Bijna 425
uren minder
zonneschijn
'Beide wijzers van de klok naar boven'
Zonne-energie
om een hoekje
1977 zelfs geen schaduw
van zijn voorganger
Weet u (nog)
dat.
~<f 75 i
zd limburq j f
Viering van 'oud en nieuw' is erg veranderd
Wetenschap en techniek
ZATERDAG 31 DECEMBER 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
29
door Hans de Jong
Het jaar 1977 is heel wat minder briljant geweest dan zijn
voorganger 1976. Konden we ons toen vooral in de vakantie
heerlijk bruin laten braden, dit keer hield onze warmte- en
lichtbron zichzelf en ons voor het lapje. Gevolg: het scheelde
bijna 425 zonneschijnuren.
Verder was 1977 een iets te warm jaar en viel er duidelijk meer
regen dan in het kurkdroge jaar ervoor.
Het ligt voor de hand, dat we haar
eerst op het matje roepen: de zon.
Wat heeft die zich laten dwarsbomen
door wolkenvelden van de Noordzee!
De sfeer aan het strand werd er triest
door en vraag niet hoe de zonaanbid-
ders enhoreca-mensen zich
voelden.
Hier de wanprestatie in 1977 en de
topprestatie van 1976 naast elkaar:
Afwijkingen
Aantal Zonuren van Normaal
1977 1976 1977 1976
winter 168 152 1 - 15
lente 496 615 - 5 +114
zomer 432 813 -175 +206
herfst 286 227 - 12 - 71
jaar 1382 1807 -191 +234
De waarnemingen zijn representa
tief voor De Bilt.)
De zonnigste maand van het jaar
was mei met 225 zonuren, de somber
ste januari met 44 zonuren. Al met al
was 1977 het somberste jaar sedert
1968: toen niet meer dan 1332 uren.
Niet zo droog
Ook wat de neerslag betreft zijn er
grote contrasten geweest. 1976 was
een extreem droog jaar: het droogste
sedert 1921. 1977 viel natter uit dan
normaal. De boeren behoefden dan
ook veel minder vaak hun regenka
nonnen in stelling te brengen, al
bleef de neerslag in Juni en juli aan
de lage kant.
November werd de natste maand: op
de meeste plaatsen op die van 1944
na, zelfs de regenrijkste van de laat
ste ruim honderd jaar.
Deze keer plaatsen we de maanden
april tot en met november van 1977
en 1976 naast elkaar:
Neerslag in millime- Afwijkingen
ters
van normaal
1977 1976
1977 1976
april
62 10
+13 - 40
mei
60 25
8-27
jum
39 53
- 19 - 5
juli
63 45
- 14 - 32
aug.
97 15
9-73
sept.
11 64
- 60 - 7
okt.
54 43
- 18 - 29
nov.
172 39
+102 - 31
Totaal
558 294
21 -244
(De Bilt)
De grootste etmaalhoeveelheid viel
dit jaar in Maarheeze: 85 millimeter
op 18 augustus.
Na twee superwarme jaren vlak na
elkaar (1975 en 1976 waren beide
gemiddeld 0.8 graad Celslus te
warm) bleef ook 1977 nog wel boven
de normale streep, maar het gemid
delde zakte toch met een halve
graad.
Juli was in De Bilt de warmste
maand met 17 graden celsius, de
cember 76 de koudste met 1.7 graad
celsius. Om misverstand te voorko
men: als er over jaar gesproken
wordt, is bedoeld het meteorologi
sche jaar, dat loopt van 1 december
1976 tot en met 30 november 1977.
Het aantal zomerse dagen van 25
graden of warmer bleef zeer gering:
in De Bilt zes tegen normaal 23 en
46 in het jaar 1976. Tropische
dagen van dertig graden of warmer
zijn er toen veertien geweest (nor
maal drie), nu was er maar één.
Het allerwarmst is het op 13 juni in
Eindhoven en Soesterberg gewor
den met 31 graden, het koudtst 30
december 1976 in Gilze-Rijen: —14.5
graad celsius. Vorstdagen met mini
mumtemperatuur onder nul werden
er maar 54 geteld (normaal 68), ijsda
gen met maximum-temperatuur on
der nul vier tegen twaalf normaal.
De winter stelde heel weinig voor, de
zomer werd een afknapper, maar
september en oktober hielden de
naam van de herfst hoog als oogst-
selzoen.
we de zevende te zachte winter in
successie beleefden?
we voor een lagere reeks tot de
achttiende eeuw moesten terug
gaan: 1732 tot en met 1739?
