Professor Rutgers en het verzet
'Dat deze man deze fysieke moed opbracht is zeer uitzonderlijk'
5s
BDAG 17 DECEMBER 1977
BINNENLAND
Trouw/Kwartet
13
maanden voor de bevrijding van ons land,
februari 1945, eindigt in de gevangenis van
luitse Bochum het aardse leven van Victor
Rutgers, hoogleraar aan de Vrije Universi-
Rutgers, op 16 december 1877 (gisteren
»rd jaar geleden dus) geboren als zoon van
tdikant-hoogleraar F. L. Rutgers, was van
tot 1925 A.R. Kamerlid geweest, daarna een
maanden minister in het kortstondige eer-
iMnet Colijn (1925-1926), en hij doceerde
1928 straf- en Romeins recht. Evenals
I was hij een internationaal bekend figuur:
bng vertegenwoordigde hij Nederland op
mtwapenlngsconferentie in Genève, hij
te deel uit van veel internationaal getinte
Isaties en al in 1910 had hij in opdracht van
Ier Talma reizen gemaakt naar Engeland en
Duitsland om daar kwesties als het staatspen
sioen te bestuderen.
In de jaren dertig behoorde hij tot degenen die
scherp inzagen dat er in Duitsland een verderfe
lijk regiem aan de macht was gekomen. Na de
Duitse inval in mei 1940 (men droeg hem toen
het rectoraat van de VU op omdat men, aldus
later prof. mr J. Oranje, zich onder hem het
veiligst voelde) bleef hij zijn mening uiten. Zo zei
hij in augustus 1940 op de massabijeenkomt van
A.R. en C.H. in de Amsterdamse Apollohal, waar
ook Colijn en Slotemaker de Bruine spraken, dat
onze militaire nederlaag niet betekende „dat de
denkbeelden die over de grens den toon aange
ven nu ook de onze moeten worden". En ki het
Nederlands Juristenblad van 29 november 1941
door J. G. A. Thijs
schreef hij een algemeen els moedig omschre
ven stuk. Het gezag van de bezetter berustte,
aldus Rutgers, „op het feit van zijn macht en
niets anders" en een gehoorzaemheidspllcht
bestond er daarom volgens hem niet. Hij citeer
de Groen van Prinsterer die het onjuist genoemd
had „den gekroonden rover, die gisteren den
wettigen vorst verjaagd heeft, heden als een van
God verordineerde macht te beschouwen". Rut
gers noemde het duidelijk dat Romeinen 13 „niet
bedoelt het wettig gezag der overheid op één lijn
te stellen met de macht van een overweldiger of
van een rover".
Van de noodzaak van daadwerkelijk verzet tegen
de Duitsers raakte Rutgers steeds meer over
tuigd. Toen begin 1944 het plan rees om namens
de gereformeerde en anti-revolutionaire verzets
mensen naar Londen te gaan om de regering er
op te wijzen dat de politieke partijen na de oorlog
echt niet afgedaan zouden hebben, verklaarde
Rutgers, die toen al 66 jaar was, en al twee maal
gevangen gezeten had, zich bereid. Even is er
sprake van geweest dat KP-lelder Johannes
Post zou gaan, maar al gauw werd het minder
gewenst geoordeeld dat die zijn „jongens" hier
zou verlaten.
Op de avond van de 26» april 1944 vertrekt een
klein open bootje met ytyf mensen uit Dordrecht,
doch niet nadat Rutgefs die tot taak heeft om
tijdenrde overtocht voor het eten te zorgen, in
gebed voorgegaan te. Via het Haringvliet bereikt
het bootje de open zee, maar een kilometer of
veertig uit de kust begint de pech: de motor slaat
af, er komt water binnen, prof. dr L G. M. Baas
Becking uit Leiden (een van de vijf) hoost met
zijn hoed. Drie dagen drijft het bootje stuurloos
op zee en ten slotte nadert het de kust bij de
mond van de Oosterschelde. Er wordt op het
vijftal geschoten; pas als met de witte vlag
gezwaaid wordt houdt het schieten op. Alle vijf
de Inzittenden, die erin geslaagd zijn alle belang
rijke papieren overboord te zetten en goed afge
sproken hebben wat ze de Duitsers zullen „be
kennen", worden gearresteerd. Wonder boven
delljke oorzaken herkennen de Duitsers niet de
onwaarheid (of zij willen die niet herkennen) van
wat hun verteld wordt. Rutgers krijgt twee jaar
gevanglsstraf. De Dultae gevangenschap wordt
hem echter te veel: In de armen van een zijn
medegevangenen overlijdt hij.
