Veel (maar zuinig) er op uit
Waarheen?
Vergelijking
Hoe?
15 miljard
Buitenlands
Hotels
Produkt
Lange weg
Veel
16,50 per dag
WOENSDAG 15 FEBRUARI 1978
WEG IN EIGEN LAND
TROUW KWARTET - PAGINA
zoveel, terwijl wij elders
doorgaans een dubbele va
kantie-uitgave per dag tegen
komen.
door
dr. M. C. Tideman
Gaat het slecht met het toe
risme? De laatste jaren horen
wij steeds vaker deze kreet.
Zeer recent richtte het Natio
naal Bureau voor Toerisme
zich nog tot de overheid, wij
zende op de sterke stagnatie,
in de bestedingen van buiten
landse gasten in Nederland
en de geringe bijdrage voor
toeristische werving, terwijl
in landen als Denemarken en
West-Duitsland de overheid
tot aanzienlijke verhoging
van de bijdragen in „tourist
promotion'' was overgegaan.
Zonder te willen ontkennen
dat de rijksbijdrage in ons
land voor werving van bui
tenlandse gasten bescheiden
is en schril afsteekt tegen het
bedrag dat in de meeste an
dere Europese landen hier
voor is uitgetrokken, willen
wij wel benadrukken dat dit
bepaald niet de enige of zelfs
maar een hoofdoorzaak van
het vastgestelde verschijnsel
is.
Maar de ontwikkeling op zich
is in economisch opzicht in
derdaad zeer verontrustend
en dat betekent gevaar voor
de werkgelegenheid van zo n
200.000 werkers in deze sek-
tor, die echter deels part-ti
mers zijn en daarom op jaar
basis voor 160 170 duizend
personen werkgelegenheid
levert Mede gezien dit aspect
gaan wij in dit artikel op die
economische zijde in.
Ten onrechte wordt bij het
woord „toerisme" direct aan
„vakantie" gedacht. Bij het
reisverkeer voor genoegen
in tegenstelling tot dat voor
beroepsuitoefening speelt
het recreatieve dagbezoek
een economisch veel belang
rijker rol. alsook de recreatie-'
ve korte verblijven (1, 2 of 3
overnachtingen buitenshuis).
Echter het met vakantie
gaan (overal in Europa gede
finieerd als het verblijf bui
tenshuis voor recreatieve
doeleinden gedurende ten
minste vier achtereenvolgen
de overnachtingeh) is veruit
de meest populaire recreatie
ve tocht, ook wanneer de lo-
giesvorm „familie en kennis
sen" is.
Nederlanders doen dat graag,
veel, maar wel op een vrij
goedkope wijze. In onze eer
ste grafiek hebben wij van
een aantal Europese landen
naast elkaar gezet:
1. de netto vakantie intensi
teit, (N.V.I.) dit is het percen
tage van de bevolking dat in
twaalf maanden één of meer
malen met vakantie is ge
gaan. voor Nederland is deze
N V I. 68%.
2. de bruto vakantie intensi
teit. (B.V.I.) dit is het aantal
vakanties per 100 ingezete
nen. Daar de 7 van de 10
Nederlanders die vorig jaar
op vakantie gingen, gemid
deld bijna anderhalve vakan
tie namen, is deze B.V.I. 102,
met andere woorden: de om
vang van de Nederlandse va-
kantiemarkt is iets groter
dan onze bevolking, d.wx
door onze bevolking werden
vorig jaar ca. 14 miljoen va
kanties genomen.
CM '76 NL '76 GB '76 O '75 f '75 B '76 I '72
Grafiek 1:
Vakantiepatroon in zeven Europese landen.
I: „Netto vakantie-intensiteit": het percentage van de bevolking, dat één of meer keer in het
betrokken jaar voor recreatieve doeleinden een verblijf buitenshuis geniet gedurende ten
minste vier achtereenvolgende overnachtingen.
II: „bruto vakantie-intensiteit": het aantal vakanties per 100 ingezetenen (omvang van de
vakantiemarkt)
III: Het percentage vakanties doorgebracht in het buitenland.
CH« Zwitserland, NL* Nederland, GB* Groot-Brittanniê, D= West-Duitsland, F* Frank
rijk, B* Belgié, I* Italië.
