Kerk in Polen belangrijke factor
SOCIAAL
ERE
Geen cent voor het vaderlijk gezag
KUNST
Jaren twintig in
boeiend dansbeeld
'1 Overgrote
Jdeel bevolking
nog rooms-
katholiek
Nieuwe
boeken
'Wereldstad' van Kurt Jooss
Pantomime 'Robin Hood'
kleurrijk en vrolijk gebeuren
TERDAG 11 FEBRUARI 1978
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
In Warschau kan men het verhaal horen over een bekende
schrijver die een belangrijke bezoeker uit het buitenland naar
de kathedraal van de Poolse hoofdstad begeleidde. Nadat hij
voor het altaar had geknield, vroeg de gast hem: „Ik wist niet
dat u katholiek bent". Het antwoord luidde: „Ja, ik ben
gelovig, maar niet praktizerend". De gast hield aan: „Maar
bent u dan geen communist?". Waarop de schrijver repliceer
de: „Ja, praktizerend, maar niet gelovig".
Uiteraard weet ik niet of dit echt
gebeurd is. Misschien is het verhaal
wel één van de talrijke moppen die
de Polen zichzelf veroorloven om
een verklaring te geven voor het
feit. dat meer dan 90 procent van
de bevolking van een al 30 jaar lang
communistisch geregeerd land
rooms-katholiek is. Van een vierde
deel van de 2.7 miljoen leden van
de communistische partij is zelfs
bekend dat zij nog altijd naar de
kerk gaan, zo vertelde mij de com
mentator Wieslaw Gómicki.
Het is een merkwaardige situatie,
die uniek is in Oost-Europa. De
verklaring daarvoor moet voor een
belangrijk deel worden gezocht in
de omstandigheid dat de rooms-
katholieke kerk door de eeuwen
heen de belangrijkste factor in het
leven van de Polen is geweest. Haar
macht was zo groot, dat het voor
protestanten erg moeilijk was om
zich te handhaven. Na het staats
hoofd was de primaat van de
rooms-katholieke kerk de belang
rijkste figuur.
In het huidige Polen is de wereldlij
ke macht van de rooms-katholieke
kerk aan banden gelegd. Zij is ech
ter ondanks het feit dat zij geen
politieke activiteiten mag ontwik
kelen een politieke en ideologi
sche factor, waar de Poolse com
munistische leiders terdege reke
ning mee moeten houden. Met
name in de afgelopen jaren is de
verstandhouding veel beter gewor
den. Enkele maanden geleden vond
er zelfs een ontmoeting plaats tus
sen partijleider Edward Gierek en
kardinaal Stefan Wyszynski, het
hoofd van de Poolse rooms-katho
lieke kerk.
Gierek bij paus
Het gesprek tussen Gierek en Wys
zynski stond vooral in het teken
van het bezoek dat de partijleider
korte tijd later aan Rome zou bren
gen, waar de paus hem in audiëntie
zou ontvangen. Het was echter dui
delijk dat ook gesproken werd over
de economische en sociale situatie
in Polen, althans over de uitwer
king van enkele teleurstellende
ontwikkelingen op de bevolking.
Gierek trok de enig juiste conclusie
uit het feit dat de invloed van de
kardinaal op het kerkvolk hem in
staat kan stellen, de huidige moei
lijkheden politiek ongeschonden te
boven te komen.
In zijn toespraak ter gelegenheid
van het bezoek van Gierek ver
klaarde de paus, op de hoogte te
zijn van „de initiatieven die de par
tijleider ter bescherming van de
gezinnen onderneemt, onder ande
re door de zorg voor de ontwikke
ling van de woningbouw voor jonge
echtparen en van Giereks voorne
men met betrekking tot het verho
gen van het morele niveau van de
jeugd". De paus gebruikte het be
grip Volksrepubliek Polen, toen hij
uiting gaf aan zijn verlangen, dat
staat en kerk „in de huidige werke
lijkheid van het land" samen
werken.
