vo Michiels, een moeizaam filmende schrijver )e kunstkennis op de place du Têtre .Sommigen in Texas bben al m'n platen Trouw/Kwartet 11 (Texas). Via een achtergelaten spoor van folders, foto's etc was men aardig op de hoogte van de muzikale bedoelingen van Breuker c.s. „Ja, er zijn waanzinnig veel jazzfreaks daar, die van mij via allerlei Europese lectuur méér we ten dan ikzelf. In Texas kwamen er mensen met zowat m'n hele platen- oeuvre op me afstappen. En vragen maar, te gek gewoon. Zo van: maakte U die-en-die opname in '68 nou op een woensdag of een vrij dag? In Buffalo speelden we in een soort Bimhuis, het concert werd rechtstreeks door de radio uitge zonden. er was een interview in de pauze en binnen de korste keren stond er een enorme rij buiten van mensen, die dat gehoord hadden en erin wilden. De hut werd zowat afgebroken. Dat heeft me toch wel verrast." Had men het vaak ironiserende ka rakter van je muziek door? Breuker: ..Jazeker, ze lagen blauw soms, vooral bij die muzikale pas sages, die qua grap bij ons escale ren, Je kent dat wel: een rij fietsen bij een muur. waarbij je er één een duw geeft waardoor ze prompt alle maal omvallen. Daarvoor gebrui ken we een dwarsdoorsnee van di- kwijls oud repertoire, dat toch ook op ons weer fris overkwam. Voor die mensen was het vaak een open baring. Een geflipte musicoloog neusde ogenblikkelijk in partitu ren. hoorde Kenton, maar ook Weill. Eisler. zei-die". En zo stelt hij vast: „Ze hoorden dat we met éigen dingen bezig waren, geen Ameri kaanse jazzgrootheden stonden na te apen Wat ze vooral frappeerde was. dat ték-messcher pop elkaar reageerde dat iedereen z'n noten weet, er geen onzekerheden zijn, kortom dat het klonk. Ze staan er open voor, terwijl die musici nog van die echte eigenheimers zijn, die zichzelf toch nog wel superieur vin den". Nog van de „collega's" ontmoet? „Jazeker, alle loftjongens, dan zei den ze 'Je komt morgen hier spelen, hè? Nou, we komen luisteren, hoor'. Ja, ja. ze moeten nóg komen Er is onderlinge muzikanten haat-en- nijd, met de tegenstelling blank- zwart daar als een draad nog dwars doorheen Tegen mij blijven ze vriendelijk omdat ze weten dat ik hier zo het een en ander organi seer maar ze zijn alleen geïnte resseerd in een schnabbel, niet in je muziek. Daarom komt ook die „loft' -scene niet écht van de grond. Die vrijwaart ze alleen van exploi tatie door anderen". Goede kritieken „IN Philadelphia-universiteit had er een idioot alle denkbare en mo gelijke voorpubliciteit achterwege gelaten. Honderden die ons kenden hebben daar stad en land afgebeld, om te horen wéér we zouden spe len. Nou toen we eenmaal speelden, zaten er 30 man in de zaal. Een afknapper". Dat ging in the Environ wel even anders? „Ja nou! Een goed publiek en zo waar ook wat mensen van radio en pers, die Fisher had opgetrommeld Dat resulteerde in een zeer goede kritiek in de „New York Times" van de daar nogal gezaghebbende heer Palmer." Geen Breuker-groep gaat op reis. of er wordt wat afgelachen. Naast een helikoptervlucht boven New York, woeste kanopartijen op de Guade loupe in Texas en een bezoek aan de Niagara (trompettist Raayma- kers om 5 uur uit het beslagen raam van het restaurant ogend: „ze sluiten hiet direct zeker", en argeloze Amerikanen overvallend met de vraag, hoe ze al dat water nou ook weer naar bóven kregen) herinnert Breuker zich nog een ty pische Leo Cuypers-stunt. „We kregen een invitatie voor een kerk-concert nabij de 51e straat. Vanaf de straat door een C&A- achtig dikke etalageruit zag je de zaal met een in het zwart gekleed orkest, strijkers, dikke negerinnen in lange gebloemde Jurken, han denklappend en zingend ..He's got the whole world in His hands", maar Leo die staat anders nooit in een rij kwam uiteindelijk bin nen. Nou gaat Leo overal prompt tegen iedereen praten en hij schijnt kans gezien te hebben de hele con gregatie op het podium bijeen te drijven 'voor de foto in olland' Nou. die mensen stonden daar te smilen en te glimmen Maar Leo had niet eens een fototoestel bij zich. Hij is gewoon door de zijdeur weggegaan". Retour V.S.? Breuker besluit