Wie was deze Rutgers, van wie gezegd is dat het
verlangen naar het leiderschap hem beslist
vreemd was maar die door zijn scherp oordeel
en zijn persoonlijke moed tóch leider werd? Op
deze pagina een paar notities uit gesprekken met
mensen die hem gekend hebben en uit wat
stuk over prof. dr V. H.
;ers zou geheel kunnen be-
uit anekdoten en aardi-
rhalen, vooral uit de tijd
iij hoogleraar was. Zijn in
rdam wonende dochter,
oud-Kamerlid mr J. C.
;ers, wijst mij de hoge les-
('van zijn oom geërfd')
ichter haar vader 's
its staande placht te wer-
om de slaap de baas te
n. Rutgers was een echt
it-mens. Vaak liep hij 's
ids laat de studentensocië-
binnen om een lang ge-
»k te beginnen met wie
r maar aanwezig waren,
fcens een oud-student was
vaak een der laatsten die
|r huis ging.
I dochter: „Onlangs vertelde ie-
me nog dat hij eens met mijn
WWtc op zaterdagavond naar de
Mil gegaan was en daar tot laat
^Hhem gepraat had. De volgende
;en versliep de student zich,
de kerktijd heen, maar van zijn
Ier kreeg hij als verwijt te ho-
Prof. Rutgers was wél in de
In de oratie (over de invloed
j yhet christendom in het romein-
cht) waarmee hij in het najaar
A het rectoraat aanvaardde,
^fede Rutgers over het feit dat
tuiggeronk en schieten de
Z telijke studie belemmerden.
de Duitsers hem eens 's mor-
H vroeg kwamen halen waren ze
^■aasd Rutgers gekleed te vinden,
het bleek dat hij nog steeds
ide studie wa3.
iter prof. mr W. F. de Gaay
man, die hem als student een
ij aar meegemaakt heeft: „Rut
had nogal bezwaar tegen mijn
atie. Hij vroeg mijn vrouw en
te logeren en toen hebben we
nachten lang over het proef-
lft gepraat. Zo'n gesprek duurde
twaalf uur 's avonds tot vijf uur
e morgen, en niet iedereen is
ihikt voor die nachtelijke con-
atlesJa, ik heb Rutgers
gekend. Het was in de tijd dat
U veel kleiner was, er was daar-
veel meer persoonlijk contact
slijk. Ik heb veel aan Rutgers te
:en. Hij was een zeer scherpzin-
man en in de goede zin een man
de wereld. Hij was ook erg
lis: vooral spelletjes waarbij be
ning nodig was hadden zijn lief-
Sij loste elk weekend de zater-
luzzel van de Times op, hij had
erg mathematische geest. Zo
hij, toen hij a.r. fractieleider
de beste lijstverbindingen uit
lenen.' C. Smeenk en J. A. de
e vertellen in hun geschiedenis
de ARP dat het rekenwerk van
;ers de ARP in 1922 twee zetels
heeft opgeleverd. Zij noemen
een 'goed rekenmeester'.
el.
igrii^lcJ
Twee portretten van prof. V.
H. Rutgers. Links: omstreeks
zestigjarige leeftijd (op het
eind van de jaren dertig dus).
