
v: :«B2si8»
door T. van Deel
Lodewijk van Deyssel was geen vriend van de telefoon. Hij vond
het beneden zijn waardigheid om zich in te laten met wat
Couperus eens de „kletsbel" noemde.
Toch was in het huls van Thijm
Van Deyssels echte naam wel zo'n
instrument aanwezig, maar nooit be
diende hij er zich persoonlijk van: hij
liet bellen. De boodschap die hij
een schrijver immers had, schreef
hij zorgvuldig op een briefje, dat
vervolgens moest worden voorgele
zen: „Zonder daaraan verdere conse
quenties te verbinden, wil de heer
Alberdingk Thijm u toch laten we
ten dat bij den op 15 januari 11. bij u
betrokken ulster de kraag niet goed
óver vólt indien de revers buiten spel
komen door dat de sluiting tot en
met de bovenste knoop is voltrok
ken. De mouwen zijn ruim 1 cm te
lang. De ulster is verder in 't alge
meen wat stijf in zijn weefsel door
zijn dikte, en van voren, waar de
twee zijden over elkaar heen gaan, is
hij eigenlijk te warm. Deze ulster is
zwaar. Hij omhangt de gestalte als
een zwaar mee te dragen kamer
schut." Daar kon de firma Sinemus
het op 18 januari 1941 mee doen. En
wij kunnen er, door de vriendelijke
bemiddeling van Harry G. M. Prick,
thans nog kennis van nemen en er
onze kijk op Van Deyssels bloeiende
persoonlijkheid mee verrijken.
Documenten
Harry G. M. Prick maakte op zeer
jeugdige leeftijd kennis met de toen
al bejaarde Thijm die hem zijn lite
raire nalatenschap, „kisten vol docu
menten", toevertrouwde „zeer wel
wetend dat ze object zouden worden
van het llterair-historisch onder
zoek". aldus Prick in zijn vorig jaar
verschenen studie over Van Deyssels
„Adriaantjes". Van Deyssel had geen
betere schatbewaarder kunnen kie
zen. want sinds Prick het beheer
kreeg over de schriftelijke neerslag
van Van Deyssels (geestes)leven, in
een nauwelijks voorstelbare over
vloed, verschenen er artikelen en
tekstuitgaven van zijn hand, die
keer op keer het bijzondere van de
figuur Van Deyssel bevestigden. Wa
ren het vorig jaar de telefoonbriefjes,
het jaar daarvoor bezorgde Prick een
heruitgave van „De kleine repu
bliek". Van de ongekuiste editie van
„Een liefde", die in 1974 verscheen,
bracht 1976 al een zesde druk. Vorig
jaar promoveerde Prick op „De Adri
aantjes". Een onderzoek naar wor
ding en achtergronden van Van
Deyssels Kind leven"en zojuist ver
scheen „Uit de schrijfcassette van
Lodewijk van Deyssel". Alles werk
van een onvermoeibare Prick:
Achtergronden
Op zijn promotie te Nijmegen was
men vol lof over de lijvige disserta
tie. alleen één zeer ernstig bezwaar
werd tijdens de vrolijke plechtigheid
vernomen en wel dit: dat Prick had
verzuimd zich met structurele kwes
ties in te laten. Zijn analyse van
„Kind-leven" richtte zich te uitslui
tend op biografische achtergronden
en op Van Deysseliaanse kunst- en
levensopvattingen. Prick gaf d$t be
zwaar volmondig toe. Het komt mij
voor dat hij zo doende te weinig
strijdvaardig was, want als er één
geschrift het goed recht aantoont
van een inlevende, biografiserende
literatuurbenadering dan is het dit
boek over „Kind-leven" wel.
Aan „Kind-leven" ook, dus. de
„Adriaantjes" genoemd'— ligt de
levensbeschouwing ten grondslag
„dat er niet is een werkelijkheid èn
daarboven, daaraan tegenover-ge
steld. het geestesleven, waarin bV
de visioenen voorkomen; maar dat
wij leven midden in het visioen, dat
de werkelijkheid zelve is. een waar
heid waarbij het er slechts op aan
komt zich die waarheid bewust te
maken: de werkelijkheid gewaar te
worden óls visioen", aldus Van
Deyssel Dergelijke uitspraken moe
ten gezien worden in het licht van
zijn standpunt „voor de Waarheid te
houden, dat wij hier op aarde in den
hemel zijn". Op zijn beste momen
ten voelde Van Deyssel zich „hemel
bewoner".