Ondersteuning
Deze opvallende tegemoetkomend
heid van de paus is niet bij alle
rooms-katholieken in Polen in goe
de aarde gevallen. Toen de toe
spraak in vrijwel alle Poolse kran
ten werd afgedrukt, omdat zij ge
zien werd als een ondersteuning
van de leiding in Warschau, lieten
vertegenwoordigers .van verschil
lende stromingen binnen, de rooms-
katholieke kerk doorschemeren
dat zij er niet gelukkig mee waren.
Eén van hen is de bisschop van
Kraków, Wojtyla, die in aanmer
king komt om de nu al 77-jarige
Wyszynski, die een zwakke gezond
heid heeft, op te volgen.
van Wojtyla is bekead dat hij geen
blad voor de mond neemt. Veel
minder dan kardinaal Wyszynski is
hij bereid, om redenen van zuiver
politieke aard water in de wijn te
doen. Van Wyszynski wordt gezegd
dat hij probeert te voorkomen dat
de bisschop van Kraków tot zijn
opvolger wordt benoemd en dat hij
bereid is om aan te blijven, totdat
overeenstemming is bereikt met
het Vaticaan over een kerkelijke
leider, die .minder moeite zal heb
ben om rekening te houden met
wat de paus noemde de huidigt
werkelijkheid".
Tweede ontmoeting
Na de ontmoeting tussen de pauj
en Gierek, gevolgd door een ont
vangst op de Poolse ambassade in
Rome, waar Gierek en Wyszynski
elkaar opnieuw ontmoetten (in het
bijzijn van de Italiaanse christen
democratische politici Moro en
Fanfani en de secretaris van de
Italiaanse communistische partij,
Enrico Berlinguer) is er reden om
aan te nemen, dat men in het Vati
caan ernstig rekening zal houden
met de wensen van Wyszynski, die
voorlopig nog wel op zijn post zal
blijven.
Na zijn eerste gesprek met Gierek
had Wyszynski tijdens een preek in
de stampvolle kathedraal van War
schau uiteengezet, waarom hij
na enkele jaren er over nagedacht
te hebben tot de slotsom was
gekomen dat hij in bijzonder moei
lijke situaties het belang van de
Poolse staat voor ogen moet hou
den. Hij had een „bevel van zijn
geweten gevolgd als bisschop en
Pool", in de hoop dat „de goede
God daaruit vruchten laat groeien
die ons vaderland zo nodig heeft".
Zijn welwillende houding tegeno
ver de vertegenwoordigers van de
staat belette Wyszynski echter niet
om in de tweede week van januari
in dezelfde kathedraal vier voor
waarden te noemen voor een har
monischer samenwerking tussen
kerk en staat. Hij eiste erkenning
van de kerk als publiekrechtelijk
lichaam, het toelaten van rooms-
katholieke verenigingen, die vroe
ger in Polen bestonden, een vrije
ontwikkeling van de rooms-katho
lieke pers en een ongehinderde ver
spreidingsmogelijkheid voor her
derlijke brieven.
Wyszynski heeft deze eisen niet in
de eerste plaats gesteld omdat hij
een optimaal gebruik wil maken
van de mogelijkheden die de min of
meer officiële samenwerking tus
sen kerk en staat thans kunnen
bieden. Hij moet echter rekening
houden met de omstandigheid, dat
er heel wat rooms-katholieken zijn
met name onder de jongeren
die er weinig begrip voor hebben
dat de kerk een beroep op de bevol
king doet om nu harder te werken
om het in de toekomst beter te
kunnen krijgen. Er moet iets tegen
over worden geplaatst.
Geen politiek
De mogelijkheid dat dit laatste zal
gebeuren, is niet groot, zoals blijkt
uit een gesprek met vice-minister
voor godsdienstige aangelegenhe
den, Mieczyslaw Merker. Er kan.
zegt hij, voor de kerk als instituut
geen politieke rol zijn weggelegd.
De papiersituatie in Polen is van
dien aard dat er voorlopig nauwe
lijks aan de verlangens van de
rooms-katholieke kerk kan worden
voldaan. Radio-zendtijd wordt
overwogen (wellicht eenmaal per
week een mis, zonder preek).
Voorts meent hij dat de kerkelijke
publikatie-mogelijkheden voldoen
de zijn.