Rechts: na vrijlating uit zijn
tweede gevangenschap in sep
tember 1943, toen hij een
baardje droeg
litiek niet vies'
Jaay Fortman: „Wat ik van Rut-
geleerd heb is dat politiek niet
r netjes is dan welk ander vak
dat het geen minderwaardig
voor ambitieuze mensen is. Als
oiets hoorde zeggen kon hij nij-
rorden. Ja, toen Hitier opkwam,
hij al vroeg ingezien dat daar
levensgevaarlijke gek aan het
was. In 1936 heeft hij op een
nationaal congres over straf-
t in Berlijn geprotesteerd tegen
ifschaffen door de nazi's van de
ngrijke rechtsregel dat iets al
maar strafbaar is als er op dat
lent al een wet is die het straf-
stelt, dat strafbaarstelling dus
t met terugwerkende kracht
gebeuren. Toen ik in 1964 in
i colleges gaf, kwam er iemand
me toe die zich die rede van
;ers nog herinnerde. Weliswaar
je leven geen gevaar als je toen
erlijn zoiets zei, maar toch bete-
le zo'n openlijke verklaring
>rm heeft hij ook gesjouwd voor
Protestantse Hulpcomité voor
olgden om ras en geloof (hulp
aan Duitsland verdreven Jo-
waarvan hij voorzitter was.
ers had iets kosmopolitisch,
internationale belangstelling
al uit het onderwerp van zijn
gurele rede: de strafbaarstelling
de aanvalsoorlog. Zelfs in zijn
lijk had hij iets nlet-Neder-
Hij was een erudiete intellec-
v® van roken en een
glas wijn. Dat deze man de
moed heeft gehad in het
et te gaan vind ik iets uitzonder-
Ik heb hem na zijn gevange-
appen nog gesproken, hij praat-
larover met een grote afstande-
leid, hoewel hij echt niet iemand
die gemakkelijk aanvaardde
3éen ander zei wat hij moest
i Er waren mensen die hem
If vonden. Hij kon Je scherp de
Ben en dat ging dan niet op de
manier van tegenwoordig: Tk vraag
me af ofmaar hij zei gewoon:
'Daar deugt niets van'. Ik was toen
een grote bewonderaar van Barth,
van wie hij niets moest hebben, en
dat zei hij rechtuit. Maar de vriend
schap leed daar niet onder, achter
dat abrupte zat een warme persoon
lijkheid.'
'De duivel'
Recht voor zijn raap, zouden we nu
zeggen, antwoordde Rutgers ook
knokploegleider Johannes Post,
toen die hem prees omdat hij met
het bootje meewilde: „Professor, dat
een man als u dat doet, daar zijn we
trots op." Bruins Slot, onze vroegere
hoofdredacteur, heeft voor zijn dood
nog opgeschreven wat Rutgers toen
antwoordde: „Dat geeft de duivel je
in; met zulke verhalen hebben ze
Kuyper verpest."
In een herdenkingsartikel in Trouw,
begin mei '45, stond niet alleen dat
Rutgers vervuld was van een heilige
ijver voor het recht, maar ook dat
hij als man van de oude generatie
begrip had voor de jongeren. „De
bruggenbouwer par excellence tus
sen '40 en '45", werd hij genoemd.
Prof. De Gaay Fortman: „Uw vraag
of Rutgers de jeugd goed begreep,
vind ik eigenlijk moeilijk te beant
woorden. Hij had de gave om con
tacten te leggen met die studenten
die echt studeerden, dat wil zeggen:
die meer deden dan voor tentamen
of examen nodig was. In mijn geval
interesseerde hem mijn belangstel
ling voor het verband tussen chris
tendom en recht. Maar iemand die
niéts meer deed dan strikt nodig
was, zou in zijn studententijd geen
goede relaties met Rutgers gehad
hebben. Het had, geloof ik, wat se
lectiefs. Maar voor de eerstejaars
was er geen onderscheid: die moes
ten allemaal een keer bij hem thuis
komen eten. En hij was de enige
hoogleraar die regelmatig in de soos
kwam."
