Kleine boeken van Kossmann, 't Hart en Van Doorn Saura Poëtische wereld van Spreekbuis der verdrukten Filmkroniek door dr. H. S. Visscher Bertolt Brecht (1898-1956) TET ftTERDAG 11 FEBRUMRI 1978 KUNST Trouw/Kwartet terst sober leeft met de aantekenin gen die hij onafgebroken maakt en waarin hij het verleden tracht vast te leggen. Elisa. de dochter, heeft hem aanvankelijk gezien door de ogen van de moeder, en het contact tus sen haar en haar vader was uiterst summier, totdat ze bericht krijgt dat hij een zware operatie heeft onder gaan en nu bij zijn echtgenote thuis herstellende is. Als ze hem daar op zoekt zelf midden in een crisis van een leeggebloede huwelijksverhou ding „ontdekt" ze a.h.w. haar va der voor de tweede maal (er komt een scène in voor die men inderdaad als een soort „wedergeboorte" zou kunnen interpreteren); Elisa's aan vankelijke visie de keurig gekapte en ijdele figuur die zonder meer uit haar leven van klein meisje wegstap- te ondergaat een verandering, die in de derde fase haar logeerpartij op de boerderij waar ze met haar zuster en zwager alleen maar een bezoekje van één dag was komen brengen tot zulk een grote weder zijdse „herkenning" leidt, dat er ei genlijk een soort symbiose, een ver smelting, lijkt op te treden. Eenheid De vader leeft ergens het leven van de dochter door het te schrijven soms lijkt hij het zelfs vö ór te schrijven, al is er ook een scène waar in hij het net beschreven blad papier samenfrommelt en weggooit als haar realiteit en zijn schrijfwerkelijk- heid te ver uiteenlopen. En het dui delijkst blijkt hun eenheid als ze elkaar vinden in de vertaling van een passage van een roman een won derbaarlijke scène. Alleszins type rend is dan ook het daaropvolgende beeld; een liefdesmoment van de man met zijn vrouw, dat tegelijk echter een incestueuze associatie op roept, omdat de dochter precies ge lijk is aan de moeder <op de haar dracht na); het is een beeld van een zeer sterke emotionele eenheid: de eenheid die we tussen dochter en vader hebben waargenomen. Ook in Cria Cuervos liet Saura de moeder en de dochter beiden door Geraldine Chaplin spelen; en daar naast was er dan de dochter in haar kinderjaren, zo onvergetelijk ge speeld door de kleine Ana Torrent, die in „Elisa vida mia" ook weer aanwezig is, ook alweer als een vroe gere fase van Elisa. Saura's „ver schuivingen" vinden een hoogtepunt in de scène een herinneringsbeeld waarin Elisa zich uit het bed laat glijden zoals de kleine Elisa dat ooit gedaan heeft, en naar de huiskamer sluipt. Als ze de deur opendoet, ziet ze daar de hele familie bijeen de vader, lezend in een roman hij is criticus de moeder dat is zijzelf maar met opgestoken haar maar zij ziet daar ook zichzelf in de ge daante van de kleine Ana Torrent; die is de enige die opkijkt en met een blik van verstandhouding naar de geopende deur staart Drie fasen Het drie-fasen-spel keert telkens en telkens terug. Er is het verhaal dat de vader aan de dochter vertelt, over een vermoorde vrouw die hij ooit op het weggetje vlak bij zijn boerderij heeft aangetroffen, en over de kleine witte steen en de plastic bloemen die daar, maanden later, opeens stonden. De eerste keer is het ver haal: de vader vertelt het; de tweede keer is het een mentaal beeld een hallucinatie? van de dochter, de derde maal betreft het haar zelf als zij zich opmaakt als „grande dame" (de moeder) en op het weggetje bij dezelfde steen overvallen en neer gestoken wordt door een schimmige moordenaar, die vagelijk te herken nen is als haar echtgenoot Antonio. De scène heeft daar, vooral door haar make-up, mythische en rituele trekken gekregen. Het verhaal én de voorstelling zijn geworden tot een gebeuren van mythologische kwali teit. Van een reëel gebeuren is geen sprake, al zal men zelden op het witte doek een moord van zo „na bij". zo agressief en gewelddadig hebben gezien Drie fasen ook in het gebruik van de muziek; drie fasen ook in dat ener verende. angstaanjagende geluid dat voor het eerst losbreekt als Elisa heimelijk de flat bezoekt van haar vriendin van wie zij juist gehoord heeft dat die een verhouding met haar man heeft; voor de tweede keer maar nu is het de vader die het hoort en er bovendien die hallucine