- de levende natuur in januari en
februari zeer voorlijk was met op 25
januari al zingende merels?
het noordoosten van de Verenig
de Staten en grote delen van Cana
da gebukt gingen onder een zeer
strenge winter met meters hoge
sneeuwwallen?
maart in het zachte spoor bleef
van de Nederlandse winter?
we op 9 maart de vroegste warm
te sedert 1880 meemaakten met in
Eindhoven 17V» graden celsius?
Het Scheveningse strand op 10 augustus.
op 10 maart het eerste kievitsei
extra-vroeg geraapt werd bij het
Friese Bakhuizen, maar dat Eindho
ven het landelijk eerste vindrekord'
op zijn naam houdt: 25 februari
19764?
april zeer koud begon met veel
hagel- en sneeuwbuien?
Pasen bij de drie koudste van de
afgelopen dertig jaar hoorde?
op 10 april (paaszondag) in
Grouw de eendekuikens op het ijs
liepen?
ook mei vrij koud bleef, maar
Pinksteren op de 28e en 29e redelijk
weer bood?
de zomer best tegenviel, ook voor
de weersvoorspellers, maar de boe
ren redelijk tevreden waren, vanwe
ge de regelmatige regendistributie
en het wegblijven van verzengende
hittegolven?
er "op 15 juli in Leeuwaren sneeuw
werd gezien en het bericht hierover
tot de Engelse en Canadese pers
doordrong?
dat het KNMI het niet geloofde
en de sneeuw: stuivende regen
noemde, die bedrieglijk veel op
sneeuwvlokjes kan lijken?
dat er in augustus tropische re
gens vielen in Brabant, Zeeland en
rondom Nijmegen, soms 80 millime
ter of iets meer in een etmaal?
dat men het ergst vreesde voor
onze suikerbietjes, maar september
met voortreffelijk oogstweer op de
proppen kwam?
dat oktober dezelfde gunstige
stijl volgde en herfststormen buiten
de grenzen wist te houden?
V- dat de eerste storm met vlagen
van 100 tot 120 kilometer per uur
pas op 12 november Boltini's circus
tent tegen de grond kwakte?
dat november bére-nat werd met
in de laatste week blank staande
lagere weidepercelen?
dat koning winter in de eerste
decemberweek zeer bescheiden om
de hoek keek, maar daarna schielijk
het hazenpad koos tot verdriet van
weerkundigen, die een koudegolf
meenden te zien naderen?
AANTAL ZONUREN
JULI-AUG.
X
pplrip Aj 76
536
3153
Ml
v>—
i
twpnthp
^77^'-
w/ya -
£865
2910
,\y
x g
V/
£986
2908
X1*
dP bilt 1 76
523.3
3086
Uit „Extremen in Noord-Nederland" door Jan H. Pelleboet
u rustig mag vergeten, wat puike, warme en zonnige vakantie-
1977 heeft gebracht, want zo mooi zomer gaat aankondigen, zodra hij
was dat allemaal niet? mogelijkheid ziet het weer naar zijn
dat uw weerman u voor 1978 een hand te zetten?
door J. G. A. Thijs
Een opmerkelijke oudejaarsdienst
moet het net beneden „de Moerdijk"
geweest zijn op de 31ste december
1944, goed anderhalve maand nadat
de Canadezen de streek bevrijd had
den. De twee grootste dorpskerken
waren zwaar beschadigd doordat de
Duitsers bij hun aftocht de torens
opgeblazen hadden en ruim ander
halve week geallieerd granaatvuur
en enkele bombardementen hadden
grote stukken van het dorp in zwarte
puinhopen veranderd.
Wonder boven wonder was de kleine,
schuurachtige gereformeerde kerk
vrijwel onbeschadigd overeind ge
bleven, maar dat was slechts uiter
lijk: binnen-in was het een en al
triestigheid nu de kleine gemeente
door het kerkelijk conflict „be-
zwaard"-„synodaal" in tweeën gere
ten was. Aan een van beide partijen
was het gebruik van het kerkje ont
zegd en zo geviel het dat op oude
jaarsdag 1944 een klein kuddeke in
een klein zaaltje bijeenkwam. Het
opmerkelijke zat hem naar mijn her
innering niet alleen in het kuddeke
en het zaaltje maar ook in de toe-
.stand waarin ik die dienst bijwoon
de: tussen mijn knieën hield ik een
geweer geklemd dat nog geladen was
ook. Want de jongemannen van het
dorp waren door de bevrijders in
dienst geroepen en van een geweer
voorzien en zij moesten nu wachtlo
pen in de omgeving. Oefening was
die jongelui vrijwel niet gegeven
maar wel was hun ingeprent: laat jé
wapen nooit onbeheerd staan. Zo zat
ik met een geweer wat onhandig bij
me de oudejaarspreek aan te boren
of mijn best daartoe te doen. Ach
teraf lijkt dat wel vreemder dan het
toen was: de Duitsers lagen nog
maar een paar kilometer verder en
bij dag en nacht snorden V-I's over,
richting Antwerpen (als ze niet eer
der neervielen, dat wist je nooit).