Oog voor detail
Parlementair geschiedschrijver mr.
P. J. Oud noemt Rutgers een man
van bijzondere eruditie, doch vindt
dat hij het „te veel in kleinigheden
zocht". De Gaay Fortman: „Nee, ik
kan niet zeggen dat hij de grote
lijnen niet zag. Wel had hij veel oog
voor het detail, maar 7,o was zijn
instelling nu eenmaal. Wat ik nooit
helemaal begrepen heb is dat hij in
1925/26 niet meer op de A.R.-lijst
gekomen is, dat hij uit de politiek
verdwenen is. Het is maar een veron
derstelling, maar misschien is de
verklaring dat men hem te weinig
soepel vond, dat hij wat weinig ge
richt was op zachtere vormen van
overleg. Het beste vond ik hem in
het persoonlijk gesprek."
Bruins Slot heeft verteld dat Rut
gers, met wiens dochter hij in de
jaren dertig trouwde, in het Frans
nog welsprekender was dan in het
Nederlands. Ook onthulde hij dat
het ingezonden stuk in De Stan
daard van 18 mei 1940, waarin ge
protesteerd werd tegen Colijns be
schuldiging dat Koningin en kabi
net in de oorlogsdagen smadelijk
gevlucht waren, weliswaar door
Rutgers getekend was maar door
diens schoonzoon Nico Okma opge
steld. Deze laatste had Rutgers er
van overtuigd dat het van belang
was zijn naam eronder te zetten. En
zo werd het betoog dat de historie
wel eens een heel wat milder oordeel
zou kunnen vellen „dan hetwelk
thans velen uiten" het protest van
Rutgers.
Het ergste
Rutgers („in al zijn breedheid een
min of meer conservatieve anti-re
volutionair", aldus Bruins Slot)
heeft nog getracht tijdens de bezet
ting een nieuwe hoofdredactie van
De Standaard zonder Colijn te vor
men toen Max Blokzijl aan de redac
tie werd opgedrongen (Bruins Slot
en anderen weigerden mee te doen)
en ook heeft hij lang de liquidatie
van landverraders door de verzets
beweging veroordeeld. (Een artikel
in die geest schreef hij in het illegale
Trouw, na het doodschieten van de
Nederlandse generaal Seyffardt die
Nederlanders voor het Oostfront
aanwierf.) Maar naarmate de tijd
verstreek kreeg hij meer begrip voor
het harde verzet. De avond voordat
hij naar Engeland zou vertrekken
antwoordde hij op de vraag van
Bruins Slot wat hij het ergste vond
wat de Duitsers ons aandeden: „Het
afschuwelijkste vind ik dat ze onze
cultuur vernietigen". Dat was het
laatste woord dat Bruins Slot van
hem gehoord heeft.
sen. Toen hij voor de eerste maal in
Scheveningen gevangen zat (dat
was nog in 1940) organiseerde hij
avondwijdingen voor zijn mede-ge-
vangenen.
Een voorbeeld
Toen in april '44 het bootje stuur
loos op zee dreef, toonde hij zich
geestelijk ongebroken. Een van zijn
metgezellen in die spannende dagen
was mr Th. J. A. M. (Theo) van Lier,
die inmiddels 21 jaar Tweede-Ka
merlid voor de PvdA geweest is en
nu lid van de Raad van State is.
Mr Van Lier, ruim 33 jaar na de
mislukte overtocht: „Ja, ik heb Rut
gers maar een week of acht, negen
dagen meegemaakt, maaridat was
in een belangrijke periode van zijn
leven en van het mijne trouwens
ook. Ik was toen 28, heel wat jonger
dan Rutgers dus, en ging voor de
verzetsgroep Albrecht mee om te
trachten het radiocontact met Lon
den te verbeteren. Op 24 april werd
Gerbrandy
Bij zijn terugkeer in ons land na de
bevrijding zei Gerbrandy, met wie
Rutgers erg bevriend geweest was:
„Wat mij het meeste bedroeft is dat
Rutgers ons niet bereikt heeft."