rende bloederig-rode beelden bij heeft als de vader in Madrid op zijn ziekbed ligt. en ten slotte aan het einde, als hij vlak voor zijn ster ven op zijn bed in de boerderij ligt. Zuivere lyriek Het gaat niet om optelsommetjes, maar om het zien van een structuur in de film. De film is lyriek van het zuiverste water, onbeschrijfelijk mooi, onbeschrijfelijk melancho lisch. Zo statisch en hecht als het aanvangsbeeld begin èn einde zo verglijdend en sferisch zijn de vergezichten over het glanzende nachtelijke landschap, of de rij-op- namen door het nachtelijke, donke re huis. „Elisa vida mia" is een film over de vergankelijkheid van alle menselij ke relaties Uit het nieuwe beeld en de aanwezigheid van de Vader leert Elisa de uiterste consequentie trek ken t.a.v. haar eigen huwelijk (met haar man die haar komt opzoeken, voert zij een beslissend gesprek waarin zij zich voorgoed van hem losmaakt); het huwelijk van haar zuster blijkt in de eerste scènes van de film eigenlijk al in de vernieling te liggen, al is er nog geen sprake van „consequenties". En ook de grote, net-ontdekte eenheid van vader en dochter is onderworpen aan het onherroepelijke einde: de dood. De dochter kan alleen het verhaal van de vader overnemen en dat doet zij dan ook Nogmaals: het gaat niet om optel sommetjes. maar om iets te belich ten van de structuur van een film die in een heel eigen denk- en beeld wereld een autonome poëzie op het doek brengt, en tegelijk op zo'n won derbaarlijke psychologische wijze warm menselijk leven weet te ver beelden. Spanje heeft grote filmers: Barden*, Bunuel. Saura moet daar zonder meer aan toegevoegd worden. door T. van Deel ■eraldine Chaplin en Fernando Rey in „Elisa vida mia". Aanvangsbeeld; een wijd en eer eenzaam landschap in het Spaanse hoogland; een smalle &ndweg waarover we eerst na eruime tijd in de verte een uto zien naderen, die dan weer In een tussengelegen vallei on- lichtbaar wordt om dan veel flichterbij opeens weer op te Huiken en ten slotte de camera te passeren Het beeld „pakt" direct doordat het een statisch shot is dat vanwege |de nadering van die auto heel lang op het scherm staat. Het is identiek net het eindbeeld van de film en dat fedt ook voor het begeleidende ■Bimentaar: een „monologue inté- fmore". Een cirkelcompositie dus. die „rond" komt en men denkt fan films uit vroeger tijden, die één rote flash-back zijn en ten slotte leer op het beginpunt uitkomen. (ader en dochter liaar er heeft een vreemde verschui- ,ng plaatsgevonden dat commen- aar wordt tijdens het aanvangs- >eeld gezegd door een mannenstem in aan het slot door een vrouwen- item, terwijl de visuele situatie die ij dat verhaal hoort een bezoek lat een dochter aan haar vader irengt, als die in Madrid herstellen* le is van een zware operatie er- jens midden in de film staat. Veel neer dan een cirkelcompositie is de Um een labyrint waarin men rond- iwaalt door gangen van heden en verleden en op de meest onverwach- wijze van het een in het ander lerechtkomt. De film heet „Elisa vida mia", de maker is Carlos Saura - een 45-jarige Spaanse filmer die met name met „Cria cuervos" Eereldroem verkreeg de dochter is eraldine Chaplin Saura's vrouw en de vader Fernando Rey. die voor zijn spel terecht in Cannes be kroond werd. Centraal staat de verhouding van en vader tot zijn dochter. De vader leeft lang geleden zijn gezin veria- en. zich ontdaan van de door hem ils triviaal ervaren banden en socia- e verplichtingen, en heeft zijn intrek tenomen in een oude boerderij op iet Spaanse platteland, waar hij ui- Het is, thuis tussen de boeken zittend, wel eens moeilijk de proporties in het oog te houden. Ook het geringste bevat na herlezing meestal wel iets waarom het geprezen zou kunnen worden. Maar tenslotte verschijnen er nu ook weer niet dagelijks boeken die een zekere tijd trotseren. Van die drie die ik nu even aan de orde wil stellen verbeeld ik (althans) mij niet dat ze uitschieters zijn in de literaire produktie van vandaag, maar hun kwaliteit is toch wel van dien aard dat men er een paar aange name uren aan beleven kan. In „Weerzien van een eiland" weeft Alfred Kossmann anekdote, herin nering en lectuurervaringen door een. ongeveer zoals hij dat al deed