De zware godsdienstige „lading" van
de jaarwisseling, die ertoe leidde dat
zelfs onder benarde omstandigheden
als eind 1944 de kerkdiensten toch
doorgingen, is vooral in de jaren na
de oorlog erg verminderd. Een op
merkelijk voorbeeld van die religieu
ze zingeving vond ik in het vijftig
jaar geleden, 1927, verschenen oude-
jaarsnuramer van „Het Schouwven
ster" (weekillustratie voor het chris
telijk gezin), waarin erop gewezen
werd dat .straks om twaalf uur de
beide wijzers van de klok naar boven
gericht zullen wezen", en waaraan
werd toegevoegd: „Want daarboven
daar is God".
In het zes jaar eerder, eind 1921,
verschenen oudejaarsnummer van
het christelijk weekblad De Ster
staat te lezen dat wij „de bladzijden
uit ons levensboek nog eens omslaan
op dezen stillen avond". „Alweer een
stuk oeverzand weggeslagen onder
onzen voet", aldus De 8ter, „Alweer
kleiner de plek waarop wij staan, de
plek afkabbelend tot het oo-
genblik dat wij voorgoed verzinken
Ds. J. H. Gunning, Jhzn: wat
hebt gij gelezen.
in de wateren der eeuwigheid". Ze
ventien Jaar later, eind 1938. consta
teert de dan tachtigjarige emeritus
predikant ds. J. H. Gunning Jhz voor
de lezers van „De Spiegel" dat „over
de vergankelijkheid van het onder-
maansche" op oudejaarsavond wel
genoeg, „misschien meer dan ge
noeg" gepreekt zal worden „en velen
zullen dat ietwat sentimentel gezang
Uren, dagen, maanden jaren, vlieden
als een schaduw heen met vochtige
ogen gezongen hebben". Daarom
wijst Gunning (hij overleed in 1940)
zijn lezers, die hij voor deze gelegen
heid aanspreekt als „medereizigers
naar de eeuwigheid" op het belang
van een christelijke pers: „Al wat gij
leest, van het lorrigste kalender
blaadje af tot een roman van twee
duizend bladzijden, al wat uw dag
blad, uw kerkblad of uw „Spiegel" u
eiken dag of elke week als lectuur
verschaft, helpt mede uw karakter,
uw innerlijken mensch, te vormen, te
versterken of te veizwakken
Vindt gij dat niet een geweldige
gedachte waarbij deze oudejaars
avond u bepaalt? Wat hebt gij dit
jaar gelezen?"
Van die kerkelijk-godsdienstige la
ding van de jaarwisseling proef je
ook iets uit wat Nederlanders schre
ven over de vieringen van „oud en
nieuw" die zij in het vooroorlogse
„Indië" meemaakten. Iemand no
teerde in de Jaren dertig, toen hij al
weer geruime tijd in Holland terug
was. dat hij de „ontzaglijke herrie"
bij de jaarwisseling in Batavia „bij
na beangstigend" vond ,3U het los
barsten van vuurwerkbommen en
het donderen van knalpotten. bij de
tonen der muziek van tientallen in
landse blaaskapellen, scheen het
een ongerijmheid in het stille kerk
gebouw bijeen te komen om een
andere, diametraal tegenovergestel
de houding te betrachten". De
schrijver "van deze woorden ze
werden in een kerkblad afgedrukt
vindt de inlandse wijze van nieuw
jaar-vieren helemaal niet passen bij
de Hollandse traditie en hij voegt
eraan toe dat er in Nederland geluk
kig wél een traditie bestaat: „Bij ons
willen de kerken nog wel volstromen
op de ontroerende momenten dat er
een jaar sterft en een nieuw geboren
wordt". Er zijn méér klachten geuit
over de herrie bij de jaarwisseling in
Indië: de kroniekschrijver in het
christelijk weekblad voor Neder-
landsch-Indië „De Banier" van 31
december 1920 schrijft in hetzelfde
nummer waarin een advertentie
meldt dat op 83-jarige leeftijd minis
ter van Staat en commandeur in de
orde van den Nederlandschen
Leeuw dr. Abraham Kuyper is over
leden): „Alf dit blad verschijnt
knalt overal het vuurwerk. Wanneer
zal die verfoeilijke gewoonte eens
ophouden?". Onwillekeurig vraag je
je af hoe de mensen, die de herrie in
Indië zo weinig konden waarderen,
het geknal dat nü de jaarwisseling
in eigen land pleegt te begeleiden,
beleefd zouden hebben.