In eigen land is de kust veruit
de meest favoriete toeristen
gebied: één kwart van alle
binnenlandse vakanties
wordt daar doorgebracht,
waarvan een derde deel op de
vijf Waddeneilanden. De Ve-
luwe is met een aandeelper
centage van 13 nog altijd
nummer 2 en de drie noorde
lijke provincies exclusief de
meren scoren 11 procent.
Overijssel zonder de meren
haalt 7 procent evenals West
en Midden-Brabant.
De min of meer actieve wa
tersporters, verdeeld over de
meren in het Noorden en
Utrecht, alsmede het Delta
gebied en de IJsselmeerkust,
dragen zorg voor 16 procent
van de vier miljoen binnen
landse zomervakanties (ex
clusief die bij familie en ken
nissen) in de periode 1 mei tot
1 oktober 1977. In diezelfde
periode werden 4,6 miljoen
vakanties door landgenoten
in het buitenland doorge
bracht. voornamelijk bij dé
Oosterburen (19%), in Frank
rijk (17%). Oostenrijk (13%).
en Spanje (11% evenals in
1976), welk laatste land in
1973 met een aandeel van
18% een piek bereikte en in
1975 nog 16% scoorde.
Hoewel ons land in Europa
vrij achter loopt in auto
dichtheid, werden bijna 3 van
de 4 zomervakanties per auto
genomen tegen 7 procent met
openbaar vervoer. Vervoer
per vliegtuig is gedaald van
16% der buitenlandse zomer
vakanties in 1977 naar 13 vo
rig jaar.
Een kwart van alle zomerva
kanties van Nederlanders
vond vorig jaar plaats in ho
tel of pension; in het binnen
land echter is dit nauwelijks
één op de tien, terwijl dan
een kwart de caravan of
vouwwagen verkiest en een
evengroot deel een zomer
huisje.
Het hiervoor kort geschetste
vakantiepatroon van de Ne
derlandse bevolking is welis
waar de meest in het oog
springende vorm van toeris
me, maar in bestedingen in
eigen land zeker niet de be-
langrijkse. Bijstaand staatje
laat zien waaraan de toeristl
zijn geld uitgeeft.
Het totaal van deze bestedin
gen mag voor 1977 gerust op
15 miljard gulden worden ge
taxeerd. De besteding tijdens
de vakantie is daarbij veruit
ondergeschikt aan die tij
dens de talrijke dagtochten.
De aandacht moet wel wor
den gevestigd op de zeer hoge
aandeelpercentages van de
winkelaankopen en trans
port, in welke laatste niet de
aanschaf van personenauto's
(voor de 40 procent van de
kilometers dat ze recreatief
worden gebruikt) zijn begre
pen. want zo'n besteding
komt de detailhandel ten
goede.
Die 15 miljard komen uit de
sterk toegenomen „niet-ge-
bonden koopkracht" die blij
kens onze derde grafiek in
1910 nog maar vier procent
van de privé bestedingen van
Nederlanders uitmaakte,
maar thans reeds bijna een
derde. Bij meer inkomen
geeft men n.l. niet evenredig
meer uit aan voedsel, kle
ding, medische verzorging
e.d.
Dit houdt voor de buitenlan
der minder noodzaak tot lo
geren in; het zakenbezoek
van buitenlanders aan ons
land dat niet logeert, wordt
dan ook steeds belangrijker.
Dit heeft ertoe geleid dat het
dagbezoek ook in de beste
dingen van die buitenlanders
in ons land een steeds grotere
bijdrage is gaan leveren: in
1966 nog maar 35 procent,
maar thans anderhalf maal
zoveel. Dit is vooral ten nade
le gegaan van de bijdrage der
buitenlandse gasten in onze
hotels: 42 procent in 1966 en
ongeveer twee derde deel
daarvan thans.
Natuurlijk heeft dit geleid tot
een (verhoudingsgewijs) ver
laging van de gemiddelde
dagbesteding van de buiten
landers in ons land; verhou
dingsgewijs wil zeggen: de
prijsstijgingen in aanmer
king genomen.
De totale bestedingen van
buitenlandse reizigers in ons
land, zowel die hier voor re
creatieve dan wel voor zake
lijke doeleinden komen de
laatste maken een kwart van
degastenuit,maar40%van de
bestedingen!), zullen vermoe
delijk in 1977 voor het derde
achtereenvolgende jaar op
2,8 miljard gulden uitkomen,
terwijl er in die drie jaren wel
een prijsstijging van onge
veer 30 procent heeft plaats
gevonden.