zijn relaas, hij drinkt zijn pilsje op, moet weg: „Ze willen ons nog dit jaar terug zien, maar dat zie ik economisch niet zitten. Zoiets moet professio neel worden voorbereid. Ik heb geen zin in tent en slaapzakken. Een behoorlijk hotel, met een bad. En ook nog wat verdienen, daar. dat zou wel leuk zijn. We kregen op uitkoop volgens Union-scales be taald. De gages liggen er wat lager dan hier, maar het kon er mee door Nee, ik zit dit jaar zó vol, dat dat wel voorjaar '79 zal worden Mis schien hebben ze dan ook wat aan dat vreselijke eten gedaan Patat, vette hamburgers, gepanneerd in de Krimolie, waar de petroleum geloof ik zó overheen is gegoten Bah!" Willem Breuker Kollektief onlangs in Amerika maakte Verrassende respons Breuker: „Twee maal, met Leo Cuypers en Willem v. Manen ben ik naar New York gegaan, twee jaar terug en vorig jaar april, om het speelklimaat af te tasten. Amerika nen komen bij bossen veel geld verdienen in onze clubs, je hebt contact met ze door heel Europa Je gaat je dan afvragen, wat heb ik daarop te zeggen, of kan ik net zo goed naar Kameroen vertrekken? Het Rotterdams Philharmonisch. het Nationaal Ballet vertonen in de States hun kunsten, waarom wij dan niet? Ter voorbereiding be zochten Breuker en Cuypers wat managers, klassiek georiënteerde die weinig opleverden, maar vooral een contact met de pianist John Fisher, die een „loft" op Broadway de „Environ" runde, bleek achteraf zeer vruchtbaar. Breuker: „In. Ne derland behartigde het impresa riaat Ariette Drost onze zaken. CRM wachtte met een subsidie tot dat we organisatorisch rond waren. Toen er op papier tien concerten gepland waren, hebben we in sep tember door de december-agenda een streep gehaald en tegen elkaar gezegd: verder geen gezeur nu, we gaan. Drie weken lang verbleef het Kollektief in de States, gaf er con certen in Philadelphia. New York (4 maal). San Antonio en Buffalo door Rud Niemans drie, vier jaar lang zoemen com- ponist-multiblazer Willem Breuker en zijn 10 mans Kollektief als drifti ge horzels door Europa, de onver valst Europese subculturele crea ties van de leider haast even exclu sief vertolkend als Ellingtons or kest destijd de muziek van Duke In de overvolle speelagenda prij ken niet alleen reeksen vaderland- theaters. maar ook steden als Berlijn. Frankfort. Parijs en Nancv De werkzame Breuker is een gezag hebbend. „well to do" man gewor den. Door zijn zesde zintuig voor de betrekkelijkheid van alle dingen en dus ook roem, aanzien en zo is hij gespeend van alle kapsones, kortom permanent aanspreekbaar De uitdaging van een nieuw avon tuur, daarbij zichzelf opnieuw er- I gens waar te moeten maken, wordt sterker. Het Kollektief spoort als een trein, er wordt voor zo'n ensemble eigenlijk uniek ver bluffend goed verdiend. Maar. zo vraagt Breuker zich soms af, hoe lang nog? Want als er iets is. waar aan hij de pest heeft, dan is het de status quo, de ingevroren routine. het afwachten van velen, tot de telefoon gaat. Tussen alle BV Haast-platenproduktie en distri- buties Stichtings- (jazz in Neder land) en muzikale beslommeringen (met Leo Cuypers „Zeeland Suite" door het land trekken) door, wipt hij toch even langs, om het verhaal te doen van de mini-tournee die het Een vaak gefotografeerd (en geschild meen meesters in het idealiseren, in sierlij ke kaak-lijnen, fraaie neuzen en (grote) ogen met stralende glimlichtjes. In een café *ieb ik er twee bezig gezien aan één portret, Marokkanen waren het, de kleine, beweeglijke Aïsabel was een typische „ogenspecialist" en de rustige Mustapha had kennelijk nauwelijks problemen met neuzen en monden. Het model zelf, een Spaanse dame. verzorgde, alsof ze zich opmaakte, zélf de finishing touch. Alles bij elkaar bracht dat toch nog 150 francs op. een meevallertje, want het was geen op dracht. En dan kan er weer gegeten wor den en is er een glas voor de collega's, die het die dag minder goed getroffen hadden Maar die dan morgen of overmorgen weer de gastheer zullen zijn. Rondom de Sacre Coeur zie je toch ook nog steeds, al verwacht je dat niet meer zo, rd) doorkijkje jonge kunststudenten, overal