Je zou, wat de Jaarwisseling betreft,
op méér veranderingen in eigen land
kunnen wijzen. Zo is de traditie van
het elkaar gelukkig (of als je rooms
was: zalig) nieuwjaar gaan wensen
flink afgebrokkeld. Zelfs kinderen
uit de gemeente werden vroeger op
nieuwjaarsdag naar de pastorie ge
dirigeerd om de herder en leraar het
beste te wensen. Er zijn ook tradi
ties om het verdwijnen waarvan Je
niét hoeft te treuren
door Rob Foppema
Het hierbij afgedrukte plaatje ziet er niet zo vreselijk
indrukwekkend uit. Maar dat verandert wanneer de
afmetingen van de ijle constructie worden ingevuld.
Vijf kilometer breed, een kleine 25 kilometer lang. En
het is een kunstmaan, van de tekentafels van de
Amerikaanse firma Boeing (in lucht- en ruimtevaar
tuigen).
Het is hun bijdrage aan het
denken over de energievoorzie
ning van de toekomst. Toen
het idee een paar Jaar geleden
voor het eerst op papier werd
gezet, was het te dol om serieus
te nemen. Op dat papier ge
tuigde het overigens van een
onberispelijke logica. Wanneer
Je zonne-energie wilt opvan
gen, dan is de beste plaats
daarvoor in de ruimte, hoven
de dampkring die een deel er
van tegenhoudt, boven de on
berekenbare wolken, waar de
aarde zelf niet meer in de weg
zit, zodat de zon er nooit onder
gaat.
De meest bedrijfszekere ex
ploitatie dus van de meest be
drijfszekere energiebron die
we bij de hand hebben. Maar
natuurlijk wel met een paar
vraagtekens. Want ook al vang
je in de ruimte per vierkante
meter meer zonlicht dan hier
beneden, Je moet toch in afme
tingen van kilometers gaan
denken om bij een economisch
interessant produktievermo-
gen uit te komen. En daarmee
hebben we het zonneklaar over
ruimtevaarttechniek op een
volstrekt andere schaal dan
tot nog toe is vertoond.
Verder lijkt, intuïtief, de ener
giebalans van zo'n onderne
ming een knelpunt te zijn. Je
kunt in de ruimte leuk veel
energie opvangen, maar de
hoeveelheid energie die je
eerst moet investeren om alle
ijzerwaren met brullende ra
ketten naar boven te krijgen,
zou ook wel eens zeer fors kun
nen zijn. En dan word Je er per
saldo weinig wijzer van.
Voor het schijnbaar grootste
probleem overigens, werd van
het begin af aan al een princi
piële oplossing aangegeven.
Hoe breng je die in de ruimte
opgevangen energie op een
bruikbare manier naar bene
den? Je zet hem om in micro
golven, een vorm van radio-
straling met zeer korte golf
lengte. Die straling kun Je met
een antenne in een gerichte
bundel uitzenden, technisch
ongeveer vergelijkbaar met
een radar-antenne. En die bun
del kun je op de grond, wolken
of geen wolken, dag en nacht
met een antenne opvangen en
weer in bruikbare elektriciteit
omzetten.
Ongeloof
erop neer dat twee exemplaren
de stroomvoorziening van Ne
derland plus een flinke hap
van België zouden kunnen
overnemen.
Mits we er ook even wat hoog-
spanningsleidingen bij bou
wen, want alle stroom moet
dan wel vanuit twee plekken
worden gedistribueerd. Maar
dat zijn naar verhouding na
tuurlijk kleinigheden, wanneer
Je die constructie in de ruimte
eenmaal kunt realiseren. Die
plekken waar de bundel micro
golven op de aarde wordt opge
vangen, verdienen overigens
enige filosofische aandacht.
We laten eerst even de firma
Boeing aan het woord.