Door de jaren heen is hij tot dit
inzicht gekomen en legde hij de weg
van naturalist naar symbolist af. Hij
zag in dat de „roes onzer onmiddel
lijke kontakten met de op-het-eer-
ste-gezicht waarneembare natuur"
niet bevredigde en hij trainde zich
zelf op welhaast mystische wijze
in het bereiken van een „denk-
toestand" een „géést-drift" „waarin
men aanschouwt van de eeuwig
heidsorde uit". Van een dergelijk
verinnerlijkend waarnemen van
werkelijkheid getuigt het beste van
Van Deyssels latere werk.
Telefoonbriefjes
Deze opvattingen hebben alles te
maken met telefoonbriefjes. Heel de
inrichting van zijn dag was voor Van
Deyssel een zaak van nauwlettende
zorg. Aangezien de hemel toch op
aarde was, was niets hem te min.
Elke beweging, elk verschijnsel
loonde de moeite zich erin te verdie
pen. Het knopen van een das, het
lez n van Krant, lekker eten en drin
ken, het schrijven van een artikel of
het laten telefoneren, alles diende
met de grootste zorg te geschieden.
In zijn hoogste geestervervoeringen
verwijlde Van Deyssel bij de gering
ste verschijnselen.
In „Uit de schrijfcasette" staan
prachtige voorbeelden, van dat mi
nutieuze en verinnerlijkende waar
nemen. Van Deyssels taal was dan
ook een uiterst geraffineerd medium
voor dit verfijnde invoelen. Verhel
derend voor zijn optiek zijn de
„Dagboekaantekeningen, beschou
wingen en opmerkingen" waaruit
Prick selecteerde. Naast lectuurer-
varingen, lezen we over de indruk
die een eenzame hond op Van Deys
sel maakt, of over een prachtige
voorjaarsdag, of over het huilen dat
hij de vorige dag moest, of over een
lieve-heers-beestje dat hij had ge
vangen onder een tabakspotdeksel
„om het later iD een doosje over te
doen", maar dat, toen hij, zonder
dat te weten, de deksel weer op de
tabakspot plaatste, wegvluchtte.
"ïb& l-j 'y -•>'A V^EiA- V' '.y
Omslagtekening van Siegfried Woidhek voor „Uit de schrijfcasette
van Lodewijk van Deyssel"
Er komt bij zoveel voorname aan
dacht voor het kleinste een mooi
gevoel over de lezer. De schrijfcaset
te biedt in dit opzicht veel; onder
meer talloze nooit verzonden brie
ven. waaronder een aan Godfried
Bomans, die op Koninginnedag
1951, samen met mevrouw Boes
man, een ballonvaart ondernam,
maar, tengevolge van een windvlaag
in zee belandde.
Lodewijk van Deyssel. De heer dr
Alberdingk Thijm laat vragen..Te
lefoonbriefjes ingelegd door Harry
G. M. Prick. Manteau. 1977. 60 blz.
f 7,-
Harry G. M. Prick. De Adriaantjes.
Athenaeum-Polak Van Gennep
1977. 625 blz. 85,- (gebonden)
Uit de schrijfcasette van Lodewijk
van Deyssel, ontnomen ingelicht en
van aantekeningen voorzien door
Harry G. M. Prick. Athenaeum/
Loeb. Amsterdam, 1978. 318 blz.
27,50.
Van een onzer redacteuren
„Ik kan nog goed zingen, maar ik doe
het nooit want dan gaat m'n hond
janken".
Dat vertelde Jo Vincent ons in een
kort gesprekje dat wij dezer dagen
hadden omdat de maandag (6 maart)
80 jaar hoopt te worden. In blakende
gezondheid mogen we wel zeggen, en
nog steeds verrukt over het heerlijke
klimaat van Zuid Frankrijk. Waar ze
sinds een jaar of vijf de wintermaan
den doorbrengt. En waar ze in haar
Dafje kleine tochtjes maakt en
boodschappen doet. Twee Jaar gele
den haalde ze haar rijbewijs, in
Frankrijk. Waaruit maar weer blijkt
dat het haar aan doorzettingsvermo
gen nog steeds niet ontbreekt. Net
als vroeger toen ze onvermoeid
avond aan avond op het podium
stond nadat ze op haar twintigste
jaar „cum laude" het diploma solo
zang had behaald.