Wat de klacht van de bisschoppen
betreft dat er te weinig kinderen in
Polen worden geboren, „waardoor
de natie dreigt te verwelken", ver
klaart Merker dat er geen demogra
fische noodzaak bestaat. Verder
toont hij begrip voor de bezwaren
van kerkelijke zijde tegen de moge
lijkheid, van zwangerschapsonder
breking gebruik te maken. Hij is
echter van mening dat vooral het
woningprobleem er oorzaak van is.
dat de Poolse gezinnen kleiner zijn
^ïworden. De door de kerk gesigna
leerde ontvolking van het platte
land ziet hij in tegenstelling tot
de bisschoppen als een natuurlij
ke ontwikkeling, die voor de land
bouw geen catastrofale gevolgen
zal hebben.
De bereidheid om de bouw van
meer kerken mogelijk te maken, is
er, aldus de heer Merker. De bouw
van huizen heeft echter voorrang
en de verzoeken van kerkelijke zij
de moeten om die reden zakelijk
worden beoordeeld. In veel geval
len wordt om een vergunning ge
vraagd omdat men vooral op het
platteland de kerk dichter bij
huis wil hebben. Een feit ls, dat er
in Polen opmerkelijk veel wordt
gedaan aan restauratie en nieuw
bouw van kerken. Ook is mogelijk
gemaakt, dat de rooms-katholieke
universiteit in Lublin werd uitge
breid.
Veel vrijheid
De rooms-katholieke kerk van Po
len geniet opmerkelijk veel vrij
heid. De kerken lopen nog steeds
vol, niet alleen met oude vrouwen,
maar eveneens met jonge mensen.
Ook het karakter van de kerk be
gint langzaam maar zeker te veran
deren. Men zou kunnen zeggen dat
zij door de nood gedwongen dichter
bij de mensen komt te staan en oog
heeft gekregen voor de problemen
van deze tijd en niet alleen zoals
voorheen aandacht besteedt aan
wat eeuwigheidswaarde heeft.
Dit is het laatste artikel van een
serie over Polen. De vorige artikelen
stonden in de krant van 4, 7 en 9
februari.
„Kadionavigatie op kleine schepen"
door Alfred Stahnke. Uitg. Hollandia
Baarn, 100 blz., prijs 17,90.
Niet eenvoudige stof voor hen, die
met niet al te kleine schepen het
grote water bevaren. Verduidelijkt
aan de hand van voorbeelden en
heldere illustraties.
Boze jongens door Anthony Burgess.
Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam,
176 pag., prijs 23,50.Deze door C. en
W. F. Buddingh' vertaalde roman A
Clockwork Orange dateert uit 1962
en is ook door de naar het boek
gemaakte, in diverse landen verbo
den, film bekend geworden.
„Maritieme geschiedenis der Neder
landen", deel 111. Uitgave van Unie
boek in Bussum. Intekenprijs 95,
losse delen 115. 434 blz.
Alweer het derde deel, uit de reeks
van vier, van het standaardwerk dat
de volledige zeegeschiedenis van de
Lage Landen als inhoud heeft. Er is
veel belangstelling voor, getuige de
hoge plaats op de lijst van best
verkochte boeken. En terecht.
In deze, ook rijk geïllustreerde, afle
vering komt de eeuw tot de over
gang van zeil naar stoom en het
einde van de Gouden Eeuw aan de
orde. En hoe het overwicht van de
Nederlanders op de wereldzeeën ver
dween. De positie van ons land werd
weer versterkt na de Napoleontische
tijd
In het laatste deel, dat het begin van
de stoomvaart tot heden omvat,
staat de technische ontwikkeling
die het beeld van de scheepvaart
totaal wijzigde, er wordt ook inge
gaan op de schaalvergroting, die
leidde tot de bouw en exploitatie
van ultramoderne passagierssche
pen en mammoettankers.
Met zijn drieën werkten ze in de bouw. Vader
als voorman-timmerman en zijn twee zoons als
„gewone" bouwvakkers. Dat ging prima, totdat
de roep van het vrije ondernemerschap begon
te lokken.