vandaan Die bevechten nog de materie, hun hand is nog niet zo geoefend op die wonderlijke suikertaartachtige contouren van de dom. zij willen nog de sfeer van dit bijzondere stadsdeel in haar wezen treffen. Ze werken zo lang het licht nog goed is, ingespannen en intens: 's avonds zullen ze in een kelder tje in Saint Germain filosoferen over de kunst, over hetgeen ze die dag nu eigenlijk wel gedaan hebben Daar hebben de portrettisten geen tijd voor. Ik zag Aïsabei de vriendelijke Marok kaan 's nachts nog bezig op een van binnenuit verlicht terrasje Zijn model was met mooi. maar ze straalde, toen ze haar portret te zien kreeg. In Parijs krijgt immers iedereen, iedere toerist bedoel ik, wat hij wenst stad met haar ogenschijnlijkluchtige le venssfeer en haar tot luiheid en ontspan ning lokkende terrasjes, waar zelfs op deze frisse dagen nog mensen neerstrijken. Parijs teert op een grote geschiedenis, op een herinnering. En zo is de landelijke rust van de Place du Tétre ook een herinne ring geworden. Een herinnering aan het fin-de-siècle, die ieder jaar meer vervaagt, waarvan iedere dag weer meer resten ver dwijnen. Zo'n jaar of vijtien, twintig gele den, was het er in de prille morgen nog wel eens even stil. Toen stonden er enkele wrakke ijzeren stoeltjes met para sols midden op het pleintje, terwijl de garcon zat te dutten tegen de pui van een café-tabac. Nu kun je er je nauwelijks nog roeren, door de nauwe straatjes stromen ze toe, de duizenden toeristen uit alle werelddelen. Europeanen, die het land van herkomst op hun gezichten dragen. Amerikanen met kindertjes op hun rug. al-maar fotografe rende Japanners, negers in de rijke gewa den van de Goudkust, sierlijke vrouwen in sarit of kimono, nette dames in tweed of bont en de jongeren, in 't spijkerpak, alle maal. toeristen, die niet teleurgesteld mo gen worden. Sfeer van weleer Ze proberen immers toch nog wat op te vangen van die sfeer van weleer, van de romantiek, die ze eigenlijk zelf verdrongen hebben, die nu plaats heeft gemaakt voor deze toeristische groot-industrie. Die 's morgens vroeg al begint te draaien, want vijf of zeven dagen Parijs is niet al te lang en er zijn enthousiastelingen, die het die dagen met enkele uren slaap doen om toch maar zo weinig mogelijk van de stad te missen. Ze maken het de straatschilders van Mont- martre jiiet gemakkelijk. Die moeten ook vroeg uit de veren, ze dienen er te zijn als de toerist komt: want wat is Place du Tétre zonder schilders? Ik was een paar jaar niet 'boven' geweest en ik wist niet wat ik zag. hun aantal is verveelvoudigd in die tijd, je kunt nauwe lijks nu was dat wel omstreeks de Kerst dagen tussen de ezels en de uitgestalde doeken meer doorlopen. De rest is hetzelf de gebleven, telkens weer schetsende schilders, in snelle toetsen en met steeds meer zekerheid soms met de rug er naartoe de contouren van de Sacré Coeur; een heel in de verte aan Rembrandt herinnerende oude mannenkop, waarvan ze er iedere dag één maken of landschap pen. met rennende paarden bijvoorbeeld, in brandende fluorescerende kleuren Als ze niet bezig zijn, zitten ze er wat lusteloos bij. Waar zijn. vraag je je dan af. de Utrillo's en de Modigliani's die uit pure baldadigheid, brooddronkenheid of als ze eens een keertje geld haalden gewoon echt „zat", ruiten ingooiden of toegestroomde volksmenigten toespraken? Waar zijn de 8outines, de Pascins en de Zobrowski's? Waar zijn ze gebleven, die kunstenaars in donkerbruin manchester, met hun breed gerande zwarte hoeden, die ieder probleem bij de kop vatten, die tot diep in de nacht verhitte debatten voerden Straatbeeld Nu duiken ze, als het te donker wordt, even voor een snelle hap een eethuisje binnen en daarna maken ze het meestal ook weer niet te laat, omdat ze 's morgens in alle vroegte weer present moeten zijn om het straatbeeld te completeren door hun aan wezigheid. Maar ze zien het ook niet altijd zitten: dan tref je zomaar ergens op het plein een eenzame ezel aan. die troosteloos een stuk nog maagdelijk linnen torst. Dan kun je de schilder waarschijnlijk wel vinden bij „Mère Cathérine". „Au Cadet de Casgog- ne" of in een van de kleine kroegjes in de zijstraatjes, nog wat nasoezend boven een café-noir of een vroege vin blanc. En dan begint het weer: het publiek slen tert keurend langs de bezige schilders en daartussendoor wemelt het van de portret tekenaars. Want hoe aantrekkelijk is het niet straks thuis te komen met een origi neel in Parijs gemaakt portret? 