Voor wie het niet meer zo goed we
ten: Jo Vincent was in de jaren twin
tig en dertig Neerlands eerste so
praan. Haar eerste optreden onder
de beroemde dirigent Willem Men
gelberg vond in 1925 plaats en vanaf
1932 zong zij regelmatig in zijn uit
voeringen van de Matthaeus Pas-
rmsg.
hj
Rud Niemans
T>e hedendaagse jazzliefhebber, verwend met een redelijk om-
rangrijk aantal clubs waar levende muziek te beluisteren valt,
.profiteert van een met kleine of grote distributiekanalen uitge-
uste gramofoonplatenmarkt, waarin zowel historische als meer
'l ecente opnamen bressen slaan in menig budget.
"faast roemruchte jazzmerken als
Hue Note, Impulse RCA en nieuwe-
,ttJe als Xanadu en Concord is ook
3rfBS, de Amerikaanse Columbia, op-
ïerkelijk actief geworden en schudt
~te archiefplanken leeg met o.m.
Complete Duke Ellington-catalogus
<*n meerdelig „8tory"-volumes van
foarlie Parker en Lester Young.
(i >eze keer hebben de 3 dubbel-lp's
0 an Young mijn bijzondere aan-
acht. Jepsen's discografie van deze
tenorsaxofonist, bijgenaamd Prez
'f President) geeft aan, dat diens oeu-
re door de jaren heen door meer
n an vijftig platenfirma's werd vast-
elegd. In de schitterend verzorgde,
itvoerig gedocumenteerde Lester
toung-Story, deels in de serie „Con-
a emporary Masters" uitgebracht,
<aat het uitsluitend om Vocalion-,
Irunswick- en Columbia-materiaal.
n strikt chronologische volgorde
lasseren de in klein orkest-verband
eregistreerde hoogtepunten uit
'tester s vooroorlogse begin-periode
1 e revue.
jrving
Üjfermatig komt dat neer op 73 wer
den, waarvan 18 z.g. „alternatieve"
pnamen en waaronder dan nog
ens 11 bandjes'die nu pas de cen-
uur-dans ontsprongen. Allemaal
c luziek uit het hart van de Swing-
ra. vanaf Young's opnamedebuut in
ktober 1936 tot en met twee stuk
en uit een session van juni 1939.
ten voor een dergelijke „thema'-
iitgave verbluffend korte periode
an nog geen drie jaar dus. In inte-
Taal-discografische zin zij volledig
heidshalve opgemerkt, dat opnamen
die Lester in die periode o.a. met de
Basieband, Goodman en de Kansas
City Five maakte hier bewust ont
breken. Het gaat primair om
Young's muzikale relaties met Ted
dy Wilson, Jo Jones, Carl Smith en
Billie Holiday, aan wie deel 1 is ge
wijd, met Holiday in het bijzonder,
zoals de ondertitel van deel 2 „A
musical romance" duidelijk maakt
en-in „Enter the Count" deel 3-met
Basie uiteraard. Diens orkest komt
zo laat dit klankbeeld binnen vanwe
ge contractuele en bepaald niet lu
cratieve verplichtingen die hij aan
het concurrerende Decca-label had
gehad en waarvan hij zich pas begin
1939 kon losmaken.
Lady be good
Lester Young keerde na een kort
stondig verbijf bij de Henderson-
band, waar hij uitgerekend de barok
ke maestro Coleman Hawkins moest
vervangen, in de zomer van het jaar
bij Basie terug. Met de schriftelijke
verzekering van Henderson in de
hand, dat hij niet „ontslagen" was.
Wèl was hij min of meer weggepest
en de hoon van Fletcher's saxofonis
ten klonk hem nog na in de oren. „Je
speelt als een alt, man" was wel het
minste, wat hij van collega's en van
een op Hawkins geconditioneerd pu
bliek te horen kreeg. Het door Mi
chael Brooks opgetekende, maar in
feite door enkele direct betrokkenen
(Jo Jones, de drummer, producer
John Hammond en Lester zelf) ver
telde verhaal, distantieert zich van
Tèddy Wilson, Lester Young („Prez") en Jo Jones
veel elders zo geschiedvervalsende
opsmuk, zet de feiten van Lester's
plaatdebuut op 8 oktober 1936 nuch
ter op een rijtje. Jo Jones: „Lester
was 27, toen. We hadden van tien tot
vier in de Grand Terrace in Chicago
gespeeld en daarna nog wat doorge
zakt in Café de Lisse."