Eigen baas zijn en het geld dat Je verdient in
eigen zak steken. Dat is voor veel werknemers
een begerenswaardig doel en de twee zoons
dachten er precies zo over. Ze zeiden pa goeie-
dag en ze richtten samen een bouwbedrijf op.
Niet door het te zware ondememersrisico, ook
niet door de concurrentie, maar door ruzies en
onenigheid tussen de twee zoons dreigde de
jonge onderneming al snel op de klippen te
lopen. Goede raad was duur en wie kan er beter
twee vechtende kinderen uit elkaar halen dan
een vader? Maar toen die twee ook na een
ernstig en vermanend vaderlijk gesprek bleven
doorruziën, moesten er in het belang van de
onderneming knopen worden doorgehakt: De
zoons vroegen hun vader in dienst te treden
van de jonge onderneming.
Zo gebeurde het dat pa na acht jaar bij zijn
werkgever ontslag nam en in dienst trad bij
zijn twee zoons. Tweeëneenhalf jaar duurde
dat, toen de man hij was 57 jaar last kreeg
van misselijkheid, van pijn in de arm en de
schouder en in de borststreek. „U moet het wat
kalmer aan gaan doen", zei de huisarts tegen
de man. De zoons vonden dat ook en zij ont
sloegen hun vader, die in aansluiting daarop
een WW-uitkering kreeg.
Toen hij na een half jaar was „uitgetrokken"
voor de WW liet de man het er maar bij zitten.
Hij meldde zich niet meer op het Gewestelijk
Arbeidsbureau en ook niet bij de gemeentelij
ke sociale dienst, waar hij in aansluiting op de
WW een uitkering krachtens de wet werkloos
heidsvoorziening (WWV) had moeten aanvra
gen. Die nalatigheid had een bijzondere oor
zaak: de man had een al Jaren een hoogoplo
pende controverse met de chef van de sociale
dienst en hij piekerde er eenvoudigweg niet
over om bij die man zijn hand op te houden.
Nee. hij deed wat klusjes voor zijn zoons, todat
ook dat niet meer ging. Zijn gezondheidstoe
stand verslechterde en twee jaar nadat hij zijn
laatste WW-uitkering had ontvangen, besloot
hij alsnog „zijn recht" te gaan halen bij de
gemeente. Ongetwijfeld in de hoop dat hij de
chef niet zou tegenkomen, begaf hij zich naar
het gemeentehuis.
'Een paar weken later kreeg hij niet eens van
die chef maar van b. en w. een afwijzend
briefje.
Om in aanmerking te komen voor een WW-
uitkering moet een werknemer tenminste zes
weken achtereen of tenminste 65 dagen binnen
12 maanden hebben gewerkt, legden b. en w.
uit. „U bent al twee jaar niet meer in loondienst
en dat betekent dat u niet meer In aanmerking
komt voor een uitkering".
De man stuurde een bezwaarschrift aan b. en
w. en hij kreeg nagenoeg hetzelfde antwoord: U
hebt de band met het arbeidspoces reeds lang
verbroken en daardoor bent u geen werknemer
meer in de zin van de WWV. U bent, met andere
woorden, niet aangewezen op het verrichten
van arbeid in een dienstbetrekking. Ook de
raad van beroep bleek er zo over te denken.
Daarop stapte de man naar de hoogste instan
tie: de centrale raad van beroep.
De centrale raad nu liet geheel in het midden of
de man als werknemer „was aangewezen op het
verrichten van arbeid in dienstbetrekking".
Het gaat er niet om of de man op het moment
dat hij een WWV-uitkering vroeg wel of geen
werknemer in de zin van de wet was. Wij willen
best aannemen dat hij was aangewezen op een
dienstbetrekking. Ook in de periode dat hij zijn
zoons hielp trad hij immers niet op als een
zelfstandig ondernemer. Nee, niet zijn status
op het moment van de aanvraag ls van belang,
maar de status op het moment waarop hij voor
het eerst werkloos werd. namelijk op het mo
ment dat hij uit het bedrijf van zijn zoons
stapte, geeft de doorslag. Op dat moment,
oordeelde de raad was de vader geen „werkne
mer", die in verband met een dienstbetrekking
inkomsten had genoten. Zijn arbeidsverhou
ding werd toen hij werkte in de onderneming
van zijn zoons, in die mate door de bestaande
familieverhouding overheerst, dat er niet van
een dienstbetrekking in de zin van de wet kan
worden gesproken.