'n Paar jaar geleden waren die portrettekenaars nog enigszins „geïnstalleerd": een gemak kelijk stoeltje voor het model, zijzelf op het vouwstoeltje achter een ezeltje. Nu. aangegroeid tot een legertje, doen ze 't staande, waar ze ook maar een model te pakken kunnen krijgen. Die krijgt dan in de fraaiste bewoordingen en vaak ook in iedere gewenste taal te horen hoe interes sant haar of zijn trekken wel zijn. Om nu te zeggen dat de klanten toestromen, zou overdreven zijn. maar je ziet ze toch steeds bezig. Een heel enkele keer wordt het zelfs een tamelijk goed portret, zo goed soms. dat de getekende het verontwaardigd af wijst Maar deze tekenaars zijn over het alge- daarom tref je ook wel eens een verlaten ezel aan brengen hun programma's permanent met nauwelijks pauzes tussen de vele voorstel lingen. tot vroeg in de grijze ochtend. Sommige restaurants, snackbars en café s sluiten nooit; zonder enige onderbreking zijn drie ploegen gargons dienstbaar aan een nooit eindigende stroom van toeristen. Parijzenaars en gastarbeiders, die ver moeid van het dienstbaar zijn, jachtig de innerlijke mens van wat kracht voorzien. Parijs slaapt niet meer. heeft geen tijd om te slapen: waar ter wereld wordt zo onafge broken en hard gewerkt als juist in deze or G. Kruis ce du Tétre, hoog op de Butte Mont- rtre. ligt nooit meer verlaten. Meer en er is dit eens zo landelijk-romantische ntje, rustig en toch onmiskenbaar Pa- een soort kunst-kermis, een doorlo- de voorstelling geworden, zoals alles in e gigantische stad zonder einde lijkt te vele louche „theatertjes", op Pigalle. kbij. openen soms 's morgens al. in er geval in 't begin van jie middag en door T. van Deel „Wat ik schrijf is onleesbaar maar het doet er niet toe, het is niet bestemd om gelezen te worden, het is bestemd om te schrijven Een ^dergelijke uitspraak, uit „Exit" van Ivo Michiels, is kenmerkend voor 51 een schrijverschap dat zich met tot U doel stelt in afgeronde vorm ideeën over te dragen, maar dat het schrij ven ziet als een proces Het lezen zou dan een vorm van re-creëren lijn. Ivo Michiels boeken bestaan uit Rulke taalprocessen Wie iets over 'ze zeggen wil en ik doel nu op I.Het boek alfa". „Orchis Militaris". [„Exit" en ..Samuel o Samuel" die zal genoodzaakt zijn structuur- [eigenaardigheden. ritmische her halingen. tegenstellingen en derge lijke te formuleren. Het is litera tuur die zich sterk heeft terugge [trokken op haar eigen domein dat [van de taal Dat maakt er deze [boeken niety leesbaarder op. maar [wie oog heeft voor vernieuwende [omgang met het materiaal ftaaii kan zoiets spannend vinden „Het boek alfa" is al dikwijls herdrukt en over Michiels is langzamerhand flink wat geschreven. Zijn nieuwste boek. „Een tuin tus sen hond en wolf", heeft als onder titel „Een film". Dat kan natuurlijk niet. want een tekst is geen film Michiels meent echter een scenario te hebben geschreven dat. wanneer het gelezen wordt, zal overkomen als een film „in de vorm van een literaire schriftuur" In zijn na woord gaat hij in op deze ingewik kelde kwestie Hij meent niet zo maar een scenario vervaardigd te hebben, want dat is immers een per definitie onvoldtooide tekst, die pas zijn functie krijgt in de verfilm ing (ongeveer vergelijkbaar met een toneeltekst) Michiels' tekst zou echter in zichzelf reeds afge rond zijn en nochthans voortdu rend verwijzen naar de film-die- gemaakt-moet-worden De film is er ingebouwd, maar het blijft alles tekst. Als een camera In de praktijk van „Een tuin tussen hond en wolf" is het eenvoudig zo dat Michiels een groot aantal scè nes beschrijft vanuit het gezichts punt van een toekijker. Die legt als een camera gebaar, houding, op stelling, beeldhoek, beweging, kleur en dergelijke vast, en als