De antenne zal ongeveer 9 x
12 kilometer groot zijn en lijkt
uiterlijk op een gevlochten
hekwerk, dat in de vorm van
banen zo hoog boven de grond
wordt opgehangen, dat het
aardoppervlak gebruikt kan
worden voor beweiding of
bouwland. „Het niveau van de
microgolfstraling buiten het
antennegebied (of zelfs onder
de antenne) zal liggen beneden
de al stringente normen, die
thans in de Verenigde Staten
gelden. De straling zal zelfs een
zodanig lage intensiteit heb
ben, dat vogels en andere le
vende wezens de microgolven
zonder gevaar kunnen pas
seren."
Omweg
Toch bleef het allemaal meer
op science fiction lijken dan op
een serieus plan. Dat het toch
tijd lijkt om er hier wat meer
aandacht aan te besteden,
hangt samen met de omstan
digheid dat het na een Jaar of
vijf nog steeds niet van de te
kentafels weggelachen is. Ster
ker nog, het persbericht dat
Boeing Aerospace er over de
wereld in stuurde, ziet kenne
lijk als voornaamste hinder
paal op weg naar een mogelij
ke uitvoering niet de nog te
ontwikkelen techniek maar
Juist ons intuïtieve ongeloof,
het gevoel dat zoiets gewoon
niet kén.
Het grootste struikelblok, al
dus de firma, zal mogelijk van
psychologische aard zijn, niet
van technische. Er zijn name
lijk geen technologische door
braken voor nodig, maar alleen
een logische groei van de hui
dige technieken. En dat is in
derdaad een meer huiselijk ge
luld dan bij voorbeeld de wer
kers aan kernfusie kunnen la
ten horen, die nog wel een
doorbraakje nodig zullen
hebben.
Het is vooral de omvang van
het project, die het onvoorstel
baar maakt. Over de afmetin
gen van het gevaarte hadden
we het al. De massa van het
geheel zou in de buurt van
100.000 ton liggen, in hapklare
brokken naar boven te bren
gen door een vergrote opvolger
van het ruimtevliegtuig waar
de NASA nu mee bezig is. Het
geheel zou een elektrisch ver
mogen moeten afleveren van
10.000 megawatt. Dat komt
Dat klinkt heel gerustellend
allemaal. Maar hoe bestaat het
toch dat een zo gigantische
energiebron geen vlieg kwaad
doet ook als die door het heet
ste van het vuur vliegt? Wan
neer we even de gegevens over
begin en eind van de hele on
derneming naast elkaar leg
gen, wordt dat onthutsend dui
delijk. Wat gebeurt er nu we
zenlijk? Zonnestraling wordt
in de ruimte opgevangen op
een oppervlak van ruim hon
derd vierkante kilometer. Die
energie wordt vla een aantal
gecompliceerde omzettingen
naar de aarde gestraald en
daar opgevangen op een op
pervlak van ruim honderd vier
kante kilometer.
Daar zal in het midden wat
meer terechtkomen, en aan de
rand wat minder, maar dat het
geen vlieg kwaad doet, is in
eens niet zo verwonderlijk
meer. Tegelijk moet je je wel
met hernieuwde ijver gaan af
vragen wat Je er nu helemaal
mee opschiet. Waarom zou je
niet meteen hier beneden ruim
honderd vlerkante kilometer
vol spiegels en apparatuur
neerzetten en die hele droom
in de ruimte maar vergeten?
Dat is nou natuurlijk net waar
Boeing en verwante onderne
mingen ook sommetjes over
zitten te maken, dus antwoor-.
den zijn er nog niet. Pluspun
ten voor de omweg via de ruim
te: het werkt 's nachts en
's winters net zo goed als op
een zomermiddag, de atmos
feer en de wolken zitten niet in
de weg, en onder de grond-
antenne kun je nog bieten
zaaien.
Werk
En dan natuurlijk nog een heel
gevoelig pluspunt: Boeing en
verwante ondernemingen ont
lenen een deel van hun econo
misch bestaan aan het ontwer
pen en, als het een heel klem
beetje meezit, bouwen van
rulmtevaartapparatuur.
Hiermee wil niet gesuggereerd
zijn dat het hele idee poppe-
kast of nog erger is. Maar wel
dat er zeer verscheiden en niet
altijd even overzichtelijke ar
gumenten aan plus- en min
kant staan, dat er zeker geen
verpletterend mooie oplossing
uit komt en dat mijn ongeloof
nog steeds tamelijk groot is.
Dat de Amerikanen serieus be
zig blijven, is intussen wel een
boeiend gegeven.