Je kunt, anders gezegd, wel zijn aangewezen op
een dienstbetrekking, maar je moet er ook een
hebben. En dat was volgens de rechters niet
het geval. Geen uitkering dus.
De vader is overigens nog niet uitgeproce
deerd. Er loopt nog een geding over de vraag of
hij misschien in aanmerking komt voor een
uitkering krachtens de wet op de arbeidsonge
schiktheid. Maar ook dan zal ongetwijfeld de
vraag aan de orde komen of hij inderdaad de
werknemer van zijn zoons is geweest. Hoe het
ook afloopt: Het heeft er alle schijn van dat die
ruzie met de chef van de sociale dienst een hele
dure ruzie is geweest.
Als hij zich op tijd had gemeld, had hij mis
schien geen slapende honden wakker gemaakt
om het eens oneerbiedig te zeggen.
door Hans W. Ledeboer
AMSTERDAM Hoewel Kurt Jooss indertijd bij het opzetten
van zijn balletten zich helemaal liet inspireren door de actuali
teit van de jaren twintig en dertig zijn zij nu. bijna een halve
eeuw later nog steeds even boeiend. En dat niet eens omdat de
toeschouwer er wat bij „weg zou kunnen dromen" maar de
romantiek van de jeugd van zijn ouders. Kurt Jooss heeft ook de
balletliefhebber van nu niets wezenlijks te zeggen.
Zijn dochter Anna Markhard heeft
zijn „Wereldstad", in 1932 in Keulen
uitgebracht op muziek van Alexan
der Tansman, nu bij Het Nationale
Ballet ingestudeerd met Mea Vene-
ma, Joseph Carmen en Francis Sin-
ceretti in de hoofdrollen als het jon
ge meisje, de arbeider en de elegante
heef. Oppervlakkig gezien zou men
„Wereldstad" met een mode-term als
„maatschappij-kritisch" kunnen er
varen. De toeschouwer, die van die
idee uitgaat, gevoelt een lichte te
leurstelling. Want „Wereldstad" is
wel signalerend, maar niet kritisch.
Schildert, beeldt uit, maar klaagt
niet aan. Dat paste ook niet in die
tijd, waarin de arbeider zich van zijn
eigen persoonlijkheid als arbeider
begon bewust te worden. De tijd van
de jeugdbeweging, de volkshoge
scholen, de dorst naar kennis. Van
een rijk artistiek leven. In dit opzicht
is er wél een stuk nostalgie te vinden
in „Wereldstad" en eigenlijk in aller
lei werk, dat die tijd goed heeft be
grepen. De trots van de jeugd en de
arbeider, die niet alleen de oudere
burger verweet, dat deze een onvol
komen samenleving achterliet, maar
die ook nadrukkelijk stelde, het be
ter te zullen doen dan de ouderen,
die de weg aangaf, waarlangs die
verbetering moet groeien.
Het ls die trots, welke wij thans bij
velen van de jongeren missen. Vijftig
jaar geleden gevoelde de arbeids-
jeugd zich niet de „underdog" maar
de meesten die de wereld zou gaan
veroveren, met Rusland cn vooral
Duitsland als lichtend voorbeeld.
Met uiteraard als felle teleurstelling
later eerst de grote crisis en dan de
ontwikkelingen in Duitsland, Kurt
Jooss moest uitwijken naar Enge
land. waar in 1935 uiteindelijk zijn
„Wereldstad" de definitieve vorm
kreeg. Een prachtige, iedereen inspi
rerende periode, wellicht het best
gekarakteriseerd in de boelende te
kening van Këthe Kollwitz „Nie wie
der Kriegü" was voorgeod voorbij.