Basie: „John (Hammond) vroeg of ik
mee wilde spelen. Hij had via ARC
een studiootje versierd voor opna
men. Er was niks voorbereid en ik
had geen idee wat we gingen spelen".
Jones weer. „We namen vier stukken
op. In een uur tijds stond alles er op
en al die tijd kon ik uit het raam een
vent zien, die bij het meer met z'n
hond aan het spelen was."
Een koud studiootje maakten vijf
eigenlijk dodelijk vermoeide musici
voor-de-ruist-weg versies van „8hoe
Shine Boy", „Evenin* (Ptnetop's)
„Boogie Woogie" en Gershwins's
„Lady be good". Vooral die ene, fina
le take van „Lady" keerde het naij
verige jazzwereldje bijkans onder
steboven. Even introduceert Basie
de melodie, daarna glijdt Young soe
pel uit de startblokken voor die uit
ritmische frasen opgebouwde 64- ma
ten dans door de accoorden, die nu
dik een en veertig jaar later mag
gelden als een onverjaard meester
werk in miniatuur.
Menige gerenommeerde blazer ver
hief deze geïmproviseerde solo tot
thema Lee Konltz met Peter Ind
in het BIM-huis b.v. een in de jazz
zeldzame, tegen allerlei jazzprinci-
pes indruisende uiting van respect.
Lester Young was een trait d'union
tussen de Swing met grote en kleine
s aan gene zijde en de boppers en
cool-jazzers aan deze zijde van het
oorlogsgeweld. De swingtenor van
„Prez" (Billie Holiday's top-man
was niet president Roosevelt, maar
„Prez" Lester) gaf op adembene
mende wijze aan. hoe je nog op
andere manieren je emoties kunt
uiten, dan door te gaan schreeuwen.
De hierboven aangehaalde oktober-
session beslaat de hele plaatkant,
met Inbegrip van een Tweede opna
me van de schoenpoetser.
Solisten
Bezijden de reeds genoemden wordt
Lester nog omringd door solisten als
Buck Clayton, Benny Goodman.
Buster Bailey, Benny Morton en de
vocalisten Jimmy Rushing en Helen
Humes. Het is niet allemaal zulke
edele wijn die geschonken wordt,
want in deel 3 komen wel een aantal
volstrekt oninteressante Basieband-
tracks voor, waarin ook Lester zich
hoorbaar staat te vervelen. Maar
zelfs in een solo'tje van acht maten
staat Prez nog een story te vertellen,
die eerrbegin, een climax én een slot
heeft. Ho, dat heb ik niet van mij
zelf, maar het moet toch maar even.
Midden tussen de schitterende vrij
ages van het trio Clayton-Young-
Holiday met Teddy Wilson als onbe
rispelijke getuige, prijkt een uittrek
sel uit de jamsession die Goodman
anno 1938 zo maar in de heilige
Carnegie Hall durfde aan te richten.
Uit „Honeysuckle rose" van veertien
minuten is Lester's lange openings
solo slecht geplakt aan enige turbu
lente slotmaten waarin behalve Prez
zelf ook nog even Basie en Harry
James te horen zijn. Het derde deel
besluit met „China Boy" en twee
takes van „Exactly like you" uit die
merkwaardige session op 26 juni
1939 waar Lester, Jo Jones en gita
rist Grenne geconfronteerd werden
met de brave organist Glenn Hhrd-
man, die het vroeger in Tuschinsky
bij wat pinda's en de reclame vóór
de hoofdfilm prima gedaan zou heb
ben. Maar zo te horen, vertrok Les
ter geen spier van het gelaat en deed
wat men van hem gewend was. goed
spelen. Zo'n project is voor een leger
geluidstechnici een uitdaging. Een
vitaal deel van de Lester Young-
dlscodocumentatle kan er weer te
gen. (CBS CG 33502/JG 34837/JO
34840).