in „Seizoenen van een invalide lezer' Aldus ontstaat een zorgvuldig net werk van betrekkingen, waarin veel privé-belevenissen in een algemener kader komen te staan. Het eiland dat Kossmann weerziet is het Griek se Aegina, anderhalf uur varen van Athene. In 1961 vóór zijn auto-onge luk. waar het in al zijn eenvoud nogal imponerende boekje „Laatst ging ik spelevaren" over handelt, woonde Kossmann enige tijd op het eiland Zijn recente verblijf roept dat verle den op en drukt hem, onder meer vanwege zijn immobiliteit, boven dien op zijn huidige toestand Naast amusante schetsen en typeringen, toont Kossmann door enkele stijl probeersels de invloed aan die lezen (meer dan leven) op hem heeft. Een „ironische man van voorbeeldi ge redelijkheid" noemt Kossmann Tsjechov. Iets dergelijks gaat dunkt me ook wel voor hem zelf op. Zijn relaas is in feite doortrokken van treurigheid en ook wel teleurstelling, maar de teugel wordt nimmer ge vierd. Dat is soms jammer, want Kossmanns ingehoudenheid resul teert niet steeds in spanning en zijn redelijkheid bezorgt zijn tekst daar om een zekere vlakte. Maar het is ook geen geringe kwestie: met welke middelen het doel te bereiken. Luchtig Kossmann behoort als stilist bij een generatie gedegen schrijvers, en uit zijn pen zal altijd een perfecte volzin vloeien. Van Johnny van Doorn, die zich vroeger The Selfkicker noemde, kun je dat moeilijk beweren. Met zijn poëzie, die zich destijds in moed willige woordhysterie vermeide heb ik weinig op, al valt er af en toe best flink om te lachen. Zijn proza debuut. „Mijn kleine hersentjes", bracht ook nog niet wat nu „De geest moet waaien" zo acceptabel maakt. In deze nieuwe bundel verhaaltjes is Van Doorn flink op dreef. Hij haalt herinneringen op aan zijn Arnhemse tijden, aan zijn Amsterdamse jaren als Selfkicker een relaas dat ani merend doorspekt is met schoolel- lende. hasj, opium, tochtjes, kunste naars. verliefdheid en zo meer. Het aardige ervan zit hem in Van Doorns luchtige manier van vertellen, vaak met een soort pompeuze ironie, die het erg goed doet. Het verleden is voor hem duidelijk een lekker ver haal geworden en hij vertelt het ook lekker. Aan de verschillende schrij- versverhalen over een optreden er gens in het land (ik denk aan Reve en Biesheuvel) voegt Van Doorn een mooie toe: een avond voor een kwe kelingenvereniging. Vrijheid, spijbelen, inpakken en wegwezen, de geest moet waaien, en dat is wat Van Doorn wil en nie mand hoeft een dergelijk leven na te streven om toch plezier te beleven aan de jongensachtige herinnerin gen van onze nationale „mondacro- baat" die heel wat durft; „Met twee kameraden klom ik op een oktober nacht over het hek van het Deeler- woud. Late Jongensdromen hadden De tekening op het omslag van het boek van Kossnian ons aangezet tot deze nachtelijke wandeling in een ongerept stukje natuur." Sfeervol In de vrije natuur speelt ook de nieuwe novelle van Maarten 't Hart. „Laatste zomernacht". Het geeft de overwegingen weer van een bioloog die zich op de laatste avond van de moerasexcursie tussen twee vrou wen in voelt staan, 't Hart heeft de innerlijke gemoedsgesteldheid van zijn personage sfeervol gelokali seerd en het is voornamelijk om dat moeras, die veerpont, de nacht, het roepen van de vuurpadden. het riet en het ochtendgloren dat ik zijn novelle waardeer De plot van zijn verhaal treft allerminst door een zelfde fijnzinnigheid Wie aan de laatste bladzijden toe is. en daar de reden van verwijdering van ver neemt die de bioloog voelt voor het ene meisje (van beiden zijn de va ders voor de geboorte gestorven, maar die van hém was een oorlogs slachtoffer en die van haar een S S officier) voelt zich danig bekocht Het is mogelijk, misschien, om zo'n constructie acceptabel vorm te ge ven. maar daarvoor had 't Hart zijn novelle toch werkelijk meer moeten compliceren. De vage verinnerlij king. de weinig pregnante gesprek ken, ze dragen werkelijk goed bij tot de sfeer van het verhaal, maar de plot is daar op een wat naieve ma nier mee in conflict en doet erg opzettelijk aan. Evenals trouwens de doodskopvlinder, waaraan de bi oloog maar steeds moet denken As sociatieve symbolen zoals deze. voor de S.S zijn mooi. maar al leen als ze zich verschuilen (tenmin ste. in het geval van dit type traditi oneel psychologisch verhaal). Bo vendien heeft een doodskopvlinder en de bioloog mocht dat wel we ten zijn doodskop niet op de vleu gels, zoals 't Hart een paar keer schrijft, maar op de rug van zijn lijf. Alfred Kossmann. Weeraien van een eiland. Querido, Amsterdam, 1977. 