Toen Gerbrandy in het gebouw van
De Standaard met de mensen van
Trouw sprak „begon zijn stem te
trillen en stond hij bijna te huilen
toen hij het over Rutgers en zijn
mislukte overtocht had," aldus
Bruins Slot.
Dr. L. De Jong, die vaststelt dat de
reacties van Rutgers („een humaan
en vredelievend mens") op de bezet
ting heel wat zuiverder waren dan
die van Colijn, citeert van Bruins
Slot over Rutgers' verzetswerk nog:
„Voor een betrekkelijk oud man, die
geen bloed kon zien en die uitge
sproken bang was voor pijn, is dat
zeer opmerkelijk."
Over Rutgers* onverstoorbare ge
loofsmoed in gevangenschap en ge
vaar zijn er verscheidene getuigenis-
V
Mr. Th. J. A. M. van Lier
de motor van het bootje in Dor
drecht proefgedraaid en vanuit die
plaats vertrokken we ook. Dus niet
vanuit Klundert, zoals wel geschre
ven is. De naam Klundert hebben
we tegenover de Duitsers genoemd
om het spoor naar onze helpers niet
te wijzen."
Ja, toen de boot na korte tijd pech
kreeg en ronddreef, vrolijkte Rut
gers ons op door het opgeven van
raadsels en het vertellen van ge
beurtenissen uit zijn leven. Wat in
het gedenkboek van de groep Al
brecht staat is juist; Rutgers was
een voorbeeld, hij mopperde geen
ogenblik toen de tegenslag kwam,
ook niet toen hoge golven het bootje
heen en weer deden slingeren. Ik
heb toen een diep respect voor deze
man gekregen, hij was diep religieus
en heeft een onvergetelijke indruk
op me gemaakt. We zijn toen eerst in
Middelburg gevangen gezet en daar
hebben we, voordat we naar Haren
en later naar Utrecht gingen, samen
gezeten. We hebben er heel wat afge
praat, over de werkloosheid, over de
kabinetten van voor de oorlog en
over nog veel meer. Behalve Rut
gers' geloof, bleek ons daar ook zijn
sterke democratische overtuiging."
Wat Van Lier niet helemaal kan ver
klaren is het feit „dat de Duitsers
ons verhaal dat onze tocht niets
met verzet te maken had niet
zonder meer afwezen en dat ze ook
aannamen dat we inderdaad van
Klundert vertrokken waren. Mis
schien speelde een rol dat ze in de
grond van de zaak respect hadden
voor zo'n tocht over zee, iets wat zij
doodgriezelig vonden. Als een van
ons doorgeslagen was, waren er be
slist doodvonnissen gevallen. Rut
gers vertelde hun dat hij naar Enge
land wilde omdat hij zich hier niet
veilig voelde: hij zou gevaarlopen
ten onrechte opgepakt te worden.
Daarbij kon hij zich op feiten beroe
pen: toen hij na zijn tweede gevan
genschap 1n september '43 vrijgela
ten werd hadden de Duitsers hem te
kennen gegeven dat zijn arrestatie
„op een misverstand berustte". Vol
gens prof. mr J. Oranje was die
mededeling over dat „misverstand"
erg teleurstellend geweest voor Rut
gers. Maar, zei Oranje in een gehei
me senaatsvergadering in maart
1945, „zijn troost was dat die mede
deling zelf weer op een misverstand
berustte".