De Arrangeur
Tot slot nog enkele opmerkingen
over een zeer geslaagde CBS-lp met
ais thema Gerry Mulligan: „the ar
ranger". In het hart van de bop-era
sloop de jonge baritonist Mulligan
via de orkesten van Gene Krupa
(1946-'47) en Elliot Lawrence (1949-
'50) naar de frontlijn van het jazz ge
beuren. Tussen Krupa en Lawrence
in participeerde hij als solist én ar
rangeur in Miles Davis' historische
Nonette-Capitolopnamen. Twee
Krupa- en twee Lawrence-opnamen
(o.m. het fraaie „Elevation" van de
componist Mulligan) vormen het
aanloopje tot Gerry's eigen orkest,
dat in 1957 in zijn kortstondig be
staan over zulke solisten beschikte
als Bob Brookmeyer, Zoot 8ims, Lee
Konitz en Charlie Rouse. In „Thru-
way", „Mullenium" en het later van
het planoloze kwartet bekende „Mo
tel" wordt de Mulligan-conceptie
onnavolgbaar duidelijk uitgelegd:
de solisten worden opgeduwd door
swingende riffs van koper en rietsec
ties, na de laatste solist doen zich
beheerste polyfonische ontwikkelin
gen voor, waarna het thema nog
eenmaal in pastelgetinte, gebroken
accoorden wordt neergezet Een for
mule, je weet wat er gaat komen en
tochis het een feest, om 8ims,
om Konitz, om de swing, om het
vakmanschap. (CBS JC 34803).
Eveneens recent uitgebracht „La
MenaceMulligan's wat zoetige
filmmuziek bij „La Menace" met
Yves Montand. (CBS 70154).
Jo Vineent
sion. Zij sloot haar carrière, waarin
optredens onder dirigenten als Furt-
wangler, Waltec en Toscanini enkele
van de vele hoogtepunten waren, af
in 1953 met een grote afscheids-
toernee door Nederland.
Zowel voor de muzikale fijnproevers
als voor de gewone muziekliefheb
bers heeft Jo Vincent, „onze Jo".
destijds veel betekend. En nog wor
den in verzoekprogramma's vaak
platen van haar gedraaid, onder
meer het befaamde „Madonna-
kindje".
„O. die plaat" zei ze toen we dat ter
sprake brachten," die opname, een
hele ouwe. die hebben ze overgeno
men op een LP en om de klank wat
meer glans te geven hebben ze hem
een halve toon „opgedraaid". Ik her
ken er mijn eigen stem niet meer in."
Dat wil wat zeggen, want wie haar
ooit hoorde, weet dat ze een vol
strekt unieke, uit alles herkenbare
stem had Wat we weer konden vast
stellen tijdens dat gesprekje. Maar
zingen was daar niet bij. Vanwege
haar onafscheidelijke „schat van een
hond".
ADVERTENTIE
UNIEBOEK-TOP-TIEN
De ben meest gekochte boeken in lebruari 1970
1. Jaap A M Kramer/Theo Kampa/Peter Los
VETUS VAARGIDSEN, 3 Pelen 14,05 p dl
(De Boe» Mantiem)
2 Arne Kruger/Annefte Wollef
PLEZIER M KOKEN 39.95
(Van Dishoeck)
3 Walter Lord
OE NACHT VAN DE TfTANIC 39,50
(De Boer Mantiem)
4 Jerry Mason
THE FAMILY OF CHILDREN 29,90
(Van Holkema Warendort)
5 Jaap ter Haar
KONING ARTHUR 1$.—
(Fibula - Van Dishoeck)
6. Cornelius Ryan
EEN BRUG TE VER 30,50
(Van Holkema Warendort)
7 Henk Barnard
KON HESIBAKA - Kom gauwlerug 15.90
bekroond met de Gouden Griflet 'T7
(Van Hofcema A Warendort)
8 J lenseknk
VUURWAPENS VAN 1940 TOT HEDEN
/S1.-
Fibula - Van Dishoeck)
9 ALGEMENE GESCHIEDENIS DER NEDER
LANDEN.
deen 2 ƒ95,—115,—
(Fibula Van Drshoeck)
10 WakJemar Bonsets
MAJA DE BIJ 15,90
(Van Holkema S Warendort)
TOP-TIP VOOR MAART
VIER WERELDBEROEMDE ROMANS
TEN 008TEN VAN EDEN
samen 25,
Joseph Conrad
DE GEHEIME AGENT
W Somerset Maugham
OP HET SCHERP VAN OE SNEDE
samen 25.—
Stefan 2we<g
MARIE ANTOINETTE
(Agethon) (verkrijgbaar m elke boekhandel)