En dit is geen ontwikkeling
van de laatste drie jaren al
leen, zoals onze vierde gra
fiek duidelijk aantoont over
de nu officieel bekende jaren
1969-'76. Daaruit büjkt dat in
constante prijzen gemeten
het totaal der ontvangsten
uit internationaal reisverkeer
in 1976 niet boven het peil
van juni 1971 lag. Voor het
jaar 1977 vrezen wij niet bo
ven het einde van 1969 uit te
komen!!
De vraag moet natuurlijk
worden beantwoord wat de
oorzaken ervan zijn dat het
ons in datopzicht inderdaad
„toeristisch slecht gaat".
Daarvoor zijn enige faktoren
aan te wijzen buiten onze
schuld, maar ook een aantal
die wijzelf wel In de hand
hebben.
Tot de eerste behoren de in
zinking die energiecrisis en
economische depressie in de
jaren 1974 en 1975 hebben
veroorzaakt in het internatio
nale reisverkeer, alom in de
westelijke wereld. Ook moe
ten daartoe de internationale
valutaverhoudingen worden
gerekend: de dure gulden en
de gedevalueerde dollar en
het Britse pond. Niet tot de
faktoren buiten onze schuld,
behoort de prijsstijging in
ons land, hoewel velen dat
wel naar voren brengen.
Zeker, in de loop van 1978 zal
ons prijspeil 84 procent bo
ven dat van 1970 liggen, maar
op West-Duitsland en Zwit
serland na is dit wel de ge
ringste stijging van heel Eu
ropa, dat op 98 procent voor
de 9 gemeenschapslanden
uitkomt. En kijken we naar
de prijsontwikkeling van een
belangrijk toeristisch pro
dukt als de maaltijd en het
drankje buitenshuis, dan is
de prijsstijging nog minder.
Wel echter is van belang dat
zeer vele buiten- (en binnen
landse gasten geen onver
deeld gunstig oordeel uit-
spreken over het Nederland
se toeristische produkt: de
kwaliteit vooral in het perso
nele vlak wordt nogal eens
zeer kritisch beoordeeld.
Men kan zich van dit negatie
ve oordeel niet afmaken met
„wij zijn geen dienstbaar
volk" (al heeft die mentaliteit
natuurlijk wel invloed), maar
zullen ons snel hebben te be
zinnen hoe te voorkomen dat
ons toeristisch produkt in de
ruimste zin vaak ongunstig
wordt beoordeeld. Pas als die
oplossing wordt gevonden en
dat zou best eens een lange
weg kunnen zijn kan de
'vraag boven dit artikel ont
kennend worden beant
woord.
Dr. M. C. Tideman is docent markt
analyse en 'horeca-ecor.omie aan
de hogere hotelschool in Scheve-
ningen en is adviseur op beide ge
bieden. In 1960 promoveerde hij als
eerste op het onderwerp „de eco
nomische betekenis van het vreem
delingenverkeer voor Nederland
Bestedingen voor recreotie in Nederland/ in
uitgaven
aan
transport
café-rest.
detailhandel
vermaak
logies
diversen
totaal 100
horizontaal 11
a) afrondingsverschil.
van Nederlanders tijdens
van buitenlanders
vakantie
korte dag- vóór
verbltoch- en na
ten de rei:
100a) 100
15 39
loge
rend
dag
tocht
totaal
100a) 100 100
8 7 100a)
De vraag „gaat het slecht
met het toerisme" kan gezien
het voorgaande niet slaan op
honkvaste Nederlanders.
Daarmee wordt gedoeld op
het buitenlands bezoek en
dan nog niet zozeer op de
aantallen bezoeker, maar op
hun bestedingen.
De aantallen stijgen wel, of
schoon daarin een duidelijke
verschuiving valt waar te ne
men naar de goedkopere lo-
giesvormen, dus ten nadele
van het hotel en ten voordele
van de camping. Die accen
ten troffen wij immers ook al
aan in het vakantiepatroon
van onze landgenoten.
Daarnaast gaat door de
steeds snellere en gemakke
lijker afstandsoverbrugging
het dagbezoek een grotere rol
spelen in het vreemdelingen
verkeer: vanuit Londen zijn
er thans op werkdagen 36
vliegverbindingen met ons
land en dat aantal was zo'n
tien tot vijftien Jaar geleden
maar de helft.