80 blz. 14,90. Johnny van Doorn. De geest moet waaien. De Bezige Bij. Amsterdam. 1977. 154 blz. 19.50 Maarten 't Hart. Laatste zomernacht. Arbeiderspers. Amsterdam. 1977. blz. 13,50. Alfred Kossman Johnny van Doorn Maarten 't Hart door H. Wielek Bertolt Brccht naar een ets van Arno Nohr. Tachtig jaar geleden 10 fe bruari 1898 werd Bertolt Brecht in het Duitse Augs burg. als zoon van een fa brieksdirecteur, geboren. In Oost-Berlijn is hij in 1956 overleden. De meest gespeelde toneelauteur was hij In Oost- en West-Duitsland, vaker opgevoerd dan Shakespeare en Schiller. Hij heeft, ook als dich ter en essayist, zijn stempel ge drukt op hele generaties schrijven de collega's. De Europese litera tuur werd in hoge mate door hem en Franz Kafka beïnvloed. Hun werk correspondeert met wat wij het moderne levensklimaat noe men In wijze van benadering van hun, van onze wereld verschillen Kafka en Brecht duidelijk. Kafka én Brecht hebben geen bewuste pogingen gedaan om met de taal te experimenteren. Hun taal heeft een geniale eenvoud die fascineert en obsedeert. Kafka leeft in de droom, in de angstdroom, de profetische waarschuwing. Zijn „duistere" ver halen grijpen naar onze realiteit Monster Brecht verliest nooit de grijpbare werkelijkheid uit het oog. Hij wilde als marxist zijn bijdrage leveren tot de verandering van de kapita listische maatschappij, dat mens en menselijkheid met vernietiging bedreigend monster De mens als object: dit is het onderwerp van Bert Brecht. Het zijn bepaalt het bewustzijn. Het „epische theater" van Brecht, spreekbuis der onder drukten, wil in de toeschouwer twijfel en skepsis wekken door middel van de dialoog, die de ana lyse en de kritiek dient. „Verander de wereld, zij heeft het nodig": dit was de rode draad, van dit vertrek punt ging hij uit, want: „De wereld van nu is voor de mens van nu alleen te beschrijven, wanneer zij beschreven wordt als een te veran deren wereld." In zijn ln balling schap geschreven toneelstukken „De goede mens van Se-zu-an". „Moeder Courage en haar kinde ren", „Heer Puntila en zijn knecht Mattl", „De Kaukasische Krijt- kring". „Het leven van Gallier plaatst Brecht mensen voor ons die door de omstandigheden genood zaakt worden goed te zijn voor de anderen óf voor zichzelf. HIJ hield niet van onthulling der gevoelens Noodzakelijk was voor hem de ont hulling van een onmaatschappelij ke maatschappij Zijn lezers en schouwburgbezoekers wilde hij via het verstand grijpen Bertolt Brecht was geen ..partijschrijver Voorspelling HIJ was zelfs geen partij-commu nist. Toen arbeiders ln de DDR (1953) tegen Ulbricht demonstreer den en de partijleider de opstand onderdrukte, adviseerde Brecht „Zou het met eenvoudiger zijn. als de regering het volk ontbond en een ander volk koos?" Brecht. schrijver van het heden en voor het morgen, ontleende zijn onderwer pen en omlijsting dikwijls aan oude en zeer oude literatuur Voor de zoveelste maal neem ik de onsterfelijke „Hauspostiile" <zijn eerste in 1927 verschenen gedich tenbundel) ter hand en huiver van zijn voorspelling „Von diesen Stadten wird bleiben: der durch sie hlndurchging, der Wind" („Van deze steden zal blijven: die door hen heenging, de wind Een Jere mias zou deze waarschuwing met dezelfde woorden uitgesproken kunnen hebben. Tot Brechts vele teksten behoren deze latere regels „Aan mijn muur hangt een Japans masker, het masker van een boze demon, versierd met goudlak. Mee voelend zie ik de gezwollen voor- hoofdsaderen, aanduidend hoe ver moeiend het is slecht te zijn." Bert Brecht hield hartstochtelijk van het leven. Hij wilde de mens en daarom de maatschappij helpen Hij voelde zich nergens thuis Ber tolt Brecht. glimlachend kind en tragisch strijder, heeft de kinder achtige. tragische wereld een werk nagelaten, waarvan een belangrijk deel onze tijd zal overleven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 19