Humor
Rutgers' zin voor humor bleek ook
toen hij in Utrecht voor zijn rechters
stond: hij betoogde dat hij niet de
boot buitengaats gebracht had
maar dat de boot hem buitengaats
gebracht had. Zo'n opmerking doet
denken aan wat een medewerker
van het ministerie van O., K. en W.
te horen kreeg toen deze tijdens de
117 dagen lange kabinetscrisis van
1925/1926 met de minister in de lift
stond en opmerkte: „Hoe lang zult u
nog in deze lift staan?" „Minzaam
antwoordde de minister: Tot we be
neden zijn." Het verhaal is verteld
door de in 1949 overleden mr A. A. J.
van Beeck Calkoen, destijds chef
van de afdeling hoger onderwijs. Hij
tekent Rutgers als een soms schijn
baar wat pietluttige man, die echter
veel belang in zijn mensen stelde en
een groot gevoel voor rechtvaardig
heid en bescheidenheid had. Hij wei
gerde als minister eens een buiten
landse decoratie, omdat die ver
leend werd voor iets dat onder zijn
voorganger (de bekende dr J. Th. de
Visser) geschied was.
Heemskerk
De nu in Wassenaar wonende wedu
we van mr Rutgers, de honderdjari
ge mevrouw A. M. Rutgers-Hovy,
weet zich uit die Haagse periode (het
gezin verhuisde in 1928 naar de De
Lairessestraat in Amsterdam) nog
te herinneren dat er veel bekenden
bij haar thuis kwamen. Theo
Heemskerk, jarenlang Kamerlid,
minister-president van 1908 tot 1913
en bekend geworden als de man van
het jolige christendom, was altijd
een erg gezellige gast, vertelt zij.
„Altijd had hij leuke verhalen en
grapjes. Hij was ook erg op mijn
man gesteld. Die twee lagen elkaar
erg goed. Ook P. A. Diepenhorst
kwam vaak, hij was een hulsvriend."
Dat de familie Rutgers „charmant"
kon ontvangen, is onder meer ver
teld door Jonkvrouwe mr C. W. L
Wttewaall van Stoetwegen, oud-lid
van de Tweede Kamer voor de CHU,
die indertijd vlak bij de Rutgersen
in Den Haag woonde. Je moest er
geïntroduceerd worden, vertelde zij
aan dr Puchinger, maar het was er
bijzonder gezellig. Rutgers noemt
zij „een voortreffelijk man", „een
der weinigen in christelijke kring die
de mensen zinvol wist te ontvangen.
Hij bracht op zo'n avond iedereen
met ledereen in contact" Prof.
Oranje getuigde in 1945 dat Rutgers
„stijl" had: „Hij ontving als een
voornaam gastheer en toch voelden
zijn gasten zich bij hem op hun
gemak, zelfs zijn studenten." Over
zijn colleges waren die studenten
overigens niet altijd enthousiast: mr
B. W. Biesheuvel had het in een
gesprek met dr Puchinger over
„brabbelend voor zich heen praten"
en prof. mr P. J. Verdam, nu com
missaris van de koningin in Utrecht,
zei tegen dezelfde interviewer dat
Rutgers het romeins recht „eigen
lijk bijzonder saai" gaf en weinig
meer deed dan uit een boek voor
lezen.
Nolens
In de jaren van zijn Kamerlidschap
heeft Rutgers zich sterk gemaakt
voor de rechtse (rechts toen in de
zin van: confessioneel) samenwer
king. Op zijn bureau stond een por
tret van de roomse leider Nolens
met diens handtekening. Niet alleen
het gebied van het onderwijs be
heerste Rutgers, maar ook zaken als
sociale verzekeringen, leeszaal-sub
sidies, defensie- en volkenbonds
kwesties. Vooral met het christelijk-
sociale (van de a.r. afgescheiden)
Kamerlid mr A.R. van de Laar en
met de SGP'er H. G. Kersten (die
eens alle openbare bioscoopvoor
stellingen wilde verbieden) botste
hij herhaaldelijk. In de kwestie van
de vlootuitbreiding in 1923 betoogde
Rutgers dat de strekking van de
Nederlandse bewapening was het
bewaren van de vrede. In het Jubi
leumboek dat in 1928 verscheen
toen de ARP een halve eeuw be
stond wees Rutgers (die behoorde
tot de oprichters van de dr. A. Kuy-
perstichting) op de grote vormende
waarde van het gezin. In menige
redevoering bezigde hij de nu wat
gezwollen aandoende taal van die
tijd. Zo besloot hij in 1920 een Ka-
merrede aldus: „De politieke nala
tenschap van dr. Kuyper aanvaar
den wij moge ook in de toe
komst de bazuin van de Anti Revo
lutionaire Partij geen onzeker ge
luid geven". Bij een andere gelegen
heid wees hij niet af dat kerkbezoek
als voorwaarde gesteld zou worden
bij een voorwaardelijke veroorde
ling.