3. het percentage buitenland
van alle genomen vakanties,
voor Nederland 43. Van de
ongeveer 4 miljoen vakanties
bij familie en kennissen vol
trekt zich slechts zo'n 15 pro
cent in het buitenland tegen
over 56 procent van de overi
ge vakanties. Vooral de 1 mil
joen wintervakanties van Ne
derlanders worden overwe
gend in het buitenland geno
ten (tweederde deel).
Uit de internationale verge
lijking in grafiek 1 blijkt dat
Nederlanders na de Zwitsers
ln verhouding het meest op
vakantie gaan. De Zweden
staan aan de Europese top
met tweemaal zoveel vakan
ties als de bevolking groot is,
maar er is van dat land geen
vergelijkbaar vakantie-on
derzoek.
Die 14 miljoen vakanties ne
men Nederlanders wel over
wegend in eigen land, zoals
voor de hand ligt. Alleen de
Belgen en Duitsers brengen
meer dan de helft van hun
vakanties over de grens door,
hetgeen vooral voor zo'n
groot land als de Bondsrepu
bliek erg opvallend is.
Nu mogen wij niet stellen dat
de kleinere trek van Neder
landers voor vakantie naar
het buitenland dan bij de
twee buurlanden, veroor
zaakt wordt door een uitzon
derlijk grote trek van de Ne
derlandse vakantieganger
naar familie en kennissen;
eerder dat deze laatste bij
Belgen uitzonderlijk klein is
(13% van alle vakanties), ver
moedelijk veroorzaakt door
de taalstrijd. In alle andere
Europese landen beweegt
zich het percentage vakan
ties bij familie en kennissen
tussen 23 en 38, waarbij Ne
derland aardig het midden
houdt.
Wij benadrukken dit aspect
van het vakantiegebeuren zo
nadrukkelijk om twee
redenen:
a. in het jaarlijkse vakantie-
onderzoek van het Centraal
Bureau voor de Statistiek
wordt deze vakantie bij fami
lie en kennissen wegens on
zorgvuldige registratie bij on
dervraging achteraf buiten
beschouwing gelaten; slechts
éénmaal in de vier Jaren meet
het C.B.S. die op nauwkeuri
ger wijze. Omdat alle andere
Europese onderzoeken die
vakantlevorm niet uitsluiten,
konden wij daaraan in de eer
ste grafiek niet voorbijgaan.
De invloed ervan blijkt ech
ter uit onze tweede grafiek
duidelijk op de verdeling bin
nen- en buitenland.
b. daarenboven hebben ook
deze soort vakanties wel de
gelijk een economisch effect:
enige jaren geleden kwamen
wij voor 1973 reeds op een
bedrag van ruim 300 miljoen
gulden!
Uit het laatste C.B.S.-onder-
zoek naar de uitgaven van
Nederlanders tijdens vakan
tie bleek dat wij in 1973 in het
binnenland niet meer dan ca.
16,50 per dag uitgaven; bij
een verblijf bij familie en
kennissen is dit naar onze
mening nog 30 procent lager!
Alleen de Engelsen zijn in
eigen land een even „zuinige"
vakantieganger, maar bij de
Duitser en Zwitser ligt dit
binnenlandse uitgavepeil on
geveer tweemaal zo hoog!
Hoewel elke vakantieganger
in het buitenland altijd per
dag aanzienlijk meer uitgeeft
dan ln eigen land, is dit ver
schil in Nederland het hoog
ste: twee en een half maal
VAKANTIE
IN
BUITENLAND
Grafiek 2: De Nederlandse bevolking en vakantie 1977 (exclusief vakanties doorgebracht bij
familie en kennissen).
1959 1964 1969 '73 '80
Grafiek 3: Procentuele
verdeling van de
consumptieve bestedin
gen 1910-19S0.
Grafiek 4: Ontvangsten uit
internationaal reisverkeer
absoluut en in contante
prijten 1969-1976
NIET-
VAKANTIE-
GANGERS
IN EIGEN
LAND
IN
BINNEN- EN
BUITENLAND
100 r
90 -
80 -
70 -
60-
50 -
40 -
30-
i111
I I primaire uitgaven
I belasting, sociale verzekeringen
met-gebonden koopkracht