In „Wereldstad" vinden we het hele
hier geschetste beeld terug. De rijke,,
als nietsnut zijn leven verbrassend
en in dancings zijn leven doorbren
gend. De arbeider als degene die zich
voorbreidt op de verovering van de
wereld. Hevig geïdealiseerd, erg beel
dend neergezet in heel precieuze be
weging. Jooss is leerling van Laban;
de grote dansvemieuwer van het be
gin dezer eeuw, uit de bewegingen
van Laban groeide veel later de mo
derne danstechniek. Het werk van
Jooss is heel rijk van danstaal, maar
„Wereldstad" verkondigt niet. Zijn
ballet dat men wellicht „verkondi
gend", „aanklagend" zou kunnen
noemen is „De Groene Tafel", dat
misschien door die aanklacht nu een
actueler werking heeft dan „Wereld
stad". Maar „Wereldstad" is een heel
mooi beeldend dansstuk, een schets
van de tijd van vijftig Jaar geleden,
raak getypeerd in mooie beweging
en boeiende choreografische
opbouw.
„Wereldstad" is te zien op 14 februari
in het Circustheater in Schevenin-
gen. op 16 februari in de Amsterdam
se Stadsschouwburg, op 17 februari
in de Rotterdamse Schouwburg, op
22 februari in de Stadsschouwburg
in Arnhem en op 27 februari in de
Stadsschouwburg in Nijmegen.
Scène uit „Wereldstad", het uit 1932 daterende ballet van Kurt
Jooss
door Dirkje Houtman
AMSTERDAM Het Footsbarn Theatre uit Cornwall houdt het
publiek ruim anderhalf uur in de ban met de avonturen van
„Robin Hood". Een pantomime, die nog tot en met 12 en dan
weer van 16 t/m 19 februari in de Melkweg te Amsterdam te zien
is.
Pantomime, niet in de zin van „geba
renspel", maar als een vorm van
volksvermaak, dat in het begin van
de 19de eeuw in Engeland ontstaan
is. Een komisch spectakel. gecen
treerd rondom een sprookje of ander
volksverhaal, waarin goed en kwaad
voor de nodige opschudding bij het
publiek moet zorgen. Het verhaal
van Robin Hood ls hiervoor bij uit
stek geschikt: de held die in opstand
komt tegen de belager van de armen
en ook nog zijn geliefde uit de klau
wen van deze schurk redt. De voor
stelling van het Footsbarn Theatre
ls evenwel een persiflage op deze
gangbare versie. Want hoewel held
en schurk In hun uiterlijk traditio
neel zijn, worden ze getekend door
hun zwakheden, hetgeen heel verras
send werkt. Want IJdelheid past bij
een held als Robin Hood niet. Niette
min smelt hij weg bl) de gedachte
dat zij naam later in neon aan de
bioscoopgevels zal prijken En de
wellust van Olsbome wint het te
vaak van zijn honger naar macht en
rijkdom, waardoor hij soms iets aan
doenlijks krijgt. Het gevolg is dat
niet alleen de schurk, maar ook de
held na zijn overwinning sterft door
een slordigheid: men had een vijan
dige soldaat over het hoofd gezien.
Niettemin nodigden de daden van
deze schurk het publiek aanvan
kelijk wat terughoudend alras uit
tot boegeroep en sisgeluiden. Deze
uiterst Engelse aangelegenheid
bracht de Hollandse nuchterheid
aan het wankelen.
Dit Jan Klaassen-effect werd geac
centueerd door het decor, dat veel
weg had van een poppenkast op gro
te schaal, met gordijnen die men na
iedere scène met de hand dicht
schoof en decorwisselingen door
middel van beschilderde achterdoe
ken. Deze suggestie van het hof en
de wouden in Nottingham werd inge
vuld door een reeks komische en
clownesque figuren, uitgedost in
fraaie kostuums. Pijlen vlogen over
het toneel, knappe schermutselin
gen vonden plaats op een oppervlak
te van drie bij drie, en de negen
acteurs speelden alle (meer dan der
tig) rollen. Dit alles, afgewisseld met
muziek en dans, verliep in een hoog
tempo, waardoor het een kleurrijk
en vrolijk gebeuren werd