'Sterk geloof'
In menig artikel is na het bekend
worden van zijn overlijden grote
waardering voor zijn werk en zijn
persoon uitgesproken. Gezina H. J.
van der Molen, de latere hoogleraar,
schreef dat hij Jarenlang gemist zou
worden en dat hier een leven eindig
de gewijd aan de Internationale ge
meenschap. Professor P. A. Diepen
horst getuigde van hechte vriend
schapsbanden en schreef: „De on
verenigbaarheid van het christen
dom en den absoluten staat werd
door Rutgers met taaie volharding
verdedigd". A. M. Donner: „Een
groot intellect, een moedig hart en
een sterk geloof". B. de Gaay Fort
man, de vader van de nu demissio
naire minister, schreef in een bewo
gen levensbericht dat Rutgers „een
voorbeeld voor oud en Jong" was.
citeerde zijn uitspraak. „Spel is zin
nebeeld van de werkelijkheid, spel is
een middel om door inspanning uit
te rusten van ernstiger bezigheden"
en vertelde dat Rutgers in een van
zijn gevangenschappen telefoon
nummers in factoren ontbond. Dr.
E. J. Beumer die als Kamerlid met
Rutgers gewerkt heeft (zijn woorden
staan in De Gaay Fortman „levens
bericht" afgedrukt) noemde hem
een stoere werker, „geen indrukwek
kend debater als Talma of een schit
terend spreker als Heemskerk, maar
zijn redevoeringen gaven blijk van
een scherpen logischen gedachten-
gang."
Prof. mr. J. Oranje in maart 1945:
„Hij hield van zijn God en kwam er
altijd tegenover iedereen voor uit.
Hij hield van de zijnen en hij was
voor hen allen een steun. Hij hield
van zijn werk en was er altijd mee
bezig".
Verrukt
Tenslotte prof. Baas Becking, die
met hem de mislukte boottocht
maakte maar de gevangenschap
overleefde: „Toen wij op de Ooster
schelde gearresteerd waren en
naar Veere gevoerd werden, zat hij
verrukt naar het landschap te sta
ren. „Welk een heerlijke dag ik
ben nog nooit zo mooi Veere binnen
gevaren. Ik had dit voor geen geld
willen missen" In Haren zaten
wij in het seminarium, waaromheen
een groot park lag. een zeer klein
gedeelte van den tuin was, tien mi
nuten per dag, onze wandelplaats.
Hij wandelde langzaam, enigszins
voorovergebogen, en alle bloemen
en alle boomen, die hij tegenkwam,
kende hij bij naam". Over het ver
blijf in de cel in Utrecht vertelt Baas
Becking dat ook daar de kleine aflei
dingen Rutgers verheugden, „tot de
vliegen toe die ln de cel op de lamp
zaten. Hij vond onder hen een zeke
re hiërarchie. Een van de vliegen
noemde hij „de verschoppeling".
Die mocht nooit op de lamp zitten
van de anderen en, weggejaagd,
moest die vlieg zich vergenoegen
met een plaatsje op het raamkozijn.
Ik wist niet dat iemand die zijn
leven lang in de rechtswetenschap,
in de staatkunde, ln de theologie
had doorgebracht, zo'n .biologisch
oog' kon hebben". „Wij baden
te zamen aandachtig, voor onze fa
milie. voor onze kameraden, voor al
onze geliefden en voor ons land
Het laatste zag ik hem op de binnen
plaats van de gevangenis in Kleef,
toen wij gelucht werden. Hij wuifde
vrolijk naar mij."