een geluidsband vangt hij geluiden op. gesprekken, bommen die vallen, wind De beschrijving is in feite op te vatten als een suggestie aan de verfilmende lezer, bij voorbeeld:- „Merk Je hoe vredig het tafereel is? De tafel ginds neergezet onder de groene breeduit-waaierende luifel van de boom en Adriaan achter de tafel, mooi in het midden. Links van hem van het standpunt waarop je staat toe te kijken het blonde hoofd van Lieve, er omheen de jongens. Met permissie: het hééft iets van een Avondmaal, eni germate verbrokkeld weliswaar met de jongens die naast de tafel op de grond zijn neergezeten, met het bier in plaats van de wijn enzo voort, wat wil je. Maar iets van wijding is er toch wel. of van magie Naast dergelijke nogal koele passa ges. zijn er ook heel wat die een Ivo Michiels zwaar symbolisch gehalte verraden of die van lading worden voorzien door de verteller Het zijn vooral de typisch Michielse ritmische eigen aardigheden. die suggererend uit pakken. De tuinpassages zijn daar een goed voorbeeld van De tuin is de tuin van het huis van Adriaan en Lieve. Zij zijn pas ge trouwd als de oorlog uitbreekt. Adriaan moet onder de wapenen. maar als België gecapituleerd, heeft, vertrekt hij naar Duitsland, om daar als collaborateur dienst te doen. Lieve raakt door deze daad geïsoleerd, maar moet onverwachts een officier van het ondergrondse verzet in haar huis verbergen. Voor hem. Francois, gaat zij genegenheid voelen. Aldus komt zij tussen twee mannen in te staan, een „foute" en een „goede" man. Als na de oorlog de collabora teurs gestrafd worden, zet Francois zich voor Adriaan in Deze komt weer bij Lieve in huis, maar kan zijn verleden niet vergeten. Lieves ontlading en keuze drukt zich uit in een alles kort en klein slaan Zij hebben een kind. De laatste scène speelt jaren later, als Adriaan net begraven is en het huis tot een oord van vertier wordt omgebouwd. De jeugd van nu is er met felle kleuren in bezig, en spuit de tuin geheel rood Bufferzone In de filmtekst fungeert de tuin als een soort bufferzone De tuin be schermt het huis tegen de vijand) ge wereld, is dén weer een idyllisch oord, dén weer een nachtelijke dreiging Aan de tuin, aan het jaar getijde dat zijn stemming legt in de plantengroei, kunnen we per sym boliek van alles aflezen over Lieves zielsgesteldheid. Dat de tuin. blij kens de titel, tussen hond en wolf zich bevindt <of: is), wil volgens Michiels niet alleen een letterlijke vertaling zijn van de Franse titel van de film die hij met André Del- vaux plande (Un jardin entre chien et loup - Een tuin in de scheme ring), maar ook betekenen een tuin tussen aanvaller (wolft en verdedi ger (hond) Een duidelijk staaltje van symboliek Keuze De kwestie waar dit boek om draait is niet nieuw in Michiels oeuvre Ook „Het boek alfa" houdt zich met het doen van een keuze bezig Evenals daar komt in dit nieuwe boek de tegenstelling links-rechts enkele malen dreunend voor Lieve is gesteld in een exemplarische si tuatie, in een bij uitstek exemplar! sche tijd (de oorlog), zij staat tus sen twee mannen. Adriaan en Fran cots. Het is deze loodzware en klaarheldere symboliek, die „Een tuin tussen hond en wolf" overwoe kert Aangezien psychologisering, door het ingenomen vertelstand punt. nauwelijks mogelijk is. blijft ons ten slotte van dr hele geschie denis weinig anders dan een sche ma voor ogen staan Het is bepaald vermoeiend zinnen te lezen als „Een werk dat hij. Francois, naar te- vermoeden is terdege moet hebben voorbereid, in de kelder, het heeft er alle schijn van Naast een flink aanbod pathetiek en cliché van het laatste is de slotscène, met de hippe jeugd, een al te duidelijk voorbeeld treft het vooral dat bij Michiels van geen grein humor sprake is. Een tekst als deze doet zich dan ook aan een lezer voor als een opdracht, die .consequent volvoerd moet worden Zuchtend vervaardigen wij film on der regie van Michiels' tekst, maar onder recreatie versta ik iets anders Ivo Michielv Een tuin tussen hond en wolf Amsterdam De Bezige Bij, 1977 184 blz 24.50

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1978 | | pagina 11